Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leeuwarden

Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Leeuwarden 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leeuwarden
Officiële naam regelingBeleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Leeuwarden 2013
CiteertitelBeleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Leeuwarden 2013
Vastgesteld door
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

-

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  • 1.

    Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-11-201316-01-2014nieuwe regeling

01-11-2013

Huis aan Huis; 20 november 2013

-
24-03-200521-11-2013nieuwe regeling

18-03-2005

Huis aan Huis; 23-03-2005

-

Tekst van de regeling

Ondertekening

Leeuwarden, 18 maart 2005

Directeur Algemene Zaken,

namens deze,

sectorhoofd Financiële dienstverleningdrs. R.W.J.Westerveld

Toelichting

Algemeen

In de praktijk van de belastingheffing komt het voor dat de formele belastingschuld (de formele schuld ontstaat bij het opleggen van de aanslag, als tijdstip geldt de dagtekening) niet in overeenstemming is met de materiële schuld (de belastingschuld die ontstaat ingevolge de belastingverordening). De belastingplichtige heeft dan de mogelijkheid tegen de aanslag bezwaar en beroep in te stellen, hetgeen ertoe zal leiden dat de formele en materiële belastingschuld alsnog met elkaar in overeenstemming worden gebracht. Het valt echter niet uit te sluiten dat ook na de afhandeling van een bezwaarschrift nog onvolkomenheden resteren. Tenslotte bestaat de mogelijkheid dat een belastingplichtige om welke reden dan ook geen bezwaar instelt tegen een onjuiste aanslag.

Als een belastingplichtige niet of niet binnen de daarvoor geldende termijn bezwaar en beroep instelt, komt de aanslag door het verlopen van die termijnen officieel vast te staan. Dan geldt het beginsel van de formele rechtskracht, dat wil zeggen dat ook een onjuiste aanslag in principe niet meer kan worden aangetast en derhalve voldaan dient te worden. Hierop bestaan echter twee uitzonderingen:

Indien de materiële belastingschuld kleiner is dan de formele schuld, heeft de belastingheffende instantie onder bepaalde voorwaarden tot vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan, de mogelijkheid een naheffings- of navorderingsaanslag op te leggen (artikelen 16 en 20 AWR).

Op basis van de regeling inzake ambtshalve vermindering kunnen onjuiste aanslagen, met name die waarbij de formele belastingschuld hoger is vastgesteld dan de materiële schuld, alsnog gecorrigeerd worden (artikel 65 AWR). Voor de beantwoording van de vraag wanneer de eis van rechtvaardige belastingheffing voor dient te gaan op de formele rechtskracht en rechtszekerheid kunnen beleidsregels vastgesteld worden die als uitgangspunt dienen.

Basis van de regeling

Op grond van artikel 65 van de AWR is de inspecteur bevoegd om ambtshalve vermindering te verlenen van onjuiste belastingaanslagen alsmede van ingehouden dan wel op aangifte afgedragen of voldane onjuiste belastingbedragen. Tevens is in dat artikel bepaald dat een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf door de inspecteur ambtshalve kan worden verleend.

De staatssecretaris van Financiën heeft in hetVoorschrift ambtshalve verminderingen” richtlijnen gegeven voor de toepassing van deze regelingen door de (rijks)belastingdienst.

Gemeenten hebben de vrijheid om zelf te bepalen of zij wensen aan te sluiten bij de rijksregeling. In de voorgestelde regeling is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de rijksregeling.

Reikwijdte en definities

De beleidsregels ambtshalve vermindering gelden voor alle gemeentelijke heffingen (belastingen en rechten). Voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bestaat echter een wettelijke regeling voor ambtshalve vermindering. Op basis van artikel 44 van de Wet WOZ en het Uitvoeringsbesluit Wet WOZ geldt voor een bij beschikking vastgestelde WOZ-waarde een 20%-drempel (met een minimum van ƒ. 10.000,--) die overschreden dient te worden alvorens de vastgestelde waarde ambtshalve kan worden verminderd. Deze WOZ-waarde is volgens artikel 220c van de Gemeentewet de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen (OZB), zodat de ambtshalve vermindering van de WOZ-waarde doorwerkt in de OZB-heffing (Zie ook artikel 18a AWR waarin de herziening van de belastingheffing als gevolg van de vermindering van de WOZ-waarde wordt geregeld.).

Termijn

Als termijn waarbinnen ambtshalve vermindering wordt verleend, is in de voorgestelde beleidsregels voor de gemeente Leeuwarden (in afwijking van de rijksregeling) gekozen voor drie jaar na het ontstaan van de materiële belastingschuld. Daarmee is aansluiting gezocht bij de periode van drie jaar waarin het voor de gemeente mogelijk is aanslagen op te leggen (artikel 11, derde lid, AWR).

Voor gevallen waarin deze regeling niet voorziet, is er nog de mogelijkheid een beroep te doen op de hardheidsclausule (artikel 63 AWR) indien deze gevallen tot 'onbillijkheden van overwegende aard' leiden. De hardheidsclausule is echter uitsluitend bedoeld voor situaties waarin de wettelijke bepalingen (in casu bepalingen in de verordening en beleidsregels) tot een belastingschuld leiden die hoger is dan met doel en strekking van de wet of de verordening in overeenstemming kan worden geacht. Het gaat dan dus niet om gevallen waarin bijvoorbeeld het gemeentebestuur het wenselijk acht bepaalde beleidsdoelen te bevorderen of bepaalde personen tegemoet te komen.

Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

Om te voorkomen dat ambtshalve verminderingen van enkele guldens / euro’s of zelfs centen / euro-centen moeten worden toegekend, is een drempelbedrag opgenomen voor ambtshalve vermindering van gemeentelijke belastingen. Teveel betaalde belasting boven een bepaald bedrag wordt in alle gevallen terugbetaald. Een eventuele rentevergoeding op grond van artikel 28 van de Invorderingswet maakt geen deel uit van het bedrag van de belasting en is dus niet relevant voor de bepaling van het drempelbedrag.

Tenslotte

Er kunnen zich situaties voordoen waarin de heffingsambtenaar moet afwijken van de in deze beleidsregels neergelegde regeling. Daarbij kan men denken aan de situatie dat één of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur de heffingsambtenaar nopen in een concreet geval een vermindering of teruggaaf ambtshalve te verlenen, hoewel de voorliggende regeling daarin voor dat geval niet voorziet.

Voorbeeld:

Een belastingplichtige heeft na een afwijzende uitspraak op zijn bezwaarschrift geen beroep ingesteld, maar een gesprek aangevraagd met de verantwoordelijke wethouder. In dat gesprek (dat plaats heeft na verloop van de beroepstermijn) doet de wethouder de toezegging dat de belastingaanslag van zijn gesprekspartner zal worden verminderd tot het overeengekomen bedrag. Hoewel daartoe op grond van de verordening en deze beleidsregels geen aanleiding bestaat, zal het vertrouwensbeginsel (alsmede de interne verhouding ten gemeentehuize) de heffingsambtenaar toch dwingen de aanslag te verminderen.

Leeuwarden, december 2001