Organisatie | Hengelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de politieke markt van de gemeente Hengelo - 2023 |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de politieke markt van de gemeente Hengelo - 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het vastgestelde Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de Politieke Markt van de gemeente Hengelo.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-06-2023 | nieuwe regeling | 17-05-2023 | 3417465 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe raadsleden; benoeming wethouders; fracties; fractievertegenwoordigers
Artikel 5b Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders
De commissie brengt na haar onderzoek verslag uit aan de raad en geeft op basis van de beoordeelde informatie schriftelijk advies aan de raad ten aanzien van de benoembaarheid van de voorgedragen kandidaat-wethouder. Indien de commissie niet unaniem is in haar oordeel wordt hiervan melding gemaakt in het advies.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de raadsvoorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.
Als één of meer raadsleden van één of meer fracties zich afsplitsen van hun fractie(s) of als één of meer raadsleden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Als meerdere afgesplitste raadsleden gezamenlijk verder gaan, doen zij zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de voorzitter van de raad onder welke achternaam hun groep kan worden aangeduid. De achternaam is één van de achternamen van de afgesplitste raadsleden.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen en verslaglegging
Artikel 7 Vergaderfrequentie, tijdstip en duur van de vergaderingen
De raadsvergaderingen worden bij aanvang van een kalenderjaar in een vergaderschema vastgelegd en vinden over het algemeen eens in de twee weken plaats op de woensdagavond. De raadsvergadering begint om 19.30 uur en eindigt uiterlijk om 23.00 uur; indien het zich laat aanzien dat de eindtijd zal worden overschreden zal de raadsvoorzitter tijdig een voorstel van orde doen. Het presidium kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.
De politieke markt vindt in de regel plaats eens in de twee weken op de dinsdagavond en begint om 19.30 uur en eindigt uiterlijk om 22.30 uur. Het presidium kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Deze sessies kunnen parallel verlopen, met een maximum van drie gelijktijdige sessies. Zij kunnen in tijdsduur van elkaar verschillen.
Artikel 8 Oproep raadsvergadering en politieke markt
Indien een aanvullende agenda van de raadsvergadering wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 9, vierde lid, van dit reglement, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad en de fractievertegenwoordigers gezonden.
Indien een raadslid de aard van een agendapunt wil wijzigen van direct hamerstuk naar bespreekstuk moet dit, met redenen omkleed, vóór 12.00 uur op de dag van de vergadering schriftelijk bij de griffie gemeld worden, zodat het betreffende agendapunt geagendeerd kan worden als bespreekpunt: “Voorstel zonder tussenkomst van Politieke Markt”.
In spoedeisende gevallen kunnen raadsleden en de raadsvoorzitter wijzigingsvoorstellen op de agenda van de politieke markt schriftelijk via de griffie indienen bij het presidium, uiterlijk vrijdagochtend 10.00 uur voorafgaand aan de betreffende Politieke Markt. Het presidium beslist uiterlijk de daaropvolgende maandagochtend 10.00 uur over ingediend verzoek. Van wijzigingen op de agenda wordt zo spoedig mogelijk openbare kennisgeving gedaan.
Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken
Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.
Informatie van de raad of aan de raad verstrekte informatie, danwel informatie van de politieke markt of aan de politieke markt verstrekte informatie, waaromtrent op grond van hoofdstuk Va van de wet geheimhouding is opgelegd, is toegankelijk voor raadsleden en fractievertegenwoordigers en blijft in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier.
Artikel 13 Besluitenlijst/Video- of audioverslag
De besluitenlijst van de raadsvergadering en de Politieke Markt wordt opgesteld onder verantwoordelijkheid van de griffier. De besluitenlijst wordt zo snel mogelijk na de laatstgehouden vergadering ter beschikking gesteld aan raadsleden, fractievertegenwoordigers en het college. Daarnaast wordt van de besluitenlijst openbare kennisgeving gedaan op de website.
De leden van de raad, de raadsvoorzitter, het college en de griffier hebben het recht binnen drie dagen na publicatie van de besluitenlijst een voorstel tot wijziging ervan bij de griffier in te dienen, indien de besluitenlijst naar hun oordeel onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is.
Indien er binnen drie dagen na publicatie van de besluitenlijst voorstellen tot wijziging zijn ingediend, beslist het presidium over de voorgestelde wijziging(en). Daarna stelt het presidium, met inachtneming van de beslissing over de voorgestelde wijziging(en), de besluitenlijst definitief vast. De besluitenlijst wordt direct daarna ter beschikking gesteld aan raadsleden, fractievertegenwoordigers en college en op de gemeentelijke website gepubliceerd, dit laatste met uitzondering van besluiten op grond van artikel 25, eerste of tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd.
een overzicht van het verloop van elke stemming in de raadsvergadering, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden en met vermelding van de stemverklaringen;
Bij de raad ingekomen stukken niet zijnde raadsvoorstellen en -besluiten, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden door de griffier op een lijst geplaatst met een voorstel tot wijze van afdoening. Deze lijst wordt tenminste één keer in de twee weken met de beschikbare digitale bestanden aan de leden van de raad digitaal beschikbaar gesteld.
Binnen twee weken na het beschikbaar stellen van de lijst van ingekomen stukken kan een raadslid via de griffier aan het presidium gemotiveerd een andere wijze van afdoening van een stuk voorstellen. Het presidium beslist over dit voorstel en maakt, indien besloten wordt tot een andere wijze van afdoening, dit kenbaar aan de raadsleden.
Paragraaf 2 Orde van de raadsvergadering
Artikel 15 Presentielijst raadsvergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de raadsvoorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming
Alvorens de geagendeerde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de raadsvoorzitter mede bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de raadsvoorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is. Degene die de schorsing heeft gevraagd, heeft na de hervatting als eerste het woord.
Na het sluiten van de beraadslaging en nadat de raad gestemd heeft, heeft ieder lid het recht zijn uitgebrachte stem kort te motiveren.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen in de raadsvergadering
Artikel 26 Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de raadsvoorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit geen verandering.
Artikel 27 Stemming over amendementen en moties
Indien over een aanhangig voorstel zowel een motie als een (sub)amendement is ingediend, wordt eerst over het amendement gestemd overeenkomstig de eerste vier leden van dit artikel. Vervolgens wordt over de motie gestemd en dan vindt de eindstemming plaats over het voorstel zoals dat luidt met inachtneming van de amendementen.
Artikel 28 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 29 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Paragraaf 4 Orde van de Politieke Markt
Artikel 32 Vaststellen behandelvoorstel
Wijzigingsvoorstellen op het behandelvoorstel voor een sessie in de Politieke Markt dienen schriftelijk en met redenen omkleed via de griffie te worden ingediend bij het presidium, uiterlijk op de vrijdagochtend om 10.00 uur voorafgaand aan de betreffende Politieke Markt. Het presidium beslist uiterlijk de daaropvolgende maandagochtend 10.00 uur over het ingediende verzoek. Een eventuele wijziging wordt uiterlijk 24 uur van tevoren op de website gepubliceerd. Indien er geen wijzigingsverzoeken zijn ingediend, wordt het behandelvoorstel vrijdagochtend om 10.00 uur geacht definitief te zijn vastgesteld.
Bij openbare sessies in de Politieke Markt kunnen aanwezige toehoorders het woord voeren. Daarbij gelden de volgende bepalingen:
De betrokken toehoorders die het woord voeren worden voorafgaand aan de sessie gewezen op de publicatie van hun naam in het digitale verslag en het rapport van de politieke markt. Indien de betrokken toehoorder dat aangeeft, wordt zijn naam geanonimiseerd. Ditzelfde geldt voor de gegevens van toehoorders die zij in aanvullende documentatie aan de raadsleden ter beschikking stellen.
Hij kan de raadsleden en fractievertegenwoordigers die aan de sessie deelnemen voorstellen om een aan de sessie deelnemend raadslid of fractievertegenwoordiger of een lid van het college, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het betreffende raadslid of fractievertegenwoordiger of lid van het college de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de sessievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het betreffende raadslid of fractievertegenwoordiger of lid van het college bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de sessies worden ontzegd.
Hij roept de raadsleden, fractievertegenwoordigers en leden van het college tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sessiedeelnemers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Raadsleden, fractievertegenwoordigers en leden van het college die hieraan geen gevolg geven kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp.
Hij roept andere sessiedeelnemers en toehoorders (niet zijnde raadsleden of fractievertegenwoordigers en leden van het college) tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sessiedeelnemers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sessiedeelnemers en toehoorders (niet zijnde raadsleden of fractievertegenwoordigers en leden van het college) die hieraan geen gevolg geven kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp. Zo nodig doet de sessievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan de betreffende sessiedeelnemer en toehoorder (niet zijnde raadslid of fractievertegenwoordiger of lid van het college) bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de sessies worden ontzegd.
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen in de raadsvergadering amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
Een voorstel wordt nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dat geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie in de raadsvergadering wordt, behoudens in naar het oordeel van de raadsvoorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor het begin van de raadsvergadering schriftelijk bij de raadsvoorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De raadsvoorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad, het college en de burgemeester. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering wordt het verzoek in stemming gebracht. Bij toestemming van de raad bepaalt de raad op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 45 Schriftelijke vragen
Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 30 dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen, nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
Het lid van de raad dat tijdens het vragenkwartier vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp uiterlijk om 9.00 uur op de dag van de aanvang van de raadsvergadering bij de griffie die de raadsvoorzitter inlicht. De raadsvoorzitter kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens het vragenkwartier aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
Artikel 46b Bestuurlijke actualiteiten van het college
Elke raadsvergadering is er een agendapunt bestuurlijke actualiteiten van het college, tenzij er bij de voorzitter geen bestuurlijke actualiteiten zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenkwartier op een ander tijdstip wordt gehouden. De raadsvoorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenkwartier eindigt.
Het college meldt het onderwerp van de bestuurlijke actualiteit(en) uiterlijk om 12.00 uur op de dag van de aanvang van de raadsvergadering bij de raadsvoorzitter en de griffie. De raadsvoorzitter kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens de het agendapunt bestuurlijke actualiteiten aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 48 Procedure begroting
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt.
Artikel 49 Procedure jaarrekening
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 50 Verslag en verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om voor het sluiten van de raadsvergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Voor bespreking van dit verslag kan de raadsvoorzitter verwijzen naar het presidium ten behoeve van agendering in de Politieke Markt.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 47, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Op een besloten raadsvergadering of sessie in de Politieke Markt zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering of sessie.
Artikel 54 Opheffing geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie
Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Artikel 54a Opheffing Geheimhouding op informatie opgelegd door de politieke markt
Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als de politieke markt die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten vergadering met de politieke markt overleg gevoerd.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 57 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die tijdens de raadsvergadering of tijdens sessies op de Politieke Markt geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de raadsvoorzitter respectievelijk sessievoorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.
Artikel 58 Gebruik van communicatiemiddelen
In de (vergader)ruimtes van raadsvergadering en Politieke Markt, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering respectievelijk sessie telefoneren niet toegestaan. Ander gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen is toegestaan, voor zover dit gebruik naar het oordeel van de voorzitter geen verstoring van de orde van de vergadering respectievelijk de sessie in de Politieke Markt oplevert.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 mei 2023
De raad voornoemd,
De griffier,
De voorzitter,
Toelichting op het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en politieke markt van de gemeente Hengelo - 2023.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De begrippen behoeven geen nadere toelichting
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In het gewijzigde artikel 77, eerste lid, Gemeentewet is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester.
De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
-ad lid 2 en 3, sessievoorzitters: Door de nieuwe werkwijze van de raad per mei 2014, met de invoering van de politieke markt als belangrijkste wijziging, is er behoefte aan voldoende sessievoorzitters. Het streven is erop gericht dat een sessievoorzitter in een politieke markt slechts een sessie hoeft voor te zitten. Aan alle fracties wordt gevraagd om sessievoorzitters te leveren. Aan de hand van een opgesteld profiel, kunnen zich potentiële sessievoorzitters melden, welke als zodanig moeten worden benoemd. Een aantal van 8 à 9 sessievoorzitters is nodig om enigszins flexibel een agenda met bijbehorende sessievoorzitters voor de politieke markt te kunnen vaststellen. Als het aantal sessievoorzitters, na verkiezingen of door andere oorzaak van beëindiging van het sessievoorzitterschap, te klein wordt, kan het presidium de raadsfracties opnieuw om sessievoorzitters verzoeken.
De waarnemend raadsvoorzitter als bedoeld in artikel 77 Gemeentewet (die ofwel het langstzittende raadslid is, en de raadsoudste in jaren ofwel expliciet door de raad met de waarneming van de voorzitter is belast) is ook automatisch lid van het presidium. Dit is wenselijk zodat de plv. raadsvoorzitter bij langdurige afwezigheid van de burgemeester wel in het presidium zit. En de waarnemend raadsvoorzitter kan dan ook eventueel sessievoorzitter zijn.
Ook is nu geregeld dat de waarnemend raadsvoorzitter niet meer automatisch voorzitter is van het presidium. De voorzitter van het presidium wordt door de raad benoemd, en dat kan een ander raadslid zijn dan de waarnemend raadsvoorzitter. Daarmee volgt het Reglement de praktijk die al is toegepast.
De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen en verdere taakomschrijving van de griffier is niet in dit reglement opgenomen. Een en ander is geregeld in een organisatieverordening griffie, een Instructie voor de raadsgriffier van de gemeente Hengelo, een Besluit vaststelling arbeidsvoorwaardenregeling griffie, en in een Instellings- en delegatiebesluit werkgeverscommissie ter uitvoering van de Hengelose arbeidsvoorwaardenregeling t.b.v. de griffie, allen vastgesteld door de raad in januari 2014. N.a.v. de Model verordening van de VNG van februari 2018 is toegevoegd als nieuw lid 5 ‘Bij verhindering af afwezigheid wordt de medewerker van de griffie vervangen door een door de raadsgriffier aangewezen op de griffie werkzame ambtenaar, of, in samenspraak met de gemeentesecretaris, een niet op de griffie werkzame ambtenaar’. De griffie van Hengelo is relatief klein waardoor het nuttig kan zijn om bij ziekte een beroep te kunnen doen op de gemeentesecretaris voor een vervangende medewerker.
De belangrijkste taak van het presidium is het opstellen van de agenda van de politieke markt en van de raad. Het coördineren van de stukkenstroom is onderdeel van deze taakstelling. De raad van Hengelo heeft zich uitgesproken voor een presidium dat primair uitsluitend technische en organisatorische taken op zich neemt.
Het presidium kan -met redenen omkleed- besluiten om een raadsvoorstel- zonder eerst op de politieke markt te zijn besproken- als hamerstuk op de agenda van de raad te agenderen. Het presidium zal dat met name overwegen als er sprake is van een beleidsarm stuk, of een stuk wat een logisch vervolg is op eerdere besluitvorming of een stuk waarop geen betrokkenheid van burgers te verwachten is of bij een combinatie van deze argumenten. De raad kan bij de vaststelling van de agenda in de raadsvergadering gemotiveerd aangeven dat het stuk toch voor de politieke markt moet worden geagendeerd. Motieven voor de raad om het punt toch te willen agenderen kunnen gelegen zijn in de verwachting dat er wel burgers willen inspreken, of dat het punt toch politieke attentiewaarde heeft.
Het presidium is aanzienlijk groter dan onder de oude werkwijze. De keuze om alle sessievoorzitters deel uit te laten maken van het presidium heeft vooral te maken met een efficiënte terugkoppeling en voorbereiding van raad en politieke markt.
Naast de formele agenda coördineert en plant het presidium ook andere raadsactiviteiten in de agenda van de raad, zoals een technisch beraad bij voorstellen die zeer complex zijn, een raadsexcursie, of werkbezoeken die raads-breed gedragen worden.
In lid 10 is geregeld dat de vergaderingen van het presidium niet openbaar zijn.
Dat is begrijpelijk want er wordt bij tijd en wijle proces-informatie gewisseld over zaken die nog niet openbaar zijn. Maar wel zouden geïnteresseerde raadsleden of fractievertegenwoordigers de vergadering moeten kunnen bijwonen. Ook voor hen geldt dan uiteraard dat hetgeen in de bespreking zelf wordt gezegd niet openbaar gewisseld mag worden. Voor de raadsleden is het bepaalde in artikel 2:5 AWB van toepassing:
‘Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit’.
De Afsprakenlijst van het presidium is openbaar in de zin dat deze op extranet wordt geplaatst en dat raadsleden er wel over kunnen communiceren naar buiten.
Artikel 4b Het fractievoorzittersoverleg
Voor politiek overleg is de mogelijkheid geopend van het organiseren van een fractievoorzitters overleg. Het fractievoorzittersoverleg vergadert op verzoek van een van zijn leden of op verzoek van de burgemeester, als zijnde de raadsvoorzitter of als zijnde voorzitter van het college.
Doel van het beraad is te zorgen voor politieke coördinatie en afstemming indien dit noodzakelijk wordt geacht. Te denken valt aan punten zoals de omgang met elkaar, afspraken rond de verkiezingen en zaken rond de huishouding van de raad. De fractievoorzitters bepalen dit zelf. De griffie ondersteunt het beraad. De gemaakte afspraken liggen voor alle raadsleden en fractievertegenwoordigers ter inzage bij de griffie. Aangezien een afgesplitst raadslid of raadsleden geen fractie is, maar een lid of een groep vormen, zal dat raadslid geen deel uitmaken van het fractievoorzittersoverleg.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe raadsleden, wethouders en fracties
Artikel 5a Onderzoek geloofsbrieven; beëindiging; benoeming raadsleden
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau het betreffende raadslid kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. De tekst van de eed (verklaring en belofte) die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
Artikel 5b Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders
Artikel 5b regelt het proces rond werkzaamheden inzake kandidaat wethouders.
De Gemeentewet geeft met ingang van 2023 aan (36a, 36b, 41b eerste, derde en vierde lid, en 41c eerste lid) welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder en op welk moment deze getoetst worden. Begin 2014 hebben de Minister van BZK en de Commissaris van de Koning van Overijssel aanbevelingen gedaan hoe één en ander adequaat geregeld kan worden. Zij legden de integriteitstoets van kandidaat-wethouders primair neer bij de burgemeester. De Modelverordening van de VNG van begin 2014 adviseerde om de toetsende taak ook bij de raad neer te leggen. De VNG adviseerde een commissie te benoemen die bestaat uit drie raadsleden om de integriteitstoets van kandidaat-wethouders uit te voeren. De regeling in ons RvO is gebaseerd op de VNG verordening en op de meer uitvoerige regeling zoals Deventer en de provincie Overijssel zelf hebben opgenomen in hun RvO.
Voor het benoemen van wethouders stelt de raadsvoorzitter de commissie “Benoembaarheid wethouders” in bestaande uit drie leden van de raad en uit de voorzitter van de raad. De griffier is secretaris van de commissie. Deze commissie toetst op basis van de in de Gemeentewet dan wel in het RvO geformuleerde uitgangspunten (benoembaarheidsvereisten). De kandidaat-wethouder is zelf verantwoordelijk voor het overhandigen van de noodzakelijke documenten. De commissie vraagt de kandidaten tenminste de volgende papieren te overleggen:
Een aanvullende eis (voordien meer vrijblijvend) is dat de commissie de kandidaat altijd in de gelegenheid stelt om de aangedragen informatie mondeling toe te lichten. In de praktijk betekent dat dat er altijd een serieus en door de commissieleden goed voorbereid gesprek met de kandidaat plaatsvindt. Tijdens dat gesprek komt standaard de vraag op tafel: "Is er nog iets dat wij behoren te weten? (wat op enigerlei wijze aan het integer vervullen van het wethouderschap in Hengelo in de weg kan staan? )’’. Van het gesprek wordt geen verslag gemaakt.
Mocht het gesprek vraagtekens opleveren rond de aanvaardbaarheid van de te benoemen kandidaat- wethouder, dan wordt dit gecommuniceerd met de kandidaat-wethouder en met de fractievoorzitter van de betreffende fractie, zodat zij eventueel een heroverweging van de kandidatuur kunnen maken.
Gebleken is dat deze procedure vooral een preventieve werking heeft. Voordragende fracties houden hiermee op voorhand rekening en screenen zelf indringender. Belangrijk uitgangspunt is en blijft echter dat de kandidaat uiteindelijk zelf verantwoordelijk is voor de aangedragen informatie.
Het aspect van het instellen van de commissie door de raadsvoorzitter betekent dat een flexibele en snelle werkwijze mogelijk is. Er hoeft geen besluit van de raad ten grondslag te liggen aan het instellen van de commissie, dat betekent dat de commissie zijn werkzaamheden snel kan starten.
Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten, maar uit de raad wordt benoemd: de incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.
De commissie toetst volgens het vierde lid van dit artikel de van de kandidaat- wethouder ontvangen documenten en informatie aan de hand van:
de benoembaarheidsvereisten zoals opgenomen in de Gemeentewet. Daarmee worden de vereisten bedoeld als opgenomen in artikel 36a Gemeentewet en in artikel 10 Gemeentewet. De kandidaat wethouder moet 18 jaar zijn op het moment dat hij naar verwachting tot wethouder zal worden benoemd, onderdaan zijn van een lidstaat van de EU, en ingezetene zijn van de gemeente Hengelo (van deze vereisten kan ontheffing worden verleend, artikel 36a Gemeentewet). Ook mag de kandidaat niet ook wethouder zijn in een andere gemeente.
de vereisten omtrent nevenfuncties als bedoeld in artikel 41b Gemeentewet. Dit zijn nader door de kandidaat wethouder op te geven nevenfuncties die hij uitoefent, en waarvan in het gesprek getoetst wordt of de uitoefening van de nevenfuncties ongewenst is met het oog op een goede vervulling van het wethouderschap.
de vereisten omtrent onverenigbare of verboden handelingen als bedoeld in artikel 41c Gemeentewet en artikel 15 Gemeentewet. Zo mag een wethouder - bijvoorbeeld- niet als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente, of voor de gemeente zelf. Ook mag hij niet rechtstreeks of middellijk overeenkomsten aangaan betreffende werkzaamheden voor de gemeente of zaken die hij aan de gemeente levert.
Uit het uittreksel uit het bevolkingsregister dat de kandidaat-wethouder aan de commissie moet overleggen zal blijken of de kandidaat-wethouder wel of niet woonachtig is in onze gemeente. Als dat niet het geval is, is het wel zo praktisch dat de kandidaat-wethouder per direct schriftelijk aan de raad een verzoek doet tot ontheffing van het ingezetenschap van de gemeente als bedoeld in artikel 36a, tweede lid, Gemeentewet.
Aanvankelijk was het de bedoeling van de Minister (bij een nota tot wijziging van het wetsvoorstel van de Wet bevorderen integriteit en functioneren van het openbaar bestuur in 2022) ook een risicoanalyse integriteit verplicht voor te schrijven bij de benoeming van wethouders.
Op een dergelijke verplichting kwam zware kritiek van de Raad van State met betrekking tot grondrechten van de betreffende kandidaten en in samenhang daarmee het legaliteitsbeginsel en de rechtszekerheid. De conclusie van de Minister was dat een dergelijke verplichting alleen kan worden gerealiseerd door een ingrijpender wetswijziging, die de minister later nog apart wil voorbereiden en voorstellen aan de Tweede Kamer. Uiteraard is vrijwillíge medewerking van een kandidaat wethouder aan zo’n analyse, als de commissie daar aanleiding voor zou zien en welke analyse dan in Hengelo in opdracht van de burgemeester wordt uitgevoerd, geen probleem.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning). Wij hebben een regeling ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, etc. Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering van de gemeenteraad de aanduiding mee.
Afgesplitste raadsleden worden niet als een fractie beschouwd.
De definitie van een fractie is opgenomen in artikel 6A, eerste lid, van dit RvO. Tot het moment van de vaststelling van dit RvO in 2017 waren in dit artikel de nodige leden opgenomen die het voor afgesplitste raadsleden mogelijk maakte om als een zelfstandige fractie door te gaan en een nieuwe naam aan te nemen. In 2017 heeft de raad besloten om hierin verandering aan te brengen.
Leden van de raad die zich afsplitsen van een bestaande fractie worden voortaan aangeduid met hun eigen achternaam en deze eigen achternaam wordt ook actief gebruikt in de raadsvergaderingen, in de politieke markt en in de formele communicatie van de gemeente naar buiten. Wij voorkomen hiermee dat er tussentijds nieuwe fracties in de raad gevormd worden met nieuwe namen zonder dat de kiezer daar invloed op heeft gehad.
In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden uit eigener beweging de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee.
Artikel 6b Fractievertegenwoordigers
In dit artikel was de mogelijkheid geschapen om in bijzondere gevallen, met instemming van de overige fracties, medewerking te verlenen aan het benoemen van een persoon als fractievertegenwoordiger die niet bij de laatste verkiezingen geplaatst was op de kandidatenlijst van de fractie. Aangezien in de praktijk blijkt dat de fracties niet instemmen met verzoeken van afgesplitste raadsleden om een fractievertegenwoordiger voor hun ‘fractie’ te benoemen, is deze mogelijkheid nu vervallen. Lid 2 is vervallen en de bestaande leden 3 tot en met 8 zijn vernummerd tot leden 2 tot en met 7.
Als een afgesplitst raadslid of raadsleden geen fractie meer zijn dan ligt het voor de hand dat deze afgesplitste raadsleden ook geen fractievertegenwoordigers kunnen aanstellen. Artikel 6b, lid 1 van het RvO spreekt immers over het recht dat een fractie heeft op het voordragen van een fractievertegenwoordiger.
De fractievertegenwoordiger legt de eed of verklaring en belofte af. Wij schakelen in de praktijk waar mogelijk de fractievertegenwoordigers gelijk met een raadslid, en dan ligt gelijkschakeling op dit punt ook voor de hand. Er kan dan geen enkel misverstand of onduidelijkheid meer bestaan dat ook fractievertegenwoordigers aan geheimhouding zijn gehouden van zaken die bijvoorbeeld in een besloten sessie van de politieke markt aan de orde kunnen komen of van stukken die onder geheimhouding bij de griffie berusten en bij de griffie kunnen worden ingezien.
In juni 2016 heeft de VNG voorgesteld om de verwijzing naar artikel 15 Gemeentewet (dat artikel betreft de “verboden handelingen” voor een raadslid) voor fractievertegenwoordigers te schrappen. De reden die de VNG hiervoor geeft is dat ze het enerzijds te ver vind gaan voor commissieleden die niet ook raadslid zijn (in Hengelo zijn dit onze fractievertegenwoordigers) en anderzijds was er een ontheffing belegd bij GS van de Provincie om aan fractievertegenwoordigers ontheffing van deze verboden handelingen te kunnen verlenen, zonder dat er voor zo’n ontheffing bij de wet een expliciete grondslag is belegd. Bij de evaluatie van de vergaderstructuur is dit wijzigingsvoorstel besproken en is er uitgebreid over gediscussieerd. De meningen waren verdeeld. Een aantal fracties/aanwezigen willen de verwijzing handhaven onder het idee: “gelijke monniken- gelijke kappen”, dit voorkomt discussies. Andere aanwezigen willen de verwijzing wél schrappen, een fractievertegenwoordiger is immers géén raadslid, en heeft dus ook géén stem in de raadsvergadering, geen directe beslissingsbevoegdheid. Het voorstel was om de verwijzing naar artikel 15 Gemeentewet te schrappen
In de raadsvergadering van 4 april 2017 heeft de raad bij amendement besloten om artikel 15 Gemeentewet van toepassing te (blijven) verklaren voor fractievertegenwoordigers. Het artikel 6B, derde lid, is dienovereenkomstig aangepast.
In artikel 35 van dit RvO staat wat de fractievertegenwoordiger mag doen: in een Politieke markt is hij gelijk aan een raadslid. Uitgangspunt is dat de fractievertegenwoordigers zoveel mogelijk gelijk worden behandeld als een raadslid: zowel in de informatievoorziening als in het uitnodigen van fractievertegenwoordigers. De meeste rechten die de Gemeentewet aan raadsleden toekent zijn echter expliciet aan raadsleden voorbehouden, zoals het indienen van moties en amendementen. Voor het indienen van schriftelijke vragen geldt deze restrictie niet. In de praktijk wordt al toegestaan dat een fractievertegenwoordiger schriftelijke vragen aan het college stelt. Door het toevoegen van een achtste lid aan dit artikel kan een fractievertegenwoordiger voortaan ook schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 45 RvO indienen. Alleen artikel 45 RvO, lid 5, kan niet op de fractievertegenwoordiger van toepassing zijn want hij zit niet in de raadsvergadering zelf.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen en verslaglegging
Artikel 7 Vergaderfrequentie, tijdstip en duur van de vergaderingen
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de raadsvoorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
De raadsvoorzitter dient bij het bepalen van een andere dag en een ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg te plegen in het presidium. Op deze wijze houdt het presidium ook bij vergaderingen, die niet op het gebruikelijke tijdstip plaatsvinden, invloed op de datum, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Het wijzigen van het aanvangsuur is van gemeenschappelijk belang, omdat het merendeel van de raadsleden het raadslidmaatschap combineert met een andere (on)betaalde functie. Lid 1: De raadsvergadering wordt bij een eventuele schorsing van de vergadering vanwege het late tijdstip, in de regel de volgende avond hervat.
Lid 2: zo mogelijk worden de sessies in de politieke markt thematisch geclusterd, zodat dossier-woordvoerders aan alle sessies binnen een bepaald aandachtsgebied deel kunnen nemen.
Het programmeren van 3 parallelle sessies komt weinig voor. Als het even kan zal het presidium dit vermijden. Maar er zijn omstandigheden denkbaar die maken dat het programmeren van 3 parallelle sessies wenselijk is en daarom moet het wel mogelijk blijven. Het RvO houdt er ook rekening mee dat kleinere fracties ook 3 parallelle sessies kunnen bemensen, want fracties kunnen 2 fractievertegenwoordigers benoemen. Als de noodzaak van het inplannen van 3 parallelle sessies zich voordoet, dan zal het presidium maximaal 2 oordeelsvormende sessies naast elkaar plannen.
Lid 3: De raadsvergadering duurt tot 23.00 uur. Een raadsvoorstel dat voor dat tijdstip in bespreking is genomen wordt in de regel wel in zijn geheel behandeld, tenzij de vergadering anders beslist.
Artikel 8 Oproep raadsvergadering en politieke markt
In artikel 19, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. De voorzitter stuurt de leden, ten minste twaalf dagen vóór een vergadering aanvangt, een schriftelijke oproep waarin de vergadering wordt aangekondigd. De schriftelijke oproep vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in hoofdstuk Va van de Gemeentewet bedoelde informatie, worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden verzonden. De in hoofdstuk Va van de Gemeentewet, bedoelde informatie zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken.
De verzending van de vergaderstukken als hier bedoeld geschiedt door publicatie op extranet.
De kern is van onze vergadercyclus is dat – uitzonderingen daargelaten- dat raadsleden tussen het moment van de oproep en de daadwerkelijke vergadering tenminste 2 maandagen hebben, waarop zij de voorstellen in de fractie kunnen bespreken.
We wijzen er wel op dat het behandelvoorstel dat we vanuit de griffie bij de stukken voegen bij eerste plaatsing nog een concept behandelvoorstel is. Het behandelvoorstel wordt definitief nadat de sessie is voorbereid en doorgenomen met de sessievoorzitter, en die voorbereiding vindt meestal plaats in de genoemde werkweek tussen de twee weekenden.
Het presidium bepaalt hoe de agenda eruit komt te zien. Het versturen van de agenda en stukken is geregeld in artikel 8. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het soms niet mogelijk zijn om twaalf dagen voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de 'waan' van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.
Het presidium stelt de voorlopige agenda voor de raadsvergadering vast. Daarbij plaatst het presidium, op basis van een inhoudelijke en procesmatige afweging, ook raadsvoorstellen als DIRECT hamerstuk op de agenda. Het kan zijn dat een raadslid toch meer dan een stemverklaring wil afleggen over dit punt en erover wil debatteren en bijvoorbeeld een motie of amendement wil indienen: dan moet daar ruimte voor worden gegeven. Nu is die ruimte minimaal, o.a. doordat de raad ter vergadering, bij meerderheid, moet instemmen met de wijziging van de agendering.
In artikel 9 RvO is in lid 3 de mogelijkheid geboden om een DIRECT geagendeerd hamerstuk op verzoek van een raadslid dan wel van een minderheid van de raad, alsnog ter vergadering als bespreekstuk te agenderen. Daartoe moet het raadslid een schriftelijk gemotiveerd verzoek bij de griffie indienen, uiterlijk om 12.00 uur op de dag van de vergadering. Dan kan de griffie het agendapunt nog agenderen als bespreekpunt: “voorstel zonder tussenkomst van Politieke Markt” en de raad daarover informeren.
Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.
Voor de agendering van de ándere op de raadsagenda voorkomende agendapunten is de uitkomst van de sessie op de politieke markt bepalend, zie artikel 36 RvO. De sessievoorzitter kan aan het einde van de sessie bijvoorbeeld concluderen dat het agendapunt besluitrijp is als hamerstuk in de raadsvergadering. Een fractie die onverhoopt niet aanwezig is in die politieke markt kan dan vervolgens niet achteraf de aard van het agendapunt nog wijzigen met een beroep op dit artikel. Wel kan het raadslid bij het begin van de raadsvergadering bij het agendapunt ‘vaststellen van de agenda’ via een voorstel van orde alsnog proberen om de aard van het agendapunt te wijzigen. Maar daar is dan wel een raadsmeerderheid voor nodig, want over dat voorstel van orde zal moeten worden gestemd.
Toevoegingen op de agenda kunnen bestaan uit:
Daarmee is duidelijk dat raadsleden niet op de avond van de raadsvergadering zelf een willekeurig ander voorstel kunnen doen om ‘een agendapunt’, anders dan een motie vreemd of een interpellatiedebat aan de raadsagenda toe te voegen. Dat verdraagt zich immers niet met een zorgvuldige voorbereiding die de raadsleden nodig hebben in hun voorbereiding op de raadsvergadering en het verdraagt zich niet met het stelsel en zo is het ook niet in de model RvO geformuleerd van de VNG.
Lid 5: Agenderen van een onderwerp te behandelen tijdens een politieke markt.
Voorstellen aan de raad tot het agenderen van een onderwerp te behandelen tijdens een politieke markt kunnen afkomstig zijn van college en burgemeester, van individuele raadsleden (zie artikel 42 Initiatiefvoorstellen) of van het presidium, waar het bijvoorbeeld gaat om zaken die te maken hebben met de organisatie en de werkzaamheden van de raad.
Met het in het vierde lid genoemde verzoek tot het agenderen van een onderwerp, worden ook onderwerpen bedoeld waaraan niet direct een voorstel tot besluitvorming in de raad gekoppeld zit. Hiermee kunnen ook anderen dan collegeleden, individuele raadsleden en het presidium onderwerpen aandragen voor de politieke markt. Voor burgers betekent dit een extra mogelijkheid, naast het burgerinitiatief, om een onderwerp onder de aandacht van de raad te brengen.
Voor individuele raadsleden betekent het vijfde lid de mogelijkheid tot een actievere rol bij de opstelling van de agenda. Ook biedt lid 5 ruimte aan het college om de raad tijdens de politieke markt meer informeel over onderwerpen bij te praten.
Het presidium is het orgaan dat namens de raad zo goed en zo zorgvuldig als mogelijk de zaken agendeert voor behandeling in de politieke markt. Daarbij zal het presidium zo goed mogelijk wegen of een onderwerp beeldvormend of meningsvormend geagendeerd kan worden. Wij gaan ervanuit dat het presidium het vertrouwen van de raad geniet. Het kan zo zijn dat het presidium toch een verkeerde taxatie heeft gedaan in de agendering van het onderwerp. Dit artikel regelt dat raadsleden daartoe een wijzigingsvoorstel kunnen indienen. Wij nemen aan dat raadsleden hiervan spaarzaam gebruik hoeven te maken, want een wijziging van een agenda zo kort voor een politieke markt heeft als nadeel dat niet iedereen zich meer bewust is van de wijziging in de agenda of van het afvoeren van een onderwerp van de agenda..etc..
Ten behoeve van de continuïteit wordt bij grotere onderwerpen, die over een langere periode zullen terugkeren op de agenda van raad en politieke markt, zo veel mogelijk met vaste sessievoorzitters gewerkt. De sessievoorzitter fungeert dan als dossierhouder van betreffend onderwerp. Mede in het kader van het ‘grip krijgen op de eigen agenda van de raad’, worden bij dergelijke onderwerpen zo veel mogelijk in de startfase procesafspraken gemaakt tussen presidium, portefeuillehouder en ambtelijke organisatie. Deze afspraken kunnen onder meer betreffen het tijdpad, de rol van de raad op de verschillende momenten, de vorm van aan de raad aan te bieden stukken en interactie met betrokkenen.
Het zevende lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, is het niet gewenst dat de raad zich over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, het onderwerp naar de politieke markt te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen.
Artikel 10 De leden van het college en de secretaris
-ad lid 1: Artikel 10 is ten dele een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat het college door de raad wordt uitgenodigd om tijdens de raadsvergadering aanwezig te zijn. Uitgangspunt is dat het college voor iedere raadsvergadering zijn uitgenodigd. Het kan echter wenselijk zijn, dat een collegelid niet bij een vergadering aanwezig is als de raad een zelfstandige afweging over een onderwerp wil maken, de raad bijvoorbeeld over het eigen functioneren van gedachten wil wisselen of bij de voorbereiding van een besluit tot het houden van een onderzoek naar het door het college gevoerde bestuur.
-ad lid 2: De gemeentesecretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raadsleden in de politieke markt. Dit geldt ook voor de medewerkers van de gemeente. Bij beeldvormende sessies zal het presidium in het behandelvoorstel kunnen opnemen dat de inbreng van gemeentelijke medewerkers van hun kennis en feitelijke informatie wenselijk is teneinde de gevraagde informatie zo goed mogelijk aan raadsleden over te dragen en het gesprek tussen raadsleden, burgers leden van het college en medewerkers van de gemeente zo vruchtbaar mogelijk te doen zijn.
Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).
Vrijwel alle stukken die behoren bij een sessie voor de politieke markt of bij raadsvoorstel zijn tegenwoordig digitaal beschikbaar. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd. Mocht een bepaalde bijlage bij een sessie of bij een raadsvoorstel onverhoopt een keer niet digitaal beschikbaar zijn dan wordt maatwerk toegepast en communiceert de griffie in dat geval hoe de raadsleden deze stukken toch kunnen lezen. Bijvoorbeeld door het stuk dan fractiegewijs ter beschikking te stellen.
Een stuk is een 'document' in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB): “een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat”. Documenten zijn derhalve niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda's, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB.
Het is niet de bedoeling, dat het originele stuk mee naar huis wordt genomen. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken.
De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering die geheim moeten blijven bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad en de fractievertegenwoordigers kan de griffier inzage aan hen verlenen.
Als gevolg van de AVG dienen we ons bewust te zijn van de wijze waarop (persoons)gegevens worden gepubliceerd, maar ook gepubliceerd blijven. Mensen hebben in de basis een recht op vergetelheid. Daarom worden genoemde stukken en verslagen gedurende anderhalve raadsperiode digitaal beschikbaar gehouden. Nadien zijn verslagen of stukken niet verdwenen, alleen niet meer direct digitaal opvraagbaar.
Artikel 12 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is in de mogelijkheid van publicatie via de gemeentelijke website voorzien. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit gewenst.
Vanuit het model RvO raadsvergaderingen van de VNG 2018 hebben we de suggestie tot toevoeging van een nieuw lid 4 overgenomen: ‘In spoedeisende gevallen kan de openbare kennisgeving uitsluitend langs elektronische weg plaatsvinden’.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:42, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: AWB). In artikel 12 wordt vastgelegd op welke wijze raadsvergaderingen worden aangekondigd. Indien de kennisgeving uitsluitend elektronisch plaatsvindt, dient er een grondslag in een verordening te zijn, zie artikel 3:42, tweede lid, juncto 2:14 van de AWB. Door toevoeging van dit vierde lid aan dit artikel 12 wordt deze grondslag gecreëerd om ook in spoedeisende gevallen een openbare kennisgeving uit te kunnen doen gaan.
Artikel 13 Besluitenlijst/Video- of audioverslag
Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (art. 23, vijfde lid Gemeentewet). In de loop van 2013 is gekozen voor het maken van een besluitenlijst in combinatie met het beschikbaar stellen van een digitale geluidsopname. Het schriftelijke verslag is daarmee komen te vervallen. Bij vergaderingen in de raadzaal is het vanaf 2021 mogelijk om ook een digitale video-opname te maken. In dit artikel wordt omschreven welke informatie de besluitenlijst van de raadsvergaderingen gaat bevatten.
Van aangenomen moties en amendementen worden de titel en de opdracht in de besluitenlijst opgenomen. De motie en het amendement elf, worden in hun geheel achteraf aan de raadsagenda toegevoegd, en zijn op die manier via extranet altijd benaderbaar.
Lid 7 van artikel 13 is enigszins aangepast, omdat het volgens artikel 147 Gemeentewet niet meer mogelijk is om ter vergadering een initiatiefvoorstel in te dienen. De woorden ‘ter vergadering’ zijn uit lid 7 verwijderd.
Als gevolg van de AVG dienen we ons bewust te zijn van de wijze waarop (persoons)gegevens worden gepubliceerd, maar ook gepubliceerd blijven. Mensen hebben in de basis een recht op vergetelheid. Daarom worden genoemde stukken en verslagen gedurende anderhalve raadsperiode digitaal beschikbaar gehouden. Nadien zijn verslagen of stukken niet verdwenen, alleen niet meer direct digitaal opvraagbaar.
Schriftelijke mededelingen van het college aan de raad evenals antwoorden van het college op schriftelijke vragen (art. 45 RvO) worden ook als ingekomen stukken beschouwd.
Het in het tweede lid genoemde recht tot het indienen van een voorstel tot andere wijze van afdoening van een stuk, is bewust uitsluitend bij raadsleden (en niet bij fractievertegenwoordigers) gelegd, omdat de bedoelde stukken ook aan de raad gericht zijn. Hiermee wordt eveneens aansluiting gezocht bij de rechten van raadsleden, genoemd in hoofdstuk 4 van dit reglement.
De ervaring leert dat het presidium vrijwel altijd een goede inschatting maakt van de wijze van afdoening van brieven die aan de raad zijn gericht. De hier voorgestelde werkwijze maakt dat de burger of de instelling sneller antwoord zal krijgen dan tot nu toe het geval was.
De stukken waarover het presidium op de maandag zal vergaderen, waaronder ook het voorstel tot de wijze van afdoening van een ingekomen brief, wordt vrijdag voor iedereen zichtbaar op extranet gepubliceerd. Voor een efficiënte afdoening van de brieven is het wenselijk dat de raadsleden in dat weekend het afdoeningsvoorstel bestuderen en hun opmerking maandag kenbaar maken bij de griffie zodat het presidium het afdoeningsvoorstel kan heroverwegen.
De in dit artikel opgenomen termijn van 2 weken beschouwen we als een uitzondering.
Als gevolg van de AVG dienen we ons bewust te zijn van de wijze waarop (persoons)gegevens worden gepubliceerd, maar ook gepubliceerd blijven. Ingekomen stukken van natuurlijke personen worden daarom geanonimiseerd verwerkt in de openbare (vastgestelde) Lijst Ingekomen Stukken. Voor raadsleden en fractievertegenwoordigers is wel het originele document beschikbaar via de besloten extranet omgeving, al dan niet na opvraag bij de raadsgriffie.
Op basis van de openbare (vastgestelde) Lijst Ingekomen Stukken worden, door bijvoorbeeld de media, incidenteel de achterliggende documenten opgevraagd. Deze documenten worden geanonimiseerd verstrekt. Indien er gerede twijfel is over de juiste toepassing van de regels met betrekking tot het anonimiseren van (persoons)gegevens en de verstrekking van stukken, treedt de griffie in overleg met de voorzitter van het presidium.
Paragraaf 2 Orde van de raadsvergadering
De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet.
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet. De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en dat het quorum aanwezig is.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 17 Opening vergadering; quorum
De vergadering kan beginnen indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 lid 2 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Bij een vergadering van de politieke markt is geen minimum aantal raadsleden of fractievertegenwoordigers vereist.
Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 19 Aantal spreektermijnen
Deze toelichting staat onder de orde van de raadsvergadering, maar heeft ook een relatie met de termijnen die op een oordeelsvormende politieke markt worden benut. Met de inzet van de nieuwe vergaderstructuur is als totaliteit gekozen voor het B-O-B–model; beeldvorming – oordeelsvorming en besluitvorming. In de beeldvormende fase worden géén spreektermijnen gehanteerd. Uitgangspunt voor de laatste twee fasen, is dat de voorzitters streven naar een afronding in maximaal 3 termijnen. Dat kunnen dus 2 termijnen oordeelsvorming en 1 termijn besluitvorming zijn, maar ook andersom bijvoorbeeld 1 termijn oordeelsvorming en dan nog 2 termijnen besluitvorming in de raad.
Aanvullend merken wij op dat als het een bespreekstuk in de raad wordt, omdat er een motie of een amendement wordt ingediend, dat we dan in de raadsvergadering uitgaan van behandeling in 2 termijnen. Als het bespreekstuk wordt omdat een fractie nieuwe gezichtspunten heeft gekregen die men nog wil bespreken in de fractie, dan zal de behandeling in de raadsvergadering in 1 termijn toereikend moeten zijn.
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn in de raad om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn in de raadsvergadering verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn.
Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.
Lid 2 betekent dat ook het presidium een voorstel kan doen over de spreektijd van raadsleden welk voorstel onder aan de agenda van de raad wordt vermeld.
Dit artikel is reeds in 2018 vervallen, omdat in artikel 26 Gemeentewet het handhaven van de orde in de raadsvergadering al afdoende is geregeld. Het artikel had ook betrekking op de handhaving van de orde en schorsing in een politieke markt: een geactualiseerd artikel hierover is nu opgenomen in artikel 38 van dit RvO.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Door de toevoeging “of een lid van de raad” wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Dit brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht is aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van de raad veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken. Indien de schorsing als bedoeld in het derde lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 19).
Artikel 23 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat andere functionarissen aan de beraadslaging mogen deelnemen (bijvoorbeeld de leden van het college op basis van artikel 10 lid 1 en de griffier op basis van artikel 3).
Het verschoningsrecht is dan op die functionarissen onverminderd van toepassing
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven nadat de stemming is geweest.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen in de raadsvergadering
Artikel 26 Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid Gemeentewet, welke een hoofdelijke stemming verplicht. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen (zie art. 29 Gemeentewet en de daarop gebaseerde jurisprudentie). Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.
Rond het stemmen van raadsleden heeft zich in de loop der jaren jurisprudentie ontwikkeld.
De laatste stand van zaken is de volgende:
De ABRvS heeft in haar uitspraak van 6 februari 2013 overwogen dat er zich evenwel bijkomende omstandigheden kunnen voordoen die maken dat de behartiging van het persoonlijk belang van een raadslid zodanig aan de orde is bij het onderwerp van de besluitvorming dat hij daaraan niet behoort deel te nemen. De gemeenteraad kan niet verhinderen dat een lid deelneemt aan de besluitvorming en aan stemmingen, maar deelname van een lid kan er bij aanwezigheid van zo’n persoonlijk belang wel toe leiden dat de bestuursrechter tot het oordeel moet komen dat het desbetreffende besluit is genomen in strijd met artikel 2:4 van de Awb. De conclusie dat het betrokken bestuursorgaan in strijd met deze bepaling een besluit heeft genomen, kan echter pas worden getrokken wanneer aannemelijk is dat het betrokken raadslid de besluitvorming daadwerkelijk heeft beïnvloed, door het actief deelnemen aan de beraadslagingen en of door het indienen van moties en amendementen.
In gemeenten kan een elektronisch stemsysteem gebruikt worden waarbij de openbaarheid gewaarborgd wordt doordat de naam van het raadslid gekoppeld wordt aan het voor of tegen. Dit is te lezen op een scherm, de afdruk ervan wordt meegenomen in de verslaglegging. Deze manier van stemmen is mogelijk op grond van de Gemeentewet. Bij vergaderingen in de raadzaal van het stadhuis geschiedt de stemming op elektronische wijze. Na afloop van de stemming wordt de uitkomst getoond op scherm.
Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 18.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 27 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 39, 40a en 40b van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Ook over een motie of moties over een aanhangig voorstel wordt eerst gestemd, en daarna over het voorstel zelf. Bij een motie over een niet op de agenda opgenomen voorstel geldt dit uiteraard niet.
In afwijking van het VNG model (maar dat mag ook) is gekozen voor het eerst in stemming brengen van een motie en dan pas van het voorstel. De overweging is dat raadsleden in de gelegenheid gesteld moeten worden om hun instemming of afkeuring van een voorstel afhankelijk te maken van het wel of niet aannemen van een motie over het voorstel. Als amendementen op een voorstel zijn ingediend wordt eerst over de amendementen gestemd, dan over de motie en vervolgens over het voorstel.
Bij de procedure voor de behandeling van een motie vreemd is aangesloten bij de procedure zoals die in onze dagelijkse praktijk gevolgd is en die overeenkomst met de procedure rond een verzoek om interpellatie.
Artikel 28 Stemming over personen
Artikel 31 Gemeentewet geeft aan, dat de stemming over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling geheim is. Door met gesloten en ongetekende stembriefjes te werken is geheimhouding gewaarborgd. Gemeenten kunnen echter ook middels een elektronisch stemsysteem stemmen, mits geheimhouding gewaarborgd is.
Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) kan een gecombineerd stembiljet gebruikt worden.
In het vijfde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.
Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement. Duidelijk uitleggen wanneer een stembriefje ongeldig is; als het raadslid wel juist heeft aangekruist en daarnaast ondertekend heeft is het ongeldig, want niet meer geheim.
Indien raadsleden genomineerd worden voor de functie van wethouder is er sprake van een vrije stemming. Er is geen sprake van een voordracht. De beoogd wethouder mag dus meestemmen over zijn eigen benoeming. Een voorstel tot benoeming gaat hem persoonlijk aan "wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt" (artikel 28, eerste lid, onder a, en derde lid, van de Gemeentewet). Dat is echter in casu niet aan de orde, omdat er ook op een andere persoon kan worden gestemd. De aard van de stemming is derhalve van belang.
Dit heeft tot gevolg dat raadsleden de mogelijkheid hebben op het stembriefje de naam van de kandidaat die hun voorkeur heeft in te vullen (die van de voorgestelde perso(o)n(en), of die van een ander). Er is in dit geval geen sprake van een voordracht of een anderszins beperkte keuze en aan de stemming mag derhalve ook worden deelgenomen door raadsleden die ter benoeming zijn voorgesteld: zij kunnen immers op het stembriefje een andere naam dan hun eigen naam invullen.
De wetgever heeft nooit de bedoeling gehad de politieke verhoudingen in de raad te beïnvloeden door middel van een verbod op het meestemmen van de kandidaat-wethouder. Los van de formeel-juridische context pleiten de volgende argumenten nog voor bovenstaande zienswijze:
een democratisch gekozen vertegenwoordiger mag niet te snel het recht op stemming worden ontnomen. Stel: partij X beveelt meneer Janse en meneer Pieterse aan als wethouders. Als deze personen in de raad zitting hebben en niet mee mogen stemmen houdt dit in, dat de partij ineens twee stemmen in de raad minder heeft. Dat is onaanvaardbaar in het licht van de politieke verhoudingen;
Tenslotte is het denkbaar dat een kandidaat-wethouder die voor benoeming wordt aanbevolen, uit moreel-politieke overwegingen en om iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden op eigen initiatief afziet van het meestemmen over de benoeming. Alhoewel het uitgangspunt is dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het inperken van het stemrecht van gekozen volksvertegenwoordigers, laat de wet de betrokkenen de ruimte daarin een eigen afweging te maken.
Artikel 29 Herstemming over personen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 30 Beslissing door het lot
In dit artikel wordt een nadere uitwerking gegeven van hetgeen in artikel 31, derde lid van de Gemeentewet is voorgeschreven.
Paragraaf 4 Orde van de Politieke Markt
Artikel 31 Beeldvormend, oordeelsvormend en consulterend karakter
Tijdens de sessies kunnen verschillende werkvormen worden gehanteerd, afhankelijk van het doel van een sessie. Zo kan er in het kader van beeldvorming, al dan niet als voorbereiding op een besluit, bijvoorbeeld een presentatie worden gegeven, een expertmeeting worden gehouden, een rondetafelgesprek worden gevoerd of een werkvorm ten behoeve van het stellen en beantwoorden van meer technische vragen worden gekozen.
In het kader van oordeelsvorming kan het gaan om een debat, waarbij argumenten worden uitgewisseld en gewogen. Het tijdens een sessie inventariseren van keuzevraagstukken ten behoeve van het richten van een debat, kan hieraan vooraf gaan.
De hierboven genoemde werkvormen zijn voorbeelden en dus niet limitatief.
Een derde vorm voor een politieke markt is in 2019 ingevoerd: de consulterende markt. Het college kan hier een vraag/ stuk voorleggen aan met name de raad waarover het college de mening van de raad vraagt, maar waaruit niet gelijk een oordeel komt. Het onderwerp betreft bijvoorbeeld een bevoegdheid van (een lid van) het college òf het onderwerp komt op een later moment ter besluitvorming terug in de gemeenteraad.
Het is dus een vorm naast beeld- en oordeelsvormend. Beeldvormend, maar zonder dat belangstellenden geheel kunnen meespreken of oordeelsvormend, maar zonder dat het voorstel door gaat naar de raad ter besluitvorming. Deze overwegingen hebben ook geresulteerd in een tekstuele aanpassing in artikel 37 lid 2 van het Rvo.
Artikel 32 Vaststellen behandelvoorstel
Het behandelvoorstel is een door het presidium vast te stellen format, waarin aandacht is voor in lid 1 genoemde doel, wijze en beoogd resultaat van behandeling.
Er kunnen wijzigingsvoorstellen op het behandelvoorstel worden ingediend. Dat kan alleen schriftelijk en gemotiveerd. Immers een wijziging op een agenda terwijl die agenda al gepubliceerd is wordt niet meer door iedereen gelezen zodat men dan verkeerd voorbereid naar de sessie toe gaat.
In geval van een besloten sessie zijn de artikelen genoemd in hoofdstuk 7 van dit reglement van toepassing.
Artikel 33a RvO: Opening sessie en quorum
In aansluiting op het derde lid van artikel 36 van dit RvO is de vervolgvraag hoe de stemmingen in een sessie van de Politieke markt kunnen plaatsvinden. Een vraag die daarmee ook verband houdt is of er een quorum moet zijn om te kunnen stemmen en om een sessie van de Politieke markt überhaupt doorgang te laten vinden. Dat is een omissie die hierbij hersteld is door het invoegen van dit artikel 33 A, wat gebaseerd is op het artikel uit de model verordening van de VNG.
Overigens hebben wij in de praktijk nog geen sessie van een Politieke markt meegemaakt waaraan minder dan de helft van het aantal gekozen fracties deelnam.
Met gekozen fracties wordt bedoeld het aantal fracties dat zitting heeft in de gemeenteraad bij aanvang van een nieuwe raadsperiode.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Artikel 35 Sessiedeelnemers en fractievertegenwoordigers
Bij deelname door in het derde lid genoemde derden kan het bijvoorbeeld gaan om een werkgroep, een wijkteam, een individuele burger en leden van een bestuurscommissie: dit zal in de regel vooral bij beeldvormende sessies het geval zijn.
In dit artikel 35 RvO is onderscheid gemaakt tussen beeldvormende en oordeelsvormende sessies in relatie tot het aantal deelnemende raadsleden of fractievertegenwoordigers uit eén fractie.
Bij beeldvormende politieke markten kunnen meerdere raadsleden en fractievertegenwoordigers van eenzelfde fractie (of; bij afgesplitste raadsleden die samen een groep vormen, meerdere raadsleden van die groep) deel kunnen nemen aan de sessie. Dit met de gedachte dat een beeldvormende sessie meer het karakter heeft van een gesprek. Nu mag dit natuurlijk aan de andere kant niet betekenen dat de mensen die ook mee willen praten in een beeldvormende sessie zich ‘verdrongen’ zien worden door het grote aantal raadsleden dat deelneemt aan de beeldvormende sessie. De sessievoorzitter mag dit dan signaleren en een voorstel doen tot herindeling van de setting waarin gesproken wordt zodat mensen die willen meepraten zich uitgenodigd voelen om ook echt deel te nemen aan de beeldvormende sessie. De overige artikelen spreken voor zich.
Artikel 36 Uitkomst van een sessie
In dit artikel komt de bijzondere rol van de sessievoorzitter tot uitdrukking. De sessievoorzitter is verantwoordelijk voor een duidelijke conclusie van de sessie die in de lijn ligt van het debat dat in de politieke markt is gevoerd. De conclusie moet ook aanhaken bij de te bespreken zaken die in het behandelvoorstel zijn genoemd. De sessievoorzitter kan concluderen dat het stuk als debatstuk naar de raad gaat, waarbij aangegeven dient te worden over welke punten het debat nog moet gaan. Dit moet in de regel betekenen dat een fractie voornemens is om via een motie of een amendement verder het debat in de raad te voeren over het voorstel.
In de regel wordt er niet gestemd in een sessie van de Politieke markt. De Modelverordening van de VNG gaat daar ook vanuit. Echter in de Modelverordening is een laatste lid toegevoegd aan dit artikel 36 dat luidt; ‘in een sessie vinden geen stemmingen plaats, met uitzondering van stemmingen over geheimhouding en met betrekking tot de orde.’ Gelet op de artikelen 38 en 41 van ons Reglement kan het wel degelijk nodig zijn om te stemmen over voorstellen van orde van deelnemers aan een sessie, of over een voorstel van orde van de sessievoorzitter. Ook gelet op artikel 53 van ons Reglement kan er een stemming nodig zijn om voor de afloop van een geheime sessie te beslissen of omtrent de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. Vandaar dat aan dit artikel 36 een nieuw lid 3 en 4 is toegevoegd.
Aan Beeldvormende sessies kunnen meerdere leden per fractie deelnemen. Hoe moet je dan stemmen over een orde voorstel? ‘One man one vote’ lijkt dan niet correct.
Aan een oordeelsvormende sessie kunnen 1 raadslid of fractievertegenwoordiger per fractie deelnemen en in bijzondere gevallen 2 raadsleden of fractievertegenwoordigers per fractie. Daar is nog wel te stemmen op de wijze van ‘one man, one vote’ maar om nu een verschil te maken tussen stemmingen bij een beeldvormende sessie en een oordeelsvormende sessie is niet gewenst.
Gelet op artikel 33a van dit reglement worden sessies alleen geopend indien er een vertegenwoordiging is van een meerderheid van het aantal verkozen raadsfracties.
Indien er dan een stemming plaatsvindt, heeft elke zittende fractie, afgesplitste groep of afgesplitst lid één gelijk wegende stem.
Uitgangspunt ten aanzien van het spreekrecht is dat er zo ruim mogelijk de gelegenheid moet worden gegeven om toehoorders het woord te laten voeren. Er zijn echter drie onderwerpen waarvoor het spreekrecht in ieder geval niet geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.
In het kader van de AVG moeten sessiedeelnemers worden gewezen op de publicatie van persoonsgegevens. De publicatie betreft in principe alleen de publicatie van een naam bij natuurlijke personen. Indien de persoon dit wenst kan dit worden geanonimiseerd.
Artikel 38 Handhaving orde en schorsing
Dit artikel is nieuw en is hier opgenomen en specifiek toegesneden op het handhaven van orde in een politieke markt. Als uitgangspunt is de wettekst gehanteerd die is opgenomen in artikel 26 Gemeentewet en die gaat over het handhaven van de orde in de raadsvergadering.
Bij een ernstige ordeverstoring door een raadslid, fractievertegenwoordiger of een lid van het college kan de sessievoorzitter een voorstel doen om aan de betreffende persoon het verdere verblijf te ontzeggen. Voor dit zware middel is een stemming nodig.
Bij een ordeverstoring als opgenomen in het tweede lid, kan de sessievoorzitter zelf een besluit nemen.
Bij een ordeverstoring door andere sessiedeelnemers en door toehoorders kan de sessievoorzitter zelfstandig een besluit nemen rond de geconstateerde ordeverstoring.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 19).
Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 27. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Bij vergaderingen in de raadzaal van het stadhuis worden amendementen bij indienen in de regel digitaal aangeleverd bij de raadsgriffie. De raadsgriffie zorgt voor de digitale verspreiding onder de aanwezigen bij de vergadering.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.
Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een motie in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.
In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt. Dit betreft de motie van wantrouwen waarbij de raad aangeeft het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.
Bij vergaderingen in de raadzaal van het stadhuis worden moties bij indienen in de regel digitaal aangeleverd bij de raadsgriffie. De raadsgriffie zorgt voor de digitale verspreiding onder de aanwezigen bij de vergadering.
Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 42 geregelde initiatiefvoorstellen.
Voor de behandeling van een motie vreemd is aangesloten bij de gegroeide praktijk in Hengelo: in procedureel opzicht sluiten aan bij de wijze waarop over een verzoek tot het houden van een interpellatie wordt vergaderd. De indiener heeft als eerste het woord, vervolgens reageert de wethouder, vervolgens kunnen andere raadsleden een verklaring afleggen of vragen stellen aan de indiener, en ter afsluiting voert de indiener voor de tweede keer het woord, dit tenzij de raad anders beslist.
Bij vergaderingen in de raadzaal van het stadhuis worden moties vreemd bij indienen in de regel digitaal aangeleverd bij de raadsgriffie. De raadsgriffie zorgt voor de digitale verspreiding onder de aanwezigen bij de vergadering.
Artikel 41 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 42).
Het is in de regel de taak van burgemeester en wethouders om aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiertoe is in de Gemeentewet het recht van initiatief toegekend.
Uit het nieuw aan de Gemeentewet toegevoegde vierde lid van artikel 147a Gemeentewet volgt dat de gemeenteraad geen besluit mag nemen over een initiatiefvoorstel dan nadat het college in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Uiteraard moet het college hiervoor een redelijke termijn krijgen. Dit leidt tot het volgende nieuwe artikel 42 RvO: Het college kan binnen 30 dagen nadat het in kennis is gesteld van een voorstel, schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen. Een termijn van 30 dagen beschouwen wij als een redelijke termijn voor het college.
Artikel 35 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen.
Het presidium bepaalt wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig. Een belangrijk verschil tussen het mondelinge vragenrecht en de interpellatie is dat een raadslid tijdens een interpellatiedebat moties kan indienen.
Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Wel is hier gekozen voor een ondersteuning door de raad bij gewone meerderheid.
In het duale systeem zijn wethouders geen lid meer van de raad. Toch is het van belang dat zij bij een instrument als de interpellatie ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het verzoek.
Door de toevoeging in het tweede lid wordt hiervoor gezorgd. Bij de evaluatie van het RvO van 2018/ 2019 is door diverse fracties aangegeven dat de tot nu toe geldende regels rond het interpellatiedebat in het RvO van 2017 geen recht doen aan het belang van het Interpellatiedebat. Het interpellatiedebat wordt ervaren als een zwaarder instrument dan een Motie vreemd terwijl voor beide instrumenten dezelfde procedurele regels zijn vastgesteld. Om die reden is het derde lid van artikel 44 aangepast: het interpellatiedebat bestaat uit twee volle termijnen, waarbij interrupties worden toegestaan. Een interpellatiedebat is onderdeel van de raadsagenda, waardoor eventuele moties over dit onderwerp die tijdens de behandeling van het agendapunt ingediend worden ook tijdens dit agendapunt behandeld moeten worden.
Artikel 45 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. De verantwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het verantwoordelijk collegelid of de burgemeester geeft daarom het antwoord. De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een collegelid of de burgemeester direct kan antwoorden op een vraag. Om die reden is ingevoegd dat de raad anders kan beslissen. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
De griffier brengt de vragen via de gemeentelijke website (extranet) ter kennis van de raadsleden.
Er zijn met het college opnieuw afspraken gemaakt over hoe het college zal omgaan met het bepaalde in lid 3. De regel is en blijft dat een brief binnen de termijn van 30 dagen beantwoord wordt. Het college kan een bericht uitdoen waarin zij aangeeft dat de termijn van 30 dagen niet wordt gehaald. In het bericht ( brief of e-mail) wordt gemotiveerd aangegeven waarom de termijn van 30 dagen niet wordt gehaald en wordt de termijn aangegeven waarin de beantwoording dan wel zal plaatsvinden. Ook wordt in de brief vermeld wie de portefeuillehouder is.
Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragenkwartier voorafgaand aan iedere vergadering en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is.
Wel kan het vragenkwartier bijdragen aan een vergroting van de betrokkenheid van burgers bij
het bestuur: één van de doelstellingen van dualisering. Het tijdstip voor het indienen van schriftelijke vragen is in 2017 gewijzigd in uiterlijk 9.00 uur op de dag van de aanvang van de raadsvergadering.
Artikel 46b Bestuurlijke actualiteiten van het college
Bij de invoering van de vergaderstructuur in 2014 zijn de raadscommissies verdwenen. Op de agenda van de raadscommissies stond een vast agendapunt ‘mededelingen van het college’. Bij de invoering van de huidige vergaderstructuur heeft het college aangegeven wel de behoefte te houden aan een mogelijkheid om de raad mondeling mededelingen te doen over actuele zaken die raken aan de werkzaamheden van het college. Dit is in 2014 praktisch opgelost door aan de raadsagenda een agendapunt ‘Bestuurlijke actualiteiten van het college’ toe te voegen. Bij de herziening in 2017 is het agendapunt als artikel 46B toegevoegd aan het RvO. Bij dit agendapunt worden vergelijkbare procedure- regels toegepast als rond het Vragenkwartier
In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikelen 48 en 49 Procedure begroting en procedure jaarrekening
In deze artikelen wordt de procedure voor de begroting en jaarrekening vastgelegd. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald. In de Handreiking voor de financiële verordeningen en controleverordeningen (artikel 212, 213, 213a Gemeentewet) wordt de inhoudelijke kant uitgewerkt.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 50 Verslag en verantwoording
Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.
In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen), ook wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 45.
Het tweede lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het derde lid.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een
Raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen over het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt
Artikel 52 tot en met 55 Geheimhouding
Er is een nieuw hoofdstuk Va over geheimhouding in de Gemeentewet gekomen in de plaats van de huidige artikelen 25, 55 en 86 Gemeentewet.
Deze wijzigingen hebben gevolgen voor de volgende artikelen:
Voor de artikelen 52 tot en met 55 ter toelichting het volgende:
De eis van bekrachtiging van de door het college of de burgemeester opgelegde geheimhouding aan de raad is vervallen.
De term ‘stukken’ waarop geheimhouding rust is vervangen door de term ‘informatie’ waarop geheimhouding rust.
Over het vervallen van de eis tot bekrachtiging door de raad voor aan de raad door het college opgelegde geheimhouding over overgelegde stukken/informatie het volgende. “Het vereiste van bekrachtiging wordt hiermee losgelaten, zonder afbreuk te doen aan het hoofdschap van de raad. Vanaf het moment dat informatie waarop geheimhouding rust met de raad wordt gedeeld, is de raad degene die beslist over het voortduren en opheffen van de geheimhouding en over de mogelijkheid stukken waarop geheimhouding rust aan anderen te verstrekken. Die bevoegdheden vervangen de bekrachtiging als vertaling van het hoofdschap van de raad.”
Het is nu zo geregeld in de nieuwe artikelen van de Gemeentewet, dat zolang de raad niet beslist tot opheffing van de geheimhouding voor de geheime informatie die aan hem is verstrekt, deze geheimhouding voortduurt. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat informatie waarop geheimhouding rust, altijd met de gehele raad (alle raadsleden) moet worden gedeeld.
Verder regelen de nieuwe geheimhoudingsregels van de Gemeentewet op een andere wijze dat de raad geheime informatie met ánderen dan de interne organen mag delen. Deze bevoegdheid tot het verder delen van geheime informatie door de raad geldt zowel voor informatie waarop de raad zélf geheimhouding heeft opgelegd als voor informatie die de raad krijgt waarop door ándere organen geheimhouding is opgelegd (artikel 88, lid 6 Gemeentewet). De raad kan voor dat laatste geval nadere regels stellen. In artikel 55, eerste lid is van deze mogelijkheid gebruikgemaakt.
Het tweede lid van artikel 55 geeft aan dat de werkwijze rond het delen van geheime informatie met anderen door het presidium verder kan worden geregeld in nadere regels, denk bijvoorbeeld aan nadere regels rond het opleggen van geheimhouding aan die externe adviseurs.
In het derde lid van artikel 55 is geregeld dat het college de informatie waarop het college zelf geheimhouding heeft opgelegd en die is gedeeld met de raad, ook zelf met anderen mag delen. Het gaat hier om gevallen waarin vertrekking van informatie aan bepaalde partijen voor het college noodzakelijk is in het kader van het dagelijks bestuur. In de huidige regels en onder de huidige regelgeving kan het college dit ook zelf doen. Maar de nieuwe geheimhoudingsregels bieden het college deze mogelijkheid niet rechtstreeks; dit moet nu door de raad worden bepaald. In dit derde lid is dit nu expliciet voor het college geregeld.
Ook is een Instructie geheimhouding in voorbereiding. Deze Instructie heeft oog voor zowel de raad, het college als ook voor de ambtelijke organisatie die bij geheimhouding ieder hun eigen rol hebben. Zodra deze Instructie geheimhouding gereed is zal deze met de raad worden gedeeld.
Tenslotte zal het college en de raad een Geheimhoudingsregister gaan instellen, zodat duidelijk en overzichtelijk wordt op welke informatie geheimhouding is opgelegd resp. nog geheimhouding berust en op welke informatie geheimhouding is opgeheven.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 56 Toehoorders en pers
De hier aangeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Deze bevoegdheid is op grond van dit reglement eveneens van toepassing op de voorzitters van de sessie in de politieke markt
Artikel 57 Geluid- en beeldregistraties
Aangezien de vergaderingen van de raad en de sessie in de politieke markt in principe openbaar zijn, kunnen, na goedkeuring van de desbetreffende voorzitter, radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft
Artikel 58 Verbod gebruik mobiele telefoons
Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het mobiele telefoonverkeer werkt verstorend tijdens de vergadering/sessie. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven zijn mobiele telefoon wel standby te laten staan.
We hebben afgesproken dat er tijdens de behandeling van een agendapunt, over dat agendapunt geen berichten worden gewisseld via de social media.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Bijlage I Relevante artikelen van de Gemeentewet
De raad vertegenwoordigt de gehele bevolking van de gemeente.
De burgemeester is voorzitter van de raad.
Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:
zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 3 of artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES..
Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van de raad hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van de raad wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van de raad is vervallen verklaard.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:
aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Art. X6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:
"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof ) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof ) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"
De raad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.
De raad vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van de raad in oude samenstelling aftreden.
Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de informatie waarop een verplichting tot geheimhouding berust worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de raad hebben gezegd of aan de raad schriftelijk hebben overgelegd.
In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:
Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
De leden van de raad stemmen zonder last.
Indien het tweede lid toepassing vindt bedraagt, in afwijking van het eerste lid, het aantal wethouders ten hoogste vijfentwintig procent van het aantal raadsleden, met dien verstande dat de tijdsbestedingsnorm van de wethouders gezamenlijk ten hoogste tien procent meer bedraagt dan de tijdsbestedingsnorm van de wethouders gezamenlijk zou hebben bedragen indien het tweede lid geen toepassing had gevonden.
Voor het wethouderschap gelden de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, bedoeld in artikel 10, met dien verstande dat in artikel 10, tweede lid, onder b, voor «de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad» gelezen wordt: de dag waarop zij tot wethouder worden benoemd.
Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder. Het voorzitterschap van de raad wordt in dat geval waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten.
Bij verhindering of ontstentenis van alle wethouders wordt het ambt waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten.
De raad, het college of de burgemeester kan andere commissies dan bedoeld in de artikelen 82 , eerste lid , en 83, eerste lidhttps://wetten.overheid.nl/BWBR0005416/2023-04-01/0#TiteldeelII_HoofdstukV_Artikel83 , instellen.
De raad, het college onderscheidenlijk de burgemeester regelt ten aanzien van een door hem ingestelde andere commissie de openbaarheid van de vergaderingen. https://wetten.overheid.nl/BWBR0005416/2023-04-01/0#TiteldeelII_HoofdstukII_Artikel23Artikel 23, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op vergaderingen met gesloten deuren van een door de raad ingestelde andere commissie.
Artikel 19 van de Bekendmakingswethttps://wetten.overheid.nl/BWBR0004287/2022-05-01/#Artikel19 is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot instelling van een andere commissie.
De raad, het college, de burgemeester en een commissie als bedoeld in hoofdstuk V kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid, een verplichting tot geheimhouding opleggen ten aanzien van informatie die bij dat orgaan berust.
De raad kan informatie ten aanzien waarvan krachtens artikel 23, vierde lid, een verplichting tot geheimhouding geldt of hij een verplichting tot geheimhouding heeft opgelegd, verstrekken aan het college, de burgemeester, de rekenkamer en een commissie als bedoeld in hoofdstuk V.
Indien het college, de burgemeester of een commissie overeenkomstig het tweede, derde of vierde lid informatie verstrekt aan de raad, kan de raad die informatie verstrekken aan anderen. De raad kan regels stellen over het verstrekken van informatie ten aanzien waarvan een verplichting tot geheimhouding is opgelegd door het college, de burgemeester of een commissie en die tevens aan de raad is verstrekt.
De griffier is in de vergadering van de raad aanwezig.
Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
De raad legt de in het eerste en tweede lid, alsmede de in artikel 213, derde en vierde lid, bedoelde stukken, wanneer de bespreking daarvan geagendeerd is op de in artikel 19, tweede lid, bedoelde wijze, voor een ieder ter inzage en stelt ze algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. De raad beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.