Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Zuiderzeeland

Beleidsregel grondwateronttrekkingen en infiltraties

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Zuiderzeeland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingBeleidsregel grondwateronttrekkingen en infiltraties
CiteertitelBeleidsregel grondwateronttrekkingen en infiltraties
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

16-06-2023

wsb-2023-7009

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel grondwateronttrekkingen en infiltraties

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Zuiderzeeland heeft op 16 mei 2023 de Beleidsregel grondwateronttrekkingen en infiltraties vastgesteld.

Toelichting

De beleidsregel dient als toetsingskader bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor onttrekkingen en infiltraties van grondwater in het beheergebied van Waterschap Zuiderzeeland. In de Keur Waterschap Zuiderzeeland 2017 en vanaf 1 januari 2024 in de Waterschapsverordening is aangegeven wanneer sprake is van een vergunningplicht en wanneer van een meldingsplicht.

Sinds de invoering van de Waterwet (december 2009) is het waterschap verantwoordelijk voor de regulering van grondwateronttrekkingen en - infiltraties. Mede op basis van een in 2011 uitgevoerde evaluatie, heeft er een herijking plaatsgevonden van het grondwaterbeleid.

De herijking heeft geleid tot een aantal aanpassingen van de algemene regels zoals deze zijn opgenomen in de Keur Waterschap Zuiderzeeland 2017 en in de Waterschapsverordening. De herijking van het grondwaterbeleid is aanleiding geweest tot het opstellen van de beleidsregel grondwateronttrekkingen en infiltraties.

Wat is een beleidsregel?

In een beleidsregel beschrijft het waterschap op welke manier uw vergunningaanvraag wordt getoetst.

Wanneer treedt de gewijzigde beleidsregel in werking

De gewijzigde beleidsregel treedt in werking de dag na publicatie van dit besluit.

Beroep

Tegen het vaststellingsbesluit kan geen beroep worden ingesteld. Een beleidsregel is een algemeen verbinden voorschrift, hiertegen is geen beroep mogelijk.

BELEIDSREGEL GRONDWATERONTTREKKINGEN EN INFILTRATIES

1 Kader

1.1 Onderwerp en toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op grondwateronttrekkingen en grondwaterinfiltraties die onder het bevoegd gezag van Waterschap Zuiderzeeland vallen.

1.2 Relatie met de Waterschapsverordening

Op grond van de Waterschapsverordening is het verboden zonder melding of vergunning van het college grondwater te onttrekken of water in de bodem te infiltreren.

1.3 Begripsbepaling

- GLG: gemiddeld laagste grondwaterstand;

- grondsanering: het verrichten van handelingen met het oogmerk het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van (dreigingen van) verontreiniging van grond;

- grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt met de daarin aanwezige stoffen;

- grondwaterlichaam: samenhangende grondwatermassa;

- grondwatersanering: het verrichten van handelingen met het oogmerk het beperken en zoveel mogelijk ongedaan maken van (dreigingen van) verontreiniging grondwater;

- (grond)waterinfiltratie: in de bodem brengen van (grond)water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;

- grondwateronttrekking: het onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsvoorziening;

- onttrekkingsvoorziening: inrichting of werk bestemd voor het onttrekken van grondwater;

- invloedsgebied: het gebied waarbij de grondwaterstand als gevolg van de grondwateronttrekking meer dan 5 cm lager wordt;

- NAP: Normaal Amsterdams Peil, referentiehoogte waaraan hoogtemetingen worden gerelateerd;

- SIKB: Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer.

1.4 Raakvlakken met andere wet- en regelgeving

- Voor het onttrekken en/of infiltreren van grondwater in de kernzone of binnenbeschermingszones van een waterkering geldt ook het van toepassing zijnde beleid van de betreffende waterkering;

- Voor het in een oppervlaktewaterlichaam lozen van het onttrokken grondwater gelden de regels zoals genoemd in de Waterschapsverordening.

2 Doel van de beleidsregel

Met deze beleidsregel geeft het waterschap inzicht in de wijze waarop (tijdelijke of permanente) grondwateronttrekkingen en -infiltraties die onder het bevoegd gezag van het waterschap vallen, worden beoordeeld. Het doel is zo effectief en efficiënt mogelijk omgaan met grondwater en negatieve effecten als gevolg van grondwateronttrekkingen en -infiltraties, ook voor derden, te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.

3 Motivering van de beleidsregel

Het waterschap voert de operationele beheertaken uit met betrekking tot grondwateronttrekkingen en -infiltraties. Uitzondering vormen drie categorieën grondwateronttrekkingen waarvoor op grond van artikel 6.4 van de Waterwet de provincie het bevoegd gezag is:

- openbare drinkwatervoorziening;

- bodemenergiesystemen; en

- industriële onttrekkingen groter dan 150.000 m3 per jaar.

De Kaderrichtlijn Water (KRW) schrijft voor dat de grondwatervoorraad niet mag worden uitgeput en dat de grondwaterkwaliteit niet mag worden aangetast. Daarnaast mogen er als gevolg van grondwateronttrekkingen en -infiltraties geen negatieve effecten optreden voor de volgende onderwerpen; natuur(gebieden), archeologisch erfgoed, bestaande bodemverontreinigingen, bebouwing, infrastructuur, waterkeringen, landbouw en bestaande grondwateronttrekkingen.

Deze onderwerpen vormen de kaders bij vergunningverlening.

Het waterschap houdt bij de uitvoering van de grondwatertaken rekening met de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de provincie, gemeenten en perceeleigenaren.

Bij het beoordelen van meldingen en vergunningaanvragen voor grondwateronttrekkingen en/of -infiltraties gaat het waterschap uit van de volgende uitgangspunten:

Beperking grondwateronttrekking en hergebruik grondwater: 

Het waterschap wil onnodige verlaging van het grondwaterpeil voorkomen en streeft een zo efficiënt mogelijke toepassing na. Daarom wordt in de beoordeling van een voorgenomen grondwateronttrekking de mogelijkheid afgewogen of de te onttrekken hoeveelheid grondwater gelimiteerd kan worden.

Daarnaast geldt dat het grondwater voor een zo hoogwaardig mogelijk doel moet worden ingezet. Toepassing van oppervlaktewater of drinkwater heeft in sommige gevallen de voorkeur. Het waterschap vraagt daarom inzicht in de concrete toepassing van het grondwater. Tevens moet de initiatiefnemer alternatieven onderzoeken.

Het gebruik van grondwater vindt plaats in de volgende prioriteitsvolgorde:

- openbare drinkwatervoorziening;

- water voor de levensmiddelenindustrie die op grond van de Warenwet water van drinkwaterkwaliteit moet gebruiken;

- agrarische doeleinden zoals beregening, bevloeiing, veedrenking, voedselveiligheid;

- agrarische bedrijfshygiëne of gewasbescherming;

- energieopslag in de bodem waarbij de netto onttrekking nihil is;

- overige doeleinden waarvoor geen geschikt oppervlaktewater aanwezig is.

Voor het bepalen van de te onttrekken hoeveelheid grondwater wordt daar waar mogelijk uitgegaan van hergebruik van het onttrokken water.

Bij tijdelijke grondwateronttrekkingen, bijvoorbeeld bij een bouwputbemaling, wordt het grondwater niet gebruikt en moet worden afgevoerd. Dit kan door het grondwater te lozen in oppervlaktewater of op de bodem of te retourneren in de bodem. Omdat de mogelijkheden om grondwater na onttrekking te lozen vaak beperkt zijn is het belangrijk om al vóór de onttrekking stil te staan bij de manier waarop men het afvalwater wil lozen.

Indien het vanuit het belang van grondwateraanvulling wenselijk is, moet het onttrokken grondwater middels retourbemaling in de bodem worden teruggebracht. In het laatste geval kunnen, indien dit noodzakelijk wordt geacht voor de bescherming van de grondwatervoorraad, voorwaarden worden gesteld aan het terugbrengen van grondwater in de bodem (retourbemaling).

Grondwaterkwaliteit: 

Het waterschap houdt bij het verlenen van watervergunningen voor grondwateronttrekkingen rekening met het belang van de bescherming van de grondwaterkwaliteit.

Waterschap Zuiderzeeland beheert een deel van een grondwaterlichaam dat valt onder het regime van de Kaderrichtlijn Water: Zand Rijn-Midden. Dit grondwaterlichaam strekt zich uit tot onder een deel van de provincie Gelderland en de provincie Utrecht. De Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn stellen eisen aan de kwaliteit van grondwater. Zo mag de grondwaterkwaliteit niet verslechteren door het binnendringen van verontreinigingen, mag een bestaande grondwaterverontreiniging niet verplaatsen of toenemen en mag de grondwaterkwaliteit geen negatieve effecten hebben op de natuur.

Wanneer wordt voorzien dat een aangevraagde grondwateronttrekking negatieve effecten kan hebben op de grondwaterkwaliteit of een bestaande bodemverontreiniging, zullen bepalingen in de vergunning worden opgenomen. Deze bepalingen zijn gericht op het voorkomen of, indien dit niet mogelijk is, zoveel mogelijk beperken van negatieve effecten op de grondwaterkwaliteit.

Bodemdaling:

Grondwateronttrekkingen kunnen mede oorzaak zijn van bodemdaling. Een deel van deze bodemdaling is onomkeerbaar, bijvoorbeeld in het geval van oxideerbaar veen.

Er zijn bodemdalings-prognosekaarten opgesteld die als leidraad worden gehanteerd bij de bepaling welke gebieden als gevoelig worden aangeduid. Bij het vermoeden van bodemdaling kunnen voorwaarden worden gesteld om negatieve effecten zoveel mogelijk te beperken.

Boringsvrije zone:

In Zuidelijk Flevoland is het derde watervoerende pakket exclusief gereserveerd voor de openbare drinkwaterwinning. Ter bescherming van dit drinkwater heeft de provincie een boringsvrije zone ingesteld. In de boringsvrije zone (https://www.ofgv.nl/thema/bodem/boringsvrije-zone/) mag beneden bepaalde dieptegrenzen vanaf 1 januari 2025 alleen nog grondwater worden onttrokken ten behoeve van openbare drinkwatervoorziening. Nieuwe boringen binnen het derde watervoerende pakket in dat gebied worden daarom niet toegestaan.

Natuur(functies):

Bij bepaalde natuurfuncties kan schade aan de aanwezige natuur ontstaan indien door een grondwateronttrekking de grondwaterstand en/of de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket te veel daalt. Bij de bepaling van de effecten op natuurwaarden bij een grondwateronttrekking wordt het seizoen en de onttrekkingsduur in ogenschouw genomen.

Bij de beoordeling van een grondwateronttrekking wordt bepaald of redelijkerwijs alle maatregelen zijn genomen om schade aan de natuur zoveel mogelijk te beperken. Bij deze beoordeling vindt enerzijds een afweging plaats per natuurdoel en vegetatiesoort, anderzijds wordt het (maatschappelijk) belang van de onttrekking afgewogen. Indien een natuurgebied binnen het invloedsgebied van een aangevraagde grondwateronttrekking ligt, voert het waterschap overleg met de betreffende terreinbeheerder. Het is mogelijk dat, indien voorziene schade aan natuurfuncties niet kan worden voorkomen door technische of andere maatregelen, een grondwateronttrekking niet wordt toegestaan.

Archeologisch erfgoed:

Op verschillende locaties komen archeologische vindplaatsen voor. Ingrepen in de grondwaterstand en/of de grondwaterkwaliteit kunnen invloed hebben op archeologisch erfgoed. Organisch archeologisch materiaal mag bijvoorbeeld niet oxideren. Verandering of verlies van archeologisch erfgoed is in de meeste gevallen onomkeerbaar.

Indien het waterschap voorziet dat schade aan archeologische waarden door technische ingrepen of andere maatregelen niet kan worden voorkomen, is het mogelijk dat de aangevraagde grondwateronttrekking niet wordt toegestaan. Als een aangevraagde grondwateronttrekking aantoonbaar een groot maatschappelijk belang dient, kan een onttrekking worden toegestaan, mits er afdoende maatregelen zijn genomen om schade aan archeologisch erfgoed zoveel mogelijk te beperken. Bij deze bepaling wordt ook rekening gehouden met de onttrekkingsduur en het seizoen waarin de onttrekking plaatsvindt.

Verzilting:

Verzilting is een toename van het zoutgehalte in het grondwater door natuurlijke of kunstmatige processen. Bij met name permanente grondwateronttrekkingen speelt de ligging van het grensvlak tussen zoet en zout water een grote rol voor drinkwaterwinning, landbouw en natuur. Bij een (tijdelijke) verplaatsing van dit grensvlak moeten de negatieve gevolgen voor andere grondwatergebruikers worden beoordeeld.

In de wateraanvoergebieden kan een (ondiepe) onttrekking ongewenst zijn als hierdoor meer infiltratie van zout water optreedt en er meer zoet water moet worden aangevoerd. Afhankelijk van het moment, de tijdsduur en de diepte van de onttrekking moet worden afgewogen of de grondwateronttrekking op de aangevraagde locatie kan worden toegestaan. Bij de afweging is het chloridegehalte leidend.

Zetting van (bouw)werken en infrastructuur:

Verlaging van de freatische grondwaterstand en de stijghoogte kan zetting van grondlagen tot gevolg hebben. Een combinatie van zettingsgevoelige bodem en verlagingen van het grondwaterpeil onder de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) brengen risico’s voor bebouwing en infrastructuur met zich mee. Schade aan bebouwing wordt grotendeels veroorzaakt door verschil in zettingen waardoor een gebouw niet gelijkmatig zakt en er scheuren kunnen optreden. Zettingen hoeven echter niet altijd schade aan bebouwing en infrastructuur te betekenen. In zettingsgevoelige gebieden is bebouwing vaak op palen gefundeerd die in zandlagen staan die niet zettingsgevoelig zijn.

Bij een zettingsgevoelige bodemopbouw moet de aanvrager, indien de aangevraagde grondwateronttrekking een significante grondwaterstandsverlaging met zich meebrengt, tevens zettingsberekeningen en een opname van de funderingen van bestaande bebouwing overleggen. Indien dit noodzakelijk wordt geacht voor de bescherming van (bouw)werken en infrastructuur, kunnen voorwaarden worden gesteld aan bijvoorbeeld het onttrekkingsdebiet.

Zetting van waterkeringen:

Een grondwateronttrekking die de grondwaterstand in de waterkering verlaagt, kan leiden tot lokale zettingen. Dit kan de stabiliteit van de waterkering negatief beïnvloeden. Daarom moeten bij een aangevraagde grondwateronttrekking in de kernzone of binnenbeschermingszone van een waterkering de effecten van de onttrekking op de stabiliteit van de waterkering worden afgewogen. De te verwachten zettingen moeten door de aanvrager worden berekend en bij de aanvraag worden gevoegd. Afhankelijk van de te verwachten zettingen zal het waterschap nadere stabiliteitsanalyses vragen, voordat de aangevraagde grondwateronttrekking wordt toegestaan. Indien dit noodzakelijk wordt geacht voor de bescherming van waterkeringen, kunnen voorwaarden worden gesteld aan bijvoorbeeld het onttrekkingsdebiet.

Opbarsten van de bodem:

Onder opbarsten wordt verstaan het bezwijken van de grond als gevolg van het ontbreken van een verticaal evenwicht in de bodem, doorgaans als gevolg van (grond)wateroverdrukken. Opbarsten van de bodem kan ongewenste waterstromen veroorzaken en tot onbeheersbare situaties leiden zoals permanente toename van kwel en/of inzijging en kortsluiting tussen watervoerende pakketten. Zowel het maaiveld, de bodem van de bouwput en de waterbodems in de directe omgeving kunnen opbarsten. Grondwaterinfiltraties kunnen onder bepaalde omstandigheden leiden tot het opbarsten van de bodem. Om dit te voorkomen kunnen nadere voorwaarden worden gesteld.

Andere grondwateronttrekkingen:

Invloedsgebieden van verschillende grondwateronttrekkingen of infiltraties kunnen elkaar overlappen. Een nieuwe grondwateronttrekking of infiltratie kan in samenhang met bestaande grondwateronttrekkingen of infiltraties leiden tot ontoelaatbare cumulatieve effecten. Hiervoor geldt dat een nieuwe grondwateronttrekking of infiltratie zodanig wordt aangepast dat de cumulatieve effecten toelaatbaar zijn.

Of de invloed van een nieuwe onttrekking of infiltratie ontoelaatbaar is hangt af van het belang van de beïnvloede bestaande onttrekkingen. Uitgangspunt is dat eventuele maatregelen door de nieuwe aanvrager worden genomen.

4 Toetsingscriteria

4.1 Algemene bepalingen

1. Beperking grondwateronttrekking

Er mag niet meer grondwater worden onttrokken dan noodzakelijk.

2. Bodemdaling en zetting

Zetting van waterkeringen, grondlagen en zettingsgevoelige objecten moet worden voorkomen.

3. Boringsvrije zone

Grondwateronttrekkingen, grondwaterinfiltraties en verstoringen van de bodem op een locatie binnen de boringsvrije zone (https://www.ofgv.nl/thema/bodem/boringsvrije-zone/) beneden de maximale diepte ten opzichte van NAP zijn niet toegestaan.

4. Permanente onttrekkingen

Permanente onttrekkingen ten behoeve van het drooghouden van civieltechnische en bouwkundige werken moeten worden voorkomen.

5. Natuur(functies)

Negatieve effecten aan natuur(functies) als gevolg van een grondwateronttrekking moeten worden voorkomen. Indien verstoring van natuur(functies) wordt voorzien, is een grondwateronttrekking met inzet van mitigerende of compenserende maatregelen toe te staan.

6. Archeologische waarden

Archeologisch erfgoed mag niet worden verstoord. Indien verstoring van archeologisch erfgoed wordt voorzien, is een grondwateronttrekking met inzet van mitigerende of compenserende maatregelen toe te staan.

7. Bodemstabiliteit

Een onttrekking of infiltratie mag niet leiden tot opbarsten van de bodem.

8. Beïnvloeding van andere grondwateronttrekkingen en bodemenergiesystemen

Negatieve effecten op andere (bestaande) grondwateronttrekkingen en bodemenergiesystemen als gevolg van een aangevraagde grondwateronttrekking moeten worden voorkomen.

9. Oppervlaktewater- en grondwaterhuishouding

- Een grondwateronttrekking of -infiltratie mag geen negatieve effecten hebben op de grondwater- en oppervlaktewaterhuishouding;

- Uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten moet worden voorkomen.

10. Invloedsgebied

De invloed op de omgeving van het onttrekken of infiltreren van grondwater wordt beschouwd tot aan de 5 cm verlagingslijn. In uitzonderingsgevallen kan hiervoor een andere waarde worden gehanteerd.

4.2 Toepassing en beperking van grondwater

11. Toepassing onttrokken grondwater

Bij een vergunningaanvraag voor een grondwateronttrekking moet de aanvrager inzicht geven in de concrete toepassing van het grondwater. Tevens moet de aanvrager alternatieven onderzoeken.

12. Grondwaterhergebruik en -infiltratie

Wanneer negatieve effecten worden voorzien, kan hergebruik van het onttrokken grondwater of het terugbrengen van het onttrokken grondwater in de bodem verplicht worden gesteld.

4.3 Grondwaterkwaliteit

13. Grondwaterkwaliteit

- Een eventueel aanwezige grondwaterverontreiniging mag niet toenemen of verplaatsen als gevolg van een grondwateronttrekking.

- Het binnendringen van zout water als gevolg van een grondwateronttrekking moet worden voorkomen (verzilting).

- Bij infiltratie van (grond)water kunnen eisen worden gesteld aan de waterkwaliteit in het kader van de bescherming van de grondwatervoorraad.

4.4. Beoordelingsrichtlijnen SIKB 2100 en 12000

14. Inrichting onttrekkingsvoorzieningen

Onttrekkingsvoorzieningen moeten worden ingericht, beheerd en verwijderd conform beoordelingsrichtlijnen SIKB 2100 en 12000 en onderliggende protocollen.

15. Technisch bemalingsplan

Indien negatieve effecten als gevolg van een aangevraagde onttrekking niet zijn uit te sluiten, moet een technisch bemalingsplan worden overlegd aan het waterschap. De criteria voor een technische bemalingsplan staan vermeld in beoordelingsrichtlijn SIKB 12000 en het van toepassing zijnde onderliggende protocol.

4.5 Monitoring en registratie

16. Monitoring en registratie

Voor onttrekkingen en infiltraties waarvoor het waterschap bevoegd gezag is, geldt dat degene, die meer dan 10.000 m³ water per jaar onttrekt uit een grondwaterlichaam en degene die water infiltreert, de hoeveel onttrokken grondwater meet en registreert. Deze gegevens moeten, vanwege de door de provincie op te leggen heffingen, aan het waterschap worden doorgegeven. Daarnaast bieden alle meetgegevens inzicht in de totale grondwateronttrekking binnen Flevoland in relatie tot de grondwaterstand.