Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels jeugdhulp gemeente Groningen 2023 |
Citeertitel | Nadere regels jeugdhulp gemeente Groningen 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Nadere regels jeugdhulp gemeente Groningen 2021.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-06-2023 | nieuwe regeling | 30-05-2023 | 171474-2023 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze Nadere regels wordt verstaan onder:
pedagogische civil society: de sociale omgeving rond de jeugdige, bestaande uit ouders, familie, buurtvrienden, school, peuterspeelzalen, vrijwilligers, sportcoaches en anderen die betrokken zijn bij de opvoeding en het opgroeien van de jeugdige met als doel om de draagkracht van het gezin van de jeugdige te vergroten en opvoedingsproblemen te voorkomen.
Sociaal wijkteam: het geheel of een of meer onderdelen van de organisatie die blijkens de stukken van haar oprichting tot doel heeft het uitvoeren van (wettelijke) taken van de gemeente op het gebied van het brede sociaal domein, waaronder in elk geval begrepen taken uit hoofde van de Jeugdwet, de Wmo 2015 en de Participatiewet. Deze taken behelzen onder andere de kernactiviteiten (collectieve) preventie, ondersteuning en toegang tot voorzieningen.
Hoofdstuk 2. Vormen van jeugdhulp
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp en preventie
De volgende algemene voorzieningen gericht op het versterken van de sociale context zijn onder andere beschikbaar:
activiteiten ter versterking van de pedagogische civil society zoals stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken, steuncontacten tussen ouders en jeugdigen en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten;
Hoofdstuk 3. Voorzieningen: toegang, onderzoek en beoordeling
Artikel 4. Richtlijn gebruikelijke hulp
Het college stelt ter uitwerking van gebruikelijk hulp een objectief afwegingskader vast in de vorm van een richtlijn.
Artikel 5. Toetsing vaardigheid beheer persoonsgebonden budget
Degene die een pgb gaat beheren, dient aan onderstaande criteria a tot en met j te voldoen, hij of zij:
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze nadere regels, indien toepassing voor de jeugdige en/of zijn ouders leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus besloten in de collegevergadering van 30 mei 2023,
burgemeester en wethouders van Groningen,
burgemeester,
Koen Schuiling
secretaris,
Christien Bronda
Deze nadere regels bieden een uitwerking van specifieke bepalingen in de Verordening jeugdhulp gemeente Groningen 2021 (hierna: de verordening). Soms gaat het om een ‘kan-bepaling’ in de verordening. Niet in al deze gevallen is er al voor gekozen om deze nadere regels ook daadwerkelijk in te vullen. Hieronder is van de desbetreffende specifieke bepalingen uit de verordening aangegeven of en zo ja, waar in deze nadere regels de uitwerking is opgenomen, te weten:
Hoofdstuk 2. Vormen van jeugdhulp
De inrichting van het Groninger jeugdstelsel
In het Groninger Functioneel Model wordt een inhoudelijk kader geschetst, dat als basis fungeert voor het gemeentelijk aangestuurde nieuwe jeugdstelsel in de Groninger gemeenten vanaf 2015. Hoofddoel van de herinrichting van het jeugdstelsel is dat de jeugdhulp efficiënt en effectief dichtbij jeugdigen en ouders of verzorgers wordt geboden.
Belangrijke doelen en uitgangspunten van de stelselherziening jeugd van 2015 zijn de volgende:
Het bieden van ondersteuning, hulp en/of behandeling indien de mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, opvoeders en de directe omgeving ontoereikend zijn. Bij voorkeur zoveel als mogelijk in, met en rondom het gezin. De insteek is hierbij het vroegtijdig bieden van hulp op maat, voorkomen van escalatie van problemen en een te zwaar appèl op intensieve ondersteuning.
Het fundament van het nieuwe jeugdstelsel is het gewone positieve opgroeien en opvoeden, in de pedagogische civil society. Het is een leefomgeving met goed functionerende en in voldoende mate aanwezige basisvoorzieningen (zoals scholen, speelvoorzieningen, beschikbaarheid van (opvoed)informatie, afgestemd op de specifieke kenmerken en behoeften van de wijk).
De basis van het nieuwe stelsel wordt gevormd door de basisondersteuning, bestaande uit een team van generalisten met elkaar aanvullende specifieke kennis en vaardigheden. De samenstelling van deze teams kan variëren afhankelijk van de populatie van de betreffende wijk. Zo kan de inzet van specifieke deskundigen in de basisondersteuning in bepaalde situaties gewenst zijn. De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) valt ook binnen deze basisondersteuning en heeft een specifiek doel: het beschermen en bevorderen van de gezondheid van alle jeugdigen van 0-18 jaar. Het is preventieve gezondheidszorg die gericht is op het voorkomen van ziekten en het vroegtijdig opsporen van gezondheidsproblemen bij jeugdigen. Beslissingen over de toeleiding naar jeugdhulp (triage) en het uitvoeren van regulier casemanagement vinden plaats vanuit de basisondersteuning. De JGZ heeft een ander wettelijk kader dan de jeugdhulp, namelijk de Wet Preventieve Gezondheid (WPG).
De Basis jeugdhulp bij de sociaal wijkteamorganisatie, Stichting WIJ Groningen richt zich voornamelijk op begeleiden en ondersteunen; de specialistische jeugdhulp die de jeugdhulpaanbieders uitvoeren is meer gericht op behandelen en beschermen. Ook dit onderscheid is een uitgangspunt en geen absolute scherpe grens.
Algemene voorziening en ondersteuning
De gemeente verwacht van de sociaal wijkteamorganisatie dat de transformatie verder wordt vormgegeven door het inrichten van een vrij toegankelijke en laagdrempelige voorziening van waaruit meerdere activiteiten plaats vinden en door het bieden van ondersteuning (al dan niet) gericht op preventie. De sociaal wijkteamorganisatie krijgt de ruimte om zelf in te vullen wat er nodig is. Bijvoorbeeld meer preventief in wijken aanwezig zijn, aanwezig zijn op vindplaatsen en meer kennis en deskundigheid op bepaalde vlakken ontwikkelingen of aantrekken. De sociaal wijkteamorganisatie heeft het beste zicht op de ondersteuningsbehoefte en kan dat invullen met activiteiten om daarmee te voorkomen dat individuele voorziening nodig zijn. Het doel is dat de voorziening en ondersteuning die de sociaal wijkteamorganisatie levert dusdanig passend wordt vormgegeven dat er geen individuele voorziening meer nodig zijn voor de producten die uit de Open House worden gehaald.
De jeugdigen en gezinnen kunnen door de sociaal wijkteamorganisatie ondersteund worden om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende redzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met leeftijd en ontwikkelingsniveau. Als dat niet vanzelf gaat door een ontregeling die ze kwetsbaarder maakt, is er vanzelfsprekend passende ondersteuning, of dat nu tijdelijk is of levenslang. Bij het bepalen van wat passende ondersteuning is, is (daar waar het nodig is) een brede blik en de leefwereld van de jeugdige en het gezin erg belangrijk. Onderliggende oorzaken op de verschillende levensterreinen worden aangepakt, zoals armoede, persoonlijke problemen van de ouders, trauma’s, woonproblematiek, scheidingsperikelen, schoolklimaat etc. Dit alles met als uitgangspunt de eigen kracht van het gezin en het netwerk en in samenwerking met alle bij het gezin betrokken professionals (multidisciplinair).
(Bron: Kaders van de opdracht en financiën SAMEN.: Basisjeugdhulp, ondersteuning en preventie bij WIJ Groningen)
De inhoud van de Basis jeugdhulp is in ontwikkeling en zal in de loop van de tijd verder worden uitgebreid. Daarom is ervoor gekozen deze omschrijving als bijlage bij deze Nadere regels op te nemen. Wijzigingen van de inhoud van de Basis jeugdhulp zullen leiden tot een wijziging van die bijlage.
Efficiënte toeleiding naar jeugdhulp wordt bewaakt en gerealiseerd door het regulier casemanagement in de basisondersteuning. Regulier casemanagement is een taak die uitgevoerd wordt door hiertoe bekwame uitvoerende professionals uit de basisondersteuning. Het uitgangspunt is dat de (eerst) betrokken professional hiervoor verantwoordelijk is. Beslissingen over hulp worden altijd in dialoog, samen met de jeugdige en of ouders/opvoeders genomen.
Bij complexe ondersteuningsvragen kan de jeugdhulpverlener/casemanager onafhankelijk advies vragen bij het regionale expertteam. Het expertteam bestaat uit deskundigen vanuit de verschillende kennisgebieden en zorgdomeinen, zoals de GGz, jeugd- en opvoedhulp en zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking. Het expertteam kan benaderd worden bij specifieke vragen rondom opvoeding en ontwikkeling, en bij meer complexe casuïstiek (bijv. rond verblijf). Ook als er behoefte is aan advies over inzet van jeugdhulp of ondersteuning bij het beoordelen van veiligheidsrisico’s, kan het expertteam om advies gevraagd worden. Het expertteam kan worden ingeschakeld door professionals van de lokale teams, GI’s en jeugdhulpaanbieders. Een advies komt altijd tot stand in samenwerking met de betrokken professionals en/of gedragswetenschappers. De leden hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het vinden van een oplossing in de betreffende casus (oplossingsverplichting). Een casus kan telefonisch of per email worden aangemeld bij de RIGG helpdesk.
Indien een verwijzer aanvullende specifieke integrale ondersteuning van jeugdige en of gezinssysteem wenselijk vindt (in samenspraak met betrokkenen), kan gebruik gemaakt worden van inzet van uitvoerende professionals uit de flexibele ondersteuning. Ook kunnen deze medewerkers handelingsgerichte diagnostiek verlenen. De flexibele ondersteuning fungeert dus als een ‘surplus’ van de basisondersteuning.
Deze ondersteuning is niet vrij toegankelijk voor jeugdigen en/of ouders, maar kan worden ingezet na een professionele afweging van een hiertoe bevoegde verwijzer. In die zin spreken we van een individuele voorziening.
Indien blijkt dat de problemen van de jeugdige of het gezinssysteem dermate ernstig of complex is, kan de professional ook een vorm van intensieve ondersteuning inzetten. Dit zijn vormen als dagbehandeling, poliklinische trajecten, 24-uurs zorg, pleegzorg en crisiszorg. Deze ondersteuning wordt veelal decentraal georganiseerd en zoveel mogelijk uitgevoerd in de leefomgeving van de jeugdige. Medewerkers van de intensieve ondersteuning kunnen ook specialistische diagnostiek verlenen. Vanuit de intensieve zorg wordt eveneens gewerkt aan de inzet van zorgtrajecten gericht op het voorkomen van plaatsing en het voorkomen van terugval. Alle vormen van hulp die in de intensieve ondersteuning gegeven wordt, zijn niet vrij toegankelijk. Deze hulp is altijd een vorm van individuele voorziening. De intensieve ondersteuning kan pas worden ingezet na een afgewogen oordeel van een hiertoe bevoegde verwijzer.
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp en preventie
Hieronder worden enkele vormen van jeugdhulp kort nader toegelicht.
De versterking van de sociale context waarin gezinnen opvoeden en jeugdigen opgroeien.
onder a) daaronder vallen bijvoorbeeld coachingstrajecten en vormen van e-hulp;
onder c) daaronder vallen bijvoorbeeld trajecten zoals onder meer in zorgboerderijen geboden worden;
onder e) deze interventies worden uitgevoerd volgens het principe van Wrapped around care.
Intensieve ondersteuning bestaat uit een keten van specialistische behandelactiviteiten, deeltijd- of dagbehandeling en of klinische opname en gedwongen jeugdhulp.
Hieronder vallen bijvoorbeeld pleegzorg, intramurale opvang, 24uurs opvang, pleegzorg in eigen netwerk, gesloten jeugdzorg, klinische opname en kinder- en jeugdpsychiatrie.
Hieronder vallen bijvoorbeeld Jeugdzorgplus en enkele vormen van hoog specialistische GGZ, inzet van zorgtrajecten gericht op het voorkomen van uithuisplaatsing en inzet van specifieke zorgtrajecten.
Het is mogelijk om verschillende voorzieningen genoemd in dit artikel met elkaar te combineren, zodat passende jeugdhulp ingezet kan worden.
De medische verwijsroute en de OJG
De gemeente Groningen geeft sinds 2018 met de functie van Ondersteuner Jeugd en Gezin (OJG) een impuls aan een kwalitatief beter en effectief werkend jeugdstelsel. Deze functie is in het leven geroepen om te komen tot een verbetering van de samenwerking tussen huisarts en de WIJ-teams en daarmee tot een efficiënte toegang tot de jeugdhulp. De OJG bij de huisarts verbetert de samenwerking tussen de gemeentelijke toegang (het WIJ-team) en de huisarts. De OJG verleent en/of organiseert dichtbij en snel passende hulp voor jeugd en gezin en zorgt er daarmee voor dat verwijzingen naar niet passende jeugdhulp verminderen of voorkomen worden. De OJG is de verbindende schakel tussen de beide verwijzers, waardoor de kwaliteit en de effectiviteit van de verwijzing wordt verhoogd.
De huisarts heeft een verwijsfunctie naar alle vormen voor jeugdhulp en is dus voor jeugdigen en hun ouders én voor gemeenten een belangrijke partner als het gaat om een goed werkend jeugdstelsel. De samenwerking tussen OJG en huisarts is vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. Inhoudelijke leidraad voor de samenwerking wordt gevormd door de ‘Leidraad samenwerking huisartsen en gemeenten rond jeugd’ van de LHV en de VNG, die op 17 september 2018 is vastgesteld.
De samenwerking tussen huisarts en het WIJ-team wordt hiermee versterkt, zodat de inzet van jeugdhulp versterkt of ondersteund wordt met (gemeentelijke) voorzieningen of interventies die bevorderend werken voor gezondheid en veiligheid van de betrokken jeugdige(n).
De hulp die de OJG kan bieden bestaat onder andere uit:
Artikel 4. Richtlijn gebruikelijke hulp
De gemeente Groningen hanteert een onderscheid tussen gebruikelijke en boven-gebruikelijke hulp. Dit is geregeld in artikel 8, eerste lid, onder a van de verordening. Het college stelt deze richtlijn vast.
Deze richtlijn biedt een objectief afwegingskader om te beoordelen of en zo ja in hoeverre sprake is van gebruikelijke hulp. Het college is vrij om eigen beleid over gebruikelijke hulp vast te stellen. Veel gemeenten hanteren echter de CIZ-richtlijnen. Als er richtlijnen in gemeentelijk beleid zijn opgenomen (zoals de richtlijnen van het CIZ) dan is toetsing aan die richtlijnen verplicht om te bepalen of er sprake is van gebruikelijke hulp (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20-7-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:4538). De gemeente Groningen kiest voor een eigen richtlijn. Deze is als bijlage bij de Nadere regels gevoegd.
Hoofdstuk 3. Voorzieningen: toegang, onderzoek en beoordeling
Artikel 5. Aanvullende voorwaarden pgb
De VNG, het ministerie van VWS, ZN en Per Saldo hebben het 'Kader pgb-vaardigheid' opgesteld. Hierin is een lijst van 10 punten opgenomen, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of iemand pgb-vaardig is.
Het doel van het kader is om potentiële pgb-houders te informeren over welke taken, kennis en vaardigheden er zoal komen kijken bij een pgb. Door hen goed te informeren, zijn zij beter toegerust om een bewuste keuze voor een pgb.
In dit artikel wordt onder (potentiële) pgb-houder verstaan de persoon die met het pgb jeugdhulp gaat inkopen en gaat beheren. In verreweg de meeste gevallen is dit een ouder.
Daar waar in dit artikel jeugdhulpverlener staat, wordt ook verstaan iemand uit het sociale netwerk.
In dit artikel worden 10 eisen gesteld om als 'pgb-vaardig' te kunnen worden gekwalificeerd.
De pgb-houder weet welke zorg hij, of de persoon voor wie het budget bestemd is, nodig heeft. Als hij dat niet weet, is zorg in natura mogelijk meer aangewezen.
De pgb-houder moet weten welke regels er horen bij een pgb, of weet waar hij die regels kan vinden. Bijvoorbeeld op de website van de verstrekker die het pgb geeft. Het helpt als de pgb-houder digitaal vaardig is, bijvoorbeeld dat hij kan omgaan met de computer en e-mail en websites op het internet kan bezoeken.
De pgb-houder is in staat een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden en weet ook welk deel van het pgb al uitgegeven is. Een overzichtelijke pgb-administratie is niet alleen handig voor de pgb-houder zelf. Hij kan de administratie ook nodig hebben als de pgb-verstrekker (bijvoorbeeld de gemeente) daarom vraagt.
De pgb-houder moet uit zichzelf en zelfverzekerd kunnen communiceren met andere partijen. Bijvoorbeeld op tijd brieven van de jeugdhulpverlener beantwoorden of telefoongesprekken voeren met jeugdhulpverleners. Als er iets verandert, moet hij dat zelf aangeven. Die verplichting geldt altijd en volgt uit de wet en de verordening.
Als de pgb-houder een pgb krijgt, moet hij zelf jeugdhulpverleners uitzoeken en afspraken maken over de jeugdhulp die ze gaan geven en over hun uurtarief en hun uren.
De pgb-houder moet tussendoor controleren of alles volgens afspraak verloopt. Bijvoorbeeld of de jeugdhulpverlener genoeg uren maakt. Omgekeerd moet hij kunnen laten zien dat hij de jeugdhulp inkoopt waarvoor hij het geld gekregen heeft.
De pgb-houder moet beoordelen of de jeugdhulp die met het pgb wordt ingekocht passend is en of de kwaliteit van de jeugdhulp in orde is. Als hij de zorg niet goed vindt, kan hij uitleggen waarom. Als de zorg niet volgens afspraak verloopt, grijpt hij zelf in. Bijvoorbeeld door de jeugdhulpverlener te bellen en uit te leggen wat er niet goed gaat.
De pgb-houder moet zelf de jeugdhulp regelen met één of meer jeugdhulpverleners en dat zo regelen dat er altijd jeugdhulp is en dat de hulp juist wordt ingezet. Ook als de jeugdhulpverlener ziek is of op vakantie gaat. Hij moet zelf jeugdhulpverleners kunnen kiezen die goed bij zijn situatie passen en hij moet zelf opletten of zij hun werk goed doen. Als de jeugdhulpverlener ziek is, moet hij zelf vervanging regelen.
De pgb-houder moet ervoor zorgen dat de jeugdhulpverleners die voor hem werken weten wat ze moeten doen en hij durft daarover een gesprek te beginnen als zij hun werk niet goed doen. Als de pgb-houder een overeenkomst met een jeugdhulpverlener is aangegaan, dan is hij juridisch gezien werkgever of opdrachtgever. Hij moet dan goed kunnen vertellen wat de jeugdhulpverlener moet doen.
De pgb-houder hoeft niet alle regels over hoe een werkgever of opdrachtgever zijn taak moet vervullen te kennen. Bijvoorbeeld bij ontslag van een zorgverlener. Maar hij moet de informatie daarover wel zelf kunnen vinden. Bijvoorbeeld bij instanties die hierover advies geven.
De publicatie ‘Handreiking voor toetsing op (minimale) pgb-vaardigheid’ van de Rijksoverheid biedt meer informatie.
Artikel 6. Indexering tarieven
Deze bepaling maakt het voor het college mogelijk om de bedragen die gebaseerd zijn op de verordening en deze Nadere regels te indexeren. Welke index daarvoor wordt gebruikt, kan per voorziening door het college worden bepaald.
Indien de jeugdige en/of zijn ouders een formele aanvraag bij het college indienen, dient het college een beschikking op te stellen, waartegen bezwaar en beroep op grond van de Awb mogelijk is.
In principe wordt er een beschikking afgegeven, tenzij de toegang tot de jeugdhulp is verleend door de huisarts, de medisch specialist, de kinderarts of een Gecertificeerde instelling, dan wel op een andere wijze zonder directe bemoeienis van het toegangsteam van de gemeente. Bij de medische verwijsroute wordt wel een beschikking afgegeven als de jeugdige en/of zijn ouders daarom vragen.
De inhoud van het ondersteuningsplan maakt deel uit van de beschikking. Dit betekent dat een deel van de in dit artikel aangegeven inhoud van de beschikking (ook) kan zijn opgenomen in het ondersteuningsplan. Het plan en de beschikking moeten in die zin als een geheel worden gezien.
Bijlage 1 Richtlijn gebruikelijke hulp aan jeugdigen gemeente Groningen 2021
In de Verordening jeugdhulp gemeente Groningen 2021 wordt gebruikelijke hulp als volgt gedefinieerd: ‘hulp en zorg die naar algemeen aanvaarde maatstaven in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders (hierna ouders te noemen)’. Het college is vrij om eigen beleid over gebruikelijke hulp vast te stellen. Veel gemeenten hebben geregeld dat alleen als sprake is van bovengebruikelijke hulp ouders aanspraak kunnen maken op een jeugdhulpvoorziening. Het gaat dan om hulp en zorg die substantieel intensiever is dan wat gemiddeld gebruikelijk is bij jeugdigen van dezelfde leeftijd met een normale ontwikkeling.
Het college hoeft geen voorziening voor jeugdhulp toe te kennen voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend zijn. Dit volgt uit artikel 2.3 van de Jeugdwet en de jurisprudentie.1 Dat wordt ook wel eigen kracht genoemd. Terwijl de eigen kracht ziet op het hele gezinssysteem, gaat het bij gebruikelijke hulp om de hulp die ouders aan hun kind kunnen bieden. Uit de jurisprudentie volgt ook dat bovengebruikelijke hulp onder omstandigheden van ouders mag worden verwacht.2
Deze richtlijn is een uitwerking van artikel 4 van de Nadere regels jeugdhulp gemeente Groningen 2021 en biedt een objectief afwegingskader om te beoordelen of, en zo ja, in hoeverre sprake is van gebruikelijke hulp.
2.Hoofdlijnen gebruikelijke hulp
Eigen kracht en het aanspreken van het eigen netwerk van inwoners is een belangrijk uitgangspunt van het beleid sociaal domein van de gemeente Groningen: ‘de leefwereld aan zet’.
Bij toekenning van jeugdhulp wordt gekeken naar de gemiddelde tijdsbesteding die bij die activiteit bij een jeugdige met een normale ontwikkeling van dezelfde leeftijd gebruikelijk is.
Voor de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid van hun kind zijn ouder(s) verantwoordelijk voor:
Het is gebruikelijk dat ouders hun kind de dagelijkse zorg, hulp en ondersteuning bieden die past bij de levensfase van het kind. Het kan ook gaan om activiteiten die niet standaard bij alle jeugdigen noodzakelijk zijn, maar die wel als gangbare hulp en zorg van ouders aan kinderen kunnen worden gezien. Bij jeugdigen met een chronische aandoening, ziekte, stoornis of beperking is het gebruikelijk dat ouders zo veel mogelijk de dagelijkse zorg leveren, ook als dat meer is dan gemiddeld bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd. Dit is een belangrijk uitgangspunt. Immers, ook bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd verschilt de inzet van de dagelijkse zorg van kind tot kind. Het ene kind ontwikkelt zich nu eenmaal anders dan het andere kind en heeft meer of minder begeleiding en zorg nodig.
Permanent toezicht is onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor men op tijd kan ingrijpen als dat nodig is. Na het derde levensjaar is permanent toezicht geen gebruikelijke hulp meer (zie tabel).
Uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan worden afgeleid dat bovengebruikelijke hulp onder bepaalde omstandigheden ook van ouders kan worden verwacht en dus onder 'eigen kracht' kan vallen. Om dat vast te stellen moet college goed onderzoeken of sprake is van voldoende eigen kracht van ouders. Uit de uitspraak van de CRvB volgt dat de volgende factoren in ieder geval van belang zijn:
Als uit onderzoek naar deze factoren volgt dat de ouder(s) de benodigde hulp kunnen bieden zonder dat dit tot problemen leidt op één van deze terreinen, dan kan de gemeente concluderen dat sprake is van voldoende eigen kracht. Voor de vraag of dat zo is, moeten de volgende vragen worden onderzocht:
Als alle relevante factoren en belangen gewogen zijn en dit tot de conclusie leidt dat ouders de noodzakelijke hulp kunnen bieden, is sprake van voldoende eigen kracht en hoeft geen jeugdhulp toegewezen te worden3. Indien noodzakelijk kunnen ouders een beroep doen op inkomensregelingen van de gemeente.
Ook wordt een redelijkheidstoets gedaan: wat mag in redelijkheid verwacht worden van de ouders en hun netwerk in de betreffende situatie. Dit gaat verder dan de vraag of de geboden ondersteuning als normaal of gangbaar gezien kan worden. Dit is ter afweging aan de consulent in overleg met de aanvrager.
De beoordeling of hulp gebruikelijk is, hangt mede af van de leeftijd van het kind. De meeste kinderen vanaf 4 jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een kind van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft. Ook bij andere ADL-activiteiten heeft het ene kind meer en/of langer sturing en begeleiding nodig dan het andere. Als een kind van 10 jaar nog toezicht nodig heeft bij het tandenpoetsen, is het gebruikelijk dat de ouder dit toezicht biedt.
Voorbeelden van gebruikelijke hulp
Van ouders kan worden verwacht dat zij hun kind:
vervoeren naar de locatie waar jeugdhulp geboden wordt. Als de jeugdige is aangewezen op speciaal vervoer, valt dit wel onder de Jeugdwet. Als de jeugdige niet in staat is om zelfstandig te reizen, vanwege een medische noodzaak of een gebrek aan zelfredzaamheid en ouders zijn daarbij niet in staat de jeugdige te zelf vervoeren of te laten vervoeren met het openbaar vervoer, dan valt dit ook onder de Jeugdwet.
3.Uitval of overbelasting van een ouder
Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de jeugdige over. Hiervoor moet de ouder, als dat mogelijk is, aanspraak maken op zorgverlof. Is dit niet mogelijk, dan wordt gekeken naar andere voorliggende voorzieningen (kinderopvang, opvang op school, naschoolse opvang). Daarbij wordt gekeken naar wat in redelijkheid met mantelzorg (sociaal netwerk van het gezin) kan worden opgevangen. Zijn deze mogelijkheden maximaal benut of afwezig, dan is toewijzing van een individuele voorziening vanuit de jeugdhulp mogelijk. Hetzelfde geldt voor de uitval van de ouder in een éénoudergezin. Is geen hulp vanuit het eigen netwerk mogelijk, dan kan jeugdhulp worden ingezet, tenzij er alternatieven zijn in de vorm van een algemene voorziening (zoals maatjes, inzet vrijwilligers, etc.).
Wanneer de uitval van de ouder naar verwachting langer gaat duren en een langduriger oplossing nodig is, wordt naar een alternatieve en meer blijvende oplossing gezocht. Hierbij wordt ook de aanwezigheid van mantelzorg betrokken. Sommige hulp kan vanuit de ZvW of de WLZ worden ingezet, zeker als het kind ernstig en langdurig gehandicapt is.
De zorg voor een jeugdige kan zo zwaar worden, dat overbelasting bij de ouder(s) ontstaat. Om voor jeugdhulp in aanmerking te komen, moet de overbelasting van de ouder veroorzaakt worden door de hulp aan de jeugdige. Bij overbelasting door een drukke baan en/of nevenactiviteiten, ligt de verantwoordelijkheid voor een oplossing hier in eerste instantie bij de ouders zelf. Bijvoorbeeld in aanpassingen in de leefsituatie, op het werk en/of in de nevenactiviteiten. Bij de eventuele toewijzing van jeugdhulp wordt hier eerst naar gekeken.
Wanneer een nieuwe/ herhaalde zorgtoewijzing wordt aangevraagd, wordt gekeken of en welke (aantoonbare) inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen. Ook hier wordt bij de zorgtoewijzing rekening mee gehouden.
Het kan zijn dat er sprake is van andere factoren waardoor ouders geen of niet voldoende gebruikelijke hulp kunnen leveren, zoals bij jeugdigen met ernstige verslavingsproblematiek en/of psychiatrische problematiek, of wanneer de ouders zelf met een licht verstandelijke beperking hebben. In alle gevallen zal eerst naar de eigen mogelijkheden en een voorliggend aanbod gekeken worden voor jeugdhulp aangevraagd kan worden.
4.Richtlijnen voor gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie4
Hier volgen algemene richtlijnen voor gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel per leeftijdscategorie. Deze kunnen worden gebruikt voor het beoordelen of jeugdhulp nodig is.
Jeugdigen van 0 tot en met 2 jaar
Jeugdigen van 5 tot en met 11 jaar
Jeugdigen van 12 tot en met 17 jaar
Bij een normaal ontwikkelingsprofiel worden jeugdigen vanaf het 18e levensjaar in staat geacht zelfstandig te kunnen wonen, al dan niet met begeleiding en een steunend netwerk.
Bijlage 3 Omschrijving, inhoud en werkwijze Basis jeugdhulp 2023 (versie mei 2023)
Onderstaande tekst is opgesteld vanuit het perspectief van de hulpverleners en richt zich op de doelgroep, de ouders en/of jeugdigen.
Alle ouders en ook jeugdigen lopen wel eens tegen problemen aan. Meestal kunnen zij deze zelf of met hun naasten oplossen. Soms zijn de problemen dusdanig dat ouders of jeugdige een hulpvraag hebben. Dit kunnen vragen zijn over de ontwikkeling van de jeugdige tot aan vragen die complex zijn door bijvoorbeeld een stapeling van problemen. Deze kunnen spelen op het gebied van opvoeding; ontwikkeling, psychiatrie, verslaving, financiën, gezondheid, onderwijs, relatie(s) en algemeen welbevinden.
Hierdoor kunnen ouders en/of jeugdige de opgave waarvoor ze in het dagelijks leven staan als te groot ervaren. Ouders en of jeugdige hebben hulp nodig bij het vinden van oplossingen waardoor zij zelf weer grip op hun leven krijgen. Ouders kunnen met hun vragen terecht bij het sociaal wijkteam of de huisarts.
Het sociaal wijkteam kijkt met ouders en jeugdigen wat zij nodig hebben aan ondersteuning. Een groot deel van deze ondersteuning kan uitgevoerd worden door het sociaal wijkteam - Basis jeugdhulp. Deze voorziening is direct inzetbaar en toegankelijk voor alle ouders en jeugdigen die hierbij gebaat zijn. Afhankelijk van de vraag verbinden we de juiste professional met de juiste expertise aan het gezin en/of de jeugdige. Het betreft individuele en systeemgerichte ondersteuning. Er is aanbod in groepsverband, gericht op ouders en speciaal voor jeugdigen.
Bij Basis jeugdhulp valt bijvoorbeeld, maar niet uitputtend, te denken aan:
De doelgroep van de Basis jeugdhulp kan bijvoorbeeld zijn:
Start: periode van kennismaken
In deze periode leren we elkaar kennen. We pakken de meest urgente vragen op zodat er ruimte ontstaat, om na te denken over hoe de problemen zijn ontstaan en hoe deze aan te pakken.
Wanneer deze ruimte wordt ervaren gaan we vanuit het contact steeds dichter tot de kern van het probleem komen. We sluiten aan op een manier die past bij de ouders of jeugdige(n). Dit kan door middel van gesprekstechnieken, lichaamsgerichte- of creatieve interventies.
We hebben gesprekken over de ontwikkeling van het kind en de uitdagingen die je bij het opvoeden tegenkomt. Soms vraagt dat om het leren omgaan met problemen die niet of maar beperkt op te lossen zijn.
Vervolg: plan maken en uitvoeren
Met de kennis vanuit de startfase maken we samen een plan waarbij we uitgaan van de deskundigheid van ouders en jeugdigen over hun eigen leven. Hierbij voegt de professional zijn of haar specialistische kennis toe. Samen gaan we op zoek naar werkzame oplossingen. Hierbij richten we ons op het versterken van veerkracht en steunbronnen van de jeugdige en de opvoeders. Problemen kunnen invloed hebben op meerdere levensterreinen zoals het gezin, de kinderen, de relatie, school, werk, vriendenkring, etc. Waar dit nodig is ondersteunen wij bij deze vraagstukken. We richten ons daarom op het gehele gezin en diens omgeving.
We staan regelmatig stil bij het plan zoals we dit samen gemaakt hebben en bespreken of dit nog aansluit.
Als blijkt dat ouders en jeugdige weer met vertrouwen en op eigen kracht verder kunnen, bespreken we een passende afronding van de inzet van Basis jeugdhulp.