Organisatie | Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bekostiging leerlingenvervoer Krimpenerwaard 2023 |
Citeertitel | Verordening bekostiging leerlingenvervoer Krimpenerwaard 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-06-2023 | nieuwe regeling | 30-05-2023 | 230522 |
Deze verordening geeft gemeentelijke regels over het vervoer naar school.
De verordening ondersteunt de werkwijze van de gemeente waarbij meegedacht wordt met de inwoner over het effect dat hij wil bereiken en bekeken wordt of dit past binnen de doelstelling van de wetten van het sociaal domein. Vervolgens wordt bekeken welke wettelijke instrumenten de gemeente heeft om dit doel met en voor de inwoner te realiseren.
In de Krimpenerwaard vinden we de volgende doelstellingen belangrijk:
Deze verordening gaat over het vervoer naar school. Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:
De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening geregeld. De concept verordening is op 9 maart 2023 toegestuurd aan de Adviesraad Sociaal Domein (ASD). De ASD heeft over deze regels op 30 maart 2023 een reactie gegeven.
De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in Hoofdstuk 8.
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:
Eigen verantwoordelijkheid: inwoners hebben zelf regie over hun leven. Ze maken bepaalde keuzes in hun leven en zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Ze zijn ook zelf verantwoordelijk voor de oplossing van hun problemen. Zo nodig krijgen ze daarbij ondersteuning vanuit het netwerk, maatschappelijke organisaties en/of gemeente. Het zelfoplossend vermogen en de zelfredzaamheid worden ondersteund. Zoveel als mogelijk is die ondersteuning altijd gericht op het (terug) krijgen van die regie.
Resultaatgericht: de gemeente richt zich op resultaten en het vinden van duurzame oplossingen die ook op de lange termijn werken, op basis van de door de raad geformuleerde maatschappelijke effecten. De gemeente doet wat nodig is en levert maatwerk. Acties en beslissingen zijn gericht op het bereiken van het doel, ondanks problemen, afleiding of tegenslagen.
Verbinding: verbinding ontstaat vanuit gedeelde waarden en een gezamenlijk doel. Verbinding met elkaar is ons veilig voelen bij elkaar en onszelf kunnen zijn. De gemeente wil vanuit die verbinding samenwerken met inwoners, maatschappelijke partners, bedrijven en verenigingen in de ondersteuning van de inwoner. Zo ontwikkelt de gemeente optimaal en voegt, vanuit haar rol, waarde toe.
Ieder kind heeft recht op passend onderwijs dat aansluit bij de levensovertuiging of godsdienst van de ouders. Soms is de afstand van huis naar school te groot voor het kind, of kan het kind vanwege zijn beperking niet zelfstandig naar school reizen. In dit hoofdstuk is geregeld hoe de gemeente ouders ondersteunt bij het vervoer van hun kind naar school. Uitgangspunt blijft wel dat de ouders er zelf verantwoordelijk voor zijn dat hun kind naar school gaat.
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan de gemeente hulp kan vragen als het gaat om het vervoer naar school.
De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien of verkrijgen, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde termijn te leveren. De gemeente maakt aan de inwoner duidelijk om welke gegevens het gaat en welke termijn er geldt. De gegevens die nodig zijn voor het beoordelen van de aanvraag worden alleen gebruikt om de aanvraag te kunnen beoordelen en uitvoering te kunnen geven aan de vervoersvoorziening voor de inwoner.
Ouders dienen een aanvraag in voor een vervoersvoorziening voor hun kind. Maar als de leerling meerderjarig wordt, en handelingsbekwaam is, dan moet de volwassen leerling zelf de vervoersvoorziening aanvragen. De inwoner kan deze aanvraag op de volgende manieren doen:
2.2.1Aanvraag voor een vervoersvoorziening
De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die hiervoor nodig is. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat iemand die wel deskundig is een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.
Wanneer de inwoner vindt dat het door de gemeente afgegeven advies niet juist is, dan is de inwoner zelf verantwoordelijk om de gemeente hiervan te overtuigen. Dit kan door het advies van een specialist aan de gemeente te leveren. Het oordeel van enkel een huisarts is niet voldoende. Als er geen specialist betrokken is, dan dient de inwoner aan de gemeente een objectief en onafhankelijk oordeel van een (sociaal) medisch adviseur te laten zien.
De gemeente onderzoekt of ouders of de meerderjarige (en handelsbekwame) leerling een vervoersvoorziening kunnen krijgen. Als dat zo is gaat de gemeente na welke voorziening er nodig is. De gemeente onderzoekt dan met welk vervoermiddel de leerling kan reizen en welke route naar school de kortste route voor de leerling is. Ook onderzoekt de gemeente of er begeleiding nodig is bij het reizen.
De gemeente kan extra voorwaarden stellen aan de vervoersvoorziening die wordt gegeven. Zoals bijvoorbeeld het deelnemen aan een programma om zelfstandig te leren reizen.
De gemeente kan aan ouders ook een vervoersvoorziening geven, als geen sprake is van een structureel langdurige beperking. Hierbij gelden de (aanvullende) voorwaarden:
de leerling gaat naar een passende school (op meer dan zes kilometer van de woning) die verder weg is gelegen dan de dichtstbijzijnde passende school, en de ouders hebben in het aanvraagformulier uitgelegd waarom zij, op basis van geloof/levensovertuiging, kiezen voor de verder weg gelegen passende school. De gemeente moet wel altijd nog beoordelen of deze uitleg voldoende is.
Vergoeding voor begeleiding in het OV of op de fiets betaalt de gemeente alleen als de leerling op peildatum jonger dan elf jaar is én de school meer dan zes kilometer van de woning van de leerling ligt. Of als het kind een blijvende lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of geestelijke beperking heeft.
4.4 Vraag naar specifiek onderwijs
Als de leerling een specifieke en noodzakelijke onderwijskundige onderwijsbehoefte heeft en daarvoor is aangewezen op een school verder dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school én er is een vervoersvraagstuk, dan wordt een vervoersvoorziening alleen toegekend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de ouders hebben gezamenlijk met de dichtstbijzijnde toegankelijke school en het betrokken samenwerkingsverband passend onderwijs aan de gemeente aangetoond dat de dichtstbijzijnde school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen niet toegankelijk is vanwege het niet kunnen bieden van het noodzakelijke specifieke onderwijsaanbod.
5 Voorwaarden aangepast vervoer
Het aangepast vervoer gebeurt op standaard schooldagen en schooltijden, zoals deze zijn opgeschreven in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt. Voor afwijkende tijden (die niet in de schoolgids staan) in verband met schoolreisjes, sportdagen, uitvaluren of laatste schooldag worden geen extra taxiritten ingezet.
Het aangepast vervoer op schooldagen en schooltijden die anders zijn dan de in de schoolgids opgeschreven dagen en tijden wordt niet betaald tenzij de ouders kunnen aantonen dat de aansluiting op de standaard schooltijden geen optie is voor de leerling die verplicht is om naar school te gaan en een (blijvende) beperking heeft en er een individueel schoolplan is.
De gemeente past de vervoersvoorziening aan op de goedkoopste manier van reizen:
Als de leerling naar school kan fietsen (eventueel met begeleiding), dan kunnen de ouders een kilometervergoeding voor de fiets krijgen. Dit geldt ook als de leerling kan fietsen maar met het OV reist. De kilometervergoeding voor de fiets wordt gemeten over de kortste afstand en is hetzelfde als de hoogte van de kilometervergoeding die de VNG bekend maakt.
Ouders kunnen gebruikmaken van aangepast vervoer als dat nodig is. Maar ouders kunnen er in dat geval ook voor kiezen om de leerling zelf te vervoeren. Dan hebben zij recht op een kilometervergoeding voor de auto. Gaat het kind naar de reguliere basisschool, dan betalen de ouders de reiskosten soms gedeeltelijk zelf (zie artikel 5.3.2).
De gemeente kan ouders vragen, óf op aanvraag van ouders toestaan, om één of meer leerlingen zelf te vervoeren of laten vervoeren. De gemeente betaalt aan de ouders die een leerling zelf vervoeren:
een kilometervergoeding voor de fiets voor de leerling zonder begeleiding, als de leerling recht zou hebben op een kilometervergoeding voor de fiets met of zonder begeleiding. De kilometervergoeding voor de fiets wordt gemeten over de kortste afstand en is hetzelfde als de hoogte van de kilometervergoeding die de VNG bekend maakt; of;
5.3.2Bijzondere regeling vervoer naar een reguliere basisschool
Is het jaarinkomen van de ouders in het peiljaar hoger dan €27.900,-.
Dan wordt een eigen bijdrage afgehaald van de vergoeding die ouders van de gemeente ontvangen. De eigen bijdrage is gelijk aan het tarief van een 2-sterren jaarabonnement voor het OV van de regio Rotterdam/Den Haag. Ook als er geen OV beschikbaar is of als er geen gebruik wordt gemaakt van het OV, trekt de gemeente dit bedrag af van de vergoeding.
De hoogte van de eigen bijdrage wordt per kind per schooljaar berekend en hangt af van het jaarinkomen van de ouders in het, zoals in het eerste lid bedoelde, peiljaar:
6 Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee, dan kan de gemeente de vervoersvoorziening beëindigen, of verlagen.
6.1 Hoe gaan we met elkaar om?
De gemeente reageert op een professionele manier op gedrag van de inwoner dat niet door de beugel kan. De gemeente zorgt voor het volgende:
De gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op het gedrag, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner ook duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente de dienstverlening zal voortzetten (als dit is stopgezet).
6.2 Hoe controleert de gemeente of de afspraken worden nagekomen?
De gemeente stelt alles in het werk om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeert de gemeente inwoners op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van voorzieningen.
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
7.1 Onderzoek naar de werking van de verordening
De gemeente onderzoekt periodiek of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die de gemeente wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt de gemeente systematisch informatie over alles wat van belang is om tot een goede evaluatie te komen. De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
7.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als toepassing van die bepaling volgens de gemeente een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
aangepast vervoer: vervoer met een besloten (school)bus, taxi, treintaxi, bustaxi of touringcar;
afstand: kortste afstand tussen de woning en de school of instelling. Voor het bepalen van de afstand is Google Maps leidend. Daarbij wordt de instelling kortste route gehanteerd.
andere (of: voorliggende) voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan hulp-op-maat. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner.
Awb: algemene wet bestuursrecht.
basisonderwijs: basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.
beperking: de vermindering van mogelijkheden als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychische of psychosociale handicap, die het functioneren op sociaal of maatschappelijk gebied belemmert. Bij leerlingenvervoer geldt dat de leerling door zijn beperking niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.
begeleider: de ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden.
dichtstbijzijnde school: school die het dichtst bij de woning van het kind ligt, gemeten via de kortste route waarlangs het kind veilig kan reizen. Als het kind naar een speciale basisschool gaat, dan is de dichtstbijzijnde school ook de dichtstbijzijnde speciale basisschool in het samenwerkingsverband van de basisschool dat het kind eerst bezocht, of een andere speciale basisschool binnen dit samenwerkingsverband, als het vervoer naar die school voor de gemeente goedkoper is.
effect: het resultaat of het doel.
eigen vervoermiddel: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets.
fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een voorziening is, en om de duur en hoogte van de voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard.
gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.
hulp: een vervoersvoorziening voor vervoer naar school.
hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde voorziening.
hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
jaarinkomen: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs.
inwoner: de ouder, voogden of verzorgers van de leerling. Als de leerling volwassen is mag deze ook het formulier ondertekenen.
leerling: de leerling die is ingeschreven bij een school als bedoeld in deze verordening.
medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.
OOGO: het Op Overeenstemming Gericht Overleg tussen het samenwerkingsverband en de gemeenten binnen het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 17a, negende lid, van de Wet op het voorgezet onderwijs;
openbaar vervoer (ov): openbaar toegankelijk personenvervoer dat met een vaste route en een vaste dienstregeling rijdt (of vaart).
opstapplaats: plaats die is aangewezen door de gemeente, vanaf waar het kind (de leerling) gebruik kan maken van het vervoer naar school. De werkelijke reisafstand tussen de woning van de leerling en/of de opstapplaats of school bedraagt maximaal 750 meter.
ouders: ouders, voogden of verzorgers van de jongere.
passend onderwijs: zoals bedoeld in de Wet Passend Onderwijs.
peildatum: 1 augustus van het schooljaar waarover een aanvraag wordt gedaan.
peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar, waarin het schooljaar waarvoor vergoeding van de vervoerskosten wordt gevraagd, begint.
persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
reistijd: de tijd tussen het moment van het verlaten van de woning en de starttijd van de school volgens de schoolgids. Van deze reistijd mag maximaal 10 minuten worden afgetrokken als het kind gewoonlijk iets voor de start van de school aankomt op school. Voor de terugreis geldt de tijd tussen de eindtijd van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning van het kind.
Hierbij kan maximaal 10 minuten worden opgeteld voor een eventuele wachttijd voor OV of aangepast vervoer.
school: basisschool, speciale school voor basisonderwijs, of school waar speciaal of voortgezet (speciaal) onderwijs wordt gegeven.
sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).
speciaal onderwijs: onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.
specialist: onafhankelijk medisch of pedagogisch specialist.
stage: praktische leertijd bij de beroepsopleiding;
structureel langdurige beperking: een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap waardoor de leerling niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken en de situatie niet zal verbeteren;
toegankelijke school: school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;
vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele beperking van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt.
vervoersvoorziening of voorziening: aangepast vervoer of de bekostiging van reiskosten, bedoeld in artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 4 van de Wet op de expertisecentra.
voortgezet onderwijs: onderwijs als bedoeld in de Wet op het Voortgezet Onderwijs.
wet: de Wet op het primair onderwijs, de wet op het voortgezet onderwijs of de Wet op de expertisecentra, de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet.
woning: plaats waar de leerling feitelijk en structureel verblijft.