Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Voorne aan Zee

Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet gemeente Voorne aan Zee 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVoorne aan Zee
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet gemeente Voorne aan Zee 2023
CiteertitelBeleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet gemeente Voorne aan Zee 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Hellevoetsluis 2017.

Deze regeling vervangt de Beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2020.

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Herziening, terugvordering en verhaal Westvoorne 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. § 6.4 van de Wet werk en bijstand
  3. boek 1 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek
  4. boek 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
  5. boek 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek
  6. boek 4 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek
  7. boek 5 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek
  8. boek 6 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek
  9. boek 7 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
  10. boek 7a van Boek 7 van het Burgerlijk WetboekA
  11. boek 8 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek
  12. boek 10 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek
  13. § 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  14. § 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-06-2023nieuwe regeling

23-05-2023

gmb-2023-256200

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet gemeente Voorne aan Zee 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorne aan Zee;

gelet op

 

de Participatiewet, paragraaf 6.4, de IOAW, paragraaf 5, de IOAZ paragraaf 5 en artikel 62, de Algemene wet bestuursrecht en het Burgerlijk Wetboek;

 

overwegende dat

 

het in het kader van de Participatiewet de bevoegdheid heeft om regels te stellen over het terugvorderen van kosten van bijstand of het verhaal van bijstand die door het college is verleend;

 

besluit vast te stellen de navolgende

 

beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet gemeente Voorne aan Zee 2023,

 

onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Hellevoetsluis 2017, Beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2020, Beleidsregels Herziening, terugvordering en verhaal Westvoorne 2020.

ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    Bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

  • c.

    Bbz 2004: het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

  • d.

    Beslagvrijevoet: het deel van de inkomsten waarop een schuldeiser geen beslag mag leggen.

  • e.

    De Wet: Participatiewet;

  • f.

    College: burgemeester en wethouders van de gemeente Voorne aan Zee;

  • g.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • h.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • i.

    NVVK: Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet;

  • j.

    LBIO: Landelijk Bureau Inning Ouderbijdrage;

  • k.

    SUWI: de wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen;

  • l.

    Uitkering: bijstand voor algemene of bijzondere kosten van het bestaan op grond van de wet, Bbz 2004 of inkomensvoorziening op grond van de IOAW of IOAZ.

  • m.

    Brutering: verhoging van de vordering met loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand of uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is.

  • n.

    Schending inlichtingenplicht: het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid van de wet, of artikel 30 sub c, tweede en derde lid van de Wet SUWI, artikel 13, eerste en tweede lid van de IOAW of artikel 13, eerste en tweede lid van de IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle vorderingen op grond van de wet, IOAW, IOAZ en BBZ 2004.

  • 2.

    Deze beleidsregels zijn van overeenkomstige toepassing op alle vorderingen op grond van de minimaregelingen voor zover in de wet en regeling niet dwingend anders is bepaald.

 

HERZIENING EN INTREKKING

Artikel 3 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

  • 1.

    Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:

    • a.

      het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering;

    • b.

      anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Artikel 4 Terugvordering uitkering van gezinsleden

  • 1.

    De bijstand wordt, indien deze aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden teruggevorderd.

  • 2.

    Indien de uitkering als gezinsuitkering aan gehuwden had moeten worden verleend, maar dat achterwege is gebleven omdat belanghebbende de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van de uitkering mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in artikel 31 van de wet, artikel 8 van de IOAW, artikel 8 van de IOAZ bij de verlening van deze uitkering rekening had moeten worden gehouden.

  • 3.

    Indien de uitkering terecht als gezinsuitkering aan gehuwden is verleend, maar de belanghebbende toch de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van de uitkering mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet, bij de verlening van de uitkering rekening had moeten worden gehouden;

  • 4.

    De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van de uitkering die worden teruggevorderd.

Artikel 5 Afzien van terugvordering

Onverminderd het bepaalde in artikel 58, eerste lid van de wet, artikel 25, eerste lid van de IOAW en artikel 25, eerste lid van de IOAZ kan het college afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien:

  • 1.

    als de vordering niet het gevolg is van het schenden van de inlichtingenplicht en het in te vorderen bedrag in totaal niet meer bedraagt dat het kruimelbedrag van € 150.

  • 2.

    hiertoe dringende reden of omstandigheden aanwezig zijn, die betrekking hebben op de gevolgen van de terugvordering- of invordering voor de belanghebbende, waarbij terug- of invordering leidt tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties voor de belanghebbende;

  • 3.

    er sprake is van verrekening met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen of een andere uitkeringsinstantie. Het college volstaat met een schriftelijke kennisgeving aan belanghebbende;

  • 4.

    belanghebbende uit eigen beweging het gehele bedrag van de vordering heeft voldaan voordat een terugvorderingsbesluit is afgegeven en de vordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting.

Artikel 6 Verplichtingen met betrekking tot de invordering

  • 1.

    Het aflosbedrag, zoals medegedeeld in het terugvorderingsbesluit of dat met de belanghebbende op grond van een minnelijke regeling tot stand is gekomen, geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

  • 2.

    Het college doet periodiek onderzoek naar de hoogte van het inkomen. Indien het inkomen daartoe aanleiding geeft kan als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd worden vastgesteld.

Artikel 7 Verhalen op derden van de terecht verleende bijstand

  • 1.

    Het college maakt alleen gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van bijstand in de hieronder aangegeven gevallen:

    • a.

      op degene aan wie de bijstandsgerechtigde die bijstand ontvangt of heeft ontvangen, een schenking van meer dan € 1200,- heeft gedaan, tenzij aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;

      • i.

        op de nalatenschap van minimaal € 1200,- van de persoon indien: ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is verleend, dan wel anderszins onverschuldigd is betaald en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden;

      • ii.

        bijstand is verleend in de vorm van een geldlening of als gevolg van borgtocht.

    • b.

      Behoudens in de gevallen als bedoeld in artikel 62f onderdeel b van de wet, worden kosten van bijstand die meer dan vijf jaar voor de datum van verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald.

Artikel 8 Verhalen van rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud (alimentatiebeschikking)

  • 1.

    Als de bijstandsgerechtigde en/of de minderjarige kinderen, waarvoor bijstand wordt verstrekt, recht kan hebben op een onderhoudsbijdrage, is de bijstandsgerechtigde verplicht die maximale onderhoudsbijdrage te vragen. Deze verplichting wordt in de toekenningsbeschikking voor algemene bijstand opgenomen.

  • 2.

    De bijstandsgerechtigde is verplicht bij LBIO niet ontvangen alimentatie te innen.

 

INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND

Artikel 9 Wijze van invordering bij terugvordering

  • a.

    De belanghebbende dient het bedrag ineens en binnen 6 weken na dagtekening van het besluit te voldoen;

  • b.

    Wanneer hij niet kan voldoen aan het onder a. bepaalde kan de belanghebbende een verzoek doen om een minnelijke betalingsregeling te treffen.

Artikel 10 De afloscapaciteit voor vorderingen

Bij het treffen van een minnelijke regeling hanteert het college de volgende richtlijnen:

  • 1.

    De afloscapaciteit wordt vastgesteld op het volledige bedrag dat resteert na toepassing van de beslagvrije voet.

  • 2.

    Indien de vordering niet het gevolg is van schending inlichtingenplicht, en de uitkering is beëindigd in verband met uitstroom naar werk wordt, tot één jaar na beëindiging van de uitkering, de afloscapaciteit vastgesteld alsof het inkomen niet meer bedraagt dan 100% van het sociaal minimum.

Artikel 11 De betalingsverplichting

  • 1.

    Het college besluit op basis van de door de belanghebbende verstrekte informatie, wettelijk kaders en de beleidsregels of er sprake is van een afloscapaciteit en zo ja, welk bedrag per maand dient te worden afgelost.

  • 2.

    Als belanghebbende gemotiveerd verzoekt om een herziening van het termijnbedrag en alle noodzakelijke gegevens daartoe heeft overgelegd, besluiten college binnen vier weken na ontvangst van het verzoek de eerder genomen beslissing al dan niet te herzien.

  • 3.

    College informeert belanghebbende tenminste eenmaal per jaar schriftelijk over het actuele saldo van de vordering(en).

Artikel 12 Verrekening en beslaglegging

  • 1.

    Voor belanghebbenden met een periodieke uitkering voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan van de gemeente Voorne aan Zee wordt de betalingsverplichting maandelijks verrekend met de periodieke uitkering.

  • 2.

    Bij beëindiging van de periodieke uitkering worden eventuele tegoeden ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan verrekend met de nog openstaande vordering.

  • 3.

    Toegekende stimuleringspremies worden verrekend met openstaande vorderingen, als die vordering het gevolg is van schending inlichtingenplicht. Daarnaast kan een stimuleringspremie worden verrekend met een openstaande vordering als de aanvrager niet of niet tijdig zijn betalingsverplichting nakomt.

  • 4.

    Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, wordt:

    • a.

      het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van:

      • I.

        verrekening met de maandelijks verleende uitkering;

      • II.

        een vereenvoudigd derdenbeslag;

      • III.

        beslag via de deurwaarder;

      • IV.

        een conservatoir beslag op goederen.

    • b.

      het verhaalbesluit ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 13 Kosten van Invordering

De vordering wordt verhoogd met kosten van invordering als de invordering via (vereenvoudigd derden) beslag moet worden ingevorderd.

Artikel 14 Afzien van invordering of verhaal wegens oninbaarheid

Het college kan besluiten van invordering of verder verhaal af te zien, indien belanghebbende gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten.

 

KWIJTSCHELDING

Artikel 15 Kwijtschelding van vorderingen

In afwijking van artikel 2 kan het college besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde of de verhaalde uitkering indien:

  • 1.

    mits de vordering niet het gevolg is van het schenden van de inlichtingenplicht: het restant van het in te vorderen bedrag in totaal niet meer bedraagt dat het kruimelbedrag van € 150, of

  • 2.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en een schuldregeling succesvol is afgerond.

  • 3.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde uitkering of verhaalde uitkering tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 16 Geen kwijtschelding

Kwijtschelding is niet mogelijk als de vorderingen door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, tenzij de vordering niet op die goederen verhaald kan worden;

Artikel 17 Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering of verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering, of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering, of het gedeeltelijk afzien van verhaal, of tot het gedeeltelijk afzien van verder verhaal treedt niet in werking voordat een minnelijke of wettelijke schuldregeling tot stand is gekomen, tenzij sprake is van:

  • 1.

    een formele stabilisatieperiode of moratorium van ten hoogste zes maanden, of

  • 2.

    andere zeer dringende redenen.

Artikel 18 Intrekking kwijtscheldingsbesluit

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering of verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • 1.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen;

  • 2.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • 3.

    belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 19 Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

  • 1.

    Het college kan besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering, niet zijnde een vordering op grond van artikel 58, eerste lid van de wet artikel 25, eerste lid Ioaw of artikel 25 , eerste lid Ioaz, of verhaal af te zien, indien belanghebbende:

    • a.

      gedurende drie jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan of niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog binnen een periode van zes weken heeft betaald en;

    • b.

      het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering niet te boven is gegaan, of

    • c.

      een bedrag overeenkomend met tenminste 75% van de restsom in één keer aflost.

  • 2.

    De belanghebbende die van mening is dat voor hem sprake is van een situatie als bedoeld in lid 1 kan zelf een schriftelijk verzoek indienen.

 

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 20 Brutering

  • 1.

    Wanneer de vordering niet in hetzelfde jaar waarover deze betrekking heeft wordt terugbetaald, wordt deze de vordering gebruteerd.

  • 2.

    De vordering wordt niet gebruteerd als de vordering de belanghebbende niet is te verwijten.

Artikel 21 Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien strikte toepassing van deze beleidsregels leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.

Artikel 22 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 23 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet gemeente Voorne aan Zee 2023'.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2023.

Aldus vastgesteld op …

Burgemeester en wethouders van Voorne aan Zee

Algemene toelichting

Op grond van artikel 58 van de wet kan het college dat de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terugvorderen. Een gelijksoortige bepaling is opgenomen in de IOAW en IOAZ. Terugvordering is in dat kader een aan het college toekomende bevoegdheid en het college kan deze bevoegdheid dan ook nader inkaderen door middel van beleidsregels.

 

Met inwerkingtreding per 1 januari 2013 van de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZWwetten (Fraudewet) is de bevoegdheid tot terugvordering gedeeltelijk omgezet in een wettelijke verplichting. Meer specifiek gaat het om vorderingen die het gevolg zijn van ten onrechte ontvangen uitkering in verband met schending van de inlichtingenplicht. De verplichting tot terugvordering komt daarbij mede tot uiting in:

 

De verplichting tot terugvordering geldt alleen voor vorderingen die zijn ontstaan na inwerkingtreding van de Fraudewet (1 januari 2013). Is het besluit tot terugvordering voor 1 januari 2013 afgegeven dan geldt ook voor de vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht een bevoegdheid tot terugvordering.

 

Met betrekking tot de wijze van invordering heeft het college in wezen volledige vrijheid in de keuze van middelen en de mate waarin zij – met inachtneming van de regelgeving rond de beslagvrije voet - middelen bij de berekening van de draagkracht betrekt.

 

Met betrekking tot brutering is de WWB, per 1 januari 2015 de wet, na inwerkingtreding van de Fraudewet niet gewijzigd. Daar artikel 58, eerste lid van de wet het college echter verplicht tot terugvordering van de kosten van bijstand en tot deze kosten eveneens de eventueel afgedragen belasting en premies behoren, heeft het college op dit vlak niet de vrijheid om (gedeeltelijk) van brutering af te zien, indien verrekening niet mogelijk blijkt. Op dit onderdeel is echter wel het evenredigheidsbeginsel van toepassing. Het college geeft hier in vulling aan door de vordering niet te bruteren als de vordering de belanghebbende niet is te verwijten. Het moment van vaststellen van de vordering en de kennisgeving richting de belanghebbende is hierbij niet relevant.

 

De Fraudewet schrijft ook voor dat het college bestuurlijke boetes moet opleggen bij schending van de inlichtingenplicht. Artikel 17 van de wet, net als de overeenkomstige bepalingen in de IOAW en IOAZ, bepaalt: “de belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.” Als aan deze inlichtingenverplichting niet of onvolledig wordt voldaan, moet een boete worden opgelegd. In enkele vallen kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. De procedure rond het opleggen van een boete is geregeld in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdregel van de Fraudewet en het daaraan ten grondslag liggende Boetebesluit socialezekerheidswetten was dat bij schending van de inlichtingenplicht een boete werd opgelegd ter hoogte van het benadelingsbedrag. De hoogste bestuursrechter, de Centrale Raad van Beroep, heeft deze hoofdregel inmiddels op diverse onderdelen genuanceerd. Zo moet rekening worden gehouden met de mate van verwijtbaarheid, met de draagkracht van de belanghebbende en met het strafrechtelijke karakter van de boeteoplegging. De jurisprudentie van de CRvB heeft geresulteerd in diverse aanpassingen van de wet en het Boetbesluit socialezekerheidswetten per 1 januari 2017. Deze codificering is dermate fijnmazig dat er nauwelijks of geen ruimte is dat het college nadere beleidsregels over dit onderwerp vastlegt.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2

Het college vindt het van groot belang dat de bijstand alleen terechtkomt bij die burgers die hier – op wettelijke gronden - aanspraak op kunnen maken en acht zich verplicht tot de aanpak van fraude. Ook kiest het college ervoor om uitkeringsgelden die om andere redenen ten onrechte, tot een te hoog bedrag of als lening zijn verstrekt, terug te vorderen.

Met betrekking tot de gevallen waar sprake is van schending van de inlichtingenplicht laat de wet ten aanzien van de terugvordering geen beleidskeuze. Artikel 58, eerste lid, van de wet bepaalt dat in die gevallen de bijstand wordt teruggevorderd. Per 1 januari 2015 geldt die verplichting ook ten aanzien van herziening en intrekking van het recht op uitkering.

 

Artikel 3

Gelet op het hierboven geformuleerde uitgangspunt dat het college het van groot belang acht dat de bijstand alleen terechtkomt bij de burgers die daar op wettelijke gronden aanspraak op kunnen maken, maakt het college ook gebruik van de bevoegdheid tot herziening dan wel intrekking van het recht op bijstand indien er geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht, maar desondanks van een uitkering die tot een te hoog bedrag of ten onrechte is verleend. De te veel of ten onrechte ontvangen bijstand wordt dan ook teruggevorderd (art. 58, tweede lid, aanhef en onder a), tenzij anders in deze beleidsregels is vermeld.

 

Artikel 4

In dit artikel is geregeld dat bijstand van het gezin wordt teruggevorderd. Ook in de situaties als door schending inlichtingen geen bijstand aan de partner is verstrekt.

Ook is in artikel hoofdelijke aansprakelijkheid geregeld. Hierdoor kan van een belanghebbende de gehele vordering worden ingevorderd en is dat dus niet beperkt tot maximaal de helft.

 

Artikel 5

Er wordt afgezien van terugvordering of (verdere) invordering bij de zogenaamde kruimelbedragen,

zoals beschreven in respectievelijk het eerste en tweede lid van dit artikel. De kosten van terug- en invordering zijn in die gevallen hoger dan de mogelijke baten. Het gaat daarbij wel om cumulatief aan vorderingen. Is de vordering echter een fraudevordering (artikel 58, eerste lid, wet), dan kan er op grond van de wet niet afgezien worden van terugvordering of (verdere) invordering en dient het volledige bedrag teruggevorderd en ingevorderd te worden.

Het college hecht waarde aan maatwerk. Bij dringende redenen is het daarom noodzakelijk de vordering op het individu aan te passen. Daarbij ligt het op de weg om wel terug te vorderen, maar het aflossingsbedrag aan de omstandigheden aan te passen. Conform geldende jurisprudentie kan worden afgezien van terugvordering op grond van een dringende redenen.

 

Artikel 6

Mogelijkerwijs stijgt het inkomen, waardoor ook de mogelijkheden voor aflossing verbeteren. Het college heeft als uitgangspunt dat het inkomen tweejaarlijks wordt beoordeeld. Belanghebbende kan bij een daling van het inkomen altijd verzoek om aanpassing van het aflossingsbedrag.

 

Artikel 7

Het college maakt van haar bevoegdheden gebruik verhaal op derden te plegen als het gaat om schenking of nalatenschap. Het college maakt echter geen gebruik van haar bevoegdheid tot het verhalen van bijstand op de onderhoudsplichtige. De verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van een onderhoudsbijdrage voor zichzelf of minderjarige gezinsleden liggen bij de belanghebbende die bijstand aanvraagt. Bij aanvang van bijstandsverlening wordt daartoe de verplichting opgelegd de maximale onderhoudsbijdrage bij de onderhoudsplichtige te eisen. Als de onderhoudsplichtige de gestelde verplichting niet of onvoldoende nakomt, kan de uitkering op grond van de afstemmingsverordening worden verlaagd.

 

Artikel 8

Het college maakt geen gebruik van haar bevoegdheid tot het verhalen van de onderhoudsplicht jegens de bijstandsgerechtigde. De bijstandsgerechtigde is bij aanvang bijstandsverlening verplicht de maximale onderhoudsbijdrage te vragen voor zichzelf en de aanwezige minderjarige kinderen. Het gevolg is dat hierdoor minder bijstand wordt verleend. Mocht de bijstandsgerechtigde de verplichting tot het vragen van een onderhoudsbijdrage verwijtbaar niet tot uitvoer brengen, kan op grond van de vigerende afstemmingsverordening de uitkering worden verlaagd. Proceskosten voor inning van de onderhoudsbijdrage kan door het college worden vergoed.

 

Artikel 9

Als uitgangspunt geldt tot een vordering ineens en binnen zes weken wordt terugbetaald. Als het college een uitkering verstrekt, zal zo mogelijk de vordering met die uitkering worden verrekend. De verantwoordelijkheid voor het treffen van een betalingsregeling ligt bij belanghebbende. Dit laat onverlet dat het college het initiatief kan nemen voor het treffen van een regeling om daarmee verdere escalatie in de schuldontwikkeling te voorkomen.

 

Artikel 10

De beslagvrije voet is 95% van de bijstandsnorm. Maandelijks kan dus niet meer dan 5% van de bijstandsnorm worden aangewend voor aflossing van de schulden.

In het tweede lid is bepaald dat de aflossing het eerste jaar niet stijgt als er sprake van werkaanvaarding.

 

Artikel 11

Een schuldenaar die verzoekt om aanpassing van een betalingsregeling, krijgt binnen vier weken een besluit op het verzoek. Een niet tijdige afhandeling van het verzoek, werkt niet in het nadeel van de klant. Een schuldenaar kan door de door hem voorgestelde aflossingsbedrag starten.

 

Artikel 12

In dit artikel wordt de volgorde van incasso bepaald. Hiermee worden de uitvoeringslasten en -kosten beperkt.

 

Artikel 13

Alleen de kosten van (vereenvoudigd derden) worden bij de schuldenaar in rekening gebracht. Er wordt geen wettelijke rente gehanteerd.

 

Artikel 14

In dit artikel is bepaald wanneer een vordering als oninbaar wordt beschouwd en dus in de debiteurenadministratie wordt afgeboekt.

 

Artikel 15 - 19

In deze artikelen is bepaald wanneer een vordering wordt kwijtgescholden. Kwijtschelding is niet aan de orde als de vordering het gevolg is van schending inlichtingenplicht. In de wet is kwijtschelding van een vordering bij opzettelijk of door grove schuld niet mogelijk als er ook een boete is opgelegd of aangifte is gedaan.

 

Artikel 20

Als uitgangspunt geldt dat een vordering wordt gebruteerd. Dit is anders als de vordering de belanghebbende niet is te verwijten. Hierbij is niet bepalend wanneer in het kalenderjaar een vordering wordt vastgesteld.

 

Artikel 21 en 22

Met deze bepalingen wordt beoogd dat afwijking op de bepalingen of onvoorziene omstandigheden leidt tot maatwerk in de uitvoering.

 

Artikel 23 en 24

Met deze artikelen is de datum en citeertitel geregeld.