Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Rijn en IJssel

Beleidsregels watersysteem Waterschap Rijn en IJssel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Rijn en IJssel
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingBeleidsregels watersysteem Waterschap Rijn en IJssel
CiteertitelBeleidsregels watersysteem Waterschap Rijn en IJssel
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-06-2023nieuwe regeling

09-05-2023

wsb-2023-6699

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels watersysteem Waterschap Rijn en IJssel

Algemene inleiding

 

Het waterschap draagt zorg voor het goed functioneren van het regionaal watersysteem, zodanig dat aanvoer- en afvoerfunctie gegarandeerd blijven en de waterkwaliteit aansluit bij de daaraan gestelde eisen. Daarnaast zorgt het waterschap voor goede randvoorwaarden voor de beroepsvaart op de Oude IJssel (vaarwegbeheer).

 

Om vergunningaanvragen goed en eenduidig te kunnen beoordelen heeft Waterschap Rijn en IJssel beleidsregels vastgesteld. Deze worden gebruikt bij het toetsen van aangevraagde activiteiten, (bouw)werken en beplanting in, op of nabij het watersysteem.

Als algemeen uitgangspunt bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor (bouw)werken, activiteiten of beplanting in, op of nabij het watersysteem geldt dat:

  • -

    de doorstroomcapaciteit gewaarborgd blijft;

  • -

    de bergingscapaciteit gewaarborgd blijft;

  • -

    de ecologische toestand niet achteruit gaat;

  • -

    de stabiliteit van de taluds gewaarborgd blijft;

  • -

    inspectie, beheer en onderhoud geen nadelige effecten ondervinden;

  • -

    er geen nadelige effecten ontstaan voor de grondwatersituatie.

In de beleidsregels zijn de bovenstaande uitgangspunten verwerkt en aangevuld met bepalingen voor specifieke activiteiten. De beleidsregels bevatten daarmee alle toetsingscriteria aan de hand waarvan vergunningaanvragen door het waterschap worden beoordeeld.

 

De toetsingscriteria zijn onderverdeeld in algemene en specifieke toetsingscriteria:

  • I.

    de algemene toetsingscriteria gelden voor alle vergunningaanvragen,

  • II.

    de specifieke toetsingscriteria gelden alleen voor bepaalde aangevraagde activiteiten, beplanting en/of (bouw)werken.

De beleidsregels watersysteem bestaan uit de volgende serie:

  • -

    Beleidsregel 2.1 Algemene toetsingscriteria watersysteem

  • -

    Beleidsregel 2.2 Bruggen

  • -

    Beleidsregel 2.3 Duikers

  • -

    Beleidsregel 2.4 Behoud van een goede ecologische inrichting van hetwatersysteem

  • -

    Beleidsregel 2.5 Kabels en leidingen nabij watergangen

  • -

    Beleidsregel 2.6 (Bouw)werken in, op en nabij watergangen

  • -

    Beleidsregel 2.7 Bomen en beplanting nabij watergangen

  • -

    Beleidsregel 2.8 nog op te stellen

  • -

    Beleidsregel 2.9 Drainage

Een vergunningaanvraag wordt altijd getoetst aan beleidsregel 2.1 Algemene toetsingscriteria watersysteem en, afhankelijk van het onderwerp, aan één of meer van toepassing zijnde beleidsregels.

 

Beleidsregel 2.1 Algemene toetsingscriteria watersysteem

2.1.1 Inleiding

Eenieder die een activiteit wil uitvoeren of een (bouw)werk of beplanting wil aanbrengen in de kernzone en/of beschermingszone van een watergang die onder het beheer valt van Waterschap Rijn en IJssel, heeft hiervoor een vergunning van het waterschap nodig. Voor bepaalde activiteiten gelden, indien deze activiteiten voldoen aan de gestelde voorwaarden, algemene regels (zie paragraaf 2.1.8).

 

Voor het beantwoorden van de vraag of een vergunning (onder voorwaarden) kan worden verleend, heeft het waterschap diverse toetsingscriteria opgesteld. Deze criteria zijn opgenomen in de beleidsregels watersysteem. Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle watergangen in beheer bij het waterschap. Of een watergang in beheer is bij het waterschap is aangegeven in de legger.

 

Onderliggende beleidsregel 2.1 beschrijft de algemene toetsingscriteria die worden gehanteerd bij de toetsing van vergunningaanvragen die betrekking hebben op een watergang. Daarnaast zijn er voor bepaalde veel voorkomende activiteiten specifieke beleidsregels met toetsingscriteria opgesteld.

2.1.2 Doel beleidsregels

Met behulp van de beleidsregels watersysteem kan het waterschap besluiten om onder voorwaarden een vergunning te verlenen voor het aanbrengen, wijzigen, onderhouden en verwijderen van (bouw)werken, bomen of beplanting of het houden van activiteiten in, op en nabij watergangen. Het werken met beleidsregels zorgt ervoor dat het waterschap aanvragen voor een omgevingsvergunning voor wateractiviteiten telkens op dezelfde manier beoordeelt. Voor initiatiefnemers geven de beleidsregels een helder inzicht in de wijze van handelen van het waterschap.

 

Het waterschap wil graag overleg met een initiatiefnemer voordat een vergunningaanvraag wordt ingediend. Het doel van dit overleg is onder meer te kunnen beoordelen of de voorgenomen activiteiten of werken op de aangevraagde locatie uitgevoerd kunnen worden en daarmee vergunbaar zijn.

 

Een aanvrager mag in principe verwachten dat een vergunning wordt verleend, als de activiteit die hij/zij wil uitvoeren voldoet aan de toetsingscriteria in de betreffende beleidsregel(s). In dat geval neemt het waterschap in de vergunning voorschriften op die zijn afgeleid van de toetsingscriteria. Aan de andere kant zal het waterschap een vergunningaanvraag in principe weigeren als deze niet verenigbaar is met de toetsingscriteria van de betreffende beleidsregel(s).

2.1.3 Motivering

Het waterschap heeft de taak watergangen zodanig te beheren dat zij voldoen aan de doelstellingen die zijn opgenomen in de Waterwet en het Waterbeheerprogramma Rijn en IJssel.

De Waterwet geeft in artikel 2.1 de algemene waterstaatkundige doelstellingen en belangen aan:

  • a)

    het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste,

  • b)

    het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen,

  • c)

    het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen,

Het beleid van het waterschap ten aanzien van het watersysteem is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma.

 

Vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn belangrijke instrumenten om de watergangen op orde te houden. Met deze instrumenten wordt tevens invulling gegeven aan de zorgplicht die geldt vanuit de Waterwet. De zorgplicht houdt in dat het waterschap de wettelijke taak heeft de functie van watergangen te waarborgen en te zorgen voor het noodzakelijke beheer en onderhoud.

 

Het algemene uitgangspunt bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor (bouw)werken, bomen, beplanting of activiteiten in, op of nabij een watergang is dat de waterhuishoudkundige functie en de chemische en ecologische waterkwaliteit van de watergang gewaarborgd blijven. Bij de toetsing van aangevraagde (bouw)werken en/of activiteiten weegt het waterschap zowel het belang van de aanvrager als de belangen van derden en de effecten op maatschappelijke functies af.

 

In bepaalde gevallen kan het waterschap afwijken van de van toepassing zijnde beleidsregel(s). Dit gebeurt bijvoorbeeld omdat het belang van de aanvrager groter is dan het belang van het waterschap. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een zwaarwegend maatschappelijk belang van de aangevraagde (bouw)werken of activiteiten. Overigens kan er slechts gemotiveerd worden afgeweken van beleidsregels.

 

Indien de aangevraagde activiteiten, bomen, beplanting of (bouw)werken vergunbaar zijn, stelt het waterschap eisen aan de uitvoering en het onderhoud. Deze eisen hangen samen met de invloed op de functie van de watergangen en het door het waterschap uit te voeren beheer en onderhoud. Deze eisen zijn uitgewerkt in vergunningvoorschriften. Ter motivering van besluiten (in de meeste gevallen betreft dit een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit) past het waterschap de toetsingscriteria toe van de betreffende beleidsregel(s).

2.1.4 Vaarwegbeheer

De Oude IJssel heeft de functie van vaarweg voor de beroeps- en de recreatievaart. De eerste 16,8 kilometer, van de sluis bij Doesburg tot aan de brug bij de Slingerparallel in Doetinchem, is aangewezen voor beroepsvaart.

Het gehele traject van de Oude IJssel, van Doesburg tot aan Ulft is opengesteld voor de (gemotoriseerde) recreatievaart.

 

Het waterschap beheert de Oude IJssel zodanig dat scheepvaart en recreatievaart mogelijk blijven. Dit houdt in dat de vaargeul op diepte wordt gehouden en de waterkanten beschermd blijven tegen golfslag. Daarnaast beheert en bedient het waterschap de sluizen en ophaalbruggen.

 

Vanuit de Scheepvaartverkeerswet gelden regels voor een veilig verloop van het scheepvaartverkeer op de Oude IJssel. Daarnaast is het Binnenvaartpolitiereglement van toepassing. Dit reglement bevat verkeersregels voor de binnenvaart. Aanvullend heeft het waterschap het Besluit nadere regels vaarwegverkeer Oude IJssel vastgesteld. Hierin zijn specifieke zaken geregeld zoals maximale scheepsafmetingen, maximale vaarsnelheden en de mogelijkheid tot schut- of vaarbeperkingen bij bijzondere omstandigheden.

2.1.5 Categorieën watergangen

Het waterschap draagt onder meer zorg voor de aanleg en instandhouding van de watergangen. Watergangen die een aangewezen functie hebben binnen het watersysteem worden leggerwatergangen genoemd. Deze zijn opgenomen in de legger van het waterschap.

Kleine kavelsloten, bermsloten of wateren met een beperkte functie staan niet op de legger. De ontwaterings- en afwateringsfunctie van deze overige wateren zijn wel van belang voor de eigenaren en gebruikers van aanliggende gronden, maar van beperkt belang voor het beheer van het watersysteem.

2.1.6 Afmetingen watergangen

In de legger van het waterschap zijn de noodzakelijke afmetingen van watergangen vastgelegd, genaamd het leggerprofiel. Bij het toetsen van vergunningaanvragen voor (bouw)werken, bomen, beplanting en/of activiteiten in, op of nabij watergangen wordt uitgegaan van dit leggerprofiel. Hierbij is het uitgangspunt dat, om de doorstroming en bergingscapaciteit van een watergang te waarborgen, activiteiten van initiatiefnemers niet mogen leiden tot wijziging van leggerprofielen.

2.1.7 Zoneringen watergangen

Kernzone watergang

De kernzone van een watergang bestaat uit de watergang zelf tot aan de insteek en een strook van 50 cm vanaf de insteek (zie figuur 2.1).

 

Beschermingszone watergang

De beschermingszone van een watergang sluit direct aan op de kernzone en loopt tot 5 meter uit de insteek van de watergang. De beschermingszone heeft enerzijds de functie de watergang te beschermen tegen mogelijke negatieve effecten van bepaalde (bouw)werken en activiteiten. Anderzijds is de beschermingszone noodzakelijk voor de uitvoering van onderhoud (zie figuur 2.1).

 

Zowel de kernzone als de beschermingszone van watergangen zijn vastgelegd in de legger.

 

Kernzone kade

De kernzone kade en bijbehorende regels beschermen overige keringen. Deze zijn onder te verdelen naar kades en hoge gronden. De kernzone bij kades is gebaseerd op de feitelijke buitenkruinlijn en het theoretisch profiel (kruinbreedte, binnen- en buitentalud en hoogte maaiveld). De minimale breedte van de kernzone bij een kade aan de binnendijkse zijde is 4m tenzij een geotechnische onderbouwing en lokaal maatwerk een smallere zone mogelijk maken. Een hoge grond wordt beschermd middels een 50 cm brede kernzone aan de binnenzijde van de buitenkruinlijn. Gezien het robuuste grondlichaam heeft deze zone een signalerende werking bij eventuele grootschalige ontwikkelingen door derden.

 

Beschermingszone kade

De beschermingszone kade en bijhorende regels beschermen de binnenteen van kades. De beschermingszone kade sluit direct aan op de kernzone kade aan de binnendijkse zijde en is altijd 5m breed tenzij geotechnische onderbouwing en lokaal maatwerk een smallere zone mogelijk maken. De teen van hoge gronden wordt niet beschermd middels de beschermingszone kade. Gezien het robuustheid en hoogte van het grondlichaam is de bescherming van de teen niet nodig en volstaat een smalle kernzone kade.

 

Kernzone kunstwerk

De kernzone kunstwerk bestaat uit het kunstwerk als vlakweergave met daaromheen 2,5 meter beschermde zone (zie figuur 2.1.).

 

Kernzone uiterwaarde

De kernzone uiterwaarde is ter bescherming van de uiterwaarde. De zone loopt van buitenkruinlijn tot buitenkruinlijn of van insteek oppervlaktewaterlichaam tot buitenkruinlijn kade (inclusief waterdeel). (zie figuur 2.1). Hier wordt de uiterwaarde van het regionale watersysteem bedoeld.

 

Kernzone bergingsgebied

De kernzone bergingsgebied is in de legger weergegeven met een gele kleur, meestal begrenst door kades of hoge gronden. De bergingsgebieden zijn gelegen in Bredevoort, Boezem van Hackfort, Zutphen en Eibergen.

 

figuur 2.1 schematische weergave van de kernzone en beschermingszone van een watergang en kade

2.1.8 Algemene regels

Voor veel voorkomende activiteiten in, op en nabij watergangen heeft het waterschap algemene regels opgesteld. Dit betreft activiteiten die vanuit waterhuishoudkundig oogpunt relatief eenvoudig zijn en een gering risico met zich meebrengen voor het watersysteem. De relevante waterhuishoudkundige belangen zijn in dit geval door het stellen van algemene regels voldoende gewaarborgd.

2.1.9 Algemene toetsingscriteria

Het waterschap streeft naar een juiste verdeling van het water binnen het watersysteem. Om dat te bewerkstelligen is het noodzakelijk om bepaalde randvoorwaarden te waarborgen.

 

  • 1.

    Doorstromings- en bergingscapaciteit

De waterhuishoudkundige functie van het watersysteem moet te allen tijde behouden blijven. (Bouw)werken op de bodem of in de taluds van een watergang kunnen zorgen voor wijzigingen in stroomsnelheid, stroomrichting en waterdiepte. Aantasting daarvan kan leiden tot afname van de afvoer- en bergingscapaciteit. Daarom worden aangevraagde (bouw)werken, beplanting en activiteiten altijd getoetst aan de hydrologische criteria. Het basisuitgangspunt is dat de hydrodynamische eigenschappen van een watergang niet mogen verslechteren. Dit resulteert onder meer in de instandhouding van het leggerprofiel van een watergang.

 

  • 2.

    Stabiliteit taluds

De taluds van een watergang maken deel uit van het leggerprofiel. Bomen in de nabijheid van een watergang kunnen omwaaien en het talud beschadigen doordat er bijvoorbeeld afschuiving van het talud plaatsvindt. Daarnaast kunnen de wortels van bomen en struiken oeververdediging opdrukken. Daarom geldt in het algemeen dat de aangevraagde (bouw)werken, beplanting of activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de stabiliteit van de taluds van de watergangen.

 

  • 3.

    Beheer en onderhoud

Het waterschap is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud aan het watersysteem. Onder beheer vallen alle noodzakelijke activiteiten ter waarborging van de waterhuishoud-kundige functies van het watersysteem en het behoud van de chemische en ecologische waterkwaliteit. Onderhoud moet op een effectieve en efficiënte wijze worden uitgevoerd om de functie van het watersysteem te waarborgen. Werkzaamheden die in dit kader een rol spelen zijn bijvoorbeeld periodieke onderhoudswerken, inspecties, monitoring en calamiteitenzorg.

 

(Bouw)werken, beplanting of wijzigingen in de inrichting van watergangen en de benodigde ruimte voor onderhoud kunnen een negatief effect hebben op de bereikbaarheid voor het onderhoudsmaterieel. Het beheer en onderhoud aan het watersysteem mogen geen negatieve effecten ondervinden als gevolg van (de uitvoering van) de (bouw)werken of activiteiten of het aanbrengen van beplanting.

 

  • 4.

    Ecologie

Binnen het beheergebied van het waterschap is aan diverse wateren met hoge ecologische waarden of potentieel, een bijzondere functie toegekend. De ecologische doelen zijn bepaald op basis van de functie van een watergang: ecologische verbindingszone (EVZ), watergangen met een specifiek ecologische doelstelling (SED) en watergangen van het hoogste ecologische niveau (HEN).

 

Een EVZ heeft tot doel natuurgebieden met elkaar te verbinden die door de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing of stuwen versnipperd zijn geraakt. HEN-wateren benaderen het meest de natuurlijke situatie. De opgave voor deze HEN-wateren is om de ecologische waarde te beschermen en eventuele negatieve beïnvloeding te voorkomen. SED-wateren hebben een zekere ecologische waarde en kennen tegelijkertijd enige menselijke beïnvloeding, of kunnen die door relatief geringe inspanning verkrijgen.

 

Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor (bouw)werken of activiteiten in, op of nabij een watergang met de functie HEN, SED of EVZ vindt tevens een ecologische toetsing plaats op basis van de beleidsregel 2.4 Behoud van een goede ecologische inrichting van het watersysteem. Deze beleidsregel ziet toe op het waarborgen van de waterkwaliteitsdoelen en toetst de effecten van aangevraagde (bouw)werken en activiteiten op het behoud van faunaleefgebieden.

 

  • 5.

    Wisselwerking met grondwater

Het grondwaterpeil wordt mede beïnvloed door de functie en het gebruik van gronden en de langs deze gronden liggende watergangen. Bepaalde wijzigingen in het watersysteem kunnen ongewenst veranderingen in de grondwaterstand veroorzaken. Het is ongewenst dat grondwaterpeilen zodanig wijzigen dat natuur verdroogd raakt, natschade ontstaat of funderingen van bouwwerken of infrastructuur worden aangetast. Bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor activiteiten of werken in, op of nabij een watergang wordt in bepaalde gevallen tevens de invloed op de grondwaterstand afgewogen.

2.1.10 Overige bepalingen

Privaatrecht, bescherming van eigendommen

Het waterschap toetst vergunningaanvragen op waterhuishoudkundige aspecten. Bij plannen van derden op eigendom van het waterschap vindt in bepaalde gevallen toetsing plaats op basis van privaatrecht.