Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Protocol Handhaving Integriteit politieke ambtsdragers |
Citeertitel | Protocol Handhaving Integriteit politieke ambtsdragers |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 108, eerste lid, van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-06-2023 | nieuwe regeling | 10-05-2023 |
De raad van de gemeente Amsterdam,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 april 2023,
gelet op artikel 108, eerste lid, van de Gemeentewet,
besluit het volgende protocol vast te stellen:
Protocol Handhaving Integriteit politieke ambtsdragers
Dit protocol bevat een beschrijving van de wijze waarop omgegaan wordt met meldingen van concrete vermoedens van integriteitsschendingen door politieke ambtsdragers. De Gedragscode College van B en W (2016) en de Gedragscode Gemeenteraad en bestuurscommissies (2016) vormen samen met het Protocol Handhaving Integriteit politieke ambtsdragers de basisstructuur van de bestuurlijke integriteit.
De gemeenteraad stelt dit Protocol vast op voordracht van de burgemeester.
Bij het werken aan bestuurlijke integriteit worden de volgende drie uitgangspunten gehanteerd:
Terughoudend met publiciteit: Het is van belang dat alle betrokkenen bij een integriteitskwestie de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een vroeg stadium in de publiciteit brengen. Dit ter bescherming van zowel de melder als de persoon waarover de melding wordt gedaan. Hiermee kan worden voorkomen dat er in de media al een veroordeling plaatsvindt voordat er onderzoek is gedaan. Hieruit volgt ook dat het aantal personen die betrokken worden, zo klein mogelijk moet zijn. Als er na afronding van een onderzoek een integriteitsschending is vastgesteld en er een oordeel gevormd is over de ernst daarvan en een eventuele passende sanctie, kan en moet er uiteraard wel in de openheid van de raadsvergadering over gesproken worden.
Iedereen waarvan het vermoeden bestaat dat hij/zij een integriteitsschending begaan heeft, heeft er recht op dat er uiterste zorgvuldigheid wordt betracht in alle fasen van de handhaving.
Hoewel de handhaving van de integriteit voor alle politieke ambtsdragers in één protocol is vastgelegd, is er wel verschil in de beoordeling en handhaving van de integriteit van de verschillende politieke ambtsdragers (raadsleden, wethouders of burgemeester). Het verschil komt voort uit de verschillende verantwoordelijkheden en regelgeving die daaraan ten grondslag liggen. Meest relevant daarbij is dat:
Het handelen van de collegeleden ten dienste staat van de gemeente. Zij leggen over hun bestuurlijk handelen en over hun functioneren verantwoording af aan de gemeenteraad. Aan de leden van het college worden in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid mogelijk te maken.
Eenieder kan melding van een vermoeden van een integriteitsschending doen, ook anoniem. De meldingen worden gedaan bij het Meldpunt van Bureau Integriteit (BI). Het hoofd BI informeert de burgemeester altijd direct na binnenkomst van de melding.
De burgemeester kan de griffier en het Presidium informeren over de melding. Als de melding een raadslid betreft informeert de burgemeester de griffier en het Presidium altijd.
Als de melding de burgemeester betreft, informeert het hoofd BI de Commissaris van de Koning.
De melding wordt gevalideerd. Dat wil zeggen dat onderzocht wordt of er voldoende aanwijzingen zijn die de melding onderbouwen en/of er voldoende concrete aanknopingspunten zijn om dit te onderzoeken. Tijdens de validatiefase wordt beoordeeld of er een concreet vermoeden van een integriteitsschending is ontstaan uit het handelen van een collegelid of raadslid. Onderdeel van de validatiefase kan een gesprek met de melder zijn en er kan administratief onderzoek worden gedaan. Belangrijk daarbij is dat deze onderzoekshandelingen geen inbreuk maken op de privacy van diegene waar de melding op gericht is.
In beginsel is een gesprek met degene waarop de melding zich richt onderdeel van de validatie. Dit vindt plaats voorafgaand aan het onderzoek. Hier kan slechts in bijzondere gevallen van worden afgeweken, bijvoorbeeld indien het onderzoek daarmee ernstig wordt geschaad.
De burgemeester geeft opdracht tot het doen van onderzoek door middel van een onderzoeksopdracht. In de onderzoeksopdracht is opgenomen: het doel, de reikwijdte en de onderzoekshandelingen waarvan in het onderzoek gebruik gemaakt kan worden. Uitgangspunt bij de uitvoering van het onderzoek zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Onderzoekshandelingen worden bijvoorbeeld pas ingezet na weging van proportionaliteit en subsidiariteit.
Als het een raadslid betreft informeert de burgemeester altijd voorafgaand aan een onderzoek de griffier en het Presidium.
Als het onderzoek een collegelid betreft kan de burgemeester de griffier en het Presidium informeren over het onderzoek.
Gelijktijdig met het Presidium wordt ook de fractievoorzitter van de partij waartoe het raadslid/de wethouder behoort, ingelicht.
De burgemeester houdt de verantwoordelijkheid voor de inhoud en de reikwijdte van het onderzoek.
Bij een vermoeden van een strafbaar feit, wordt altijd aangifte gedaan. De burgemeester informeert de raad over de aangifte, tenzij het OM aangeeft dat dat in het kader van het onderzoek (nog) niet wenselijk is.
Als de conclusie van het onderzoek luidt dat er geen integriteitsschending is begaan, informeert de burgemeester de griffier en het Presidium daarover.
Als de conclusie van het onderzoek luidt dat er sprake is van een integriteitsschending, geldt het volgende:
Indien het gaat om het handelen van een raadslid legt de burgemeester de onderzoeksresultaten voor aan de gemeenteraad met daarbij een gemotiveerd zwaarte-oordeel. De gemeenteraad vormt zich vervolgens een oordeel over de onderzoeksbevindingen en geeft een advies over de consequenties. Het raadslid zelf is uiteindelijk verantwoordelijk voor de gevolgen van het onderzoek en neemt (al dan niet in overleg met de fractie waartoe het raadslid behoort) de consequenties die hij/zij geraden acht. Indien het gaat om het handelen van een wethouder, is het aan de burgemeester om een gemotiveerd zwaarte-oordeel over de vastgestelde integriteitsschending uit te spreken. Dit zwaarte-oordeel legt de burgemeester voor aan de gemeenteraad die vervolgens een oordeel vormt over de politieke consequenties.
Wat altijd speelt bij de afweging welke informatie de burgemeester voorlegt aan de raad:
Binnen een integriteitsonderzoek is vertrouwelijkheid van groot belang voor het verlenen van medewerking aan dat onderzoek. Dat betreft alle betrokkenen, de melder, degene naar wiens handelen onderzoek gedaan wordt en de overige personen die gesproken worden in het kader van het onderzoek. Verstrekking van de onderzoeksrapportage aan de raad is daarom per definitie problematisch. Tegelijkertijd moet de raad, indien aan de orde, wel een oordeel kunnen vellen over de resultaten van het onderzoek. Dat vraagt derhalve bij elk onderzoek een afzonderlijke afweging over de informatie die verstrekt wordt en de wijze waarop het verstrekt wordt. Ook over die afweging legt de burgemeester verantwoording af aan de raad.