Organisatie | Wijk bij Duurstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota Reserves en Voorzieningen 2023 |
Citeertitel | Nota Reserves en Voorzieningen 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-06-2023 | nieuwe regeling | 23-05-2023 | WbD: 2023-205 |
Reserves en voorzieningen zijn voor de financiële stabiliteit van de gemeente en voor het financiële inzicht van groot belang. De reserves en voorzieningen vormen een belangrijk onderdeel van de vermogenspositie van de gemeente Wijk bij Duurstede. Zowel vanuit bestuurlijk als bedrijfseconomisch oogpunt is het belangrijk het beleid ten aanzien van de reserves en voorzieningen te beschrijven en periodiek te actualiseren. De ‘Financiële verordening Wijk bij Duurstede 2020’ bepaalt in artikel 11, dat het college de raad eens in de 4 jaar een geactualiseerde nota reserves en voorzieningen ter besluitvorming aanbiedt, bij voorkeur aan het begin van een nieuwe raadsperiode en collegeperiode. Op 25 januari 2022 heeft de raad besloten om de nota Reserves & voorzieningen en weerstandscapaciteit 2022 vast te stellen. Deze nota is een beperkte actualisatie geweest van de nota Reserves & Voorzieningen 2012 en de nota Weerstandsvermogen 2006.
De Nota reserves en voorzieningen is bedoeld als instrument voor de kader stellende rol van de raad en vormt het raamwerk waarbinnen het college van B&W en de ambtelijke organisatie met reserves en voorzieningen dienen om te gaan. In deze herziene nota willen we verder beschrijven hoe we binnen de gemeente Wijk bij Duurstede om gaan met de verschillende soorten reserves en voorzieningen.
In deze nota wordt het geldende juridisch kader uiteen gezet in hoofdstuk 1. Daarbij zijn de geldende verslaggevingsvoorschriften, opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV), en de geldende “Financiële verordening Wijk bij Duurstede 2020” betrokken. In hoofdstuk 2 en 3 wordt dit uitgewerkt en in hoofdstuk 4 staat een overzicht van de belangrijkste kenmerken en verschillen tussen bestemmingsreserve en voorziening. Het beleid ten aanzien van reserves en voorzieningen wordt aansluitend in hoofdstuk 5 uiteen gezet. In bijlage 1 worden wijzigingen voorgesteld en is verdere toelichting per individuele reserve en voorziening opgenomen. De reserves en voorzieningen, zoals opgenomen in de begroting 2023-2026 zijn het uitgangspunt voor deze nota.
De nota reserves en voorzieningen behandelt tenminste de wettelijke kaders en het beleid ten aanzien van:
Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is het wettelijk kader. De artikelen 42 tot en met 45 bevatten specifieke wettelijk bepalingen die de primaire kenmerken van reserves en voorzieningen beschrijven:
Aansluitend wordt er vanuit het BBV ten behoeve van de begroting en jaarrekening informatie vereist over de (verwachte en gerealiseerde) begin- en eindstanden, de toevoegingen en onttrekkingen en het verloop. Dit is voor de reserves weergeven in de artikelen 17, 19, 20, 23, 27, 28, 30, 54. Voor de voorzieningen betreft dit 20 en 55.
Het eigen vermogen bestaat uit de reserves en het gerealiseerde resultaat na bestemming zoals dat volgt uit de jaarrekening (artikel 42 BBV). De reserves zijn te onderscheiden in de algemene reserve en de bestemmingsreserves (artikel 43 BBV, lid 1) en zijn bedrijfseconomisch vrij te besteden. Het in bedrijfseconomische zin vrij besteedbaar zijn van de reserve wil zeggen dat tot het moment van daadwerkelijke aanwending er altijd voor gekozen kan worden om op basis van een heroverweging de reserve op te heffen en in te zetten voor een ander doel. Een bestemmingsreserve is een reserve waaraan de raad een bepaalde bestemming heeft gegeven. Het is de bevoegdheid van de raad om te besluiten over het vormen en opheffen van, en het doteren of onttrekken aan reserves.
De algemene reserve bestaat uit de componenten van het eigen vermogen waaraan de raad geen ‘bepaalde’ bestemming heeft gegeven. De algemene reserve heeft als belangrijkste functie het vormen van een buffer voor financiële tegenvallers. De incidentele tekorten en overschotten van de begroting alsmede de tekorten en de overschotten op de jaarrekening komen veelal ten laste respectievelijk ten gunste van de algemene reserve. De algemene reserve is (mede)bepalend voor de hoogte van het weerstandsvermogen. De gemeenteraad van Wijk bij Duurstede heeft bepaald dat de som van de algemene reserve, de post onvoorzien en de onbenutte capaciteit OZB de hoogte van het beschikbare weerstandsvermogen bepalen. In beginsel mag de raad ook andere bestemmingsreserves reserves aanwijzen om onderdeel van het beschikbare weerstandsvermogen uit te laten maken. Vanuit het oogpunt van financiële behoedzaamheid verdient dit echter niet de voorkeur, want dat zou betekenen dat wanneer zich een risico voordoet dat bestemmingsreserves ingezet moeten worden en dit gaat dan ten koste van de uitvoering van voorgenomen beleid. Ook de provinciale toezichthouder raadt het af om andere reserves dan de algemene reserve hiervoor aan te wijzen.
De minimale hoogte van de algemene reserve wordt, door de raad, mede bepaald door de noodzakelijke omvang van het weerstandsvermogen. Het BBV verplicht gemeenten aandacht te besteden aan de (financiële) risico’s (artikel 11 BBV, lid 2). Het weerstandsvermogen weerspiegelt de mate waarin de gemeente Wijk bij Duurstede in staat is de middelen vrij te maken om deze risico’s (wanneer die zich in de praktijk voordoen) op te vangen, zonder dat dit betekent dat het beleid direct aangepast moet worden.
Een bestemmingsreserve is een reserve waaraan de raad een bepaalde bestemming (doelstelling) heeft meegegeven (artikel 43 BBV, lid 2). De bestemmingsreserves worden tot het eigen vermogen gerekend omdat deze reserves bij een heroverweging van beleid een andere bestemming kunnen krijgen dan wel aan de algemene reserve kunnen worden toegevoegd. Over het doel van een bestemmingsreserve mag geen onduidelijkheid bestaan. Het is daarom belangrijk de doelstelling van de bestemmingsreserve duidelijk te formuleren en af te bakenen en afspraken te maken over de noodzakelijke omvang (ondergrens, bovengrens, etc.). De raad heeft de mogelijkheid om een reeds bepaalde bestemming op enig moment te wijzigen.
Onttrekkingen aan reserves zijn incidentele dekkingsmiddelen. Daarom worden er geen structurele lasten ten laste van de reserves gebracht. Het risico is anders aanwezig dat de begroting in de toekomst zwaarder belast wordt, indien een reserve is uitgeput, terwijl de activiteit door blijft gaan. De kosten moeten dan in de begroting worden opgevangen. Een uitzondering in het BBV op de regel dat onttrekkingen aan reserves incidentele dekkingsmiddelen zijn, is de reserve dekking kapitaallasten. In dat geval worden afschrijvingen uit reserves gedekt. Deze uitzondering is ingesteld nadat het dekken van investeringen uit reserves niet meer was toegestaan vanuit het BBV en dit problemen gaf voor gemeenten die spaarden voor investeringen.
Reserves mogen niet negatief zijn; negatieve bestemmingsreserves zijn volgens het BBV niet toegestaan. In feite zijn het geactiveerde tekorten die aan de passivazijde van de balans worden opgenomen. Het opnemen van negatieve bestemmingsreserves zou tot een kunstmatige verhoging van de algemene reserve leiden. Dit is bezwaarlijk voor het inzicht in de financiële positie, waar een verkeerde signaalwerking van uit kan gaan.
Het is wel toegestaan om rente toe te rekenen aan reserves. De Commissie BBV adviseert om dit niet te doen, met oog op transparantie, eenvoud en het niet onnodig belasten van de exploitatie. Deze lijn wordt in Wijk bij Duurstede gevolgd: er wordt geen rente toegerekend aan de reserves (artikel 11 Financiële verordening Wijk bij Duurstede 2020, lid 1).
Voorzieningen zijn geen onderdeel van het eigen vermogen, maar behoren tot het vreemd vermogen. Ze worden gevormd voor de dekking van redelijkerwijs in te schatten (risico’s op) financiële verplichtingen en verliezen of (onder voorwaarden) voor toekomstige uitgaven, waarvan de omvang en het moment van optreden op de balansdatum onzeker is. Anders dan bij reserves kan de raad de bestemming van voorzieningen niet wijzigen doordat ze een verplichtend karakter hebben.
Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven geeft artikel 44 van het BBV aan waarvoor een voorziening wordt gevormd;
Kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren (artikel 44.1.c);
Voorbeeld; groot onderhoud aan gebouwen. Het dagelijks onderhoud vindt jaarlijks plaats. Het geplande en noodzakelijke (voor instandhouding) groot onderhoud, vindt eens per x-aantal jaar plaats. Om de kosten toe te rekenen aan de jaren/ te egaliseren is deze voorziening. Ook hier is een onderbouwing van de verwachte kosten vereist.
Voorzieningen worden hiermee niet gevormd voor risico’s waarvan geen redelijke inschatting gemaakt kan worden van het bedrag van de schade of het verlies. Denk bijvoorbeeld aan bedrijfsvoering risico’s en open-einde regelingen. Hiervoor kunnen dan geen voorzieningen worden gevormd. In deze gevallen schrijft het BBV voor dat we dit soort risico’s moeten kwantificeren en opnemen in de verplicht voorgeschreven paragraaf Weerstandsvermogen. De algemene reserve zal dan in dit geval als dekking/buffer dienen alsmede de andere onderdelen die deel uitmaken van het beschikbare weerstandsvermogen.
Voorzieningen dienen dekkend te zijn voor verplichtingen en risico’s. Ze mogen daarom niet groter of kleiner zijn dan de verplichtingen of risico’s waarvoor ze zijn gevormd. De stand is dus gebaseerd op de noodzakelijke omvang. Naast het verplichtend karakter, ontstaat er hierdoor ook een juiste weergave van de vermogenspositie van de gemeente. Als een voorziening niet toereikend is, kan er een tekort op de exploitatie ontstaan in de nabije toekomst. Maar een te hoge voorziening legt onnodig beslag op de beschikbare dekkingsmiddelen.
Op grond van het BBV mag een voorziening niet negatief staan. Als er sprake is van een (verwacht) negatief saldo van een voorziening, dan dient dit via de exploitatie van het betreffende verslagjaar aangevuld te worden. Indien een voorziening een omvang heeft bereikt die hoger is dan het noodzakelijke niveau, valt het meerdere vrij ten gunste van de exploitatie. De accountant toetst bij de Jaarstukken altijd de omvang, de onderbouwing en de dotaties/onttrekkingen aan de voorzieningen.
Het toerekenen van rente aan de voorzieningen is niet toegestaan (artikel 45 BBV). De voorzieningen dienen naar de beste schatting dekkend te zijn voor de achterliggende verplichtingen en risico’s. Toevoegingen moeten zijn gebaseerd op de noodzakelijke omvang van de voorziening.
Slechts indien de gewenste omvang van een voorziening is gebaseerd op een contante waarde, dan mag aan de voorziening de inflatiecorrectie worden toegevoegd om de voorziening op peil te houden voor de in de toekomst te dekken kosten.
Algemene reserve : Zie omschrijving uit paragraaf 2.1
Bestemmingsreserve en voorziening:
Aanwending voorziening is bevoegdheid van het college (bedrijfsvoering) | ||
Naar aard van de bestemming is dit ten laste van de exploitatie of het totaal aan gerealiseerde saldo van baten en lasten | ||
(**) Bij reserves ten behoeve van afschrijvingslasten dient dan wel de vervangende dekking te worden aangegeven.
5. Beleid reserves en voorzieningen
In het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zijn de wettelijke bepalingen omtrent de vorming, besteding en opheffing van reserves en voorzieningen, het weerstandsvermogen en de diverse risico’s opgenomen. In dit hoofdstuk wordt het door de raad vastgestelde beleid omtrent reserves en voorzieningen beschreven.
We streven naar een structureel gezonde financiële uitgangspositie. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Een negatief saldo is voor zowel de bestemmingsreserves als de voorzieningen niet toegestaan. Mocht de algemene reserve negatief worden, dan wordt er in samenwerking met de toezichthouder (Provincie) een plan van aanpak opgesteld om weer tot een positieve reserve te komen.
Voor het instellen, muteren en opheffen van reserves en voorzieningen worden onderstaande uitgangspunten toegepast:
Het beleid is er op gericht om het aantal reserves en voorzieningen zo beperkt mogelijk, maar wel werkbaar te houden. Dit om een goede balans te vinden tussen het tegengaan van ongewenste fondsvorming en het voorkomen van allerlei sub-administraties. Een en ander valt binnen het bestaande beleid van integraliteit, transparantie en duidelijkheid.
Reserves en voorzieningen worden ingesteld respectievelijk gehandhaafd als op deze wijze aantoonbaar en beduidend beter dan via een reguliere begrotingspost het gestelde beleidsdoel kan worden gerealiseerd en dit niet leidt tot een uitholling van de (integrale) afweegfunctie van de begroting.
Elk besluit over een reserve c.q. voorziening moet specifiek onderbouwd worden en moet toetsbaar zijn aan de geformuleerde criteria. Voorzieningen moeten (gezien verplichtend karakter) deugdelijk worden onderbouwd, voor (bestemmings)reserves geldt het dringende advies deze zoveel mogelijk te onderbouwen.
Als de reserve of voorziening niet meer voldoet aan de uitgangspunten wordt deze opgeheven en wordt een eventueel saldo toegevoegd aan het resultaat van de rekening (waarbij de opheffing van de reserve, met als tegenhanger de algemene reserve, geen netto gevolgen heeft voor het resultaat).
5.2 Instellen, wijzigen en opheffen van reserves en voorzieningen
Reserves worden alleen ingesteld:
Voorzieningen worden alleen ingesteld:
Voor het veiligstellen van object- of doelsubsidies/bijdragen van derden of niet benutte delen daarvan, waarvan de verplichting tot het doen van uitgaven zich pas in latere jaren voordoet en waarvan de aanwending is gebonden c.q. waarop een terugbetalingsverplichting rust (uitzondering hierop betreffen de voorschotbedragen van Europese/Nederlandse overheden).
Het instellen (instant houden of opheffen) van een reserve is een raadsbevoegdheid. Bij een raadsvoorstel hiervoor, dienen de volgende zaken te worden aangegeven:
Het creëren, instant houden of opheffen van voorzieningen is een bevoegdheid van de raad. Het college kan reserves en voorzieningen aanwenden voor de bedrijfsvoering als dit in lijn is met de aard van de reserve en conform afspraak met de raad. Daarbij controleert de door uw Raad aangestelde accountant wel de handelingen van het college ten aanzien van de reserves en voorzieningen.
Ad a: Om te voorkomen dat onnodig veel reserves worden ingesteld dient tevens expliciet aangegeven te worden, waarom de realisatie van het betreffende beleidsdoel beter gerealiseerd wordt door het instellen van een bestemmingsreserve dan via de reguliere meerjarenbegroting. Voorzieningen dienen altijd onderbouwd te zijn, waarmee bepaald kan worden of de middelen voldoende zijn ter dekking van de toekomstige uitgaven.
Ad b: De omvang van de reserves en voorzieningen moet worden afgestemd op het doel, de omvang van de risico’s, de verplichtingen en/of verliezen die er door moeten worden afgedekt.
Ad c: In de beschrijving is opgenomen welke verplichtingen en/of verliezen er door ingestelde reserve moeten worden afgedekt
Ad d: Het raadsbesluit bevat een omschrijving of een jaarlijkse indexatie moet worden toegepast (niet zijnde rentetoerekening). Zie paragraaf 2.2.4.
Ad e: Voeding van de te storten bedragen dienen in omvang, dekking en aard (incidenteel/structureel) beschreven te worden. Het beheer betreft het zorg dragen voor de voeding van en onttrekking aan een reserve en de verantwoording hierover. Een onttrekking mag niet leiden tot een negatief saldo.
Ad f: Bij het instellen van elke nieuwe reserve wordt vastgelegd wat de minimale en maximale looptijd is. De periode kan worden opgenomen als looptijd van maximaal X jaar of worden vastgesteld op basis van omstandigheden (bijv. zoals corona). Om ongewenste wijzigingen van de looptijd te minimaliseren, zal bij het instellen van de reserve duidelijk moeten zijn wat de verwachte looptijd is. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.
De raad kan te allen tijde het doel of de bestemming van een reserve wijzigen. Voor een dergelijke wijziging is dus altijd een separaat raadsvoorstel en begrotingswijziging benodigd. Het doel van een voorziening wijzigt in principe niet, gegeven het verplichtende karakter en de harde kaders. Mocht deze wel wijzigen, dan is de vaststelling van de formele wijziging ook voorbehouden aan de raad.
Bij het besluit tot instellen van een bestemmingsreserve of voorziening is het zinvol om gelijktijdig op te nemen dat deze wordt opgeheven zodra de doelstelling waarvoor de reserve of voorziening is ingesteld, is gerealiseerd of dat de doelstelling is vervallen. Dit betekent dat de reserve in beginsel vrijvalt ten gunste van de algemene middelen (behorende bij het resultaat na bestemming). De raad kan vervolgens, via een integrale afweging, aan deze middelen een andere bestemming geven.
Jaarlijks zal tijdens het begrotingsproces door het college bezien worden of er binnen de bestaande reserves budgettaire ruimte is ontstaan. Bijvoorbeeld omdat er op deze middelen (gedeeltelijk) niet langer een concrete bestemming rust, omdat een (storting in de) reserve door de actualiteit is ingehaald, omdat (sub) doelen behaald zijn, of dat de reserve bijvoorbeeld meerdere jaren niet is (of wordt) aangewend. Indien dit het geval is dan vallen de betreffende middelen, ter integrale afweging, vrij uit de reserve. Wanneer dit leidt tot een saldo van 0 zal dit tevens leiden tot het opheffen van de betreffende reserve. Hiertoe zal op het moment dat bovenstaande zich voordoet een concreet beslispunt aan de raad voorgelegd worden.
Wanneer voorzieningen worden opgeheven moet het saldo ten gunste van de exploitatie worden gebracht, want ze zijn immers ook ten laste van de exploitatie gevormd. Op deze manier wordt het vrijgevallen bedrag in de resultaatbepaling opgenomen. Bij de bestemming van het jaarrekeningresultaat kunnen deze middelen dan opnieuw worden ingezet.
Volgens het BBV moeten toevoegingen aan reserves altijd geschieden in het kader van de resultaatbestemming (artikel 17, lid d BBV). Dit betekent dat het resultaat voor bestemming in de begroting bestaat uit:
Mutaties tussen reserves zijn hebben geen effect op het resultaat. Voor het budgetrecht van de raad is het belangrijk dat zowel de vorming van als de toevoegingen en onttrekkingen aan reserves zo veel mogelijk al bij de begroting worden bepaald. Deze voorgenomen mutaties worden conform de voorschriften BBV apart zichtbaar gemaakt Deze voorschriften zijn zowel van toepassing bij de begroting als bij de jaarrekening. In het verlengde hiervan dient het resultaat na bestemming te worden vastgelegd op taakveld 0.11. Dit resultaat moet conform artikel 42.1 van het BBV afzonderlijk op de balans zichtbaar worden gemaakt bij het eigen vermogen.
Resultaatbestemming is een bevoegdheid van de raad. Alle stortingen in en onttrekkingen aan de reserves vereisen dus de goedkeuring van de raad. Dit kan expliciet bij de resultaatbestemming in het kader van de rekening of vooraf bij de vaststelling van de begroting. Met de vaststelling van de programmabegroting stelt de raad ook de voorgenomen stortingen in en onttrekkingen aan de reserves vast. Bij het werkelijk boeken van deze ramingen is het niet verplicht dat er ook daadwerkelijk bestedingen of inkomsten tegenover de onttrekking/storting staan. Ook andersom geldt dat wanneer de geraamde onttrekking lager is dan de werkelijke last, alleen het geraamde bedrag onttrokken mag worden (tenzij er een aanvullend besluit door de raad wordt genomen).
Voorzieningen dienen dekkend te zijn voor de achterliggende verplichtingen en risico’s. Ze mogen daarom niet groter of kleiner zijn dan de verplichtingen of risico’s waarvoor ze zijn gevormd (zie ook paragraaf 1.2). Dat betekent dat er een goede schatting gemaakt moet worden. Voor de bepaling van het “noodzakelijk niveau” geldt als verplichting dat de gemeente over een actuele onderbouwing dient te beschikken.
Stortingen in bestaande voorzieningen of het vormen van een nieuwe voorziening worden, conform de vastgestelde meerjarenbegroting, als last bij de diverse programma’s in de primitieve begroting opgenomen, dan wel via een afzonderlijk raadsvoorstel met begrotingswijziging.
Vorming en storting zijn voorbehouden aan de raad. Voor een onttrekking volstaat een collegebesluit, dan wel directe verwerking in de begroting, jaarstukken of tussentijdse rapportages zoals bedoeld in artikel 6 van de Financiële verordening Wijk bij Duurstede 2020. Indien een voorziening een omvang heeft bereikt die hoger is dan het noodzakelijk niveau, valt het meerdere vrij ten gunste van de exploitatie. Bij tekorten dienen de voorzieningen te worden aangevuld. De door de raad vastgestelde mutaties in voorzieningen zijn resultaatbepalend en worden rechtstreeks in de jaarrekening verwerkt.
5.4 Indeling reserves en voorzieningen
Aan de algemene reserve is geen specifieke bestemming gekoppeld. De raad heeft aan de overige reserves wel een specifieke bestemming gekoppeld; de bestemmingsreserves. De reserves die in de gemeente Wijk bij Duurstede gehanteerd worden zijn in twee hoofdcategorieën in te delen:
Bestemmingsreserves met gekoppelde dekking voor afschrijvingslasten
Dit zijn reserves waarop (reeds gemaakte) uitgaven verplichtingen rusten voor specifieke investeringen met een meerjarig economisch of maatschappelijk nut. Op grond van het BBV dienen investeringen een meerjarig nut (uitgezonderd op kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde) bruto geactiveerd te worden. De kapitaallasten van deze investeringen worden vervolgens gedekt uit beschikbare bestemmingsreserves. De jaarlijkse vrijval loopt vervolgens gelijk met de afschrijvingsduur van de investering.
De voorzieningen in Wijk bij Duurstede zijn te verdelen in drie hoofdcategorieën:
Voorzieningen egalisatie tarieven
Bij voorzieningen moet duidelijk aangegeven worden voor welke egalisatie van de exploitatiekosten de voorziening wordt ingesteld, dan wel met voor welke onzekere verplichtingen, verliezen of risico´s de voorziening wordt gevormd. Voor riolering en reiniging zijn voorzieningen opgenomen in de begroting. Bij riolering wordt ook een deel van de voorziening gevormd voor voorziening groot onderhoud.
Voorzieningen kunnen betrekking hebben op verplichtingen, samenhangend met het in de tijd onregelmatig verspreid zijn van bepaalde kosten, zoals bijvoorbeeld groot onderhoud.
Door het gelijkmatig over de jaren verdelen van de lasten die verband houden met het onderhoud accommodaties wordt door de inzet van een voorziening een ongewenste piekbelasting van de exploitatie voorkomen.
Voorzieningen verplichtingen en risico's
Bij voorzieningen moet duidelijk aangegeven worden voor welke egalisatie van de exploitatiekosten de voorziening wordt ingesteld, dan wel met voor welke onzekere verplichtingen, verliezen of risico´s de voorziening wordt gevormd. In de begroting zijn voorzieningen opgenomen voor de pensioenen van wethouders.
Bij voorzieningen is bepaald dat ze, naar beste schatting, dekkend moeten zijn voor de achterliggende verplichtingen en risico’s. Ze mogen niet groter of kleiner zijn dan de verplichtingen of risico’s waarvoor ze zijn ingesteld.
Bovenstaande betekent dat de reserves en voorzieningen in begrotingen en jaarrekeningen overeenkomstig deze indeling worden gepresenteerd.