Organisatie | Urk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voor de fysieke leefomgeving Urk 2022 |
Citeertitel | Verordening fysieke leefomgeving van de gemeente Urk |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Plankaart |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-06-2023 | nieuwe regeling | 25-05-2023 | 018439460 |
Artikel 1.1.1 Begripsbepalingen
Bijlage 1 bij deze verordening bevat begripsbepalingen voor de toepassing van deze verordening.
Artikel 1.1.2 Toepassingsbereik
Deze verordening is niet van toepassing op bijzondere markten en/of braderieën waarvoor het gebruiken van gemeentegrond op grond van privaatrecht met het college is geregeld en/of waarvoor op grond van de Algemene plaatselijke verordening een evenementenvergunning is verleend. De APV blijft tevens de grond waarop een evenementenvergunning wordt verleend. De randvoorwaarden voor de toetsing zijn te vinden in het Evenementenbeleid Urk.
Artikel 1.1.3 Doel van deze verordening
Deze verordening is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu gericht op het in onderlinge samenhang:
2 Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving
Afdeling 2.1: Regels ter instandhouding, bescherming, onderhoud en beheer fysieke leefomgeving
Artikel 2.1.1 Doel van de regels
Het doel van dit hoofdstuk is om algemene regels te formuleren voor instandhouding, behoud en bescherming van de fysieke leefomgeving. Iedereen dient bij zijn of haar activiteiten voldoende zorg voor de fysieke leefomgeving in acht te nemen en toe te staan dat maatregelen getroffen worden om de fysieke leefomgeving te beschermen en te behouden.
Artikel 2.1.2 Algemene zorgplicht voor de fysieke leefomgeving
Een ieder is verantwoordelijk en draagt voldoende zorg voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.
Afdeling 2.2: Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 2.2.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Artikel 2.2.2 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 2.3.1 Doel van aanwijzen waardevolle bomen en/of boomstructuren
Het doel van de regels in deze afdeling is het verlenen van de bevoegdheid aan college om bomen aan te wijzen, die hiermee een beschermde status krijgen. Dit draagt bij aan het behouden en beschermen van bomen. Wanneer de boom beschermd is, is voor het kappen van een boom een vergunning nodig. Ook is een vergunning nodig voor andere handelingen waardoor de boom beschadigd kan raken. De gemeente wil bomen zoveel als mogelijk behouden, omdat bomen een belangrijke bijdrage leveren aan een goede en gezonde fysieke leefomgeving.
Artikel 2.3.3 Bestrijding distels en zaad verspreidend onkruid
De gebruikers, of bij het ontbreken daarvan de eigenaren van gronden zijn verplicht deze te zuiveren van distels (in de regel betreft dit Akkerdistel, Speerdistel en Kale Jonker) en zaad verspreidend onkruid (zoals Jacobskruiskruid), niet betreffende de soorten op de rode lijst, voordat deze tot bloei komen. Onder eigenaar wordt in deze verordening ook verstaan, degene, die de eigenaar bij het beheer vertegenwoordigt en voorts eenieder, die krachtens enig zakelijk recht, bezit daaronder begrepen, beschikking heeft over de gronden.
Indien naar het oordeel van het college de bij artikel 2.3.3, eerste lid, opgelegde verplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen, zenden zij aan de gebruiker of, naar onderscheiding in artikel 2.3.3, eerste lid de eigenaar van de desbetreffende grond een schriftelijke lastgeving om zijn grond binnen een in die lastgeving genoemde termijn van distels en/of zaad verspreidend onkruid te zuiveren.
Bij nalatigheid van de gebruiker, onderscheidenlijk de eigenaar, om binnen de krachtens het vorige lid gestelde termijn gevolg te geven aan de hem verstrekte last, kan het college op grond van artikel 125 van de Gemeentewet besluiten op kosten van de nalatige de grond van distels en/of zaad verspreidend onkruid te doen zuiveren.
Met het opsporen van overtredingen van deze verordening zijn behalve de bij of krachtens artikel 141 Wetboek van Strafvordering aangewezen personen en de ambtenaren van de Algemeen Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij, belast de door het college aangewezen personen. Zij hebben daartoe tussen zonsop- en ondergang het recht van vrije toegang tot alle gronden.
Afdeling 2.5: Standplaatsen & Markten
Artikel 2.5.1. Vaste, incidentele of seizoensgebonden standplaatsen – niet zijnde marktstandplaatsen.
Afdeling 2.6 Cultureel erfgoed
Artikel 2.6.1 Doel van aanwijzen gemeentelijk cultureel erfgoed
Het doel van de regels in deze paragraaf is het verlenen van de bevoegdheid aan het college om gemeentelijk onroerend cultureel erfgoed aan te wijzen. Dit draagt bij aan het behouden en beschermen van onroerend cultureel erfgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of van uitzonderlijke schoonheid is en daarbij onvervangbaar. Door de aanwijzing als gemeentelijk monument, archeologisch monument of beschermd stads- of dorpsgezicht krijgt het betreffende erfgoed een beschermde status.
Artikel 2.6.2 Aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermd gemeentelijke verzameling
Het college kan ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd, aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.
Het college kan ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd, aan te wijzen als beschermde gemeentelijk verzameling.
Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg, vraagt het college advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.
Artikel 2.6.3 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling
Artikel 2.6.10 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
De bescherming van een gemeentelijk monument is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 2.6.9 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 2.6.11 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 2.6.12 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 2.6.13 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.
Artikel 2.6.14 De aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht
Het college kan een dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht, wanneer een groep van onroerende zaken van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en zich in deze groep één of meer monumenten bevinden.
Artikel 2.6.15 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht
3 Activiteiten in de fysieke leefomgeving
Bepalingen ten aanzien van vergunningen
Artikel 3.1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 3.1.8 Weigeringsgronden
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Afdeling 3.2: Bouwactiviteiten, aanlegactiviteiten, sloopactiviteiten
Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat in ieder geval uit de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl. Als op basis van het onderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707:2015 nl.
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in de artikelen 2 of 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. De hoogtebepalingen in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht zijn niet van toepassing op deze verordening.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn als bedoeld in artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht als uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en de bodemgesteldheid blijkt dat de locatie onverdacht is of dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl niet rechtvaardigen.
Artikel 3.2.3 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
Artikel 3.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.3 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Afdeling 3.3: Standplaatsen & Markten
Artikel 3.3.3 Toestemming rechthebbenden
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college een (vaste/incidentele/seizoensgebonden) standplaats, of een marktstandplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 3.4: Activiteiten ten aanzien van de weg
Artikel 3.4.1 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg, in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 3.4.4 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 3.4.5 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Bepalingen ten aanzien van geluidhinder
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer op een zodanige wijze toestellen of geluids-apparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Bepalingen ten aanzien tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 3.5.2 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Algemene bepalingen met betrekking tot ligplaatsvergunningen
Artikel 3.6.2 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 3.7.1 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Afdeling 3.7: Activiteiten met betrekking tot houtopstanden
Artikel 3.7.2 Melding voornemen kappen
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom in de zin van de Wet Natuurbescherming indien het betreft:
houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouw-ondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel ingeval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, niet meer bomen bevat dan 20.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:
wanneer niet binnen acht weken na indiening van de melding als bedoeld onder e. een schriftelijke bevestiging is verzonden door het college, mag tot vellen van de dode houtopstand of de Amerikaanse vogelkers worden overgegaan. Het college kan de termijn waarbinnen de bevestiging dient te zijn verzonden met maximaal zes weken verlengen.
Bepalingen ten aanzien van afval
Artikel 3.8.6 Aanwijzing van inzamelplaats
Het college draagt zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.
Artikel 3.8.10 Tijdstip van aanbieding
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door het college daartoe bepaalde dagen en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.
Artikel 3.8.12 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
Het college kan bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die wordt aangewezen krachtens artikel 3.8.4, in gevallen waarin de voor deze inzameling krachtens de Verordening afvalstoffenheffing verschuldigde heffing is voldaan.
Artikel 3.8.13 Aanbieden ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Het is verboden anders dan in overeenstemming met artikel 3.8.12 bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden, aan de inzameldienst over te dragen of bij de inzamelplaats, bedoeld in artikel 3.8.6, achter te laten.
Artikel 3.8.17 Zwerfafval rondom inrichtingen
Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting, van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.
Artikel 3.8.18 Afval en verontreiniging op de weg
Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt of diens opdrachtgever, zorgt terstond na beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 3.8.19 Geen opslag van afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met artikelen 3.8.4. tot 3.8.11. van deze verordening aanbieden of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.
Afdeling 3.10: Voertuigen en parkeren
Artikel 3.10.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 3.10.7 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 3.10.9 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 4.1.1 Kabel en/of leidingwerkzaamheden in de nabijheid van bomen
De schade aan bomen wordt achteraf vastgesteld op basis van de meest actuele richtlijnen van de NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen). De aansprakelijkheidsstelling voor de schade vindt plaats conform het civiele aansprakelijkheidsrecht. Het totale schadebedrag wordt opgebouwd uit de getaxeerde schade inclusief taxatiekosten, beredderingskosten en overige bijkomende kosten zoals voor verhalen van schade.
Afdeling 4.2: Ondergrondse infrastructuren
Artikel 4.2.1 Instemmingsvereiste werkzaamheden ondergrondse infrastructuren
Voor het verrichten van spoedeisende werkzaamheden of werkzaamheden van niet ingrijpende aard is geen instemmingsbesluit, als bedoeld in het eerste lid, noodzakelijk, maar kan worden volstaan met een melding vooraf aan het college. De raad is bevoegd om redenen van veiligheid delen van het grondgebied aan te wijzen waarvoor het voorgaande niet van toepassing is.
Behoudens in geval van spoedeisende werkzaamheden is bij extreme weersomstandigheden en/of evenementen het college bevoegd een breekverbod in te stellen. De vaststelling dat er sprake is van extreme weersomstandigheden is een bevoegdheid van het college. De termijn zoals bedoeld in het derde lid wordt automatisch verlengd met de periode van het breekverbod. Uiterlijk een dag voor beëindiging van het breekverbod, zal het college de betrokken uitvoerende partij(en) hierover informeren.
Artikel 4.2.2 Aanvragen en melden
Voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient een instemmingsbesluit, als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, bij het college te worden aangevraagd. De aanvraag tot instemming van voorgenomen werkzaamheden ten behoeve van een openbaar elektronisch communicatienetwerk geldt als melding als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onderdeel a van de Telecommunicatiewet.
Als de werkzaamheden ook betrekking hebben op openbare gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente en/of als er tevens een aanvraag voor een vergunning al dan niet bij een ander bestuursorgaan op grond van een andere wet is ingediend, dan stelt de aanvrager het college hiervan op de hoogte.
Spoedeisende werkzaamheden dienen voorafgaand aan de start van de werkzaamheden gemeld te worden bij de burgemeester of bij een daartoe door hem gemachtigd ambtenaar. Als een melding vooraf niet mogelijk is, moet de melding uiterlijk binnen een werkdag na de start van de uitvoering gemotiveerd worden gedaan.
Artikel 4.2.3 Gegevensverstrekking
Artikel 4.2.5 (Mede)gebruik van voorzieningen
Op verzoek van het college wordt bij de werkzaamheden zoveel mogelijk (mede)gebruik gemaakt van bestaande, hetzij door overige netbeheerders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde, voorzieningen indien dit technisch en economisch haalbaar is en medegebruik geen belemmering vormt voor de veiligheid, toegankelijkheid en leveringszekerheid.
Artikel 4.2.7 Het nemen van maatregelen en nadeelcompensatie
Het college is bevoegd een netbeheerder, die schade lijdt of zal lijden als gevolg van een instemmingsbesluit als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, of als gevolg van de rechtmatige uitoefening door het college van haar publiekrechtelijke bevoegdheid of taak, op verzoek een vergoeding toe, wanneer de schade uitstijgt boven het normale maatschappelijke risico en het hem in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.
Artikel 4.2.9 Niet-openbare kabels en/of leidingen
Bij werkzaamheden aan niet-openbare kabels en/of leidingen is het bepaalde in deze verordening van overeenkomstige toepassing. Het betreft kabels en/of leidingen, dan wel het netwerk waartoe deze behoren, die niet gebruikt worden om openbare, zijnde voor het publiek beschikbare, diensten aan te bieden.
Artikel 4.2.10 Informatieplicht
De netbeheerder stelt het college onverwijld en schriftelijk in kennis van het in of uit gebruik nemen van een kabel en/of leiding dan wel dat een kabel en/of leiding niet langer ten dienste staat van een netwerk in of op openbare gronden. Het college kan hiervoor een overzicht van alle (niet) in gebruik zijnde kabels en/of leidingen verlangen.
Handhavings- en toezichtbepalingen
Artikel 4.2.11 Toezicht en handhaving
Indien het college vaststelt dat de verplichtingen van deze verordening niet zijn nagekomen, kan het college besluiten handhavend op te treden dan wel legalisatie achteraf van de ontstane situatie verlangen met inachtneming van de bepalingen zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Indien blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden zijn gemeld maar dat hiervoor een instemmingsbesluit is vereist, is dit artikel van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4.3.1 Vergunningplicht
Indien meer dan één aansluiting van een particulier riool op het openbaar riool tot stand dient te worden gebracht, alsmede wanneer meer dan één aansluiting dient te worden gewijzigd, is het eerste lid voor iedere aansluiting of wijziging afzonderlijk van toepassing. Of: Indien de rechthebbende voor de aansluiting van meer dan één particuliere afvoerleiding op het openbaar riool een aansluitvergunning aanvraagt, wordt voor deze aanvragen tezamen één vergunning verleend, waarin alle aansluitingen afzonderlijk worden vermeld.
Artikel 4.3.2 De vergunningaanvraag
Bij de aanvraag van een aansluitvergunning dienen de volgende gegevens door de rechthebbende te worden verstrekt:
voor zover het lozing van bedrijfsafvalwater betreft, de aard en de hoeveelheid van de af te voeren vloeistoffen, waarbij dient te worden aangegeven of niet verontreinigd water, zoals regen- of koelwater, en/of verontreinigd water, zoals huishoudelijk of industrieel afvalwater, zal worden afgevoerd;
Indien de gegevens bedoeld in het tweede lid, reeds zijn vastgelegd in de voor het perceel afgegeven bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, kan bij de aanvraag van een aansluitvergunning voor dit perceel worden volstaan met het overleggen van een kopie van de gegevens uit deze vergunning.
De aanvraag van een aansluitvergunning wordt slechts in behandeling genomen nadat bij de aanvraag alle in het tweede lid vermelde gegevens zijn verstrekt. Bij het ontbreken van gegevens wordt de rechthebbende daarover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld deze gegevens binnen vier weken na kennisgeving daarvan alsnog aan te vullen.
De rechthebbende aan wie ingevolge artikelen 4.3.1. tot en met 4.3.4. een aansluitvergunning is verleend kan de gemeente verzoeken de aansluiting of wijziging van de aansluiting waarop die vergunning betrekking heeft uit te voeren. Of: de rechthebbende aan wie ingevolge artikelen 4.3.1. tot en met 4.3.4. een aansluitvergunning is verleend, kan de gemeente verzoeken de perceelaansluitleiding aan te leggen, die nodig is voor het realiseren van de aansluiting of de wijziging daarvan, waarop de aansluitvergunning betrekking heeft. De rechthebbende dient een daartoe strekkend schriftelijk verzoek in te dienen bij de burgemeester en wethouders.
Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 4 weken na de ontvangst van het verzoek stellen burgemeester en wethouders zoveel mogelijk in overleg met rechthebbende een termijn vast voor uitvoering van de aansluiting. Bij vaststelling van het tijdstip van uitvoering wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het door de rechthebbende gewenste tijdstip. De afspraak zal schriftelijk door de gemeente aan de rechthebbende worden bevestigd.
Artikel 4.3.6 Kosten van de aansluiting
In afwijking van lid 1, kunnen burgemeester en wethouders na overleg met de rechthebbende in de aansluitvergunning vastleggen dat de rechthebbende zelf de aansluiting uitvoert. De rechthebbende onttrekt het aansluitpunt na melding aan burgemeester en wethouders dat de aansluiting is uitgevoerd, gedurende drie werkdagen niet aan het zicht.
Artikel 4.3.7 Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging
Het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij de betreffende werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool, in welk geval de kosten voor rekening van de rechthebbende of veroorzaker komen.
Indien na het in lid 1 bedoelde onderzoek wordt vermoed dat sprake is van een verstopping of storing in de perceelaansluitleiding of van een verstopping of storing als gevolg van inspoeling vanuit het openbaar riool, neemt de rechthebbende of de gebruiker contact op met de gemeente voor het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden.
Bij het door de gemeente verrichten van de in lid 2 bedoelde werkzaamheden dient de rechthebbende of gebruiker, voordat met de werkzaamheden wordt gestart, tevoren schriftelijk akkoord te gaan met de voorwaarde dat de kosten van de werkzaamheden aan hem in rekening worden gebracht, indien blijkt dat deze kosten voor zijn rekening zijn.
Artikel 5.1.5. Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Bepalingen ten aanzien van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Urk
Artikel 5.1.9. Taak en werkzaamheden Commissie Ruimtelijke Kwaliteit
De commissie heeft als taak de raad en het college te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Daaronder wordt in elk geval begrepen het geven van voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit en over de werkzaamheden van de commissie.
adviseert de commissie op verzoek van het college over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet;
adviseert de commissie op verzoek van het college in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de Omgevingswet en in andere gevallen waarin het college een advies nodig acht in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;
adviseert de commissie op verzoek van het college over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten, te weten regels over reclame in de openbare ruimte, voorwerpen op of aan de weg/openbare ruimte enz.
Artikel 5.1.10 Verplichte advisering
Het college wint advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 5.1.10, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊, 2 ̊ en 3 ̊, en onder b.
Artikel 5.1.15 Beraadslaging en standpuntbepaling
De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien het college – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dan dient het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 5.1 van de Wet open overheid ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.
Artikel 5.1.16 Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie
De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de Omgevingswet de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, of een subcommissie.
Artikel 5.1.20 Relatie met andere adviseurs
Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie draagt het college zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.
De leden en de adviseurs als bedoeld in artikel 5.1.17, tweede lid, ontvangen een vergoeding op grond van een overeenkomst.
Bepalingen ten aanzien van toezichthouders
Artikel 6.1.3. Binnentreden van woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
7 Overgangs- en slotbepalingen
Aanvragen voor omgevingsvergunningen en ontheffingen op het gebied van de fysieke leefomgeving waarop bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, worden afgehandeld krachtens deze verordening. Aanwijsbesluiten genomen op basis van de Erfgoedverordening worden eveneens aangemerkt als aanwijsbesluiten krachtens deze verordening.
Voor leidingen die op de datum van inwerkingtreding van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren Urk 2016 aanwezig waren en in gebruik zijn, geldt de schriftelijke toestemming of vergunning op grond waarvan die leidingen zijn gelegd, als een vergunning krachtens deze verordening. Voorschriften die zijn verbonden aan een eerder verleende schriftelijke toestemming of vergunning zijn daarop niet van toepassing.
Indien het college van oordeel is dat een schriftelijke toestemming dan wel reeds verleende omgevingsvergunning als bedoeld in het zesde lid niet voldoet aan de voorschriften bij of krachtens deze verordening kan zij de leidingexploitant een termijn stellen waarbinnen hij het college nadere informatie over de leiding dient te verschaffen of een aanvraag voor een omgevingsvergunning moet indienen, bij gebreke waarvan de schriftelijke toestemming bij een door het college te bepalen tijdstip komt te vervallen.
Artikel 7.1.2 Intrekking verordeningen en vervallen bepalingen
In deze verordening zijn bepalingen uit de, middels raadsbesluit 018439460 d.d. 25 mei 2023 navolgende ingetrokken en gewijzigde verordeningen, beleidsregels en nadere regels opgenomen:
Het gedeelte van de kabel en/of leiding dat een netwerk verbindt met een fysiek punt waarop een klant de toegang tot een openbaar netwerk wordt geboden.
Het particulier riool, het aansluitpunt en de perceelaansluitleiding tezamen.
Algemene plaatselijke verordening 2018 van de gemeente Urk.
Het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994.
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, met inbegrip van een gedeelte daarvan, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
Verbod voor het uitvoeren van werkzaamheden.
Grondwater, onttrokken ten behoeve van tijdelijke verlaging van de grondwaterstand.
Het college van burgemeester en wethouders.
De standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen.
Grondwater, ingezameld door een ingegraven doorlatend buizensysteem.
Gemeentelijk leidingstelsel, bestemd voor de afvoer van overtollig grondwater, met uitzondering van de aansluitleidingen
Het openbaar riool, voor de afvoer van afvalwater, exclusief hemelwater, waarbij het transport door het riool plaats vindt door middel van met pompinstallaties veroorzaakte druk.
Gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet.
Degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet privaatrecht, artikel 5.2, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, een publiekrechtelijke vergunning of een privaatrechtelijke overeenkomst.
De perceeleigenaar, de zakelijk gerechtigde van het perceel of de huurder die gebruik maakt van de aansluiting op het openbaar riool.
Het gemeentelijk erfgoedregister bevat gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed en de gegevens over door het college van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet.
Monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister.
Het openbaar riool voor de afvoer van afvalwater, inclusief hemelwater.
Het openbaar riool met een buizenstelsel voor de afvoer van hemelwater en een buizenstelsel voor de afvoer van het afvalwater.
Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
Waarde van de geurhinder ter plaatse van de dichtstbijzijnde buitenzijde van een geurgevoelig object, berekend met het verspreidingsmodel ‘V-Stacks vergunning’, uitgedrukt in aantallen Europese odour units in een volume-eenheid lucht (ouE/m3), gemeten volgens de NEN-EN 13725:2003 ‘Luchtbepaling van de geurconcentratie door dynamische olfactometrie’, uitgaande van het gebruikelijke 98-percentiel geurconcentratie, inhoudende dat de - met een verspreidingsmodel - berekende geurconcentratie gedurende 98 procent van de tijdseenheid niet wordt overschreden (ouE/m3).
Een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
Iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
Hakhout, een houtwal of een of meer bomen.
Een incidentele standplaats heeft een tijdelijk karakter. Een incidentele standplaats kan worden ingenomen door:
Een vergunning voor incidentele standplaatsen wordt voor maximaal 12 dagen per jaar afgegeven.
Een of meer kabels en/of leidingen die onderdeel zijn van een openbaar (elektronisch communicatie)netwerk, daaronder mede begrepen de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations, distributie- en/of mutatiepunten, en tevens omvattende lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie.
Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
De door het college ingestelde warenmarkt.
De persoon die als zodanig is aangewezen door het college.
De ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel.
Een door de Stichting Nederlandse Normalisatie-Instituut uitgegeven norm.
Degene die als natuurlijk persoon handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf dan wel als rechtspersoon acteert als beheerder van een al dan niet openbaar netwerk.
Samenstel van kabels en leidingen.
Het gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en beheer is voor inzameling en transport van afvalwater, hemelwater en drainagewater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, persleidingen en werken en installaties van overeenkomstige aard, met uitzondering van de aansluitleidingen.
Hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;
Wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
Parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).
De binnen de kadastrale eigendomsgrenzen van het aan te sluiten perceel gelegen binnen, buiten of terreinrioolleidingen tot aan het aansluitpunt. Het particulier riool wordt ook ‘de particuliere afvoerleiding” genoemd.
Het riool en voorzieningen die deel uit maken van dit riool, tussen het openbaar riool en het aansluitpunt, in beheer bij de gemeente.
Degene die over enige zaak of dier de beschikking heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht of daarover enige feitelijke macht uitoefent. In het geval van riolering:
Een seizoenstandplaats heeft een tijdelijk karakter en kan één of meerdere dagen per week gedurende de periode van 1 april tot 1 oktober worden ingenomen op twee vastgestelde locaties.
De activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel.
De standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken.
Snuffelmarkt (zie APV voor de verwante bepaling)
Een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.
Groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden.
Door de raad bij deze verordening vast te stellen lijst met de aanlegkosten per eenheid van een aansluitleiding. Delegatie aan B&W is mogelijk op grond van art. 156 Gemeentewet.
Standplaatsen die gedurende één dag of meerdere dagdelen per week gedurende het hele jaar of een deel van het jaar op een vaste locatie worden ingenomen. Als een standplaats meer dan twaalf dagen per jaar wordt ingenomen, wordt deze aangemerkt als vaste standplaats en wordt deze als zodanig aan de voorwaarden in het standplaatsen beleid getoetst.
Inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren.
Voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen.