Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Velsen

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVelsen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2023
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024wijziging artikel 23 lid 2

21-12-2023

gmb-2023-560527

26191
01-06-202301-01-2024Nieuwe regeling

17-05-2023

gmb-2023-235472

34255-2023

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2023

Gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders, van 4 april 2023.

Besluit

De raad besluit:

1. de 'Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2023' vast te stellen;

2. de 'Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2021' in te trekken;

3. de besluiten onder 1 en 2 op de eerste dag na bekendmaking in werking te laten treden.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • algemeen gebruikelijke voorziening: niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking, daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau;

    • algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

    • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • beperking: aan de persoon verbonden factoren die er toe leiden dat deze niet (volledig) in staat is tot deelname aan de maatschappij;

    • bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4, eerste lid, en 2.1.4a van de wet;

    • budgetplan: een plan opgesteld door (of namens) de cliënt waaruit blijkt dat de besteding van het persoonsgebonden budget voldoet aan alle voorwaarden;

    • college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen;

    • gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorend tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woonruimte van de cliënt waar deze zijn hoofdverblijf heeft vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;

    • hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven, op korte termijn zal zijn ingeschreven of het feitelijk woonadres. Indien de cliënt met een briefadres in de BRP ingeschreven staat, gaat het om de feitelijke woon- en verblijfplaats;

    • hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • ingezetene: cliënt, die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Velsen;

    • inloopvoorziening: een algemene voorziening in de vorm van een aanbod van laagdrempelige activiteiten in het kader van de Wmo voor mensen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen waarbij de toegang bij de aanbieder ligt;

    • jongvolwassene: cliënt tussen de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar;

    • mantelzorger: persoon, die mantelzorg in het kader van de wet levert;

    • meerkosten: kosten van een voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor de cliënt als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van de voorziening;

    • melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;

    • normaal gebruik van de woning: het kunnen verrichten van de elementaire woonfuncties gericht op zelfredzaamheid (eten, slapen, lichaamsreiniging, koken), het verrichten van belangrijke huishoudelijke taken, horizontale en verticale verplaatsingen in en om de woning waaronder ook de toegang tot de woning. Daaronder kan onder omstandigheden tevens de berging, de toegang tot tuin of balkon van de woning worden verstaan;

    • pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

    • professionele ondersteuner: een beroepsmatige ondersteuner die in het bezit is van relevante diploma’s en werkervaring heeft op het desbetreffende zorgterrein en hier referenties van kan overleggen;

    • voorliggende voorziening: een algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag tegemoet wordt gekomen;

    • wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • woonvoorziening: een aanpassing aan de woning of een verhuisvoorziening, die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een inwoner bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening regelt de maatschappelijke ondersteuning voor ingezetenen van de gemeente Velsen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang dat alle rechtsgeldige inwoners van Nederland die behoefte hebben aan maatschappelijke ondersteuning in de vorm van deze voorzieningen zich kunnen melden bij het college.

 

Hoofdstuk 2 Procedurele bepalingen

Artikel 3 Melding en bevestiging

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt worden gemeld bij het college.

  • 2.

    Het college registreert en bevestigt de ontvangst van een melding.

  • 3.

    Na ontvangst en bevestiging van de melding start het college een onderzoek.

Artikel 4 Onderzoek

  • 1.

    Als het college heeft vastgesteld dat de melding past binnen de wet, stelt deze een onderzoek in zoals omschreven in artikel 2.3.2 van de wet. Daarnaast worden ook de volgende onderwerpen onderzocht:

    • a.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • b.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • c.

      de mogelijkheid om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie en/of personen uit zijn sociale netwerk en eventuele deskundigen.

  • 3.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om, voor zover dit in het kader van het onderzoek noodzakelijk is, zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    In afwijking van artikel 2.3.2 van de wet en lid 1 van dit artikel, hoeft een onderzoek niet plaats te vinden of wordt het onderzoek beperkt, als de situatie bij het college al voldoende bekend is door eerdere meldingen of onderzoeken.

Artikel 5 Cliëntondersteuning

Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

Artikel 6 Schriftelijke weergaven van de uitkomsten

  • 1.

    Het college verstrekt uiterlijk binnen zes weken na de melding van de cliënt aan de cliënt of diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 2.

    De schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, kan in de vorm van een gespreksverslag zijn. Opmerkingen of aanvullingen van de cliënt kunnen aan het verslag worden toegevoegd.

  • 3.

    De cliënt stuurt het verslag zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vijf werkdagen, getekend aan het college terug. Dat kan voor gezien en akkoord of voor gezien en niet akkoord, eventueel met toelichting.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan, nadat het onderzoek in de meldingsfase is uitgevoerd of na zes weken, een aanvraag indienen bij het college voor een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    De aanvraag om een maatwerkvoorziening kan ook worden ingediend door middel van het ondertekenen van het gespreksverslag, als bedoeld in artikel 6;

  • 3.

    Indien voor de beoordeling van de aanspraak op, dan wel welke maatwerkvoorziening een passende bijdrage kan leveren een deskundigenadvies nodig is, en als gevolg hiervan het voor het college niet mogelijk is om binnen de wettelijke termijn een besluit te nemen, dan deelt het college dit zo spoedig mogelijk aan de cliënt mede. Hierbij noemt het college een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 4.

    Het college kan in belang van de inwoner besluiten om een maatwerkvoorziening ambtshalve te verstrekken.

Artikel 8 Deskundigenadvies

  • 1.

    Het college wint een deskundigenadvies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

  • 2.

    Het college is bevoegd om de cliënt uit te nodigen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip voor een onderzoek door één of meer daartoe aangewezen deskundigen. Gaat het om gebruikelijke hulp, dan geldt dit lid ook voor de huisgenoten van cliënt;

  • 3.

    De cliënt dan wel zijn huisgenoot verleent zijn medewerking aan het onderzoek als bedoeld in het eerste lid voor zover die redelijkerwijs kan worden gevergd.

Artikel 9 Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      om welke voorziening het gaat en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel waaraan de cliënt het pgb moet uitgeven;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe die is vastgesteld;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    • e.

      de ingangsdatum, de looptijd van het pgb en, indien van toepassing, de termijn waarbinnen de cliënt het pgb moet uitgeven; en

    • f.

      de manier waarop cliënt het pgb moet verantwoorden.

  • 3.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening geeft het college aan of de cliënt een eigen bijdrage moet betalen en de daarbij gehanteerde kostprijs van de voorziening.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening wordt in de beschikking vermeld dat de cliënt zich moet houden aan een eventueel van toepassing zijnde bruikleenovereenkomst.

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen

Artikel 10 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een client komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen:

    • a.

      Op eigen kracht

    • b.

      Met een algemeen gebruikelijke voorziening

    • c.

      Met gebruikelijke hulp

    • d.

      Met mantelzorg

    • e.

      Met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk

    • f.

      Met gebruikmaking van voorliggende en/of algemene voorzieningen

  • 2.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en/of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen.

  • 3.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 11 Criteria algemene voorzieningen

  • 1.

    Een algemene voorziening kan ingericht zijn voor alle inwoners van Velsen of voor een specifieke doelgroep.

  • 2.

    Algemene voorzieningen zijn in ieder geval:

    • a.

      Hulp bij het huishouden, algemeen;

    • b.

      Hulp bij het huishouden voor mantelzorgers;

    • c.

      Inloopvoorzieningen.

  • 3.

    De algemene voorziening geldt als voorliggend op de maatwerkvoorziening.

  • 4.

    Bij een algemene voorziening kan een eenvoudige toegangstoets toegepast worden. Onder anderen om vast te stellen of:

    • a.

      De inwoner tot de Wmo doelgroep behoort; en

    • b.

      De algemene voorziening voldoende compensatie biedt en passend is voor de hulpvraag.

Artikel 12 Aanvullende criteria begeleiding ambulant

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van begeleiding ambulant, welke ofwel individueel ofwel in groepsverband wordt verleend;

  • 2.

    Bij de indicatie wordt gebruik gemaakt van het normenkader begeleiding en het protocol gebruikelijke hulp, welke onderdeel uitmaken van deze verordening.

Artikel 13 Aanvullende criteria dagbesteding

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van dagbesteding, welke in groepsverband wordt uitgeoefend.

  • 2.

    Onder dagbesteding als bedoeld in dit artikel wordt tevens het noodzakelijke vervoer, inclusief de eventuele tijdens het vervoer noodzakelijke begeleiding, verstaan.

  • 3.

    Het vervoer als bedoeld in het vorige lid wordt in ieder geval noodzakelijk geacht wanneer:

    • a.

      eigen oplossingen inzake vervoer niet mogelijk zijn; en

    • b.

      er sprake is van een vastgestelde (medische) noodzaak.

Artikel 14 Aanvullende criteria kortdurend verblijf

  • 1.

    In aanvulling op artikel 10 van deze verordening kan een cliënt gedurende maximaal drie etmalen per week in aanmerking komen voor kortdurend verblijf als:

    • a.

      de cliënt aangewezen is op ondersteuning met constant toezicht, niet zijnde het bieden van geneeskundige zorg; en

    • b.

      de mantelzorger door het overstijgen van het gebruikelijke, redelijkerwijs van hem te verwachten hulp, overbelast is of dreigt te worden; en

    • c.

      huishoudelijke ondersteuning al dan niet met begeleiding niet als passende bijdrage kan worden aangemerkt; en

    • d.

      de maximale zorg zoals geboden vanuit de Zorgverzekeringswet niet toereikend is.

  • 2.

    Per jaar kan maximaal 156 etmalen op basis van het eerste lid toegekend worden. Deze kunnen alleen in het toegekende jaar worden opgenomen en kunnen niet worden meegenomen naar een volgend jaar.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 mag per jaar maximaal 21 dagen aaneengesloten worden opgenomen.

Artikel 15 Aanvullende criteria vervoersvoorziening

  • 1.

    In aanvulling op artikel 10 van deze verordening kan een cliënt in aanmerking komen voor collectief vervoer als de cliënt door beperkingen niet of onvoldoende gebruik kan maken van het openbaar vervoer.

  • 2.

    In aanvulling op het voorgaande lid kan een cliënt eerst in aanmerking komen voor een andere individuele vervoersvoorziening dan het collectief vervoer indien deze langdurig noodzakelijk is en het collectief vervoer niet afdoende is.

  • 3.

    In aanvulling op het eerste en tweede lid van dit artikel kan, indien dit gelet op de aard van de beperkingen van de cliënt noodzakelijk is, een combinatie van het collectief vervoer en een individuele vervoersvoorziening worden verstrekt.

  • 4.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de woon- en leefomgeving.

  • 5.

    Bij de vervoersvoorziening collectief vervoer als bedoeld in het eerste lid van dit artikel hanteert het college een omvang van maximaal 1.500 kilometer op jaarbasis.

Artikel 16 Aanvullende criteria woonvoorziening

  • 1.

    In aanvulling op artikel 10 van deze verordening kan een cliënt in aanmerking komen voor een woonvoorziening als hij:

    • a.

      aantoonbaar niet in staat is tot het normale gebruik van de (eigen) woning, en

    • b.

      alles heeft gedaan om een geschikte woning te bewonen, of

    • c.

      een aantoonbare beperking of aanwezige gedragsstoornis heeft met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon met beperkingen tot rust kan komen.

  • 2.

    Voor zover de cliënt kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning in de gemeente Velsen of in de nabijheid van gemeente Velsen liggende gemeente, zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. De beoordeling vindt alleen plaats indien de kosten van het aanpassen van de woning het in de nadere regels genoemde bedrag te boven gaan.

  • 3.

    Een cliënt kan alleen voor een woonvoorziening in aanmerking komen wanneer deze langdurig noodzakelijk is en verhuizing niet de goedkoopst adequate voorziening is of naar het oordeel van het college niet mogelijk of niet wenselijk is.

  • 4.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verstrekken, gericht op de verhuizing van de cliënt op wie het primaat als bedoeld in het tweede lid van toepassing is.

  • 5.

    Een woonvoorziening wordt slechts verstrekt als de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen

  • 6.

    Indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in een erkende zorginstelling, kan één woning bezoekbaar worden gemaakt. De bezoekbaar te maken woning dient in de gemeente Velsen te staan. De aanpassing wordt zodanig uitgevoerd dat de woning kan worden betreden en de woonkamer en één toilet kan worden bereikt.

  • 7.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      als de ondervonden problemen komen door achterstallig onderhoud of doordat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen. Tenzij:

  • 1.

    ⦁ de cliënt goede pogingen heeft ondernomen om de gebreken door de verhuurder te laten wegnemen; en

  • 2.

    ⦁ met het oog op de gezondheidstoestand van de cliënt is er binnen redelijkerwijs aanvaardbaar tijdsbestek geen uitzicht op het wegnemen van de gebreken;

    • a.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woning, vakantie‐ en recreatiewoningen, ADL‐clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing;

    • b.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

    • c.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke of dringende reden voor verhuizing aanwezig is, tenzij voorafgaand aan de verhuizing schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • d.

      indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij voorafgaand aan de verhuizing schriftelijk toestemming is verleend door het college.

Artikel 17 Aanvullende criteria hulp bij het huishouden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 10 en 11 van deze verordening kan een cliënt in aanmerking komen voor hulp bij het huishouden ingeval er aantoonbare beperkingen zijn waardoor cliënt niet in staat is tot het hebben van een schoon en leefbaar huis in relatie tot het normaal gebruik van de woning.

  • 2.

    Hulp bij het huishouden is gericht op:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis; en/of

    • b.

      het beschikken over schone was; en/of

    • c.

      het kunnen beschikken over benodigdheden om te voorzien in primaire levensbehoeften (boodschappen); en/of

    • d.

      het klaarzetten of bereiden en zo nodig aanreiken van maaltijden.

  • 3.

    Hulp bij het huishouden gericht op het schoonhouden van de woning wordt slechts geboden indien dit betrekking heeft op de ruimten die gericht zijn op het normale gebruik van de woning.

  • 4.

    Bij de indicatie wordt gebruik gemaakt van het normenkader hulp bij het huishouden en het protocol gebruikelijke hulp, welke onderdeel uitmaken van deze verordening.

Artikel 18 Aanvullende criteria opvang en beschermd wonen

  • 1.

    In aanvulling op artikel 10 van deze verordening kan een cliënt in aanmerking komen voor opvang als hij:

    • a.

      feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorafgegaan aan opname in een (psychiatrische)kliniek, of aan detentie, en

    • b.

      beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en

    • c.

      niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiële dakloosheid opheffen.

  • 2.

    Een slachtoffer van huiselijk geweld kan voor opvang in aanmerking komen als hij:

    • a.

      slachtoffer van huiselijk geweld is, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien er sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en

    • b.

      18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en

    • c.

      geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien.

  • 3.

    Een cliënt kan in aanmerking komen voor beschermd wonen als hij:

    • a.

      een psychisch of psychosociaal probleem heeft, en

    • b.

      er voor hem sprake is van noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving, waarbij die noodzaak direct voortkomt uit een psychisch of psychosociaal probleem, en

    • c.

      hij niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen kunnen opheffen.

  • 4.

    Het college kan, naar aanleiding van afspraken met andere gemeenten over wederzijdse overdracht van cliënten en inzake prioritering van doelgroepen bij de toegang, nadere regels stellen inzake toelating tot de opvang en beschermd wonen.

Artikel 19 Weigeringsgronden

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      indien de beperkingen van de cliënt met een voor hem als algemeen gebruikelijk te beschouwen voorziening kunnen worden opgelost dan wel verminderd;

    • c.

      voor zover er aan de zijde van de client geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan de hulpvraag;

    • d.

      indien het een voorziening betreft die de cliënt voor de melding reeds heeft gerealiseerd;

    • e.

      indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding dan wel vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij:

      • i.

        het college voorafgaand aan de realisatie schriftelijk toestemming heeft verleend; en/of

      • ii.

        de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • f.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij:

      • i.

        de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

      • ii.

        cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

      • iii.

        de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning;

    • g.

      voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;

    • h.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is, behoudens hulp bij het huishouden;

    • i.

      als deze voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met de reeds bestaande beperkingen;

    • j.

      indien de cliënt in redelijkheid van hem te vergen mogelijkheden heeft om zelf of met hulp van anderen voor een passende oplossing te zorgen voor de beperkingen;

    • k.

      indien de maatwerkvoorziening, gezien de beperkingen van de cliënt, niet veilig voor hemzelf of zijn omgeving zou zijn, dan wel gezondheidsrisico’s met zich mee brengt;

    • l.

      indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Velsen met uitzondering van beschermd wonen en maatschappelijke opvang.

  • 2.

    Het college stelt in nadere regels de afschrijftermijnen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f van dit artikel vast.

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget

Artikel 20 Criteria aanspraak en verplichtingen pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb met in achtneming van artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Voor de cliënt die in aanmerking wenst te komen voor een pgb voor diensten geldt de verplichting om een budgetplan op te stellen. In het budgetplan dient opgenomen te zijn:

    • a.

      waarom de cliënt een pgb wenst, en;

    • b.

      op welke wijze de ondersteuning zal bijdragen tot de doelen, waarvoor de maatwerkvoorziening bedoeld is, en;

    • c.

      waar middels het pgb de ondersteuning zal worden ingekocht en tegen welk tarief en in geval er sprake is van een (professionele) aanbieder, de aanbieder akkoord gaat met het aangaan van een derdenbeding, en;

    • d.

      hoe de kwaliteit van de ondersteuning wordt gewaarborgd.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 4.

    Aanvullend geldt bij een pgb voor diensten als voorwaarden:

    • a.

      de cliënt wordt bekwaam geacht een pgb te beheren als aan de volgende criteria wordt voldaan:

      • i.

        de cliënt is, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat de eigen situatie te overzien, zelf de zorg te kiezen, zelf zorg te regelen en aan te sturen, en de kwaliteit en voortgang van de zorg te bewaken;

      • ii.

        de cliënt is, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, goed op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb en hij is in staat de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Deze taken omvatten onder andere het opstellen van een budgetplan, het afsluiten van een zorgovereenkomst, het nakomen van werkgeversverplichtingen en het afleggen van verantwoording over de besteding van het pgb;

    • b.

      de volgende omstandigheden niet op de cliënt of vertegenwoordiger van toepassing zijn: aantoonbare schuldenproblematiek, aantoonbare gok- of drugsverslaving, aantoonbare fraude in het verleden, aantoonbaar analfabetisme of onvoldoende taal- of rekenvaardigheid, medisch aantoonbare sterke vergeetachtigheid/ verstandelijke beperking/ psychische stoornis, het leiden van een zwervend bestaan (welke een belemmering oplevert voor het beheer van een pgb);

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

  • 5.

    Indien de cliënt niet zelf in staat wordt geacht zijn pgb te beheren, kan hij gebruik maken van een (wettelijke) vertegenwoordiger.

  • 6.

    Aan het pgb zijn de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      het pgb mag niet worden besteed aan een voorziening die voor de cliënt als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt;

    • b.

      het pgb mag niet worden besteed aan tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      het pgb mag niet worden besteed aan het beheer van het pgb;

    • d.

      een professionele ondersteuner mag het pgb niet beheren;

    • e.

      het pgb wordt binnen zes maanden na toekenning aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Het college kan al dan niet op verzoek een langere termijn hanteren;

    • f.

      de cliënt sluit met degene aan wie het pgb voor diensten wordt besteed een door het college en de Sociale Verzekeringsbank goedgekeurde schriftelijke overeenkomst. Daarbij wordt (bij voorkeur) gebruik gemaakt van de toepasselijke modelovereenkomst die de Sociale Verzekeringsbank ter beschikking stelt;

    • g.

      Het pgb mag niet besteed worden voor reiskosten van de zorgverlener of vertegenwoordiger;

    • h.

      de besteding van het pgb dient verantwoord te worden zoals opgenomen in de beschikking.

  • 7.

    Het college kan een pgb weigeren als de cliënt het beheer uitvoert met hulp van de betrokken ondersteuner zelf of daaraan verbonden personen en daarmee ongewenste belangenverstrengeling kan ontstaan.

  • 8.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de verantwoording van het pgb en de kwaliteitseisen.

Artikel 21 Criteria voor het betrekken van diensten, hulpmiddelen, aanpassingen en andere maatregelen uit het sociale netwerk van cliënt

  • 1.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woonvoorzieningen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

    • a.

      wanneer de ondersteuning de gebruikelijke hulp overstijgt;

    • b.

      dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt;

    • c.

      aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura;

    • d.

      als de dienst zorg omvat waarvoor krachtens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding vereist is, beschikt de persoon over de desbetreffende kwalificatie;

    • e.

      deze persoon heeft aangegeven dat de ondersteuning aan de cliënt hem niet te zwaar valt;

    • f.

      deze persoon op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het pgb heeft uitgeoefend bij diens besluitvorming.

  • 2.

    Het college bepaalt voor gezinsleden binnen hetzelfde huishouden in hoeverre sprake is van gebruikelijke hulp op basis van het protocol gebruikelijke hulp.

  • 3.

    Het college houdt rekening met de belastbaarheid van de mantelzorger van de cliënt.

Artikel 22 Hoogte van het pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld budgetplan; en

    • b.

      wordt vastgesteld op basis van het aantal geïndiceerde uren, dan wel een tijdseenheid naar rato daarvan of het aantal geïndiceerde dagdelen of etmalen in natura; en

    • c.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woonvoorzieningen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering; en

    • d.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 2.

    De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:

    • a.

      een zaak: op basis van de kostprijs van de zaak die de cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten;

    • b.

      huishoudelijke hulp door een niet daartoe opgeleid persoon, een daartoe opgeleid persoon of waarvoor bijzondere deskundigheid is vereist: op basis van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • c.

      individuele begeleiding:

  • 1.

    1°. uitgevoerd door een niet daartoe opgeleid persoon: op basis van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat voor dergelijke hulp uitgevoerd door informele hulpverleners wordt gehanteerd bij de uitvoering van de Wet langdurige zorg;

  • 2.

    2°. uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon of waarvoor bijzondere deskundigheid is vereist: op basis van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat voor dergelijke hulp zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • a.

      dagbesteding: op basis van het laagste toepasselijke tarief voor dergelijke begeleiding door een daartoe opgeleide persoon dat zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • b.

      kortdurend verblijf: op basis van het laagste toepasselijke tarief dat voor dergelijke begeleiding, uitgevoerd door een daartoe opgeleide beroepskracht, zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • c.

      vervoer van en naar de dagbesteding: op basis van het in de regio gangbare toepasselijke tarief zoals gehanteerd bij de inkoop van dagbesteding;

    • d.

      (taxi- en rolstoeltaxi)vervoer: op basis van de autokosten (miniklasse) zoals geadviseerd door het Nibud, waarbij als uitgangspunt geldt dat maximaal 1500 kilometer per jaar binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen worden gereisd;

    • e.

      collectief vervoer: op basis van vergelijkbaar alternatief vervoer, waarbij als uitgangspunt geldt dat maximaal 1500 kilometer per jaar binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen worden gereisd;

    • f.

      een autoaanpassing: op basis van de laagste offerte van de noodzakelijke aanpassingen die hiervoor zou worden gehanteerd wanneer de voorziening in natura zou worden verstrekt;

    • g.

      verhuiskosten: op basis van de laagste offerte en rekening houdende met de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende verhuizer;

    • h.

      aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening: op basis van de laagste prijs en het laagste tarief die hiervoor zouden worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde leverancier;

    • i.

      het bezoekbaar maken van een woning: op basis van de laagste kostprijs van de noodzakelijke aanpassingen die hiervoor zou worden gehanteerd rekening houdende met de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende aannemer.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb geldt dat ten aanzien van de personen die worden betrokken gedifferentieerde tarieven worden gehanteerd, te weten

    • a.

      professionele ondersteuners: 100% van de in de nadere regels genoemde pgb-bedragen;

    • b.

      niet professionele ondersteuners als bedoeld onder a behorend tot het sociale netwerk van de cliënt: het tarief voor informele hulpverleners, conform artikel 3.3.3, lid 6, Wet langdurige zorg en artikel 5.22 Regeling langdurige zorg, waarbij geldt dat de tarieven onder b in ieder geval lager zijn dan de tarieven onder a. Tenzij de kostprijs lager is dan het gehanteerde tarief. In dat geval wordt de kostprijs gehanteerd.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in lid 3, onder b geldt voor hulp bij het huishouden dat het tarief wordt bepaald op 75% van onder lid 3, sub a, genoemde pgb-bedragen;

  • 5.

    Het college stelt in Nadere regels per maatwerkvoorziening de pgb-tarieven vast.

 

Hoofdstuk 5 Eigen bijdrage en kostprijs

Artikel 23 Eigen bijdrage

  • 1.

    De startdatum van de eigen bijdrage is:

    • a.

      Voor hulp bij het huishouden en begeleiding gelijk aan de ingangsdatum als opgenomen in de beschikking;

    • b.

      Voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing de eerstvolgende periode na de maand waarin de beschikking is afgegeven.

  • 2.De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen in natura of pgb en voor bij verordening aangewezen algemene voorzieningen, zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste het bedrag zoals genoemd in artikel 2.1.4 lid 3 en artikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015, per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt samen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a vijfde lid van de wet, hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en artikel 24 lid 2 van deze verordening geen of een lagere bijdrage is verschuldigd
  • 3.

    Bij overlijden van de cliënt wordt de eigen bijdrage beëindigd per de laatste dag van de maand waarin de overlijdensdatum valt, dan wel dat de voorziening wordt ingeleverd.

  • 4.

    Wanneer een voorziening die in eigendom of bruikleen is verstrekt wordt vervangen, heeft dit geen invloed op de duur van de eigen bijdrage.

Artikel 24 Eigen bijdrage algemene voorziening

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een voorziening zoals genoemd in artikel 11, zolang de cliënt van deze voorziening gebruik maakt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor de volgende algemene voorziening:

    • a.

      Inloopvoorzieningen.

  • 3.

    Voor cliënten jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd met een inkomen tot 110% van de bijstandsuitkering wordt de eigen bijdrage, verschuldigd voor de voorziening genoemd in het eerste lid, op nihil gesteld. Voor cliënten die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt met een inkomen tot 110% van de AOW-uitkering wordt de eigen bijdrage, verschuldigd voor de voorziening genoemd in het eerste lid, op nihil gesteld.

Artikel 25 Eigen bijdrage maatwerkvoorziening in natura en pgb

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorzieningen:

    • a.

      woonvoorzieningen aan gemeenschappelijke ruimtes;

    • b.

      rolstoelen;

    • c.

      aanpassingen aan rolstoelen;

    • d.

      voorzieningen ten behoeve van cliënten tot achttien jaar, met uitzondering van een woningaanpassing. Vanaf de dag dat cliënt de leeftijd van achttien jaar bereikt zal voor een voorziening die in huur of bruikleen is verstrekt een eigen bijdrage in rekening worden gebracht overeenkomstig het bepaalde in deze verordening.

  • 3.

    In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet is een cliënt een bijdrage verschuldigd in de kosten van collectief vervoer. Cliënt betaalt een ritbijdrage die gelijk is aan het tarief dat in het openbaar busvervoer verschuldigd is, omgerekend naar het aantal kilometers.

  • 4.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 5.

    Voor cliënten jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd met een inkomen tot 110% van de bijstandsuitkering wordt de eigen bijdrage, verschuldigd voor de voorziening genoemd in het eerste lid, op nihil gesteld. Voor cliënten die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt met een inkomen tot 110% van de AOW-uitkering wordt de eigen bijdrage, verschuldigd voor de voorziening genoemd in het eerste lid, op nihil gesteld.

Artikel 26 Eigen bijdrage bij verblijf in opvang of beschermd wonen

  • 1.

    Een cliënt is voor verblijf in een opvang of beschermd wonen een bijdrage verschuldigd.

  • 2.

    Uitgezonderd van het abonnementstarief zijn de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Hiervoor blijven de inkomensafhankelijke eigen bijdragen gelden die door het CAK worden vastgesteld.

  • 3.

    De bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang worden vastgesteld conform het Landelijk uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Artikel 27 Kostprijs

De kostprijs van een:

  • a.

    maatwerkvoorziening in natura of bij verordening aangewezen algemene voorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

  • b.

    maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening in bruikleen, huur of eigendom;

  • c.

    pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb;

  • d.

    conform het bepaalde in de nadere regels.

Hoofdstuk 6 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 28 Tegengaan oneigenlijk gebruik

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van de handhaving een handhavingsuitvoeringsplan vast met inachtneming van het gestelde in het handhavingsbeleidskader.

  • 3.

    Dit handhavingsuitvoeringsplan omvat in elk geval de wijze van preventie en bestrijding van fraude, oneigenlijk gebruik en misbruik en niet-gebruik van de wet alsmede welke handhavingsinstrumenten daartoe worden ingezet en de wijze waarop deze worden toegepast.

  • 4.

    Het college rapporteert aan de gemeenteraad over de uitvoering, de resultaten en de effecten op het gebied van handhaving in relatie tot de beleidsuitgangspunten en -prioriteiten zoals vastgelegd in het handhavingsbeleidskader.

Artikel 29 Beëindiging van een maatwerkvoorziening

Om misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet te voorkomen kan het college een maatwerkvoorziening beëindigen of herzien als:

  • a.

    het college niet kan vaststellen of een maatwerkvoorziening kan worden voortgezet, omdat de cliënt onvoldoende meewerkt aan een onderzoek naar het recht op de maatwerk voorziening;

  • b.

    de cliënt niet binnen drie maanden gebruik heeft gemaakt van de maatwerk voorziening tenzij hem dat niet te verwijten is;

  • c.

    een aanbieder beargumenteerd de bruikleenovereenkomst van een voorziening met een cliënt beëindigt.

Artikel 30 Maatregelen bij wangedrag, misbruik en oneigenlijk gebruik van voorzieningen

  • 1.

    Bij herhaald en/of ernstig wangedrag bij het ontvangen van diensten of bij herhaald onzorgvuldig gebruik van een in bruikleen verstrekte maatwerkvoorziening, treft het college – al dan niet tijdelijk – maatregelen jegens cliënt ter bescherming van de medewerker van een aanbieder of ter voorkoming van (verdere) schade aan de in bruikleen verstrekte maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Bij een herhaling van ernstig wangedrag en/of het onzorgvuldig gebruik zal dit leiden tot beëindiging van de toegekende maatwerkvoorziening.

Artikel 31 Opschorting betaling uit het pgb

Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

Artikel 32 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen in natura en in pgb

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen in natura en in de vorm van pgb met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 33 Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.4.1 van de wet kan het college nadat het besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening in natura dan wel in pgb is herzien of ingetrokken:

    • a.

      het ten onrechte of tot een te hoog bedrag betaald pgb terugvorderen;

    • b.

      de geldwaarde van een maatwerkvoorziening in natura terugvorderen;

    • c.

      een in eigendom of bruikleen verstrekte voorziening terugvorderen.

Hoofdstuk 7 Kwaliteitseisen

Artikel 34 Kwaliteitseisen

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 35 Verhouding prijs en kwaliteit van de levering van voorzieningen door derden

  • 1. Het college houdt bij de vaststelling van de prijs voor de te leveren diensten, rekening met in ieder geval:

  • a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing, administratieve handelingen en werkoverleg;

  • e. kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2. Het college houdt bij de vaststelling van de prijs voor de te leveren overige voorzieningen, rekening met:

  • a. de marktprijs van de voorziening;

  • b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

  • i. aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

  • ii. instructie over het gebruik van de voorziening;

  • iii. onderhoud van de voorziening.

  • 3. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

  • a. een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde; of

  • b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

  • i. een inschrijving en het aangaan van de overeenkomst met de derde, en

  • ii. de vaste prijs als bedoeld in onderdeel a.

  • 4. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het derde lid, vast:

  • a. overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet; en

  • b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 5. Het college kan het derde lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het eerste, tweede en vierde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 6. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in dit artikel hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 36 Klachtenregeling en medezeggenschap

  • 1.

    Iedere aanbieder is verplicht te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3.

    De aanbieder draagt er zorg voor dat de informatie over de medezeggenschap en klachtbehandeling voldoende kenbaar zijn voor de cliënten van zijn organisatie.

  • 4.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

Artikel 37 Waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

Artikel 38 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

De wijze waarop ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, is vastgelegd in de geldende verordening Participatie Sociaal Domein.

Artikel 39 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 40 Hardheidsclausule

 

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Hoofdstuk 9 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 41 Intrekking oude verordening en overgangsbepalingen

  • 1.

    De ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2021’ wordt ingetrokken.

  • 2.

    De ‘Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2021’ die zijn vastgesteld onder de werking van de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2021’ worden geacht te zijn gebaseerd op deze verordening.

  • 3.

    De ‘Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2022’ die zijn vastgesteld onder de werking van de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2021’ worden geacht te zijn gebaseerd op deze verordening.

  • 4.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2021’, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 5.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2021’ en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 6.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2021’ wordt beslist met inachtneming van die verordening, tenzij de uitkomst op basis van deze verordening gunstiger is.

 

Artikel 42 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2023.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Velsen in zijn openbare vergadering van 25 mei 2023

de raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,