Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Krimpenerwaard

Verordening bekostiging leerlingenvervoer Krimpenerwaard 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKrimpenerwaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening bekostiging leerlingenvervoer Krimpenerwaard 2023
CiteertitelVerordening bekostiging leerlingenvervoer Krimpenerwaard 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs
  3. artikel 4 van de Wet op de expertisecentra
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-06-2023nieuwe regeling

30-05-2023

gmb-2023-252225

230522

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening bekostiging leerlingenvervoer Krimpenerwaard 2023

De raad van de gemeente Krimpenerwaard,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 april 2023;

 

gehoord de commissie van 9 mei 2023;

 

besluit:

 

vast te stellen de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Krimpenerwaard 2023.

 

1 Inleiding

Deze verordening geeft gemeentelijke regels over het vervoer naar school.

 

De verordening ondersteunt de werkwijze van de gemeente waarbij meegedacht wordt met de inwoner over het effect dat hij wil bereiken en bekeken wordt of dit past binnen de doelstelling van de wetten van het sociaal domein. Vervolgens wordt bekeken welke wettelijke instrumenten de gemeente heeft om dit doel met en voor de inwoner te realiseren.

 

1.1 Waarom deze regels?

In de Krimpenerwaard vinden we de volgende doelstellingen belangrijk:

  • inwoners kunnen actief meedoen aan het maatschappelijk leven of aan het werk gaan;

  • inwoners hebben een inkomen waarmee ze rond kunnen komen;

  • inwoners hebben hun financiën op orde;

  • inwoners kunnen een eigen huishouding voeren en voor zichzelf zorgen;

  • inwoners hebben een geschikte en schone woonruimte, waarin zij zelfstandig en veilig kunnen wonen; en

  • kinderen kunnen gezond en veilig opgroeien en kunnen naar de school gaan die bij hen past.

Deze verordening gaat over het vervoer naar school. Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:

  • Wet op het primair onderwijs;

  • Wet op de expertisecentra;

  • Wet op het voortgezet onderwijs; en de

  • Gemeentewet.

De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening geregeld. De concept verordening is op 9 maart 2023 toegestuurd aan de Adviesraad Sociaal Domein (ASD). De ASD heeft over deze regels op 30 maart 2023 een reactie gegeven.

 

De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in Hoofdstuk 8.

 

1.2 Uitgangspunten

De regels in deze verordening zijn geschreven vanuit een aantal uitgangspunten. De regels:

  • 1.

    zijn bedoeld om de doelen die beschreven zijn in paragraaf 1.1. te bereiken;

  • 2.

    zijn goed leesbaar;

  • 3.

    regelen niet meer dan nodig is;

  • 4.

    houden de administratieve lasten van gemeente en inwoners zo laag mogelijk;

  • 5.

    kunnen goed uitgevoerd worden en zijn duidelijk voor de inwoners;

  • 6.

    zijn onderling afgestemd op elkaar;

  • 7.

    respecteren de wetten. Als het nodig is kan hier beargumenteerd van worden afgeweken;

  • 8.

    het doel van de wetgever en het doel van belangrijke internationale regels blijven het uitgangspunt.

1.3 Kernwaarden

Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:

  • 1.

    Vertrouwen: de gemeente benadert de inwoners en maatschappelijke partners vanuit een positieve insteek, met waardering en zonder vooroordelen. Er is respect voor de ander. Daarbij hoort ook het vertrouwen dat de inwoner en haar/zijn netwerk zelf tot oplossingen (kunnen) komen.

  • 2.

    Betrouwbaar: de gemeente komt afspraken na. Maatschappelijke partners/organisaties en de inwoner weten wat ze aan de gemeente hebben.

  • 3.

    Eigen verantwoordelijkheid: inwoners hebben zelf regie over hun leven. Ze maken bepaalde keuzes in hun leven en zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Ze zijn ook zelf verantwoordelijk voor de oplossing van hun problemen. Zo nodig krijgen ze daarbij ondersteuning vanuit het netwerk, maatschappelijke organisaties en/of gemeente. Het zelfoplossend vermogen en de zelfredzaamheid worden ondersteund. Zoveel als mogelijk is die ondersteuning altijd gericht op het (terug) krijgen van die regie.

  • 4.

    Resultaatgericht: de gemeente richt zich op resultaten en het vinden van duurzame oplossingen die ook op de lange termijn werken, op basis van de door de raad geformuleerde maatschappelijke effecten. De gemeente doet wat nodig is en levert maatwerk. Acties en beslissingen zijn gericht op het bereiken van het doel, ondanks problemen, afleiding of tegenslagen.

  • 5.

    Verbinding: verbinding ontstaat vanuit gedeelde waarden en een gezamenlijk doel. Verbinding met elkaar is ons veilig voelen bij elkaar en onszelf kunnen zijn. De gemeente wil vanuit die verbinding samenwerken met inwoners, maatschappelijke partners, bedrijven en verenigingen in de ondersteuning van de inwoner. Zo ontwikkelt de gemeente optimaal en voegt, vanuit haar rol, waarde toe.

  • 6.

    Respect: er is waardering voor de kwaliteiten, vaardigheden en/of prestaties van de ander. Vanuit gelijkwaardigheid en zonder vooroordeel wordt naar situaties gekeken. Er wordt naar elkaar omgekeken en we houden vandaar uit rekening met de ander.

2 De aanvraag

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs dat aansluit bij de levensovertuiging of godsdienst van de ouders. Soms is de afstand van huis naar school te groot voor het kind, of kan het kind vanwege zijn beperking niet zelfstandig naar school reizen. In dit hoofdstuk is geregeld hoe de gemeente ouders ondersteunt bij het vervoer van hun kind naar school. Uitgangspunt blijft wel dat de ouders er zelf verantwoordelijk voor zijn dat hun kind naar school gaat.

 

Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan de gemeente hulp kan vragen als het gaat om het vervoer naar school.

 

2.1 Gegevens

De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien of verkrijgen, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde termijn te leveren. De gemeente maakt aan de inwoner duidelijk om welke gegevens het gaat en welke termijn er geldt. De gegevens die nodig zijn voor het beoordelen van de aanvraag worden alleen gebruikt om de aanvraag te kunnen beoordelen en uitvoering te kunnen geven aan de vervoersvoorziening voor de inwoner.

 

2.2 Indienen van een aanvraag

Ouders dienen een aanvraag in voor een vervoersvoorziening voor hun kind. Maar als de leerling meerderjarig wordt, en handelingsbekwaam is, dan moet de volwassen leerling zelf de vervoersvoorziening aanvragen. De inwoner kan deze aanvraag op de volgende manieren doen:

  • digitaal;

  • schriftelijk, als digitaal niet mogelijk is.

2.2.1Aanvraag voor een vervoersvoorziening

  • 1.

    Vraagt de inwoner een vervoersvoorziening aan, dan gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:

    • a.

      de hulp is noodzakelijk om (één van) de doelen van de in paragraaf 1.1 genoemde wetten te bereiken;

    • b.

      de inwoner heeft geen mogelijkheden om het gewenste effect op eigen kracht te bereiken. Hij kan dit effect ook niet bereiken met gebruikelijke hulp van huisgenoten, met hulp vanuit het sociale netwerk of met behulp van andere voorzieningen of organisaties; en

    • c.

      de hulp past bij het gewenste effect en de persoonlijke situatie van de inwoner.

  • 2.

    De hulp is niet duurder dan nodig en duurt niet langer dan nodig. De gemeente kiest daarom voor de goedkoopste voorziening die passend is om het probleem van de inwoner langdurig te verminderen of op te lossen.

 

2.3 Advisering

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die hiervoor nodig is. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat iemand die wel deskundig is een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.

  • 2.

    Wanneer de inwoner vindt dat het door de gemeente afgegeven advies niet juist is, dan is de inwoner zelf verantwoordelijk om de gemeente hiervan te overtuigen. Dit kan door het advies van een specialist aan de gemeente te leveren. Het oordeel van enkel een huisarts is niet voldoende. Als er geen specialist betrokken is, dan dient de inwoner aan de gemeente een objectief en onafhankelijk oordeel van een (sociaal) medisch adviseur te laten zien.

  • 3.

    De gemeente kan altijd het advies van een (sociaal) medisch adviseur vragen.

2.4 Beoordelen aanvraag

  • 1.

    Bij het beoordelen van de aanvraag betrekt de gemeente alle gegevens die van belang zijn. Het gaat onder meer om gegevens over:

    • a.

      de behoeften van de inwoner;

    • b.

      de (on)mogelijkheden van de inwoner;

    • c.

      de persoonlijke situatie van de inwoner;

    • d.

      de mogelijkheden van het sociale netwerk, andere organisaties en de gemeente.

  • 2.

    Om te bepalen of de gemeente hulp verleent, volgt de gemeente in principe de volgende stappen:

  • Stap 1: De gemeente stelt eerst vast wat de hulpvraag van de inwoner is.

  • Stap 2: De gemeente stelt hierna vast welke problemen, beperkingen en/of stoornissen er precies zijn.

  • Stap 3: De gemeente bepaalt welke hulp nodig is en hoe veel.

  • Stap 4: De gemeente onderzoekt wat de inwoner zelf kan doen om het probleem op te lossen (eigen kracht), al dan niet met gebruikelijke hulp, met hulp van anderen uit het sociale netwerk of van andere organisaties, of met andere voorzieningen.

  • Stap 5: De gemeente bepaalt welke aanvullende hulp nodig is om het probleem op te lossen en het gewenste effect te bereiken.

  • 3.

    Voor iedere stap geldt, dat de gemeente de deskundigheid inzet die nodig is om die stap goed te kunnen afronden. Is er bijzondere deskundigheid nodig, dan zet de gemeente die in. De gemeente stelt de inwoner op de hoogte van welke deskundigheid er op welk moment nodig is en ingezet wordt.

2.5 Beslistermijn

  • 1.

    De gemeente beslist zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 8 weken nadat de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    De beslistermijn kan schriftelijk worden verlengd met maximaal 4 weken.

2.6 Het besluit

2.6.1Inhoud besluit

  • 1.

    De gemeente stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner te weten komt of er wel of geen hulp wordt gegeven.

  • 2.

    In het besluit wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat de hulp inhoudt en waarvoor de hulp bedoeld is;

    • b.

      wanneer de hulp ingaat en, indien van toepassing, hoe lang de hulp duurt;

    • c.

      hoe en door wie de hulp wordt gegeven; en

    • d.

      welke voorwaarden en verplichtingen er voor de hulp gelden.

  • 3.

    De gemeente informeert de inwoner in het besluit ook, indien van toepassing, over wat de inwoner zelf moet betalen.

3 De vervoersvoorziening

3.1 Onderzoek

  • 1.

    De gemeente onderzoekt of ouders of de meerderjarige (en handelsbekwame) leerling een vervoersvoorziening kunnen krijgen. Als dat zo is gaat de gemeente na welke voorziening er nodig is. De gemeente onderzoekt dan met welk vervoermiddel de leerling kan reizen en welke route naar school de kortste route voor de leerling is. Ook onderzoekt de gemeente of er begeleiding nodig is bij het reizen.

  • 2.

    Voor het bepalen van de route naar school maakt de gemeente gebruik van de laatste versie van de routeplanner van Google Maps. De gemeente berekent wat de afstand van de woning van de leerling is tot de dichtstbijzijnde school die bij het kind past en waar plaats is voor de leerling.

  • 3.

    Gaat de leerling naar een reguliere basisschool, dan onderzoekt de gemeente ook hoe hoog het inkomen van de ouders is. Dat is nodig om te bepalen of de ouders een eigen bijdrage moeten betalen.

3.2 Voorwaarden

De gemeente kan extra voorwaarden stellen aan de vervoersvoorziening die wordt gegeven. Zoals bijvoorbeeld het deelnemen aan een programma om zelfstandig te leren reizen.

 

3.2.1Vervoersvoorziening

  • 1.

    De gemeente kan aan ouders een vervoersvoorziening geven, als de leerling vanwege een structureel langdurige beperking niet zelfstandig met het OV of met de fiets kan reizen, maar begeleiding of aangepast vervoer nodig heeft en de leerling:

    • a.

      minimaal vier jaar oud is, of minimaal drie jaar oud is als het om een dove of slechthorende leerling gaat die speciaal onderwijs volgt;

    • b.

      in de gemeente Krimpenerwaard woont;

    • c.

      naar de basisschool gaat of speciaal of voortgezet onderwijs volgt.

  • 2.

    De gemeente kan aan ouders ook een vervoersvoorziening geven, als geen sprake is van een structureel langdurige beperking. Hierbij gelden de (aanvullende) voorwaarden:

    • a.

      de leerling gaat naar de basisschool of volgt speciaal onderwijs; en

    • b.

      de dichtstbijzijnde school die bij de leerling past en waar plaats is voor de leerling, ligt meer dan zes kilometer van de woning van de leerling af; of

    • c.

      de leerling gaat naar een passende school (op meer dan zes kilometer van de woning) die verder weg is gelegen dan de dichtstbijzijnde passende school, en de ouders hebben in het aanvraagformulier uitgelegd waarom zij, op basis van geloof/levensovertuiging, kiezen voor de verder weg gelegen passende school. De gemeente moet wel altijd nog beoordelen of deze uitleg voldoende is.

  • 3.

    Ouders krijgen geen vergoeding voor het vervoer van hun kind, als het kind meereist met een andere ouder die van de gemeente een vergoeding krijgt voor het vervoer van zijn eigen kind.

  • 4.

    De gemeente kan aan ouders een vergoeding geven voor de reiskosten van een begeleider, als hun kind begeleiding nodig heeft bij het vervoer naar school en de ouders voor dit kind een vervoersvoorziening krijgen.

  • 5.

    Vergoeding voor begeleiding in het OV of op de fiets betaalt de gemeente alleen als de leerling op peildatum jonger dan elf jaar is én de school meer dan zes kilometer van de woning van de leerling ligt. Of als het kind een blijvende lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of geestelijke beperking heeft.

4 Bijzondere regelingen

4.1 Weekend- en vakantievervoer

  • 1.

    De gemeente geeft aan ouders die een vervoersvoorziening krijgen voor een leerling die (voortgezet) speciaal onderwijs volgt en in een internaat of pleeggezin verblijft, ook een vervoersvoorziening voor:

    • a.

      het weekendvervoer van de leerling van het internaat of pleeggezin naar de woning van de ouders en terug, behalve als de weekenden vallen in een schoolvakantie.

    • b.

      het vakantievervoer van de leerling van het internaat of pleeggezin naar de woning van de ouders en terug, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer. De schoolvakantie moet in de schoolgids van de school worden genoemd.

  • 2.

    De regels uit de andere artikelen van dit hoofdstuk gelden ook voor het weekend- en vakantievervoer, behalve artikel 5.3.1. tweede lid, onderdeel a.

4.2 Tijdelijke woning buiten de gemeente Krimpenerwaard

  • 1.

    De gemeente kan een tijdelijke vervoersvoorziening voor een periode van maximaal zes weken geven aan de ouders van een leerling, als de leerling door een crisissituatie tijdelijk buiten de gemeente Krimpenerwaard woont. De volgende voorwaarden moeten dan gelden:

    • a.

      de leerling blijft zijn eigen school bezoeken;

    • b.

      in de periode, voordat het kind tijdelijk buiten de gemeente Krimpenerwaard gaat wonen, is een vervoersvoorziening gegeven vanuit deze verordening; en

    • c.

      de bedoeling is dat de leerling teruggaat naar de gemeente Krimpenerwaard.

  • 2.

    De afgegeven vervoersvoorziening wordt opgeschort vanaf het moment dat de leerling tijdelijk buiten de gemeente Krimpenerwaard woont. Deze vervoersvoorziening wordt opnieuw gestart zodra de leerling weer in de gemeente Krimpenerwaard woont, tenzij de einddatum van de vervoersvoorziening voorbij is.

4.3 Aangepast vervoer naar stage

  • 1.

    Als er recht is op een vervoersvoorziening naar een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet onderwijs kan ook een vervoersvoorziening worden gegeven voor het vervoer naar een stageadres. Hiervoor wordt een aparte aanvraag ingediend.

  • 2.

    De volgende voorwaarden gelden voor het geven van een vervoersvoorziening naar een stageadres:

    • a.

      de stage is onderdeel van het onderwijsprogramma zoals opgeschreven in de schoolgids van de school of in het stagecontract; en

    • b.

      de stagetijden zijn gelijk aan de vaste schooltijden, tenzij vervoer buiten de vaste schooltijden geregeld kan worden; en

    • c.

      de stage vindt plaats op één adres; en

    • d.

      het stageadres ligt op de route van de woning of de opstapplaats naar de school. Is dit niet mogelijk? Dan mag het stageadres ook liggen binnen een maximale straal van de woning of de school welke door de gemeente wordt bepaald.

  • 3.

    De gemeente kan het stagecontract opvragen.

4.4 Vraag naar specifiek onderwijs

Als de leerling een specifieke en noodzakelijke onderwijskundige onderwijsbehoefte heeft en daarvoor is aangewezen op een school verder dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school én er is een vervoersvraagstuk, dan wordt een vervoersvoorziening alleen toegekend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a.

    de afstand tussen de woning en de school voldoet aan het afstandscriterium van minimaal zes kilometer;

  • b.

    het betreft een school die voorziet in een onderwijskundige onderwijsbehoefte en niet in een onderwijsmethode zoals Montessori of Jenaplan;

  • c.

    er is door de dichtstbijzijnde toegankelijke school in samenspraak met ouders en gemeente inzichtelijk gemaakt wat de specifieke en noodzakelijke ondersteuningsbehoefte is van de leerling en op welke school hieraan kan worden voldaan;

  • d.

    de ouders hebben gezamenlijk met de dichtstbijzijnde toegankelijke school en het betrokken samenwerkingsverband passend onderwijs aan de gemeente aangetoond dat de dichtstbijzijnde school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen niet toegankelijk is vanwege het niet kunnen bieden van het noodzakelijke specifieke onderwijsaanbod.

4.5 Afspraken als de vervoersvoorziening is gestart

  • 1.

    Zijn er wijzigingen die van invloed zijn op de vervoersvoorziening? Dan zijn de ouders of de volwassen leerling verplicht deze wijzigingen, direct te melden aan de gemeente. Dit kan door het wijzigingsformulier op te sturen naar de gemeente.

  • 2.

    De gemeente kan een besluit wijzigen, herzien, opschorten of intrekken, als de gemeente vaststelt dat:

    • a.

      er niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen zoals beschreven in deze verordening;

    • b.

      beslist is op basis van onjuiste gegevens dat, wanneer de juiste gegevens bekend waren geweest, er een ander besluit zou zijn genomen;

    • c.

      de vervoersvoorziening niet meer de meest passende vervoersvoorziening is;

    • d.

      de leerling zich misdraagt tijdens de taxirit in het aangepast vervoer; of

    • e.

      het vervoeren van de leerling zorgt voor een onveilige situatie in het aangepast vervoer.

  • 3.

    Ouders zijn verantwoordelijk voor het gedrag van de leerling tijdens de taxirit in het aangepaste vervoer wanneer de leerling jonger dan 18 jaar is.

  • 4.

    Wanneer ouders of de volwassen leerling onterecht een vergoeding hebben gekregen, dan moet dit terugbetaald worden.

5 Voorwaarden aangepast vervoer

5.1 Opstapplaats aangepast vervoer

  • 1.

    De gemeente wijst een opstapplaats aan vanuit waar de leerling gebruik maakt van het aangepast vervoer.

  • 2.

    De ouders zorgen ervoor dat de leerling van, naar en op de opstapplaats wordt begeleid als dit noodzakelijk is.

5.2 School- en wachttijden

  • 1.

    Het aangepast vervoer gebeurt op standaard schooldagen en schooltijden, zoals deze zijn opgeschreven in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt. Voor afwijkende tijden (die niet in de schoolgids staan) in verband met schoolreisjes, sportdagen, uitvaluren of laatste schooldag worden geen extra taxiritten ingezet.

  • 2.

    Zijn er binnen een school verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden? Dan kan de gemeente besluiten een wachttijd aan te houden van één of meerdere lesuren. Hierdoor kan beter aangesloten worden op het normale leerlingenvervoer en de vaste schooltijden die hierbij horen.

  • 3.

    Het aangepast vervoer op schooldagen en schooltijden die anders zijn dan de in de schoolgids opgeschreven dagen en tijden wordt niet betaald tenzij de ouders kunnen aantonen dat de aansluiting op de standaard schooltijden geen optie is voor de leerling die verplicht is om naar school te gaan en een (blijvende) beperking heeft en er een individueel schoolplan is.

  • 4.

    Als er sprake is van een bijzondere situatie (bijvoorbeeld een pandemie) waardoor de schooltijden anders zijn dan de standaard schooltijden die in de schoolgids staan, wordt het aangepast vervoer niet betaald, tenzij dit niks extra’s kost.

 

5.3 Vorm en hoogte

5.3.1Vervoersvoorziening

  • 1.

    De gemeente past de vervoersvoorziening aan op de goedkoopste manier van reizen:

    • a.

      Als de leerling naar school kan fietsen (eventueel met begeleiding), dan kunnen de ouders een kilometervergoeding voor de fiets krijgen. Dit geldt ook als de leerling kan fietsen maar met het OV reist. De kilometervergoeding voor de fiets wordt gemeten over de kortste afstand en is hetzelfde als de hoogte van de kilometervergoeding die de VNG bekend maakt.

    • b.

      Kan de leerling niet fietsen naar school, dan kunnen de ouders een vergoeding krijgen voor het OV (eventueel met begeleiding).

    • c.

      Ouders kunnen gebruikmaken van aangepast vervoer als dat nodig is. Maar ouders kunnen er in dat geval ook voor kiezen om de leerling zelf te vervoeren. Dan hebben zij recht op een kilometervergoeding voor de auto. Gaat het kind naar de reguliere basisschool, dan betalen de ouders de reiskosten soms gedeeltelijk zelf (zie artikel 5.3.2).

  • 2.

    Aangepast vervoer is nodig in de volgende situaties:

    • a.

      de leerling is met het OV meer dan anderhalf uur onderweg en de reistijd wordt met aangepast vervoer teruggebracht tot 50% van de reistijd met het OV;

    • b.

      OV naar school ontbreekt en het kind kan niet met de fiets naar school (ook niet met begeleiding);

    • c.

      de leerling kan niet in het OV of op de fiets begeleid worden door de ouders of anderen, of begeleiding heeft grote nadelen voor het gezin en een andere oplossing is niet mogelijk;

    • d.

      de leerling heeft langdurige beperkingen waardoor hij niet met het OV kan reizen (ook niet met begeleiding).

  • 3.

    Als een begeleider meerdere leerlingen begeleidt, dan beperkt de gemeente de vergoeding tot de reiskosten van één begeleider.

  • 4.

    De hoogte van een vergoeding van de gemeente is afhankelijk van de reisafstand naar de dichtstbijzijnde school die bij de leerling past en waar plaats is voor de leerling.

  • 5.

    Als de ouders recht hebben op andere (gedeeltelijke) vergoedingen voor de reiskosten van de leerling, trekt de gemeente deze vergoedingen af van de vergoeding die de gemeente geeft. Bij aangepast vervoer brengt de gemeente dan een bedrag bij de ouders in rekening.

  • 6.

    De gemeente kan ouders vragen, óf op aanvraag van ouders toestaan, om één of meer leerlingen zelf te vervoeren of laten vervoeren. De gemeente betaalt aan de ouders die een leerling zelf vervoeren:

    • a.

      een kilometervergoeding voor de fiets voor de leerling zonder begeleiding, als de leerling recht zou hebben op een kilometervergoeding voor de fiets met of zonder begeleiding. De kilometervergoeding voor de fiets wordt gemeten over de kortste afstand en is hetzelfde als de hoogte van de kilometervergoeding die de VNG bekend maakt; of;

    • b.

      een openbaar vervoer vergoeding voor de leerling zonder begeleiding, als de leerling recht zou hebben op een openbaar vervoer vergoeding met of zonder begeleiding; of

    • c.

      een kilometervergoeding voor de auto, als de leerling recht zou hebben op aangepast vervoer. Deze kilometervergoeding wordt gemeten over de kortste afstand en is hetzelfde als de hoogte van de kilometervergoeding die de VNG bekend maakt.

  • 7.

    Als ouders meerdere leerlingen tegelijk met de auto vervoeren, dan geeft de gemeente één keer de kilometervergoeding voor de auto.

  • 8.

    Rijdt een leerling mee in het aangepast vervoer en willen ouders deze leerling ook zelf één of meerdere dagen vervoeren? Dan bestaat aanspraak op kilometervergoeding alleen wanneer deze leerling minimaal twee dagen door ouders wordt vervoerd.

  • 9.

    Heeft de leerling recht op een vervoersvoorziening? Dan kan de gemeente na overleg met de ouders een andere passende voorziening betalen, die goedkoper is dan of hetzelfde kost als een openbaar vervoer vergoeding.

5.3.2Bijzondere regeling vervoer naar een reguliere basisschool

  • 1.

    Is het jaarinkomen van de ouders in het peiljaar hoger dan €27.900,-.

    • a.

      Dan wordt een eigen bijdrage afgehaald van de vergoeding die ouders van de gemeente ontvangen. De eigen bijdrage is gelijk aan het tarief van een 2-sterren jaarabonnement voor het OV van de regio Rotterdam/Den Haag. Ook als er geen OV beschikbaar is of als er geen gebruik wordt gemaakt van het OV, trekt de gemeente dit bedrag af van de vergoeding.

    • b.

      Bij aangepast vervoer moeten de ouders dit bedrag aan de gemeente betalen (eigen bijdrage).

  • 2.

    Deze eigen bijdrage geldt voor maximaal twee kinderen per gezin. Voor het derde en volgende kind(eren) wordt geen eigen bijdrage gevraagd door de gemeente.

  • 3.

    Bij een reisafstand van meer dan 20 kilometer betalen ouders per kind de reiskosten voor een deel of helemaal zelf (eigen bijdrage). Hierbij geldt:

    • a.

      Als de gemeente zorgt voor aangepast vervoer, dan betalen de ouders de eigen bijdrage aan de gemeente.

    • b.

      Als de leerling op een andere manier wordt vervoerd, dan wordt de eigen bijdrage afgetrokken van de vergoeding die de ouders van de gemeente krijgen.

De hoogte van de eigen bijdrage wordt per kind per schooljaar berekend en hangt af van het jaarinkomen van de ouders in het, zoals in het eerste lid bedoelde, peiljaar:

 

Inkomen vanaf

Tot

Eigen bijdrage

0

€ 36.900

nihil

€ 36.900

€ 43.650

€ 145

€ 43.650

€ 50.400

€ 630

€ 50.400

€ 56.700

€ 1.170

€ 56.700

€ 64.800

€1.715

€ 64.800

€ 71.100

€ 2.300

€ 71.100

Voor elke € 5.000,- erbij

€ 550

 

  • 4.

    De gemeente stopt de vervoersvoorziening als ouders de eigen bijdrage niet (langer) betalen aan de gemeente.

  • 5.

    De gemeente past de bedragen van de inkomensgrenzen in het eerste en derde lid, en van de eigen bijdragen in het derde lid, jaarlijks aan (indexering). De gemeente volgt daarbij de tariefswijzigingen van de VNG. De bedragen in dit artikel zijn de bedragen voor schooljaar 2022- 2023.

  • 6.

    Voor ouders van kinderen die vanwege een structureel langdurige beperkingen niet zelfstandig met het OV kunnen reizen geldt de regeling in dit artikel niet. Zij betalen geen eigen bijdrage.

5.4 Ingangsdatum en duur van de vervoersvoorziening

Een vervoersvoorziening gaat in principe in op de door de ouders aangegeven datum. Deze datum mag niet liggen vóór de datum waarop de gemeente de aanvraag heeft ontvangen. Voor aangepast vervoer geldt dat de vervoersvoorziening zo snel mogelijk na het besluit van de gemeente ingaat.

 

5.5 OOGO met de samenwerkingsverbanden

  • 1.

    De gemeente neemt het leerlingenvervoer op als vast agendapunt in het OOGO met de samenwerkingsverbanden.

  • 2.

    De gemeente probeert om in het OOGO met de samenwerkingsverbanden – wanneer op basis van nieuwe ontwikkelingen van toepassing – afspraken te maken over:

    • a.

      de spreiding van het onderwijsaanbod binnen de samenwerkingsverbanden en de vervoersmogelijkheden die hieruit ontstaan;

    • b.

      de deskundige die de gemeente adviseert over de vervoersmogelijkheden van een leerling en het proces dat hierbij gevolgd wordt;

    • c.

      de manier waarop invulling wordt gegeven aan de verwijzing van de leerling naar de voor hem best passende school op voorwaarde dat alleen een vervoersvoorziening door de gemeente wordt gegeven naar de dichtstbijzijnde passende school;

    • d.

      de manier waarop scholen ondersteund kunnen worden in hun informatievoorziening over het leerlingenvervoer aan ouders;

    • e.

      de manier waarop vorm wordt gegeven aan een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de vervoerskosten onder controle te houden;

    • f.

      de invulling van een overleg en hoe vaak een overleg nodig is zoals bedoeld in het derde lid;

  • 3.

    De gemeente organiseert op vaste momenten een ambtelijk overleg met de samenwerkingsverbanden. In dit overleg worden de volgende onderwerpen besproken: de ontwikkelingen in het onderwijs, het gemeentelijk beleid leerlingenvervoer en de samenwerkingsverbanden.

6 Afspraken tussen inwoner en gemeente

Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee, dan kan de gemeente de vervoersvoorziening beëindigen, of verlagen.

 

6.1 Hoe gaan we met elkaar om?

6.1.1De rol van de gemeente

  • 1.

    De gemeente zoekt samen met de inwoner naar een oplossing voor zijn probleem. Gemeente en inwoner gaan daarbij op een respectvolle manier met elkaar om. De gemeente zorgt voor het volgende:

    • a.

      Voor de inwoner is het duidelijk wie er namens de gemeente contact met hem onderhoudt. De gemeente houdt het aantal contactpersonen zo beperkt mogelijk.

    • b.

      De inwoner heeft, om zijn probleem te bespreken, altijd recht op een gesprek.

    • c.

      De gemeente helpt de inwoner om zijn probleem bij een andere organisatie te bespreken, als het bieden van hulp bij dit probleem een taak is voor die organisatie.

    • d.

      De website van de gemeente voldoet aan erkende kwaliteitseisen.

    • e.

      De gemeente informeert de inwoner op een passende manier over procedures die worden gevolgd en zorgt ervoor dat deze procedures zo eenvoudig mogelijk zijn.

    • f.

      De gemeente respecteert de privacy van de inwoner.

    • g.

      De gemeente maakt binnen de wettelijk mogelijkheden gebruik van gegevens die al binnen de gemeente aanwezig zijn en vraagt alleen gegevens die nodig zijn voor het beoordelen van de hulpvraag.

    • h.

      De gemeente wijst de inwoner op beschikbare deskundige hulp.

  • 2.

    De gemeente reageert op een professionele manier op gedrag van de inwoner dat niet door de beugel kan. De gemeente zorgt voor het volgende:

    • a.

      De inwoner wordt op tijd geïnformeerd over:

      • -

        zijn rechten en plichten;

      • -

        wat er van hem wordt verwacht;

      • -

        welk gedrag niet deugt;

      • -

        wat de reactie van de gemeente is op gedrag dat niet deugt; en

      • -

        waarom de gemeente tegen het gedrag optreedt.

    • b.

      De gemeente geeft de inwoner de kans om zijn mening te geven vóórdat de gemeente beslist om op het gedrag van de inwoner te reageren.

    • c.

      De reactie van de gemeente op ontoelaatbaar gedrag past bij:

      • -

        de ernst van het gedrag;

      • -

        de mate waarin dat de inwoner verweten kan worden;

      • -

        de persoonlijke situatie van de inwoner.

    • d.

      De gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op het gedrag, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner ook duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente de dienstverlening zal voortzetten (als dit is stopgezet).

6.1.2De rol van de inwoner

  • 1.

    De inwoner is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het oplossen van zijn probleem. De gemeente vult de mogelijkheden van de inwoner en zijn sociale netwerk aan als dat nodig is. De inwoner zorgt voor het volgende:

    • a.

      De inwoner spant zichzelf naar vermogen in om zelf in het vervoer naar school te voorzien (eigen kracht);

    • b.

      De inwoner werkt mee aan de oplossing van zijn vervoersprobleem als de gemeente een vervoersvoorziening verleent.

    • c.

      De inwoner zorgt ervoor dat de vervoersvoorziening niet langer duurt dan nodig is.

  • 2.

    De inwoner werkt mee zodat snel duidelijk is op welke manier zijn probleem zo snel mogelijk kan worden opgelost. Dat betekent het volgende:

    • a.

      De inwoner informeert de gemeente zo snel en zo volledig mogelijk over alles wat van belang is voor het beoordelen van de hulpvraag, de persoonlijke situatie en de rechten en plichten van de inwoner. Dit geldt ook als de vervoersvoorziening al is toegekend.

    • b.

      De gemeente ontvangt alle documenten en bewijsstukken die zij nodig heeft binnen twee weken nadat de gemeente om de informatie heeft gevraagd van de inwoner.

    • c.

      De inwoner brengt de gemeente zo snel mogelijk op de hoogte van zijn beperkingen, als die van belang zijn in het contact met de gemeente.

6.2 Hoe controleert de gemeente of de afspraken worden nagekomen?

 

6.2.1Controle

  • 1.

    De gemeente kan controleren of de inwoner recht heeft op vervoersvoorziening en of hij de juiste voorziening heeft aangevraagd of ontvangt. De gemeente kan daarvoor gebruik maken van:

    • a.

      bestandsvergelijkingen: de gemeente vergelijkt de gegevens van de inwoner met de gegevens die bekend zijn over deze inwoner bij andere organisaties, zoals bij de Belastingdienst en andere gemeenten;

    • b.

      signalen en tips van organisaties of particulieren;

    • c.

      andere passende onderzoeksmethoden.

  • 2.

    De controle van de voorzieningen is ook bedoeld om de kwaliteit van de voorziening te beoordelen en om te kijken of de voorziening op de juiste manier wordt gebruikt.

  • 3.

    Bij de controle van de vervoersvoorzieningen zorgt de gemeente ervoor dat de regels die horen bij de opsporing van strafbare feiten worden nageleefd.

  • 4.

    Bij beëindiging van de vervoersvoorziening op verzoek van de inwoner, onderzoekt de gemeente wat de reden is van de beëindiging. De gemeente gaat ook na of de vervoersvoorziening tot de einddatum terecht is verstrekt.

6.2.2Voorkomen van fraude

De gemeente stelt alles in het werk om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeert de gemeente inwoners op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van voorzieningen.

 

6.2.3Privacy

  • 1.

    De gemeente kan voor onderzoeksmethoden die vaak worden toegepast protocollen opstellen. De protocollen moeten ervoor zorgen dat er geen ongeoorloofde inbreuk op het privéleven van inwoners plaatsvindt. De gemeente maakt de protocollen openbaar bekend.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van onderzoek zorgt de gemeente ervoor dat inbreuk op persoonlijkheidsrechten, zoals op de bescherming van het privéleven, niet verder gaat dan wat noodzakelijk, passend en wettelijk toegestaan is.

7 Van oud naar nieuw

In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.

 

7.1 Onderzoek naar de werking van de verordening

  • 1.

    De gemeente onderzoekt periodiek of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die de gemeente wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt de gemeente systematisch informatie over alles wat van belang is om tot een goede evaluatie te komen. De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

  • 2.

    De gemeenteraad bespreekt een verslag van dit onderzoek en past de verordening aan als dat nodig is.

7.2 Uitvoeringsregels

De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.

 

7.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)

De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als toepassing van die bepaling volgens de gemeente een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.

 

7.4 Intrekken oude verordeningen

De verordening leerlingenvervoer 2018 wordt met terugwerkende kracht ingetrokken op 1 april 2023 met dien verstande dat deze van toepassing blijft voor aanvragen voor schooljaar 2022-2023.

 

7.5 Overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening bekostiging leerlingenvervoer Krimpenerwaard 2023 is van toepassing vanaf de aanvragen voor schooljaar 2023-2024.

  • 2.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van een van de bij 7.4 genoemde ingetrokken verordeningen, past de gemeente die ingetrokken verordening toe, tenzij de verordening bekostiging leerlingenvervoer Krimpenerwaard 2023 gunstiger is voor de inwoner.

7.6 Ingangsdatum en naam

  • 1.

    Deze verordening wordt genoemd: Verordening bekostiging leerlingenvervoer Krimpenerwaard 2023.

  • 2.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 april 2023.

8 Begrippen

In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?

  • Soms worden bepaalde begrippen in meerdere wetten gebruikt en hebben ze in die wetten een verschillende betekenis. Hier staat wat de betekenis van deze begrippen in deze verordening is.

  • Voor een aantal begrippen geldt dat ze in deze verordening een ruimere betekenis hebben dan in de genoemde wetten, omdat zoveel mogelijk is aangesloten bij het normale, dagelijkse taalgebruik.

  • Ook staan er voor de duidelijkheid enkele wettelijke begrippen in de lijst, die in deze verordening wel dezelfde betekenis hebben, maar hier in andere woorden zijn omschreven.

  • Ten slotte worden in deze verordening ook begrippen gebruikt die niet zijn terug te vinden in de wetten. Ook die zijn hier omschreven.

aangepast vervoer: vervoer met een besloten (school)bus, taxi, treintaxi, bustaxi of touringcar;

 

afstand: kortste afstand tussen de woning en de school of instelling. Voor het bepalen van de afstand is Google Maps leidend. Daarbij wordt de instelling kortste route gehanteerd.

 

andere (of: voorliggende) voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan hulp-op-maat. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner.

 

Awb: algemene wet bestuursrecht.

 

basisonderwijs: basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

 

beperking: de vermindering van mogelijkheden als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychische of psychosociale handicap, die het functioneren op sociaal of maatschappelijk gebied belemmert. Bij leerlingenvervoer geldt dat de leerling door zijn beperking niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.

 

begeleider: de ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden.

 

dichtstbijzijnde school: school die het dichtst bij de woning van het kind ligt, gemeten via de kortste route waarlangs het kind veilig kan reizen. Als het kind naar een speciale basisschool gaat, dan is de dichtstbijzijnde school ook de dichtstbijzijnde speciale basisschool in het samenwerkingsverband van de basisschool dat het kind eerst bezocht, of een andere speciale basisschool binnen dit samenwerkingsverband, als het vervoer naar die school voor de gemeente goedkoper is.

 

effect: het resultaat of het doel.

 

eigen vervoermiddel: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets.

 

fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een voorziening is, en om de duur en hoogte van de voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.

 

gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard.

 

gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.

 

hulp: een vervoersvoorziening voor vervoer naar school.

 

hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde voorziening.

 

hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.

 

jaarinkomen: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van

de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs.

 

inwoner: de ouder, voogden of verzorgers van de leerling. Als de leerling volwassen is mag deze ook het formulier ondertekenen.

 

leerling: de leerling die is ingeschreven bij een school als bedoeld in deze verordening.

 

medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.

 

OOGO: het Op Overeenstemming Gericht Overleg tussen het samenwerkingsverband en de gemeenten binnen het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 17a, negende lid, van de Wet op het voorgezet onderwijs;

 

openbaar vervoer (ov): openbaar toegankelijk personenvervoer dat met een vaste route en een vaste dienstregeling rijdt (of vaart).

 

opstapplaats: plaats die is aangewezen door de gemeente, vanaf waar het kind (de leerling) gebruik kan maken van het vervoer naar school. De werkelijke reisafstand tussen de woning van de leerling en/of de opstapplaats of school bedraagt maximaal 750 meter.

 

ouders: ouders, voogden of verzorgers van de jongere.

 

passend onderwijs: zoals bedoeld in de Wet Passend Onderwijs.

 

peildatum: 1 augustus van het schooljaar waarover een aanvraag wordt gedaan.

 

peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar, waarin het schooljaar waarvoor vergoeding van de vervoerskosten wordt gevraagd, begint.

 

persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.

 

reistijd: de tijd tussen het moment van het verlaten van de woning en de starttijd van de school volgens de schoolgids. Van deze reistijd mag maximaal 10 minuten worden afgetrokken als het kind gewoonlijk iets voor de start van de school aankomt op school. Voor de terugreis geldt de tijd tussen de eindtijd van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning van het kind.

Hierbij kan maximaal 10 minuten worden opgeteld voor een eventuele wachttijd voor OV of aangepast vervoer.

 

samenwerkingsverband:

  • 1.

    voor het primair onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs; of

  • 2.

    voor het voortgezet onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • 3.

    voor het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de expertisecentra;

 

school: basisschool, speciale school voor basisonderwijs, of school waar speciaal of voortgezet (speciaal) onderwijs wordt gegeven.

 

sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).

 

speciaal onderwijs: onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

 

specialist: onafhankelijk medisch of pedagogisch specialist.

 

stage: praktische leertijd bij de beroepsopleiding;

 

structureel langdurige beperking: een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap waardoor de leerling niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken en de situatie niet zal verbeteren;

 

toegankelijke school: school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;

 

vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele beperking van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt.

 

vervoersvoorziening of voorziening: aangepast vervoer of de bekostiging van reiskosten, bedoeld in artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 4 van de Wet op de expertisecentra.

 

voortgezet onderwijs: onderwijs als bedoeld in de Wet op het Voortgezet Onderwijs.

 

wet: de Wet op het primair onderwijs, de wet op het voortgezet onderwijs of de Wet op de expertisecentra, de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet.

 

woning: plaats waar de leerling feitelijk en structureel verblijft.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op 30 mei 2023.

de griffier,

mevr. M-L van Muijen

de voorzitter,

mevr. P. Bouvy-Koene