Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Capelle aan den IJssel

Beleidsregels Bekostiging leerlingenvervoer gemeente Capelle aan den IJssel 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCapelle aan den IJssel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Bekostiging leerlingenvervoer gemeente Capelle aan den IJssel 2023
CiteertitelBeleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Capelle aan den IJssel 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Capelle aan den IJssel 2014.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs
  3. artikel 4, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra
  4. Wet voortgezet onderwijs 2020
  5. Verordening bekostiging leerlingenvervoer Capelle aan den IJssel 2021
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-06-2023nieuwe regeling

16-05-2023

gmb-2023-254575

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Bekostiging leerlingenvervoer gemeente Capelle aan den IJssel 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel;

 

 

b e s l u i t :

 

 

de volgende beleidsregels vast te stellen:

 

Beleidsregels Bekostiging leerlingenvervoer gemeente Capelle aan den IJssel 2023

 

1. Inleiding

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, gelet op artikel 4,eerste lid van de Wet op primair onderwijs (WPO), artikel 4,eerste lid van de Wet op de expertisecentra (WEC) en artikel 4, eerste lid van de Wet op het voorgezet onderwijs (WVO) en gelet op het gestelde in de Verordening bekostiging leerlingenvoer Capelle aan den IJssel 2021.

 

overwegende dat:

  • het noodzakelijk is beleidsregels vast te stellen voor de bekostiging van de vervoersvoorzieningen voor leerlingen;

  • het noodzakelijk is om aanvragen voor leerlingenvervoer op een eenduidige manier te kunnen beoordelen;

  • de uitvoering van het leerlingenvervoer namens het college plaatsvindt door het Wmo-loket.

De gemeenteraad heeft de wettelijke plicht om op grond van de WPO, WEC en WVO een regeling vast te stellen voor het Leerlingenvervoer.

Deze regeling is de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Capelle aan den IJssel 2021.

In wetgeving wordt gesproken over “Vervoer dat voor de leerling passend is”. Ook geeft de wetgeving aan dat de regeling rekening houdt met de “redelijkerwijs te vergen inzet van ouder(s) of verzorger(s)”. De Verordening gaat uit van de mogelijkheden van ouder(s), verzorger(s), voogd en leerling. Dit houdt in dat wanneer een leerling in staat is om met de fiets of het openbaar vervoer al dan niet met begeleiding van en naar school te reizen, een voorziening voor aangepast vervoer niet aan de orde is. Wat passend vervoer en redelijkerwijs te vergen inzet precies is, wordt niet in de wetgeving, jurisprudentie en/of de Verordening omschreven. Om een bruikbaar toetsingskader te creëren voor aanvragen voor bekostiging van het leerlingenvervoer heeft het college de volgende beleidsregels vastgesteld.

2. Algemene bepalingen

Sinds 1987 zijn gemeenten financieel verantwoordelijk voor het bieden van bekostiging leerlingenvervoer en krijgen zij hiervoor middelen in het gemeentefonds. Sindsdien heeft de gemeente de wettelijke taak om, binnen criteria, te zorgen voor een vergoeding voor passend vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school, die aansluit op de levensovertuiging van de ouder(s) en/of de leerling. Wat passend vervoer is, is niet bij wet gedefinieerd en moet per leerling onderzocht worden. Gebruikelijke vergoedingen zijn, in volgorde van onderzoek:

  • een fietskilometervergoeding voor de leerling en al dan niet begeleider;

  • een vergoeding voor het gebruik van het openbaar vervoer voor de leerling en al dan niet een begeleider;

  • een vergoeding voor het taxivervoer (aangepast vervoer);

  • een vergoeding voor de inzet van de eigen auto van ouder/verzorger.

Voor alle leerlingen die een beroep doen op een bekostiging leerlingenvervoer geldt, dat wanneer zij door een structurele handicap onmogelijk zelfstandig van en naar school kunnen reizen, door de gemeente ondersteuning wordt geboden. Voor leerlingen die een school voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs bezoeken, is ook, als er geen belemmeringen in het reizen worden ervaren, op grond van de grote afstand naar school een bekostiging mogelijk. In alle gevallen zal de vergoeding aansluiten bij de kosten van de goedkoopst mogelijke manier van reizen en slechts verstrekt worden als de leerling de dichtstbijzijnde toegankelijke school bezoekt, die aansluit op de levensovertuiging van de ouder(s), verzorger(s) en/of de leerling.

De scholen vallen uiteen in de door de WPO, WEC en WVO gegeven soorten, te weten:

  • basisonderwijs;

  • speciaal basisonderwijs;

  • speciaal en voortgezet speciaal cluster 1;

  • speciaal en voortgezet speciaal cluster 2;

  • speciaal en voortgezet speciaal cluster 3;

  • speciaal en voortgezet speciaal cluster 4;

  • voorgezet onderwijs.

Leerplichtig

Kinderen worden, pas als zij de leeftijd van 4 jaar hebben bereikt, leerling in de zin van de WPO (artikel 39, eerste lid, WPO). De toelatingsleeftijd voor leerlingen in het speciaal onderwijs is geregeld in artikel 39 van de WEC. Het komt voor dat kinderen vanaf 3 jaar worden toegelaten op een speciale school voor basisonderwijs. Voor regulier basisonderwijs geldt dat de gemeente bekostiging van het vervoer verstrekt vanaf het moment dat het kind 4 jaar is geworden. Voor leerlingen die op grond van de onderwijswetgeving toegelaten zijn op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, ongeacht of zij de leerplichtige leeftijd al voorbij zijn, kunnen de ouders aanspraak maken op bekostiging van vervoerskosten, voor zolang de leerling de betreffende school bezoekt en indien zij voldoen aan de voorwaarden van de Verordening.

 

Vervoer nieuwkomers

Er zijn twee groepen te onderscheiden:

  • 1.

    Leerlingen die in een noodopvang of AZC verblijven: doorgaans is er een basisschool dicht bij het asielzoekerscentrum of volgen zij onderwijs in het AZC. Vervoer is dan niet nodig. Is vervoer van leerlingen vanuit een AZC toch noodzakelijk (de leerling is structureel gehandicapt en kan daardoor niet zelfstandig de school bezoeken) dan bekostigt het COA dit vervoer.

  • 2.

    Leerlingen die niet in een noodopvang of AZC verblijven: voor hen geldt de Verordening ongeacht of zij een vluchtelingenstatus hebben.

3. Aanvraag van de bekostiging van de vervoersvoorziening

Aanvraagprocedure

Een aanvraag kan worden ingediend via de gemeentelijke website. Ditzelfde geldt voor verzoek tot wijzigingen in de indicatie of uitvoering van het leerlingenvervoer. De aanvraag wordt namens het college in behandeling genomen door de unit Wmo. Voor de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer is het noodzakelijk dat ouders bij de aanvraag een schoolverklaring verstrekken of bij bezoek aan stage een stageverklaring.

 

De gemeente dient bij beoordeling van de aanvraag de volgende stappen te doorlopen:

  • 1.

    de gemeente voert dossierstudie uit.

  • 2.

    de gemeente beoordeelt het aanvraagformulier, de schoolverklaring en overige stukken die door ouder zijn toegestuurd.

  • 3.

    de gemeente stelt vast welke type onderwijs door leerling wordt bezocht en of de school kan worden aangemerkt als de dichtstbijzijnde toegankelijke school (inclusief afstandsgrens).

  • 4.

    de gemeente stelt vast of er sprake is van een structurele lichamelijk, verstandelijke of zintuiglijke handicap waardoor zelfstandig reizen naar school niet mogelijk is.

  • 5.

    de gemeente stelt vast of er een mogelijkheid is dat de leerling de afstand van en naar school per fiets kan overbruggen al dan niet met begeleiding.

  • 6.

    de gemeente stelt vast of er een mogelijkheid is dat de leerling de afstand van en naar school met het openbaar vervoer kan overbruggen al dan niet met begeleiding.

  • 7.

    de gemeente stelt vast welke mogelijkheid ouders hebben in de begeleiding van de leerling in het vervoer van en naar school (redelijkerwijs te vergen inzet).

  • 8.

    slechts voor zover de mogelijkheden ontoereikend zijn dient de gemeente bekostiging in het leerlingenvervoer te verlenen.

Voor zover het onderzoek naar de noodzakelijke inzet van leerlingenvervoer specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel in de vorm van onafhankelijk medisch advies niet kunnen ontbreken.

 

Onderstaand stromenmodel geeft bovenstaande punten grofweg weer:

 

 

Aanvraag met terugwerkende kracht

Een vervoersvoorziening in het kader van leerlingenvervoer wordt slechts verleend voor kosten die na de aanvraag zijn/worden gedaan (autokostenvergoeding). Indien een aanvraag in de loop van het schooljaar wordt ingediend, bepaalt de gemeente de datum van ingang van de voorziening, dit is de datum waar gesteld kan worden dat de aanvraag compleet is (aanvraagformulier en schoolverklaring door gemeente ontvangen). De ingangsdatum kan nooit liggen vóór de datum waarop de aanvraag compleet is en als volledige aanvraag kan gelden.

 

Ingangsdatum verlengingsaanvraag aangepast vervoer

Voor het goed inplannen van het aangepast vervoer ieder schooljaar is het van belang dat de vervoerder tijdig weet welke leerling het volgend schooljaar gebruik blijft/gaat maken van het leerlingenvervoer en welke leerling niet.

 

Het niet tijdig aanvragen betekent dat de leerling, die nog steeds aanspraak maakt op aangepast vervoer, het volgend schooljaar niet vanaf het begin van het schooljaar meteen mee kan reizen en dat ouders totdat het aangepast vervoer is geregeld zelf verantwoordelijk zijn voor het brengen en halen van de leerling naar/van school.

 

Bevorderen zelfstandig reizen

De gemeente Capelle aan den IJssel wil zelfstandig(er) reizen stimuleren en helpen mogelijk te maken. Het is immers duurzamer dat kinderen, wanneer dat mogelijk is, zich zoveel mogelijk, onafhankelijk verplaatsen. Fietsen en reizen met het openbaar vervoer zijn voor sommige kinderen alternatieve manieren van reizen, die vaak aan te leren zijn. Dat gaat echter niet vanzelf en daarin moet worden geïnvesteerd. Wanneer het lukt om kinderen op die manier te laten reizen, dan vergroot hun wereld, sociale netwerk, hun zelfvertrouwen en hun kansen op participatie. Voor ouders is het vaak een grote stap om de leerling te motiveren de stap te maken van het aangepast vervoer naar het gebruik van de fiets of reizen met openbaar vervoer.

De gemeente Capelle aan den IJssel is bereid om ouders te ondersteunen in de ontwikkeling van hun kind in het zelfstandig reizen.

Op ieder moment kunnen ouders en leerlingen die gebruik maken van een vervoersvoorziening leerlingenvervoer met de gemeente in gesprek gaan over de mogelijkheden om (meer) zelfstandig te gaan (leren) reizen. Ook de gemeente kan contact zoeken met ouders en leerlingen.

 

Indien het nodig is om te oefenen met de leerling, zijn ouders en het eigen netwerk de eerste aangewezenen om dit te doen. Indien uit onderzoek blijkt dat er geen adequate ondersteuning kan komen uit het eigen netwerk, kan er gekeken worden naar de mogelijkheden van de inzet van het leertraject zelfstandig leren reizen. In Capelle aan den IJssel wordt gewerkt met het project Mee op Weg, waarin verschillende vormen van ondersteuning aangeboden kunnen worden om leerlingen zelfstandig te leren reizen op het traject van en naar school.

 

Wanneer de leerling zich in het laatste schooljaar van het primair onderwijs bevindt, is de leerling verplicht deel te nemen aan een ontwikkel/leertraject waarin de leerling het vervoerstraject naar de nieuwe schoollocatie van het voortgezet onderwijs gaat oefenen. Dit geldt alleen voor leerlingen waarvan de gemeente van oordeel is dat zij over de mogelijkheden beschikken om zelfstandig of onder begeleiding te leren reizen.

 

Mocht niet meegewerkt worden aan het leertraject of het (medisch) onderzoek om te beoordelen of zelfstandig leren reizen mogelijk is, dan kan het college besluiten om geen vervoersvoorziening toe te wijzen of de reeds ingezette vervoersvoorziening stop te zetten.

Als ouders met een verklaring (deze mag ook bij eerdere aanvragen voor leerlingenvervoer zijn overgelegd), kunnen aantonen waarom het zelfstandig leren reizen met het openbaar vervoer niet mogelijk is, kan het college besluiten zonodig met het inwinnen van extern onafhankelijk medisch advies om de leerling in het laatste jaar van het primair onderwijs niet te verplichten deel te nemen aan het leertraject of deelname uit te stellen.

 

Mocht de leerling via de Jeugdwet al een vorm van persoonlijke begeleiding toegewezen hebben gekregen, dan zal worden bekeken of deze begeleider ook de hulpvraag van het zelfstandig(er) reizen op kan nemen in het hulpverleningsplan.

 

Als tijdens het leertraject de vervoersvoorziening moet worden aangepast, dan zal worden gekeken welke mogelijkheden hiervoor zijn in het kader van de Verordening. Als het zelfstandig(er) reizen toch niet haalbaar blijkt, dan is er (weer) aanspraak op een vervoersvoorziening op basis van onzelfstandigheid en/of een beperking (conform de Verordening).

 

Toewijzing een of meerdere schooljaren

Het college kent voor één of meerdere schooljaren leerlingenvervoer toe. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • leerlingen waarvan duidelijk is dat zij wegens hun handicap/beperking een langere periode aangewezen zijn op een bepaalde vorm van leerlingenvervoer krijgen voor meerdere schooljaren een toewijzing;

  • leerlingen waarvan niet duidelijk is wat de situatie is en hoe deze er na het schooljaar uit komt te zien zullen een toewijzing per schooljaar ontvangen of korter wanneer noodzakelijk.

Locatie/adres/bestemming

De aanspraak op vervoer beperkt zich uitsluitend tot het vervoer tussen de opstapplaats, woning of het opvangadres en de voor de leerling dichtstbijzijnde toegankelijke school of stageplaats.

Onderstaande vervoersstromen vallen niet onder het leerlingenvervoer:

  • vervoer tussen schoolgebouwen onderling (school verantwoordelijk);

  • vervoer tussen school en zwembad (school verantwoordelijk);

  • vervoer tussen school en gymnastieklokaal (school verantwoordelijk);

  • vervoer voor medische of paramedische behandeling zoals revalidatiecentrum, (school)arts, (school)tandarts (Jeugdwet verantwoordelijk);

  • vervoer voor schoolreisjes, naschoolse activiteiten en sportdagen (school/ouders verantwoordelijk);

  • vervoer naar logeerhuizen mits deze aangemerkt kunnen worden als feitelijk structureel verblijf (Jeugdwet verantwoordelijk).

Vervoer naar buitenschoolse opvang of (medisch) kinderdagverblijf na einde schooldag, kan worden geboden, mist deze feitelijk is gelegen in Capelle aan den IJssel en hiervoor toestemming is verleend door gemeente en in Capelle aan den IJssel. Inzet van leerlingenvervoer is eveneens mogelijk naar buitenschoolse opvang Rotterdam- Zevenkamp verbonden aan ASVZ. Op deze buitenschoolse opvanglocatie wordt specialistische begeleiding geboden die in Capelle aan den IJssel niet beschikbaar is.

 

Jeugdwet, Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg en leerlingenvervoer

Sinds de decentralisatie van de Jeugdwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor het bieden van Jeugdhulp en alles wat daarmee samenhangt.

Artikel 2.3, tweede lid van de Jeugdwet geeft de mogelijkheid ook binnen de Jeugdwet een vervoersvoorziening te bieden. Deze vervoersvoorziening kan worden verstrekt, indien er als gevolg van een medische noodzaak of een beperking in de zelfredzaamheid vervoer naar de jeugdhulplocatie nodig is. In de Memorie van Toelichting op de Jeugdwet (bladzijde 119) staat dat het niet nodig is een voorziening op het gebied van vervoer te regelen binnen de Jeugdwet als de ouder(s), verzorger(s), zelf het vervoer kunnen verzorgen, omdat er geen speciaal (medisch) vervoer nodig is.

 

Naast de Jeugdwet is er ook de Zorgverzekeringswet, die ambulance- en ziekenvervoer van jeugdigen in bepaalde gevallen voor haar rekening neemt. Is er sprake van een Wlz-indicatie dan valt het vervoer, met uitzondering van collectief vervoer en speciale vervoershulpmiddelen van de jeugdige onder de Wlz. Woont de jongere met een Wlz-indicatie thuis of in een instelling waar hij of zij geen behandeling ontvangt, dan valt alleen het vervoer van en naar begeleiding en behandeling onder de Wlz. Ook vanuit de Wmo 2015 kan een vervoersvoorziening aan een jeugdige worden toegekend als een dergelijke voorziening noodzakelijk is om een jongere sociaal maatschappelijk te laten participeren en hij/zij door zijn belemmeringen geen gebruik kan maken van een fiets, brommer, scooter, openbaar vervoer of andere voorliggende voorzieningen.

 

Hoewel vervoer als vorm van jeugdhulp en het leerlingenvervoer ieder een eigen wettelijke grondslag kennen, blijkt het in de praktijk, toch niet altijd eenvoudig te bepalen welk wettelijk kader nu aan zet is. De gemeente moet onderzoeken of in een concreet geval de nadruk nu ligt op onderwijs of op jeugdhulp.

Volgt het kind op een dag overwegend onderwijs, dan zal het leerlingenvervoer aan zet zijn. Is er met name sprake van jeugdhulp, dan zal het vervoer onder het bereik van de Jeugdwet vallen.

 

Is het nu niet goed vast te stellen wat precies de overhand heeft, dan ontkom je er niet aan om beide zaken te combineren en is inzet van zowel leerlingenvervoer als Jeugdhulp aan de orde.

 

Vervoersvoorziening naar opvangadres

Het vervoer van/naar iedere vorm van opvang voor/na schooltijd, dus ook in de schoolvakanties, is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de ouders.

 

Om onbillijke situaties te voorkomen of te verhelpen kan de ouder van een leerling dat met het aangepast vervoer naar school gaat, een verzoek doen om naast het woonadres een opvangadres op te geven.

 

Onder de volgende voorwaarden kan toestemming worden verleend een leerling na schooltijd te vervoeren naar een naschools opvangadres, dat wil zeggen, een ander dan het feitelijk woonadres:

  • de leerling gebruik maakt van het aangepast vervoer;

  • het opvangadres ligt in Capelle aan den IJssel;

  • het betreft een vast adres naast het feitelijk woonadres op een vast aantal dagen gedurende het gehele schooljaar;

  • het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere schooltijd;

Co-ouderschap

Co-ouderschap is geen wettelijke term maar wordt in deze beleidsregels als volgt omschreven: ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden.

 

Er is sprake van co- ouderschap als zowel de ene ouder, als de andere ouder in een regelmatige afwisseling en vaste structuur de zorg voor de leerling hebben. Onder vaste structuur verstaat het college een vast patroon per week of per twee weken dat zich op dezelfde wijze door het schooljaar herhaalt.

 

Bij co- ouderschap kan je zeggen dat er sprake is van twee hoofdverblijven. Dit kan in dezelfde gemeente zijn maar ook in twee verschillende gemeenten.

 

Wanneer ouders in verschillende gemeenten woonachtig zijn en aanspraak willen maken op bekostiging van het leerlingenvervoer, moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het kind doordeweeks bij hen verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. Hierbij gaat het niet om waar de leerling is ingeschreven. Het gaat om het feitelijke verblijfplaats van de leerling. Iedere gemeente toetst afzonderlijk de aanvraag aan de eigen Verordening en beleidsregels. Er wordt onder andere gekeken of er sprake is van een woning in de zin van de Verordening, of de school de dichtstbijzijnde toegankelijke school is en of wordt voldaan aan de afstandsgrens. Het komt regelmatig voor dat slechts voor één van beide woonadressen aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is vanuit beide adressen.

 

Doorgeven van wijzigingen

Ouders met een positief besluit aangaande bekostiging van leerlingenvervoer krijgen de strikte verplichting het college schriftelijk of via de elektronische weg op de hoogte te houden van alle wijzigingen. Gegevens die van invloed kunnen zijn op de toewijzing van de bekostiging van het leerlingenvervoer zijn onder andere:

  • de gezondheidssituatie van de leerling waarvan verondersteld kan worden dat dit van invloed is op het leerlingenvervoer;

  • verandering van school;

  • het woonadres van de leerling, door bijvoorbeeld verhuizing;

  • de gezinssamenstelling;

  • de gezinssituatie, die invloed is op het al dan niet begeleiden van leerlingen door overige gezinsleden;

  • het adres van de school;

  • wijziging van de schooltijden en vakanties van de school;

  • toekenning van bekostiging op grond van de Wet WIA, of op grond van andere wet en regelgeving.

Als wijzigingen niet of niet tijdig zijn doorgegeven en dit heeft tot extra kosten geleid, dan worden deze op de aanvrager verhaald, dan wel van de aanvrager teruggevorderd. Nadat de wijziging is vastgesteld kan de toewijzing worden ingetrokken en eventueel opnieuw worden verstrekt. De beslissing dient aan de aanvrager bekend te worden gemaakt (art. 3:41 Awb).

Verhaal of terugvordering van ten onrechte gemaakte kosten geldt ook bij intrekking vanwege bij de aanvraag onjuist of onvolledig verstrekte gegevens.

 

Verbouwing school

Wanneer een school verbouwd wordt en leerlingen op een andere locatie opgevangen worden, is het niet automatisch zo dat de gemeente alle leerlingen naar die locatie vervoert. Per leerling wordt beoordeeld of inzet van leerlingenvervoer nog aan de orde is of niet of dat wijziging in de bekostiging van een vergoeding moet plaatsvinden. De gemeente gaat immers opnieuw kijken of voldaan wordt aan de regels van de Verordening. Hierbij wordt in het bijzonder beoordeeld of

de afstandsgrens (met name relevant als de nieuwe locatie dichterbij is) nog geldt. Ook wordt beoordeeld of het nog steeds gaat om de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de soort en de richting (vooral relevant als de nieuwe locatie verder weg gelegen is). Wordt hieraan voldaan, dan bestaat er aanspraak op leerlingenvervoer.

Voor leerlingen die nog geen vervoersvoorziening kregen moet een aanvraag worden ingediend.

4. Beoordelingsfase: beoordeling van aanspraak op bekostiging vervoersvoorziening

Dichtstbijzijnde toegankelijke school

In de artikelen 4 van de WPO, de WEC en de WVO is bepaald dat de gemeenteraad bij het vaststellen van de Verordening de “op godsdienst of levensbeschouwing van ouders berustende keuze van een school dient te eerbiedigen”. Tevens is in de genoemde artikelen bepaald dat in de Verordening geen onderscheid wordt gemaakt tussen openbaar of bijzonder onderwijs. Als toegankelijke school is dan aan te merken de school van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school. Daar komt een tweede criterium bij, namelijk de school van de soort waarop de leerling is aangewezen op grond van lichamelijke of geestelijke toestand.

 

Als dichtstbijzijnde school moet worden aangemerkt de school die naar afstand het dichtstbij gelegen is, gemeten langs de kortste route voor de leerling voldoende (meest begaanbare), veilige weg.

Wanneer een leerling een school bezoekt die, met voorbijgaan van een vergelijkbare school van dezelfde gewenste richting, verder van de woning van de leerling is verwijderd, blijft de aanspraak in principe beperkt tot de kosten verbonden aan het vervoer naar en van de dichtst bij de woning gelegen school. Er is echter geen verplichting om in dat geval deze kosten te vergoeden, nu van de dichtstbijzijnde toegankelijke school geen sprake is.

 

Wanneer gemeente tijdens een aanvraag beoordeelt dat een bepaalde school als dichtstbijzijnde toegankelijke school moet worden en de ouder meent dat dit niet juist is, is het aan de ouder om aannemelijk te maken dat de door de gemeente vastgestelde dichtstbijzijnde school, niet toegankelijk is (ECLI:NL:RVS:2018:3190, ECLI:NL:RVS:2012:BY4422, ECLI:NL:RBOT:2021:2205). Daarbij moet het gaan om objectieve factoren die betrekking hebben op het gegeven onderwijs. Om te kunnen bepalen of een school de dichtstbijzijnde toegankelijke is, is uitsluitend het gegeven onderwijs van belang en niet de ondersteunende faciliteiten die daarnaast worden aangeboden of gevoelens die een ouder heeft bij een bepaalde school (ECLI:NL:RBLIM:2021:1472, ECLI:NL:RBOT:2021:2205, ECLI:NL:RBSHE:2011:BR6953, ECLI:NL:RBSHRE:2011:BR6959, ECLI:NL:RBLIM2021:1472, ECLI:NL:RBMNE:2020:3457).

 

In de praktijk wordt nog al eens gezien dat een ouder zich beroept op artikel 3 van het Internationaal Verdrag van het Rechten van het Kind, wanneer zij van mening zijn dat een andere school als dichtstbijzijnde toegankelijke school moet worden aangemerkt. Kern van artikel 3 is dat het belang van het kind voorop moet staan bij alle maatregelen die kinderen aangaan. Beroep op dit artikel slaagt niet, daar het artikel geen norm bevat die in een concreet geval zonder nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving direct toepasbaar is. Daarvoor is de norm niet concreet genoeg (ECLI:NL:RBLIM:2021:1472). Wel moet beoordeeld worden of bij het bepalen van de dichtstbijzijnde toegankelijke school en de besluitvorming van de aanvraag voor bekostiging leerlingenvervoer, voldoende rekening is gehouden met de belangen van het kind.

Een ouder heeft altijd de vrije keuze om de leerling onderwijs te laten volgen op een school waar hij of zij van mening is dat dit de best passende school is. De gemeente is dan echter niet gehouden om het vervoer naar deze school te bekostigen, wanneer deze niet als dichtstbijzijnd en toegankelijk is aangemerkt (ECLI:NL:RBLIM:2021:1472).

 

Richting

Als richtingen binnen het bijzonder onderwijs gelden het (rooms) katholiek onderwijs, protestants- christelijk onderwijs (gereformeerd, hervormd) onderwijs naar de leer van de Gereformeerde kerk (vrijgemaakt), reformatorisch onderwijs en het evangelisch onderwijs. Tevens geldt als richting joods onderwijs (orthodox), islamitisch onderwijs en hindoe onderwijs en ten slotte het bijzonder of neutraal bijzonder onderwijs en het onderwijs op antroposofische grondslag (vrijescholen).

 

Een bepaalde onderwijskundige methode wordt niet tot het begrip ‘richting’ gerekend. Hiermee wordt onder andere bedoeld: Jenaplanscholen, Montessorischolen, Iederwijsscholen et cetera.

Een specifiek aanbod van een school niet gericht op het gegeven onderwijs, speelt geen rol bij de beoordeling van de dichtstbijzijnde toegankelijke school, zelfs als dat het wel of niet kunnen halen van een diploma betreft (ECLI:NL:RVS:2014:553) (ECLI:NL:RVS:2014:445).

 

Overwegende bezwaren

Overwegende bezwaren tegen de richting van de school dienen schriftelijk kenbaar te maken, bij het college, bij het indienen van de aanvraag voor bekostiging. Deze verklaring van bezwaar dient zich te richten tegen de richting van het bijzonder onderwijs dan wel tegen het openbaar onderwijs en niet tegen de onderwijskundige methode die op de school gehanteerd wordt. Het college verifieert inhoudelijk de bezwaren van ouders tegen een bepaalde richting en betrekt dit in de besluitvorming op de aanvraag bekostiging leerlingenvervoer.

 

Hoogbegaafdenonderwijs

De gemeente wordt regelmatig geconfronteerd met aanvragen voor bekostiging van het vervoer naar scholen die zich richten op hoogbegaafde kinderen, zoals Leonardoscholen. Een Leonardoschool is geen school voor speciaal onderwijs in de zin van de WEC. Artikel 2 van de WEC bevat een limitatieve opsomming van speciaal onderwijs, waar de Leonardoschool niet onder valt. De gemeente is niet bevoegd ook andere soorten scholen als een school voor speciaal onderwijs in de zin van de WEC aan te merken. (ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8228) (RVS: 2011:BR1478). Het feit dat een school de mogelijkheid biedt voor hoogbegaafdenonderwijs maakt niet dat deze school dient te worden gelijkgesteld aan een speciale school voor basisonderwijs. (ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7394). Zodoende wordt hoogbegaafdenonderwijs in het kader van passend onderwijs gezien als onderdeel van het aanbod van reguliere basisscholen.

 

Aanvragen voor leerlingenvervoer naar hoogbegaafdenonderwijs worden in beginsel afgewezen, tenzij blijkt dat alle dichterbij gelegen basisscholen niet toegankelijk zijn voor de betreffende leerling. Hoogbegaafde leerlingen kunnen met de juiste begeleiding en het juiste lesmateriaal op een reguliere, dichtbij gelegen school het voor hen passend onderwijs ontvangen. De gemeente dient te onderzoeken of de begeleiding en het materiaal daadwerkelijk op deze school aanwezig is (RVS:3 oktober 2010 (nr. 201001294) (ECLI:NL:RVS:2013:BZ1633).

Voor informatie kan men contact opnemen met een schoolbegeleidingsdienst of het Samenwerkingsverband. Deze diensten weten welke scholen de beschikbare zogenaamde “verrijking, versnelling en verdiepingsmaterialen” in hun leerplan hebben opgenomen en in de praktijk worden aangeboden. Tevens is het Samenwerkingsverband verantwoordelijk om scholen deze materialen aan te bieden.

Het Landelijke Informatiecentrum Hoogbegaafdheid raadt de verwijzing naar aparte scholen af: kinderen moeten in de tijd dat ze opgroeien niet in aparte hokjes geplaatst worden.

 

In het kader van de Verordening leerlingenvervoer is een school die hoogbegaafdenonderwijs biedt niet aan te merken als speciaal onderwijs of een speciale school voor basisonderwijs maar als reguliere basisschool. Om deze staat ter beoordeling of het de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke reguliere basisschool betreft (ECLI:NL:RBROT:2009:BJ8228). Ouders dienen aan te tonen dat de dichterbij gelegen scholen niet geschikt zijn en dat ook de reguliere basisschool beschikt over de juiste middelen voor hoogbegaafden.

Tevens dient te worden opgemerkt dat als door ouders wordt aangetoond dat de overige dichterbij gelegen scholen ongeschikt zijn, dit nog niet meebrengt dat er aanspraak op een vervoersvoorziening zou kunnen zijn naar de verder weg gelegen school. Het staat immers niet objectief vast dat deze school voor leerling wel geschikt is en of dit dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school is (ECLI:NL:RBROT 2009:BJ8228) en (ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7394).

 

Aanvragen leerlingenvervoer voor het bezoeken van bezoeken van een Plusklas (veelal op een andere schoollocatie dan de school die de leerling zelf bezoekt) worden niet toegekend. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het vervoer naar een Plusklas.

 

Internationale schakelklas

Kinderen van statushouders en vergunninghouders met een taalachterstand kunnen een jaar lang intensief taalonderwijs krijgen door middel van de zogenaamde schakelklassen. Dit taalonderwijs wordt zowel op het basis- als het voortgezet onderwijs (ISK) gegeven. In de uitvoering van de schakelklasregeling wordt onderscheid gemaakt tussen beide onderwijsvormen.

 

  • Leerlingen vanaf groep 3, die vanwege een taalachterstand aangewezen zijn op een taalklas, komen voor maximaal 1 jaar in aanmerking voor leerlingenvervoer per fiets of openbaar vervoer al dan niet met begeleiding mits de school als dichtstbijzijnde toegankelijke school is aangewezen en op een afstand verder dan 6 kilometer van de woning is gelegen. Deze leerlingen kunnen immers in de ‘reguliere’ klassen vanwege taalproblemen geen ‘passend’ onderwijs krijgen. Inzet van aangepast vervoer is alleen aan de orde wanneer er sprake is van een structurele handicap en het de dichtstbijzijnde toegankelijke school op een afstand verder dan 6 kilometer van de woning is gelegen;

  • Leerlingen die vanwege een taalachterstand aangewezen zijn op een ISK in het voortgezet onderwijs, komen niet in aanmerking voor leerlingenvervoer, tenzij er sprake is van een structurele handicap.

Particuliere scholen

Aanspraak op leerlingenvervoer kan zowel naar rijksbekostigde als particuliere scholen bestaan, mits de particuliere school een ‘school’ in de zin van de onderwijswetten is. Bij de leerplichtambtenaar kan dit nagevraagd worden. Momenteel zijn het namelijk de individuele leerplichtambtenaren die beslissen of een particuliere school voldoende lijkt op bekostigde scholen. Windford- scholen zijn particuliere scholen die als erkende scholen in de zin van de onderwijswetten zijn erkend.

 

OPDC

Een OPDC (Ortho Pedagogisch Didactisch Centrum) is een bovenschoolse voorziening, bedoeld om leerlingen extra zorg te geven. Op een OPDC kan ook onderwijs gegeven worden, maar de leerlingen blijven ingeschreven op een school voor voortgezet onderwijs. Leerlingen die volledig onderwijs volgen aan een OPDC en aanspraak maken op leerlingenvervoer op basis van de Verordening, kunnen in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar het OPDC. Leerlingen die gedeeltelijk onderwijs volgen aan een OPDC en gedeeltelijk aan een school voor voortgezet onderwijs, kunnen alleen in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar de school voor voortgezet onderwijs.

 

Wachtlijst dichtstbijzijnde toegankelijke school

Indien bij een school sprake is van een wachtlijst, wordt van de ouders verwacht, indien zij in aanmerking willen komen voor bekostiging van het leerlingenvervoer, dat de leerling de eerst volgende dichtstbijzijnde toegankelijke school bezoekt.

 

De ouder moet een bewijs van de school inleveren dat er een wachtlijst is op de school. Vervolgens wordt bekostiging verstrekt naar de eerst volgende dichtstbijzijnde toegankelijke school. Van ouders wordt verwacht dat wanneer zij voortzetting van de bekostiging leerlingenvervoer wensen zij de leerling op de wachtlijst plaatsen voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school. De aanspraak op bekostiging leerlingenvoer blijft bestaan zolang er een wachtlijst is voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school. De gemeente informeert naar de wachtlijst en kan de bekostiging leerlingenvervoer naar de tweede dichtstbijzijnde toegankelijke school beperken tot de duur van de wachtlijst. Het is in deze situaties niet mogelijk om voor langere periode een indicatie af te geven.

 

Op het moment dat er voor de leerling geen sprake meer is van een wachtlijst wordt van de ouders verwacht dat zij dit doorgeven aan de gemeente. Er zal dan onderzocht worden of en op welke wijze leerlingenvervoer wordt toegewezen. De doelstelling blijft dat de leerling de dichtstbijzijnde toegankelijke school bezoekt.

Dus als de leerling geplaatst kan worden op deze school of er in zijn geheel geen wachtlijst meer is dan zal daar bij de herbeoordeling rekening mee worden gehouden.

 

Tijdelijke handicap

Een leerling met een tijdelijke handicap, zoals een gebroken arm of been, komt niet in aanmerking voor bekostiging leerlingenvervoer. Voor bekostiging moet sprake zijn van een structurele handicap. Dit is een handicap die in ieder geval drie maanden duurt. Echter kan het voorkomen dat een leerling een groot gedeelte van het schooljaar niet zelfstandig gebruik kan maken van de fiets of het openbaar vervoer. Denk hierbij na herstel van een operatieve ingreep of rolstoelgebruik. In dat geval kan een leerling eventueel een beroep doen op het leerlingenvervoer. Er wordt dan een bekostiging leerlingenvervoer afgegeven voor de duur van het herstel en/of revalidatie van de leerling. Als de noodzaak voor de bekostiging verdwijnt, heeft de leerling geen recht op vervoer.

 

De gemeente wordt regelmatig geconfronteerd met een aanvraag voor leerlingenvervoer wanneer een ouder vanwege een tijdelijke handicap niet in staat is begeleiding te bieden. Wanneer er sprake is van een tijdelijke handicap is de ouder zelf verantwoordelijk voor het zoeken naar een alternatief. Inzet van leerlingenvervoer is niet aan de orde.

 

Praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs

Het praktijkonderwijs en het leerwegondersteunend onderwijs vallen onder het regulier voortgezet onderwijs (Wet voortgezet onderwijs). Gemeenten hebben geen zorgplicht in het kader van het leerlingenvervoer voor leerlingen die het reguliere voortgezet onderwijs bezoeken.

Een uitzondering geldt voor leerlingen die vanwege een structurele handicap in het geheel niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

 

Regulier voortgezet onderwijs

Leerlingen die een school voor voortgezet onderwijs bezoeken, komen slechts in aanmerking voor bekostiging van leerlingenvervoer wanneer zij vanwege een structurele handicap in het geheel niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Voor deze leerlingen geldt geen kilometergrens, drempelbedrag of inkomensafhankelijke bijdrage. Wel dient beoordeeld te worden of de school als dichtstbijzijnde toegankelijke school kan worden aangemerkt.

 

Herstart-project

Het project Herstart is een thuiszittersproject dat opgezet is door het ministerie uitgevoerd door cluster 4-scholen. Een belangrijk deel van de doelgroep van het project betreft leerlingen die niet eerder gebruik hebben gemaakt van het leerlingenvervoer. Vaak zijn zij (nog) ingeschreven op een school voor regulier onderwijs. Bij deelname aan Herstart krijgen leerlingen gedurende maximaal 13 weken onderwijs op maat. Daarna is bekend waar een leerling thuishoort en wordt de leerling geplaatst in het regulier of speciaal onderwijs. Gedurende het project is de leerling niet ingeschreven op de (V)SO-school, maar binnen het project. Een herstart leerling zal formeel- juridisch bezien geen aanspraak kunnen maken op bekostiging leerlingenvervoer, omdat de leerling niet staat ingeschreven op een school in de zin van de verordening. Bovendien is het de vraag of de (V)SO- school waar de leerling gedurende het project onderwijs volgt de dichtstbijzijnde toegankelijke school is voor de leerling. Ten tijde van de beoordeling van de aanvraag leerlingenvervoer wordt dit echter buiten beschouwing gelaten. Voor het welslagen van het traject wordt per individu beoordeeld of inzet van bekostiging leerlingenvervoer aan de orde is en welke voorziening moet worden ingezet.

 

Berekening afstandsgrenzen en reistijd

Bij de beoordeling van de aanvragen voor leerlingenvervoer dienen een aantal afstanden te worden berekend. De afstand wordt berekend:

  • om vast te stellen of aan het afstandscriterium wordt voldaan; In de Verordening wordt uitgegaan van 6 km;

  • om te bepalen welke school dichtstbij de woning gelegen is;

  • om de hoogte van de vergoeding voor de auto/fiets vast te stellen.

Het college maakt gebruik van de ANWB-routeplanner voor de berekening van de afstand tussen de woning van de leerling en de school. Om tot een berekening te komen voor een fietsvergoeding, wordt bij de instelling routeopties uitgegaan van de kortste route per fiets. Aan de hand van deze afstand wordt bepaald of voldaan wordt aan het afstandscriterium en of het de dichtstbijzijnde school betreft. Wanneer dit resulteert in een vergoeding voor het eigen vervoer (fiets of eigen auto) zal het aantal te vergoeden kilometers worden afgestemd op de afstand die aan de hand van dat vervoermiddel is berekend ook via de kortste route.

 

Bij het berekenen van de afstand wordt geen rekening gehouden met wegwerkzaamheden, omleidingen en overige onvoorziene omstandigheden op de weg.

 

Voor het vaststellen van de reistijd met het openbaar vervoer maakt het college gebruik van de informatie op www.9292.nl. Daarbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

 

Geen afstandsgrens bij beperking in de zelfredzaamheid

Voor gehandicapte leerlingen in de zin van de Verordening geldt géén kilometergrens. Hiermee wordt bedoeld dat de leerling die, gelet op zijn of haar structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke of psychische beperking niet in staat is zelfstandig of onder begeleiding gebruik te maken van de fiets en/of het openbaar vervoer om de afstand van en naar school te overbruggen.

 

Opstapplaatsen aangepast vervoer

De gemeente Capelle aan den IJssel kan gebruik maken van opstap- en uitstapplaatsen voor de taxivoertuigen van het aangepast vervoer. Er wordt niet gewerkt met opstap- en uitstapplaatsen voor leerlingen die op medische gronden niet in staat zijn om zelfstandig of met begeleiding naar de opstap- en uitstapplaats te komen.

 

Afstand naar opstapplaats

Als de leerling is aangewezen op een opstapplaats worden de leerlingen niet thuis voor de deur opgehaald, maar dienen zij zich, al dan niet onder begeleiding van de ouders, te begeven naar de door de gemeente aangewezen opstapplaats. Een reistijd naar de opstapplaats van dertig minuten achtte de Raad van State alleszins redelijk (26 februari 1992, nr. R03.89.0419/83-107).

De reistijd betreft de duur van het lopen van de woning naar de opstapplaats in een gemiddeld loopsnelheid 3 km per uur. Tevens wordt van een ouder verwacht dat hij of zij de leerling begeleidt tot tenminste het moment dat de leerling in het voertuig stapt (Raad van State 24 augustus 1992, nr. R03.90.1504/83-105).

 

Begeleiding door ouders naar opstap- en uitstapplaats

In de artikelen 4 van de WPO, WEC en WVO is gesteld dat gemeenten bij de uitvoering en opstelling van hun gemeentelijke Verordening rekening moeten houden met de “draaglast van ouders”. Dat wil zeggen de redelijkerwijs te vergen inzet van ouders. Met betrekking tot het brengen naar en halen van de opstapplaats wordt de inzet van ouders hier gelijk getrokken met ouders van wie de kinderen in de wijk naar school toe gaan. Op het moment dat ouders dit niet zelf kunnen, zullen ouders hiervoor zelf een oplossing moeten zoeken. Om onbillijke situaties te voorkomen of te verhelpen kan de ouder van een kind dat met een taxi(busje) naar school gaat, een verzoek doen om vervoer vanaf de woning toe te kennen.

 

Ouder(s) wordt gevraagd om aantoonbare en onderbouwende argumenten, die worden meegenomen in de besluitvorming op de aanvraag. Het kan zijn dat hiervoor ook onderzoek noodzakelijk is door een extern onafhankelijk medisch adviseur. Van ouders wordt verwacht dat zij zich ten volle inspannen om het onderzoek van de onafhankelijk medisch adviseur te doen laten slagen.

 

Afwijkende schooltijden

Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van een school op de schooltijden die zijn aangegeven in de schoolgids. Wanneer kinderen de schooldag later beginnen en/of eerder eindigen dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer. Dit geldt eveneens bij examentijden die kunnen afwijken van de reguliere lestijden. Ouders worden verantwoordelijk gesteld voor het later brengen dan wel eerder ophalen van de leerling. Bekostiging hiervoor komt niet ten laste van de gemeente maar ten laste van de ouders.

 

Soms wordt er een aanvraag gedaan voor bekostiging van aangepast vervoer op afwijkende tijden naar het speciaal onderwijs. Vaak gaat het dan om een latere aanvangstijd of een vroegtijdige beëindiging van de schooldag in verband met de zorg die betrekking heeft op de lichamelijke, emotionele en/of geestelijke gesteldheid van de betreffende leerling. Het vervoer van leerlingen op afwijkende tijd brengt extra kosten met zich mee. In principe wordt het vervoer naar de scholen gereden in een busje met meerdere leerlingen of andere gebruikers. Het vervoer op afwijkende tijden is vervoer buiten schooltijden. Gemeenten zijn hier in principe niet toe verplicht, tenzij de leerling een gedeeltelijke vrijstelling van de leerplicht heeft.

Een uitzondering wordt dan ook gemaakt wanneer aangetoond wordt dat er een ontheffing is van de leerplicht op de aanvang- en/of eindtijd van de reguliere schooltijden. Wanneer er een ontheffing van de leerplicht is verleend en er aanspraak gemaakt kan worden op aangepast vervoer, vergoedt de gemeente het vervoer buiten de reguliere schooltijden.

 

Sociale omstandigheden, lichamelijke problemen van tijdelijke aard of leeftijd zijn geen grond voor het vervoer tijdens schooltijd. De ouders dienen hun verzoek om een vervoersvoorziening op deze afwijkende tijden te onderbouwen door:

  • een verklaring van de leerplichtambtenaar, waaruit een leerplichtakkoord blijkt;

  • een opbouwschema om te komen tot een volledig schoolprogramma/onderwijstijd;

  • een verklaring van de (directie van de) school waaruit de medische noodzaak blijkt; of

  • een verklaring van een deskundige (bijvoorbeeld een arts, psycholoog of orthopedagoog) al dan niet door het college ingewonnen, waaruit de medische onmogelijkheid blijkt om de volledige schooltijden te volgen.

Tijdelijk verblijf buiten de gemeente

Het komt voor dat een leerling uit een andere gemeente in het kader van jeugdzorg tijdelijk wordt opgevangen bij pleegouders in Capelle aan den IJssel. Het omgekeerde komt ook voor, namelijk dat leerlingen uit Capelle aan den IJssel tijdelijk elders verblijven. Aanvragen leerlingenvervoer bij crisissituaties worden met voorrang behandeld. Bij uithuisplaatsingen is vaak de enige zekerheid die een leerling heeft de school en de vriendjes die hij/zij daar heeft. Over het algemeen is de school vanaf de crisisplek niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

 

Capelle aan den IJssel en anderen gemeenten werken met een overgangsperiode van 6 weken waarin de oorspronkelijke gemeente van herkomst de kosten voor vervoer voor haar rekening neemt. Na een periode van 6 weken is de gemeente waar de leerling verblijft bij pleegouders of in de instelling verantwoordelijk voor verstrekking in het kader van de Verordening leerlingenvervoer. In alle gevallen is sprake van maatwerk en zal afstemming gezocht worden met de andere gemeente.

 

Vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie

Weekeinde- en vakantievervoer wordt slechts toegekend indien de leerling in een internaat of pleeggezin verblijft met het oog op het volgen van voor hem of haar passend (voortgezet) speciaal onderwijs. Een voorbeeld: een leerling van 10 jaar is aangewezen op onderwijs voor dove kinderen. Vanuit de ouderlijke woning is de instelling redelijkerwijs niet bereikbaar met dagelijks vervoer. Verblijf in een internaat of een pleeggezin in de buurt van een geschikte school is daarom noodzakelijk. De ouders kunnen dan in de gemeente waar zij wonen een aanvraag voor weekendvervoer indienen. Het weekendvervoer wordt niet verstrekt als een weekend valt in een schoolvakantie.

Het vakantievervoer van het internaat of pleeggezin naar de woning van leerling en weer terug wordt eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer verstrekt. De schoolvakantie moet in de schoolgids zijn opgenomen.

 

Woont de leerling niet meer bij zijn ouders om sociale of medische redenen (denk aan uithuisplaatsing, crisisopvang, behandeling), dan wordt het weekend- en vakantievervoer niet door de gemeente vergoed in het kader van het leerlingenvervoer maar in het kader van Jeugdhulp/Jeugdbescherming.

 

Leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs die zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen hebben geen recht op bekostiging van leerlingenvervoer. Er bestaat dan ook geen recht op weekend- en vakantievervoer.

 

Het college van de gemeente waar de ouders wonen, verstrekt de vervoersvoorziening voor het weekeinde- en vakantievervoer, als de ouders daarvoor in aanmerking komen.

 

Het college van de gemeente waar de ouders wonen, bepaalt welke vervoersvoorziening wordt toegekend.

  • Voor de toekenning is bekostiging van de kosten van openbaar vervoer het uitgangspunt;

  • De kosten van het openbaar vervoer voor een begeleider (alleen ritten met aanwezigheid van leerling) worden ook bekostigd, als de leerling wegens zijn structurele handicap of leeftijd niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken.

Er wordt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer verstrekt als:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer naar school en terug, meer dan anderhalf uur in beslag neemt en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd met het openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

  • b.

    openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van de fiets; of

  • c.

    de ouder voldoende heeft aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is en een andere oplossing niet mogelijk is; of

  • d.

    de leerling wegens zijn structurele handicap niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van de fiets of het openbaar vervoer gebruik te maken.

Vervoersvoorziening naar stage

Stage vormt voor veel leerlingen (met een beperking) in het voortgezet speciaal onderwijs een verplicht onderdeel van het onderwijsprogramma. Om leerlingen die gebruik maken van het leerlingenvervoer de mogelijkheid te bieden om ook de bij hun opleiding horende stage te kunnen doorlopen, kunnen de ouders van deze leerlingen een aanvraag indienen voor bekostiging van het vervoer naar de stageplaats.

 

Voor stagevervoer moet een aparte aanvraag worden ingediend. Deze aanvraag moet vergezeld gaan van een stageovereenkomst of een schrijven van school waaruit blijkt dat leerling stage dient te lopen, waarbij ook is aangegeven waar de stageplaats zich bevindt. Vervoer naar stageadressen vindt alleen op schooldagen plaats dus niet tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties. Stagevervoer wordt alleen aangeboden wanneer de tijden van de stage overeenkomen met de schooltijden zoals die in de schoolgids zijn vastgelegd.

Omdat de stage kan plaatsvinden op een locatie, die niet aansluit bij het vervoer naar de school doet de gemeente een dringend beroep op de scholen om de stageplaatsen zo dicht mogelijk bij de school of het huisadres van de leerling te zoeken. Het uitgangspunt is dat de stage gelegen is op de route van de woning dan wel de opstapplaats naar de school. Als wordt aangetoond dat dit niet mogelijk is, dan kan de gemeente alsnog besluiten tot verstrekking van leerlingenvervoer.

 

Omdat stage een opstap is naar deelname in het maatschappelijk verkeer zal de gemeente kritisch kijken naar de mogelijkheden van het openbaar vervoer of fiets, omdat dit de zelfredzaamheid van de leerling ook bevordert.

 

Indien een leerlingen een reiskostenvergoeding krijgt voor het bezoek aan zijn of haar stageadres dient deze volledig te worden ingezet voor bekostiging van de vervoerskosten naar het stageadres. Hiervoor kan geen voorziening leerlingenvervoer worden ingezet. Wanneer de reiskostenvergoeding niet dekkend is voor de daadwerkelijke vervoerskosten wordt in het kader van leerlingenvervoer de reiskostenvergoeding aangevuld tot de daadwerkelijk te maken vervoerskosten.

5. Onderzoeksfase: verstrekking aard en omvang van vervoersvoorziening

Vervoersvoorzieningen

De gemeente heeft vanuit de artikelen 4 lid 4 van de WPO, de WVO en de WEC de zorgplicht een vergoeding voor ‘passend vervoer’ aan te bieden. De wet geeft geen definitie van het begrip ‘passend vervoer’. Ook in de Verordening staat geen beschrijving van het begrip. Wat ‘passend vervoer’ is zal beoordeeld moeten worden.

 

De Verordening bekostiging leerlingenvervoer Capelle aan den IJssel 2021 en deze beleidsregels geven richting ter uitvoering van deze zorgplicht.

 

Bij de beoordeling van de aanvragen voor bekostiging voor vervoer vanuit het leerlingenvervoer geeft de Verordening aan, dat er sprake is van een trapsgewijze vervoerskostenvergoeding. De vergoeding die verstrekt wordt, moet aansluiten bij de mogelijkheden van de leerling. Met andere woorden de vervoerskostenvergoeding moet passend zijn.

 

Dit houdt in dat wanneer een leerling in staat is om:

  • naar school te fietsen, een fietsvergoeding het meest passend is;

  • naar school kan reizen met het openbaar vervoer, er een openbaar vervoer vergoeding passend is;

  • een leerling niet alleen naar school kan gaan, dan de noodzaak van een begeleider op de fiets of in het openbaar vervoer passend is.

Pas als deze mogelijkheden geen optie zijn, is een vergoeding voor het aangepaste vervoer het best passend.

 

De vervoersvoorziening waarop een leerling recht heeft, wordt bepaald door de mogelijkheden van de leerling en de infrastructurele mogelijkheden op het traject woning-school en vice versa. Ook wordt bij de beoordeling gekeken naar welke vervoerswijze het beste past bij de eigen kracht van de leerling. Er kan advies worden ingewonnen bij onafhankelijk medisch adviseurs.

 

Het is onmogelijk om in zijn algemeenheid uitspraken te doen over de mogelijkheden van de leerling. Dit is maatwerk en is daarom afhankelijk van veel factoren, zoals de ontwikkelingsleeftijd, medische gesteldheid, de reisroute etc.

 

Als een leerling, al dan niet onder begeleiding, kan fietsen, wordt een fietsvergoeding verstrekt. Wanneer een leerling, al dan niet onder begeleiding, met het openbaar vervoer kan reizen worden deze kosten vergoed.

In het geval een vergoeding in de kosten van het openbaar vervoer wordt verstrekt, is de hoogte van de tegemoetkoming gelijk aan de kosten van het ov (voor de duur van de indicatie). Voor het bepalen van de hoogte wordt gerekend met het door www.9292.nl vastgestelde tarief over de afstand vanuit de woning tot de schoollocatie. Te allen tijde wordt de goedkoopste wijze van vervoer vergoed.

Indien de leerling bij aanvang van het schooljaar jonger is dan 9 jaar en/of de leerling niet zelfstandig gebruik kan maken van de fiets of het openbaar vervoer, kunnen ook de fiets- of openbaar vervoer kosten van een begeleider worden vergoed. De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de kosten van het openbaar of de fiets over de ritten die een begeleider reist in aanwezigheid van de leerling. Te allen tijde wordt de goedkoopste wijze van vervoer vergoed.

 

Als het vervoer per fiets of het openbaar vervoer niet tot de mogelijkheden behoort, wordt het aangepast vervoer (taxibusje) verstrekt. De ouders verzorgen ook hierbij eventueel benodigde begeleiding van het kind wanneer dit tijdens de rit noodzakelijk wordt geacht.

Daarnaast is het mogelijk een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto (indien ouders hiertoe de mogelijkheid hebben) aan te bieden.

 

Uitbetaling vergoeding

De vergoeding voor het gebruik van de (brom) fiets, openbaar vervoer of het gebruik van de auto wordt uitbetaald na besluitvorming op de aanvraag. Het is niet mogelijk om de vergoeding op rekening van iemand anders dan ouder, verzorger of bewindvoerder te storten. De ouder moet verantwoorden dat de vergoeding juist is besteed. De ouder die een vergoeding ontvangt voor het gebruik van het openbaar vervoer dient een kopie van de factuur van de aangeschafte vervoersvoorziening te overleggen binnen een periode van 3 maanden na uitbetaling. De gemeente voorziet in een vergoeding voor het gehele schooljaar of het resterende deel daarvan. Wanneer uit controle blijkt dat de door de ouder gemaakte vervoerskosten lager zijn dan de hoogte van de vergoeding wordt het teveel ontvangen bedrag altijd teruggevorderd, tenzij er sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.

 

Leerlingen zelfstandig reizen naar VSO

Voor leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen geldt dat zij slechts aanspraak op bekostiging van leerlingenvervoer kunnen maken, indien zij vanwege hun handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege hun handicap niet zelfstandig gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Dit is vastgelegd in artikel 4, eerste lid van de WEC. Uitzondering hierop is wanneer inzet van een vergoeding voor het gebruik van het openbaar vervoer aan de orde nadat leerling een leertraject zelfstandig reizen heeft afgelegd. Deze vergoeding wordt voor maximaal 1 schooljaar toegekend.

 

Begeleiding bieden

De verantwoordelijkheid van ouders of een ouder om hun of haar kind naar school te brengen of op te halen dan wel te begeleiden reikt ver. Volgens vaste jurisprudentie is het uitgangspunt dat het in beginsel tot de verantwoordelijkheid van de ouder(s) behoort om zorg te dragen voor de begeleiding van hun kinderen in het vervoer (onder meer LJN:AP7519, LJN: AY3674, LJN:AF2494, RvS:LJN:BL0738, BL0714 en RVS nr. 03.89.7315/P01, RVS:NL:RVS:2015:3382, RVS:2010:BK8359, ECLI:NL:RVS:2014:3114, ECLI:NL:RVS;2012:BV2407, ECLI:NL:RBDHA:2019:1381, ECLI:NL:RVS2015:3064).

De ouder heeft een zogenoemde zorgplicht.

 

Mogelijke praktische bezwaren dienen in beginsel zelf of met hulp van anderen opgelost te worden en verschilt niet van problemen die vele andere gezinnen op dit punt ondervinden. Als oplossing kan worden gedacht aan voor- en naschoolse opvang, de inzet van personen uit sociaal netwerk e.d. (Afdeling bestuursrechtspraak nr. 201405966/1/A2). Het is aan de ouder(s) om inzichtelijk te maken dat inzet van eigen netwerk niet mogelijk is (ECLI:NL:RBDHA:2022:483).

 

Het feit dat naar zeggen van ouder(s) een sociaal netwerk ontbreekt onderscheidt hen niet in betekende mate van de situatie waarin vele ouders zich bevinden (ECLI:NL:RVS:2015:3382).

Het is aan ouder(s) om aannemelijk te maken dat hij of zij niet voor begeleiding kan zorgdragen. Het moet dan gaan om een bijzonder geval (ECLI:NL:RBOT:2021:2205). Het feit dat de ouder moet aantonen dat het begeleiden van de leerling onmogelijk is niet in strijd met de wet en niet onredelijk (ECLI:NL:RVS: 2014:3315).

Het feit dat er sprake is van gescheiden ouders onderscheidt zich niet in betekende mate van de problemen die veel andere gezinnen ondervinden (ECLI:NLRVS2014:3314).

 

Ook het hebben van betaalde werkzaamheden of een ouder woonachtig in een andere stad, alleenstaand ouder, het ontbreken van een sociaal netwerk, het hebben van meerdere kinderen of de aanwezigheid van een handicap bij een ouder onderscheidt zich niet in betekende mate van de problemen die veel andere gezinnen ondervinden (ECLI:NL:RBOT:2021:2205, ECLI:NL:RBDHA:2019:1381, ECLI:RBROT:2022:487, ECLI:RBNHO:2020:4528, ECLI:NL:RBAMS:2006:BA8373, ECLI:NL:RBARN:2009:BI4363, ECLI:NL:RBLIM:2021:1472 en CRvB LJN:BC7591).

 

In de wet op het primair onderwijs (artikel 4 WPO, WEC en WVO, bij allen vierde lid) is gesteld dat gemeenten bij de uitvoering en opstelling van hun gemeentelijke Verordening rekening moeten houden met de “draaglast van ouders” (d.w.z. de redelijkerwijs te vergen inzet).

Rekening houdend met deze draaglast is begeleiding door ouders bij vervoer per fiets of openbaar vervoer niet vereist (en is dus aangepast vervoer vereist) als:

  • door een onafhankelijk medisch adviseur is vastgesteld dat er langdurige medische redenen zijn die ouders belemmeren het kind te begeleiden. En er geen andere oplossingen binnen het netwerk of door het gebruik van voorliggende voorzieningen/oplossingen aanwezig zijn (ECLI:NL:RVS:2014:3315).

Begeleiding in touringcar

Als een leerling samen met andere leerlingen in een touringcar wordt vervoerd en daarbij moet worden begeleid vanwege de aanwezigheid van andere leerlingen, is de gemeente gehouden de begeleiding in het gecombineerde vervoer te verzorgen. Het gaat hier dus om begeleiding die niet nodig zou zijn als de leerling kleinschalig zou worden vervoerd (taxibus met 8 kinderen) (Raad van State, 16 april 2008, nr.200704263).

 

Medische zorgverlening

Medische zorgverlening in het vervoer valt niet onder het begrip ‘passend vervoer’ volgens een uitspraak van de Rechtbank Zwolle d.d. 15 november 2007(Awb 06/1788). De Raad van State heeft in een uitspraak van 8 oktober 1990 (R03.90.3061) bepaald dat passend vervoer onder omstandigheden ook de salariskosten van een begeleider kan omvatten wanneer inzet van medische begeleiding tijdens het vervoer noodzakelijk is. Onderdeel van het onderzoek naar deze noodzaak is dat de gemeente onderzoek verricht of er mogelijkheden zijn om dit anders op te lossen. In de praktijk wordt de medisch zorgverlener veelal door de Zorgverzekeringswet of Wet Langdurige Zorg vergoed, waardoor vergoeding op grond van het leerlingenvervoer niet aan de orde is.

 

Indien het tijdens de rit (medisch) noodzakelijk is dat er een begeleider aanwezig is kan er een indicatie medisch begeleider worden afgegeven. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het uitvoeren van medisch noodzakelijke handelingen tijdens de rit of zeer ernstig gedragsmatige redenen. Voor deze indicatie kan men in aanmerking komen mits er sprake is van een medische noodzaak. Onderzoek hiertoe wordt uitgevoerd door onafhankelijk medisch adviseur.

 

Reistijd in aangepast vervoer

Bij aangepast vervoer wordt in beginsel uitgegaan van vervoer van en naar opstapplaatsen.

Het uitgangspunt is om te streven naar een zo kort mogelijke reistijd voor de leerling. De gemeente heeft echter ook rekening te houden met een efficiënte uitvoering van het leerlingenvervoer door het combineren van vervoer en gebruikers. De individuele verblijfstijd per kind in het voertuig mag niet meer bedragen dan 90 minuten enkele reistijd.

 

Afwijking van de maximale verblijfstijd is alleen mogelijk indien:

  • a.

    het door de afstand niet mogelijk is binnen de maximale tijdsduur te blijven; of

  • b.

    het niet meer mogelijk is om vervoer van deze leerling te combineren met andere leerlingen naar verder weggelegen scholen; en

  • c.

    er daardoor meerdere voertuigen ingezet moeten worden terwijl er voldoende zitplaatsen in het voertuig over zijn.

De vervoerder gaat over de uitvoering van het aangepast vervoer en dat betekent onder andere dat zij de haal- en brengtijden bepalen.

 

Vervoer bij extreme weersomstandigheden

Bij extreme weersomstandigheden beslist de vervoerder of het vervoer niet of op een later tijdstip moet plaatsvinden. De vervoerder communiceert dit naar ouders en naar de gemeente. Dit geldt alleen wanneer de veiligheid van het vervoer in het geding is.

 

Bijzondere indicaties in het aangepast vervoer

Bijzondere indicaties in het aangepast vervoer kunnen onder voorwaarden worden toegekend. Het gaat hierbij om de volgende indicaties en voorwaarden:

 

Individueel vervoer

Het kan voorkomen dat een kind door de aard van zijn of haar beperking/handicap niet met anderen samen kan worden vervoerd, ook niet met een begeleider. Ook kan het voorkomen dat dat de reistijd voor een leerling zo kort als mogelijk moet zijn als gevolg van zijn of haar beperking/handicap. In het laatste geval wordt met de vervoerder overlegd of de reistijd voor de leerling kan worden beperkt door aanpassingen door te voeren in het reisschema. Wanneer inzet van individueel vervoer aan de orde is, dient de noodzaak door een onafhankelijk medisch adviseur te worden vastgesteld.

 

Voorinzitgarantie

Bij aangepast vervoer bestaat de mogelijkheid van de voorinzitgarantie. Dit betekent dat de leerling te allen tijde voor in de taxi, dat wil zeggen naast de bestuurder, kan zitten tijdens de rit. Ook voor deze indicatie geldt dat hiertoe een medische noodzaak moet bestaan. Dit zal moeten blijken uit onderzoek van een onafhankelijk medisch adviseur.

 

Eigen vervoer per fiets of auto

Als ouders in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer en zij met toestemming van of op verzoek van het college de leerling zelf vervoeren, wordt een vergoeding per kilometer verstrekt.

 

Hoogte kilometervergoeding

Voor vaststelling van de hoogte wordt aangesloten bij de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding (peil 01-01-2020: €0,19) gerekend over de kortste afstand tussen de woning en de school (afstand per auto) (RVS 22 augustus 2001, 200004210/1) (ECLI:NL:RVS:2006:AY3674). Voor 2022-2023 is dit bedrag € 0,19 per kilometer.

Met ingang van 2023 wordt dit bedrag jaarlijks aangepast aan het bedrag genoemd in de brief van de VNG ‘Basisnormbedragen leerlingenvervoer’. Waarbij wel gelet wordt op de berekeningsmethodiek van de vergoeding. Deze vergoeding voor eigen vervoer is onbelast en vormt voor de ontvangers geen “bron van inkomsten”.

 

De vergoeding voor de (brom)fiets is € 0,09 per kilometer voor 2022-2023. Met ingang van 2023 wordt dit bedrag jaarlijks aangepast met hetzelfde percentage waarmee de VNG de hiervoor genoemde kilometervergoeding heeft opgehoogd. Ook hierbij wordt wel gelet op de berekeningsmethodiek van de vergoeding.

 

Voor zowel de vergoeding van een begeleider of de vergoeding voor eigen vervoer of voor het laten vervoeren van de leerling wordt maximaal 2 enkele reizen per dag vergoed.

 

Drempelbedrag

Artikel 4, zevende lid, van de WPO biedt gemeenten de mogelijkheid een drempelbedrag bij ouders in rekening te brengen.

De wetgever heeft bedoeld de ouders verantwoordelijk te laten zijn voor een bepaald deel van de (werkelijk gemaakte) kosten van het vervoer, de zogenaamde drempel.

 

De hoogte van het drempelbedrag is gebaseerd op de kosten van het openbaar vervoer op grond van de zone- indeling voor een jeugdjaarkaart op basis van 2 sterren in 2012. Per 2013 is dit bedrag jaarlijks met het CBS- indexcijfer verhoogd volgens opgave door de VNG. Het jaarlijks vastgestelde drempelbedrag voor een schooljaar zijn terug te vinden op de website www.vng.nl.

 

Het drempelbedrag wordt berekend op basis van een heel schooljaar. Als slechts een gedeelte van het schooljaar gebruik gemaakt wordt van het leerlingenvervoer, wordt het drempelbedrag berekend naar rato van het aantal maanden. Hierbij wordt een periode van minder dan een halve maand afgerond naar beneden en meer dan een halve maand afgerond naar boven.

 

Ouders zijn geen drempelbedrag verschuldigd wanneer hun inkomen beneden een bepaalde grens ligt of als er bij de leerling sprake is van een structurele handicap. Dit inkomensbedrag is in de Verordening vastgelegd.

 

De peildatum ligt 2 jaar voor het aanvraagjaar. Bij een aantoonbare structurele daling van het inkomen in de periode tussen het peiljaar en het jaar van de aanvraag, kan een later peiljaar gekozen worden.

 

Beoordeling van het gezamenlijk inkomen gebeurt aan de hand van de inkomensverklaringen, voorheen een IB60- verklaring. Een inkomensverklaring is een officiële verklaring van de Belastingdienst met de inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar.

Als de ouders de gevraagde inkomensgegevens niet verstrekken, wordt automatisch het drempelbedrag in rekening gebracht.

 

Pleegouders kunnen als “ouders” in de zin van de Verordening worden aangemerkt. Zij kunnen dus (als zij voldoen aan de voorwaarden) een tegemoetkoming in de vervoerskosten krijgen. Aan pleegouders mogen (net als aan “gewone” ouders) eventuele financiële verplichtingen, die uit een toekenning van de aanvraag voortvloeien, opgelegd worden. De gemeente legt pleegouders een eigen bijdrage/drempelbedrag op. Voogdij- instellingen worden ook als “ouder” aangemerkt. Ook zij kunnen een aanvraag indienen. Van hen kan echter geen drempelbedrag worden gevraagd, omdat zij geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben. Het gaat in deze wet alleen om natuurlijke personen.

 

Pleegouders kunnen als ‘ouders’ in de zin van de Verordening worden aangemerkt (zie artikel 1). Zij kunnen dus, als zij voldoen aan de voorwaarden, in aanmerking komen voor een vervoervoorziening. In de uitspraak van 31 augustus 1993 (nr. R03.93.1702 en nr. R03.93.1773) vindt de Afdeling het redelijk dat als de verzorgers pleegouders zijn, hun ook het drempelbedrag in rekening gebracht kan worden.

 

In tegenstelling tot de vrijwillige plaatsing zijn de natuurlijke ouders bij een justitiële plaatsing niet meer aan te spreken voor de extra kosten, tenzij de natuurlijke ouders en niet de pleegouders de aanvraag hebben ingediend.

 

In de bekostiging op basis van de Regeling vrijwillige pleegzorg zit in het algemeen geen component voor de kosten van het schoolbezoek, die door de gemeente in mindering gebracht kan worden op de gemeentelijke bekostiging voor het leerlingenvervoer. Pleegouders die bekostiging ontvangen op basis van de Regeling vrijwillige pleegzorg, dienen bij een honorering van hun aanvraag tot bekostiging van de kosten van het leerlingenvervoer door de gemeente ook het drempelbedrag per schooljaar aan de gemeente te betalen, als hun inkomen boven de inkomensgrens ligt.

Tevens zullen de pleegouders de eventuele bijdrage naar financiële draagkracht aan de gemeente moeten voldoen. Eventueel kunnen zij deze kosten wel verhalen op de natuurlijke ouders of voogden van de leerling.

6. Spelregels voor ouder(s), verzorger(s)

In het kader van de uitvoering van het leerlingenvervoer is het zowel voor de vervoerder/chauffeur als voor de kinderen/ouder(s) belangrijk om te weten wat van elkaar verwacht kan worden. Om het vervoer zo goed mogelijk te laten verlopen is het noodzakelijk dat er een aantal ‘spelregels’ worden afgesproken.

 

Wat wordt van ouder(s), verzorgers verwacht?

  • Leerling staat klaar als het voertuig aan komt rijden. De chauffeur wacht maximaal 1 minuut alvorens weer te vertrekken;

  • Ouder/verzorger helpt indien nodig bij in- en uitstappen;

  • Ouder/verzorger zorgt voor opvang als het kind bij huis of een afwijkende bestemming wordt afgezet;

  • Ouder/verzorger houdt rekening met de geplande ophaal- en thuisbrengtijden van de leerling;

  • Ouder/verzorger meldt zo snel mogelijk aan de vervoerder wanneer de leerling niet meerijdt;

  • Ouder/verzorger meldt tijdig wanneer kind na ziekte weer gebruik maakt van het aangepaste vervoer;

  • Wijzigingen in het aangepast vervoer worden tijdig afgestemd met de vervoerder en niet met de chauffeur;

  • Ouder/verzorger geeft specifieke zaken, die voor een veilig vervoer van de leerling van belang zijn, door aan de vervoerder;

  • Ouder/verzorger regelt zelf vervoer als de lestijden afwijken van de reguliere lestijden uit de schoolgids/schoolplan;

  • Ouder/verzorger bespreekt met leerling dat hij/zij zich dient te gedragen in de taxi. Dit betekent: blijven zitten, altijd de veiligheidsgordel om, fatsoenlijk taalgebruik, niet eten en drinken in de taxi, afblijven van anderen en andermans spullen enzovoort;

Wat wordt van de leerling verwacht tijdens het vervoer?

  • Leerling stapt rustig in en uit en gaat niet dringen wanneer het voertuig aan komt rijden;

  • Leerling gedraagt zich fatsoenlijk in het voertuig en bezig fatsoenlijk taalgebruik;

  • Leerling gaat zitten op de plek die door de chauffeur wordt aangewezen en luistert naar de chauffeur;

  • Leerling blijft zitten op zijn/haar plek totdat het voertuig de plaats van bestemming heeft bereikt en stil staat;

  • Leerling doet op aanwijzing van de chauffeur de gordel om en houdt deze ook om tijdens de hele reis.

  • De leerling respecteert de andere reizigers in het voertuig en hun spullen;

  • Leerling snoept, eet en rookt niet in het voertuig;

  • Leerling neemt geen gevaarlijke spullen mee in het voertuig;

  • Leerling brengt het veilig rijden niet in gevaar.

Wat wordt van de chauffeur verwacht tijdens het vervoer?

  • Chauffeur stelt zich bij aanvang van het nieuwe schooljaar voor aan ouder(s), verzorger(s) en leerling;

  • Chauffeur geeft specifieke zaken door aan zijn opdrachtgever, zodat bij ziekte een andere chauffeur zijn/haar rit kan overnemen;

  • Chauffeur haalt sleutels uit contactslot bij het verlaten van het voertuig;

  • Chauffeur draagt zorg voor het ophalen en wegbrengen van de leerling op een afgesproken adres binnen Capelle aan den IJssel;

  • Chauffeur zet leerling niet af wanneer hij/zij eerder op plaats van bestemming aankomt dan het afgesproken tijdstip en er nog geen ouder/verzorger aanwezig is;

  • Chauffeur stopt altijd aan de veilige kant van de weg;

  • Chauffeur let erop dat altijd de veiligheidsgordels door de leerlingen worden gebruikt.

Ongewenst gedrag leerling

Leerlingen die met aangepast vervoer naar school gaan, kunnen gedrag vertonen wat onacceptabel is, omdat het een gevaar voor zichzelf en/of anderen veroorzaakt of bedreigend is. Tevens kunnen de leerlingen zich niet houden aan de ‘spelregels’. De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de leerling gedurende het vervoer berust bij de leerling en de ouder(s), verzorger(s).

 

Wanneer zich een situatie voordoet waarbij er sprake is van ontoelaatbaar gedrag of het zich niet houden aan de spelregels, wordt onderzocht of hier een medische oorzaak aan ten grondslag ligt. Afhankelijk van het onderzoek wordt de verstrekte toewijzing zo nodig aangepast. Indien na het onderzoek sprake blijkt van verwijtbaar ontoelaatbaar gedrag volgt een waarschuwingsbrief naar de ouders. Bij een volgende klacht kan een schorsing per direct volgen, voor een periode van maximaal een volle schoolweek. Er volgt een tweede waarschuwingsbrief aan ouders. Volgt er nog een klacht dan volgt met een derde brief totale uitsluiting van het vervoer tot het eind van het schooljaar met een minimum van 3 maanden exclusief vakantie. Schorsing aan het eind van het schooljaar kan dus doorlopen in het nieuwe schooljaar. De gemeente stelt de leerplichtambtenaar op de hoogte. De ouder(s), verzorger(s) zijn gedurende de opschorting of intrekking van het leerlingenvervoer zelf verantwoordelijk dat leerling op school komt en van school wordt opgehaald.

 

Wanneer uit onderzoek naar de medische noodzaak van het ontoelaatbare gedrag van de leerling naar voren komt dat met het bieden van begeleiding de misdragingen onder controle gehouden kunnen worden zijn het de ouders die de begeleiding dienen te organiseren.

7. Herziening, opschorting, intrekking en terugvordering

Doorgeven van wijzigingen

Ouders met een positief besluit aangaande bekostiging van leerlingenvervoer krijgen de strikte verplichting het college schriftelijk of via de elektronische weg op de hoogte te houden van alle wijzigingen. Gegevens die van invloed kunnen zijn op de toewijzing van de bekostiging van het leerlingenvervoer zijn onder andere:

  • de gezondheidssituatie van de leerling waarvan verondersteld kan worden dat dit van invloed is op het leerlingenvervoer;

  • verandering van school;

  • het woonadres van de leerling, door bijvoorbeeld verhuizing;

  • de gezinssamenstelling;

  • de gezinssituatie, die invloed is op het al dan niet begeleiden van leerlingen door overige gezinsleden;

  • het adres van de school;

  • wijziging van de schooltijden en vakanties van de school;

  • toekenning van bekostiging op grond van andere wet en regelgeving.

Als wijzigingen niet of niet tijdig zijn doorgegeven en dit heeft tot extra kosten geleid, dan worden deze op de aanvrager verhaald, dan wel van de aanvrager teruggevorderd. Nadat de wijziging is vastgesteld kan de toewijzing worden ingetrokken en eventueel opnieuw worden verstrekt. De beslissing dient aan de aanvrager bekend te worden gemaakt (art. 3:41 Awb).

Verhaal of terugvordering van ten onrechte gemaakte kosten geldt ook bij intrekking vanwege bij de aanvraag onjuist of onvolledig verstrekte gegevens.

8. Slotbepalingen

Hardheidsclausule

De Verordening kent een hardheidsclausule. Via toepassing van de hardheidsclausule kan het college van alle bepalingen van de Verordening afwijken en alsnog bekostiging van leerlingenvervoer toekennen.

Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor uitzonderlijke situaties, die niet in de Verordening en beleidsregels zijn opgenomen en welke mogelijk aantoonbaar nadelige gevolgen voor een gezin of een leerling kunnen hebben. De hardheidsclausule wordt alleen toegekend voor het volgen van onderwijs of het volgen van stage in het kader van onderwijs. De hardheidsclausule wordt niet toegepast als uitsluitend een beroep wordt gedaan op de omstandigheid dat ouder(s), verzorger(s) wegens betaalde arbeid of andere werkzaamheden de leerling niet naar school kunnen brengen of ophalen, of omdat er meerdere kinderen in het gezin aanwezig zijn.

 

Bij het toepassen van de hardheidsclausule dient men alle feiten en omstandigheden rekening te houden, zoals medische, pedagogische of sociale factoren. De toepassing ervan is niet aan enige beperking gebonden. Via toepassing van de hardheidsclausule kan van alle bepalingen in de Verordening worden afgeweken, inclusief het heffen van de eigen bijdrage/drempelbedrag.

Voorts dient erop te worden toegezien dat, ter voorkoming van precedentwerking, de toepassing van de hardheidsclausule wordt onderbouwd met argumenten die betrekking hebben op de specifieke, concrete situatie van ouders van een leerling.

9. Inwerkingtreding & citeertitel

  • 1.

    Met ingang van 16 mei 2023 worden de Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Capelle aan den IJssel 2014 ingetrokken.

  • 2.

    Deze Beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Capelle aan den IJssel 2023.

  • 3.

    Deze Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Capelle aan den IJssel 2023 treden in werking met ingang van 16 mei 2023.

Capelle aan den IJssel, 16 mei 2023

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris

A.L. Duijmaer van Twist

de burgemeester,

mr. P. Oskam