Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Doesburg

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Doesburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDoesburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsvisie externe veiligheid gemeente Doesburg
CiteertitelBeleidsvisie externe veiligheid gemeente Doesburg
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-09-2014nieuwe regeling

25-09-2014

gmb-2023-227140

9T2412.01

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Doesburg

[Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke publicatie is eerder bekendgemaakt in het huis-aan-huisblad.]

 

BESTUURLIJKE SAMENVATTING

 

Aanleiding

De gemeente Doesburg wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Doesburg het externe veiligheidsbeleid geformuleerd.

 

Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s op de omgeving die samenhangen met het

produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich zowel voor bij risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

 

De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en

beleidsnota’s, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

 

Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico’s in de gemeente Doesburg aanwezig zijn en hoe er met deze en toekomstige risico’s om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting aangaande het groepsrisico en het plaatsgebonden risico. De beleidsvisie focust op nieuwe situaties.

 

Risicosituatie gemeente Doesburg

Binnen de gemeente Doesburg bevinden zich geen Bevi-inrichtingen. Wel zijn binnen de gemeente de volgende inrichtingen met een beperkt extern veiligheidsrisico aanwezig: één camping met een propaantank van 8 m3, één openbaar zwembad met beperkte opslag van gevaarlijke stoffen en één inrichting met 1.000 m2 pallets. De gemeente kent momenteel geen situaties die knelpunten opleveren voor wat betreft het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Binnen de gemeente Doesburg bevindt zich één inrichting waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is.

 

Binnen de gemeente Doesburg vindt sporadisch vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg plaats. De gemeente beschikt momenteel niet over een vastgestelde route voor het transport van gevaarlijke stoffen (routering). Daarnaast vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de rivier de IJssel.

 

Wettelijk kader

De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving en beleidsnota’s, onder andere in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Wat betreft het wettelijke ambitieniveau voor externe veiligheid is door de wetgever een minimum veiligheidsniveau gedefinieerd:

  • Voor het plaatsgebonden risico (PR) moet aan een grenswaarde en een richtwaarde worden getoetst;

  • Voor het groepsrisico (GR) bestaat een verantwoordingsplicht en de verplichting advies te vragen aan de regionale brandweer. Daarbij dient getoetst te worden aan de oriëntatiewaarde.

Binnen deze kaders (zie de toelichting in hoofdstuk 2) is er enige vrijheid voor het bevoegde gezag om eigen ambities te formuleren. De gemeente heeft als bevoegd gezag beleidsvrijheid voor wat betreft de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico en de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Deze beleidsvisie geeft de kaders aan waarbinnen het bevoegd gezag hieraan invulling kan geven.

 

Uitgangspunten bij het opstellen van de beleidsvisie externe veiligheid

De gemeente houdt zich aan de geldende wet- en regelgeving en houdt rekening met de nieuwe beleidsontwikkelingen, zoals op het gebied van transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Voor de toepassing van dit externe veiligheidsbeleid ambieert de gemeente één veiligheidsniveau voor de hele gemeente; er is dus geen sprake van een indeling in gebiedstypen.

 

De externe veiligheidsvisie moet zijn geworteld in de gemeentelijke gedachten over ruimtelijke ontwikkeling in het algemeen. Het ruimtelijke ontwikkelingsperspectief voor de gemeente Doesburg, te weten de gemeentelijke structuurvisie en de bestemmingsplannen, vormt de onderlegger voor deze beleidsvisie.

 

Generieke beleidsuitspraken

De gemeente streeft ernaar risicobronnen en (beperkt) kwetsbare bestemmingen zoveel mogelijk te scheiden. In de hele gemeente worden geen nieuwe Bevi-bedrijven geïntroduceerd, tenzij het gaat om bestaande Doesburgse bedrijven die hun activiteiten uitbreiden en/of wijzigen en daarmee onder het Bevi komen te vallen. Voorwaarde is wel dat deze uitbreiding en/of wijziging wordt ingegeven door redenen van duurzaamheid en/of innovativiteit. Het is de bevoegdheid van het college om gemotiveerd vast te

stellen of wordt voldaan aan duurzaamheid en/of innovativiteit. De komst van nieuwe inrichtingen met beperkte risicobelasting op de omgeving (zg. drempelwaardenlijstbedrijven) is onder voorwaarden mogelijk. In gevallen waarin de gemeente niet het bevoegd gezag is 1 , zal zij zich inspannen om de externe veiligheidsrisico’s zo beperkt mogelijk te houden. Daartoe treedt zij in overleg met de initiatiefnemer en eventueel het bevoegd gezag om dit standpunt uit te dragen.

 

Gemeentegrensoverschrijdende risicoveroorzakende activiteiten zoals vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor, weg en water en door buisleidingen worden in regionaal verband opgepakt. Daarbij wordt gezamenlijk opgetrokken om de risicoveroorzakers te beïnvloeden.

 

Waar zich externe veiligheidsknelpunten voor (kunnen) doen, hebben maatregelen, die de kans op een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verlagen, de voorkeur boven maatregelen, die het effect daarvan beperken. Verder hanteert de gemeente het principe “de veroorzaker betaalt”. Dit betekent dat degene die de externe veiligheidssituatie verandert, ook betaalt en zorgt voor een veilige omgeving.

 

Gebiedsspecifiek beleid

In tabel 1 zijn per zone de EV-ambities en beleid beschreven. Voor elke zone is vastgesteld welke risicobronnen acceptabel zijn, of er (beperkt) kwetsbare inrichtingen gevestigd kunnen worden en worden eisen gesteld aan zelfredzaamheid en geaccepteerde scenario’s.

 

Uitvoeringsprogramma

Binnen de diverse taakgebieden van de landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke overheden dienen continue afwegingen te worden gemaakt tussen veiligheid, haalbaarheid en de kosten. Hierbij gaat het onder meer om taken op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer, milieu en rampenbestrijding. De taakstellingen en het uitvoeringsprogramma van deze visie zijn in bijlage 4 terug te vinden.

 

Tabel 1. EV-beleid per gebiedstype

 

1 INLEIDING

1.1 Waarom deze beleidsvisie?

De gemeente Doesburg wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid (EV). Om die verantwoordelijkheid in te vullen, deze goed binnen de gemeente te implementeren en uniformiteit in uitvoering te borgen, heeft de gemeente Doesburg deze beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Het doel van deze beleidsvisie is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente aanwezig zijn en hoe met toekomstige risico's om dient te worden gegaan in relatie tot ruimtelijke ontwikkeling en milieuvergunningverlening. Daarnaast zorgt deze beleidsvisie externe veiligheid voor uniformiteit in het gemeentelijke beleid en worden ad hoc besluiten voorkomen.

 

1.2 Externe veiligheid als afwegingskader

Een aantal rampen met gevaarlijke stoffen in binnen- en buitenland heeft aangetoond dat een maatschappij zonder risico’s niet bestaat. Deze incidenten onderstrepen ook het belang om de risico’s tot op zekere hoogte te beheersen. Vanuit dit besef is ‘externe veiligheid’ een belangrijk landelijk thema geworden.

 

Beleid en wet- en regelgeving rondom externe veiligheid hebben de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Hoewel alle nieuwe ontwikkelingen nog niet geheel uitgekristalliseerd zijn, is duidelijk dat gemeenten voor een belangrijke opgave staan.

 

Toepassing van landelijk externe veiligheidsbeleid en wet- en regelgeving vraagt om kennis, capaciteit, vaardigheden en niet in de laatste plaats om integraal werken: weinig andere onderwerpen brengen (met name) de disciplines milieu en ruimte zo dicht bij elkaar als het onderwerp externe veiligheid. Uitvoering van externe veiligheidstaken vraagt om professionele inbreng van de afdelingen ruimtelijke ordening, milieu, brandweer, verkeer & vervoer, communicatie, economische zaken, grondgebied, openbare orde & veiligheid.

 

Absolute veiligheid kan nimmer worden gegarandeerd. Alleen door risico’s tijdig te identificeren, maatregelen ten aanzien van de risicobronnen2 te treffen en voldoende afstand tussen risicobronnen en burgers te creëren, kan de veiligheid worden verhoogd. Om in staat te zijn risico’s tijdig te identificeren, dient geïnvesteerd te worden in kennisvergaring en -uitwisseling binnen de gemeentelijke organisatie.

 

Om voldoende afstand te creëren tussen risicobronnen en kwetsbare objecten dienen duidelijke keuzes te worden gemaakt omtrent de locaties van ondermeer woningen, scholen, winkels, kantoren en recreatie in relatie tot risicovolle vormen van bedrijvigheid en transport.

 

Vermeldenswaardig is het Gelders Provinciaal Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid (PUEV) 2006-2010. Dit PUEV subsidieert de totstandkoming van gemeentelijk externe veiligheidsbeleid en heeft de gemeente Doesburg door tussenkomst van de Milieusamenwerking Regio Arnhem een helpende hand geboden bij de realisatie van deze beleidsvisie.

 

Wat is externe veiligheid?

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico’s op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico’s. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijv. vuurwerk, LPG en munitie) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd.

 

1.3 Afbakening

In deze visie is het externe veiligheidsbeleid van de gemeente opgenomen. De beleidsvisie beperkt zich tot:

  • activiteiten met gevaarlijke stoffen3 ;

  • die risico’s veroorzaken voor de maatschappij; en tot

  • de beïnvloedingsmogelijkheden van de gemeente behoren.

De beleidsvisie is niet gericht op de veiligheid binnen bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken. Deze Arbo-veiligheid wordt geregeld in andere wetgeving en kent andere toezichthouders. Ook is de beleidsvisie niet van toepassing op opsporings- en ruimingsactiviteiten van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Ten slotte heeft de beleidsvisie geen betrekking op overige risico’s die het gevolg zijn van bedrijfsmatige activiteiten of andere activiteiten die risico’s veroorzaken.

 

Externe veiligheid heeft een brede scope en kan via verschillende invalshoeken bekeken worden. De eerste invalshoek is het kijken naar de impact op de omgeving. Het vraagstuk externe veiligheid heeft in brede zin te maken met de kwaliteit van de leefomgeving. Dit betekent dat keuzes op dit vlak afwegingen zijn tussen maatschappelijk gewenste doelen op het gebied van onder meer wonen, werken en recreëren. Een tweede invalshoek is de aard van het externe veiligheidsvraagstuk. Externe veiligheid gaat over het produceren, opslaan, verwerken en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Het gaat dus zowel om stationaire bronnen (inrichtingen) als om transport (wegen, vaarwegen, spoorwegen, buisleidingen). Als laatste zijn er de verschillende betrokken beleidsvelden. Te denken valt aan Milieu, Ruimtelijke Ordening, Integrale veiligheid, en Rampenbestrijding.

 

Ten slotte dient er rekening mee te worden gehouden dat de gemeentelijke externe veiligheidstaken onderdeel zijn van de zogenaamde veiligheidsketen (zie figuur 1.1). Deze veiligheidsketen wordt in deze beleidsvisie toegepast en gehanteerd voor de prioritering van taken en verantwoordelijkheden. In figuur 1.1 is in de veiligheidsketen weergegeven hoe de rampenbestrijding en de voorbereiding daarop is georganiseerd en wat de relatie is met de gemeentelijke externe veiligheidstaken. Deze beleidsvisie externe veiligheid heeft betrekking op de eerste twee schakels (pro-actie en preventie), maar werkt door op alle schakels van de veiligheidsketen.

 

Figuur 1.1Veiligheidsketen

 

 

1.4 Doelstelling

Doel van deze beleidsvisie externe veiligheid is om een toetsingskader te bieden dat duidelijk maakt hoe met externe veiligheidsrisico’s, (zowel in de huidige als) in de toekomstige situatie, dient te worden omgegaan. Het toetsingskader voorkomt afwegingen en besluiten op ad hoc basis en brengt consistentie door heldere uitgangspunten en reële ambities. De gemeente neemt bij besluiten in het kader van vergunningverlening en ruimtelijke ordening de in dit document weergegeven ambities en doelstellingen in acht, naast de wettelijke regels. De uitgangspunten uit deze visie worden verder toegepast bij alle overige gemeentelijke activiteiten en ontwikkelingen waarbinnen externe veiligheid een rol speelt (o.a. handhaving, routering gevaarlijke stoffen, ruimtelijk beleid, rampenbestrijding en risicocommunicatie).

 

De gemeente streeft naar een beheersbare externe veiligheidssituatie, waarbij:

  • 1.

    de externe veiligheidsrisico’s binnen de gemeente goed in beeld zijn gebracht en ambtenaren en bestuurders zich bewust zijn van de aanwezige risico’s;

  • 2.

    een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen nut en noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun gevolgen voor externe veiligheid;

  • 3.

    door middel van beleidsuitvoering en handhaving wordt gezorgd voor de beheersbaarheid en bestrijdbaarheid van bestaande en toekomstige EV risico’s;

  • 4.

    communicatie met de burger plaatsvindt over de aanwezige risico’s en de te volgen gedragsrichtlijn in geval bij een calamiteit.

 

1.5 Verantwoording proces

Dit EV-beleid is opgesteld door een interne projectgroep, ondersteund door de Milieusamenwerking Regio Arnhem en Royal Haskoning. In de projectgroep zijn belangrijke relevante disciplines vertegenwoordigd, binnen deze gemeente zijn dat Milieu en Ruimtelijke Ordening,

 

Voor de wijze van totstandkoming van deze beleidsvisie is gekozen voor:

  • Vroege en tussentijdse bestuurlijke betrokkenheid – te vormen beleid kan alleen rekenen op bestuurlijke acceptatie als de betreffende bestuurders de te volgen koers (blijven) onderschrijven. Op verschillende momenten van het proces was de portefeuillehouder Milieu betrokken, zoals bij de bijeenkomst waarop richtinggevende uitspraken met betrekking tot ambities, zijn gedaan.

  • Een multidisciplinaire gemeentelijke aanpak – zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau, waarbij vanuit verschillende disciplines een wezenlijke bijdrage aan het beleidsplan geleverd is. Het betreft concreet de afdelingen die zich bezighouden met milieu, ruimtelijke ordening en veiligheid & hulpverlening.

  • Breed draagvlak - door te werken met een interne projectgroep die niet alleen multidisciplinair is maar waarin ook de mensen zitten ‘die het moeten doen’ mag deze beleidsvisie rekenen op voldoende draagvlak. Intern draagvlak is gezocht in de vertegenwoordiging van de genoemde afdelingen. Extern draagvlak is in het bijzonder gezocht bij Veiligheid Gezondheidsregio Gelderland Midden die gevraagd is het concept beleid te becommentariëren.

  • De stappen die zijn gezet laten zich in het kort als volgt omschrijven:

    • 1.

      bepalen wat regionaal en wat lokaal is en het gemeentelijk risicobeeld inventariseren;

    • 2.

      beleidsvorming rondom ‘strategische keuzes’; hoe moet met toekomstige risico's worden omgegaan in relatie tot ruimtelijke ontwikkeling en milieuvergunningverlening? Wat zijn de bestuurlijke ambities? Deze stap leidt tot een aantal beleidsuitspraken;

    • 3.

      beleidsvorming rondom ‘tactische keuzes’; op welke wijze worden de beleidsuitspraken geoperationaliseerd?;

    • 4.

      bepaling uitvoeringsprogramma.

 

1.6 Actualisatie

Na een periode van vier jaar wordt deze beleidsvisie geëvalueerd en waar nodig door de gemeente Doesburg aangepast. Behalve een 4-jaarlijkse evaluatie kan ook een ingrijpende wijziging in relevante wet- en regelgeving aanleiding zijn voor aanpassing van de beleidsvisie.

 

1.7 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een algemene introductie op het begrip externe veiligheid en biedt inzicht in zowel de wettelijke als de wenselijke onderdelen van externe veiligheidsbeleid. In hoofdstuk 3 wordt specifiek ingegaan op de aard en omvang van de externe veiligheidsproblematiek binnen de gemeentegrenzen van de gemeente. Hoofdstuk 4 bevat de gemeentelijke beleidsuitspraken op het gebied van externe veiligheid. Voor een brede toepasbaarheid hiervan zijn deze zoveel mogelijk generiek. Voor de belangrijkste risicobronnen is het generieke beleid verder uitgewerkt.

 

In hoofdstuk 5 is uitgewerkt hoe de uitspraken in deze visie door de gemeente worden geoperationaliseerd. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de wijze waarop de in hoofdstuk 4 beschreven beleidsuitspraken kunnen worden gerealiseerd.

2 GEMEENTE EN EXTERNE VEILIGHEID

2.1 Waarop is deze beleidsvisie externe veiligheid gericht?

Bij externe veiligheid gaat het om de risico’s die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich zowel voor rondom risicovolle inrichtingen als rondom transportassen en buisleidingen waarover c.q. waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

 

Door te investeren in veiligheidsmaatregelen, het aantal risicobronnen te beperken en de inrichting van de omgeving van risicobronnen aan te passen, wordt de veiligheid zo optimaal mogelijk gemaakt. Het volledig wegnemen van alle veiligheidsrisico’s is echter niet betaalbaar, niet praktisch uitvoerbaar en botst met het optimaal benutten van de beschikbare ruimte.

 

Binnen de diverse taakgebieden van de landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke overheden dienen continue afwegingen te worden gemaakt tussen veiligheids-, haalbaarheids- en kostenaspecten. Hierbij gaat het ondermeer om taken op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer, milieu en rampenbestrijding. De onderlinge samenhang van de gemaakte afwegingen van verschillende taakvelden is hierbij van cruciaal belang. Hiertoe is een overkoepelend en samenhangend kader noodzakelijk, waarin het externe veiligheidsbeleid voorziet.

 

2.2 Begrippen in externe veiligheid

De mate van risico is afhankelijk van twee aspecten, namelijk de kans op en het mogelijke effect van een ongeval.

 

RISICO=KANS X EFFECT

 

Onder de kans verstaan we de mogelijkheid dat zich een situatie voordoet waarbij in bijvoorbeeld een opslag van gevaarlijke stoffen een grote brand ontstaat. Onder de effecten verstaan we binnen de externe veiligheidswetgeving uitsluitend het aantal dodelijke slachtoffers van een ongeval, bijvoorbeeld het aantal personen dat bij een grote brand in een opslag van gevaarlijke stoffen wordt blootgesteld aan dodelijke concentraties van gevaarlijke dampen. Dat daarnaast ook een groot aantal gewonden kunnen vallen wordt bij het bepalen van externe veiligheidsrisico’s niet meegenomen. Uiteraard is dit aantal gewonden voor de hulpdiensten (bijvoorbeeld brandweer, ambulancediensten, etc.) wél relevant, daarom wordt dit aspect meegenomen bij de verantwoording van het groepsrisico (zie onderstaand kader).

 

In Nederland worden twee maten gehanteerd voor het risico, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

 

Plaatsgebonden risico (PR)

 

Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt..

 

Plaatsen met een gelijk risico kunnen door zogenaamde risicocontouren op een kaart worden weergegeven (Figuur 2.1). Dit kan worden vergeleken met bijvoorbeeld het weergeven van geluidcontouren of hoogtelijnen. Het PR leent zich daarmee goed voor het vaststellen van een veiligheidszone tussen een risicobron (inrichting of transportas) en kwetsbare bestemmingen, zoals woonwijken. In de onderstaande figuur betekent een plaatsgebonden risicocontour van 1* 10-6/jr, ofwel een PR 10-6 contour, dat een persoon die zich onafgebroken, onbeschermd op die bepaalde plaats bevindt een kans heeft van één miljoenste per jaar om te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen in de inrichting. Bij een PR 10-8 is dat een kans van een honderdmiljoenste, etc.

 

Figuur 2.1 Voorbeeld PR-contouren (zie toelichting in hoofdtekst)

 

 

Groepsrisico (GR)

 

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt weergegeven als een grafiek met het aantal personen op de horizontale as en de cumulatieve kans op overlijden op de verticale as.

Het groepsrisico, dat wordt bepaald door het aantal personen binnen het invloedsgebied rondom een risicovolle inrichting of transportas, wordt gezien als een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit.

 

Figuur 2.2 Voorbeeld grafiek waarin het groepsrisico is uitgezet (zg. F-N-curve)

 

 

Risicobeleving; veiligheid is meer dan berekend risico

Het gevoel van veiligheid omvat meer dan het berekende risico. Ook andere elementen spelen een rol, zoals de mate van bekendheid met het risico, de mate van invloed die iemand zelf kan uitoefenen (beheersbaarheid), de vrijwilligheid van blootstelling, het vertrouwen in de informatiebron, media-aandacht en de waarneembaarheid en omvang van het ongeval. Maar ook persoonlijke factoren zoals bijvoorbeeld gevoeligheid en angsten zijn van invloed op het te ervaren risico. Daarnaast veranderen het gevoel van veiligheid en de opvattingen over risico’s in de tijd als gevolg van technologische, economische en culturele ontwikkeling in een samenleving. (bron: MilieuBalans, 2001). Risicobeleving gaat om hoe mensen zélf bepaalde risico’s beleven.

 

2.3 Landelijk toetsingskader

De Rijksoverheid heeft aan externe veiligheidsrisico’s grenswaarden, richtwaarden en een oriëntatiewaarde gesteld. Voor risicovolle inrichtingen is een en ander wettelijk geregeld in het Bevi4 , sinds 2004. Voor het transport van gevaarlijke stoffen is dezelfde systematiek van risiconormering, opgenomen in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs)5 met de bedoeling deze wettelijk vast te leggen in de komende AMvB Btev6 . Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zal een overeenkomstige systematiek van risicobenadering worden vastgelegd in het (ontwerp) Bevb7 ..

 

Plaatsgebonden risico (PR)

De normering voor het plaatsgebonden risico is afhankelijk van de aard van het te beschermen object. Hierbij wordt in wet- en regelgeving onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. De kwetsbare objecten (zoals woningen, grote kantoren, ziekenhuizen e.d.) worden beter beschermd dan beperkt kwetsbare objecten (zoals kleinere kantoorgebouwen of bedrijfsgebouwen). De norm voor kwetsbare objecten is een grenswaarde (hieraan moet worden voldaan).

 

De norm voor beperkt kwetsbare objecten is een richtwaarde (hieraan moet zoveel mogelijk worden voldaan; afwijking van deze waarde dient goed gemotiveerd te worden).

 

De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten is 10-6 per jaar.

De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten is 10-6 per jaar.

 

Dus: de kans dat een (denkbeeldig) persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend) dodelijk verongelukt door een bedrijfs- of transportongeval, mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar (dat is 10-6 per jaar).

 

Groepsrisico (GR)

Voor het groepsrisico geldt geen norm, maar een verantwoordingsplicht. Binnen deze verantwoordingsplicht moeten zowel kwalitatieve als kwantitatieve elementen worden beschouwd. Voor toetsing van de kwantitatieve elementen is een oriëntatiewaarde vastgelegd. Deze oriëntatiewaarde kan door het bevoegd gezag als handvat worden gebruikt, maar is geen harde norm.

 

Ten aanzien van risicovolle inrichtingen is elke verandering van het groepsrisico, ook al bevindt het risico zich boven of onder de oriëntatiewaarde, gebonden aan een verantwoordingsplicht. Ten aanzien van transportassen en buisleidingen is elke toename van het groepsrisico, ook al is het risico lager dan de oriëntatiewaarde, gebonden aan een verantwoordingsplicht. Tabel 2.1 laat de onderdelen zien die de verantwoording van het groepsrisico wettelijk dient te bevatten. Voor een gedetailleerde toelichting van deze onderdelen wordt verwezen naar de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (o.m. Ministerie van VROM).

 

Oriëntatiewaarde

 

Risicovolle inrichtingen8

De kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-5 per jaar

De kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-7 per jaar

De kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-9 per jaar

 

Dus: Hoe groter de potentiële omvang van de ramp hoe strenger de oriëntatiewaarde. Immers, een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met tien dodelijke slachtoffers. Dit is naar normering vertaald door aan de kans op een ramp met 100 doden een richtwaarde te stellen - de oriëntatiewaarde - die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met tien doden. Dus voor 10 dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde eens in de honderdduizend jaar (10-5), voor 100 dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde eens in de tien miljoen jaar (10-7) en voor 1000 dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde eens in de miljard jaar (10-9).

 

Tabel 2.1 Wettelijke onderdelen verantwoordingsplicht groepsrisico (Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico, o.m. Ministerie van VROM)

 

Onderdeel

11

22

Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken inrichting.

n

n

De omvang van het groepsrisico.

n

n

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij betrokken inrichtingen

n

n

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in het ruimtelijk besluit

n

De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

n

n

De mogelijkheden van personen die zich in het invloedsgebied van de inrichting bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen

n

n

De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico

n

De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst

n

n

De voorschriften die het bevoegd gezag voornemen is te verbinden in geval van het afgeven van een oprichtingsvergunning, in geval deze verhogend werkt op het groepsrisico van het betrokken gebied

n

  • 1.

    In de eerste kolom zijn de onderdelen aangevinkt die behoren in de verantwoording ten behoeve van een oprichtingsvergunning conform artikel 8.1, 1e lid sub a van de Wet milieubeheer of veranderings-vergunning conform hetzelfde lid sub b.

  • 2.

    In de tweede kolom zijn de onderdelen aangevinkt die behoren in de verantwoording ten behoeve van de vaststelling van een bestemmingsplan of verlening van een ontheffing daarvan (een projectbesluit).

Kanttekeningen bij de normen voor risico’s

De normen voor risico’s sluiten lang niet altijd aan bij de wijze waarop burgers risico’s beleven. Zo is de kans op een dodelijk verkeersongeluk voor de gemiddelde burger veel groter dan de kans om slachtoffer te worden van een ramp met gevaarlijke stoffen. Toch achten veel burgers de risico’s van het verkeer acceptabeler.

 

Beoordeling effecten

Zoals hierboven aangegeven wordt in de risiconormering alleen gekeken naar het directe aantal dodelijke slachtoffers. Ook als wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is lager dan de oriëntatiewaarde kan een calamiteit nog altijd zeer veel gewonden en zieken tot gevolg hebben. Daarom is het van belang om naast aandacht voor de risico’s ook de mogelijke effecten te beschouwen, zodat ook de mogelijkheden voor beperking, beheersing en bestrijding van deze effecten aan bod komen. Dit gebeurt door het beschouwen van de kwalitatieve elementen van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Hiervoor dient een bestuurlijke afweging te worden gemaakt.

 

2.4 Provinciaal beleid

Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 12 maart 2008 beleidsregels voor het groepsrisico vastgesteld. Hieruit blijkt dat de Gedeputeerde Staten bij externe veiligheidssituaties de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (uitgegeven door onder meer het Ministerie van VROM) hanteren. Zij stellen verder dat gemotiveerd mag worden afgeweken van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Indien er sprake is van een relevante wijziging van het groepsrisico, wordt een uitgebreide groepsrisicoverantwoording opgesteld. Hiervan is sprake indien het groepsrisiconiveau de lijn van een factor 10 onder de oriëntatiewaarde overschrijdt of de toename van het groepsrisico bedraagt meer dan 10%.

 

De bovenstaande beleidsregels leveren geen belemmeringen op voor de ambities zoals die in deze gemeentelijke beleidsvisie zijn vastgesteld.

 

2.5 Invulling geven aan de gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid

Bij het vaststellen van de eigen gemeentelijk beleidsvisie externe veiligheid zijn een aantal wetten en regels van belang (zie bijlage 2). Invulling geven aan deze wettelijke verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van de gemeentelijke beleidsvisie. Om de gemeentelijke externe veiligheidstaken inzichtelijk te maken is in bijlage 4 weergegeven welke gemeentelijke incidentele en structurele taken te onderkennen zijn en of deze al dan niet wettelijk verplicht zijn.

 

Waar wettelijke verplichtingen ophouden, ontstaat een gebied waarbinnen de gemeente voor wenselijke ontwikkelingen kan kiezen. Zo kan de gemeente keuzes maken rond de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en rond richtwaarden voor het plaatsgebonden risico bij beperkt kwetsbare objecten. Bij deze keuzes is de gemeente gehouden tot degelijke motiveringen en communicatie aan haar burgers.

 

Voorheen was het college van B&W verplicht te communiceren over de risico’s van rampen en zware ongevallen. Met de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s is deze verantwoordelijkheid verschoven naar het bestuur van de veiligheidsregio (wet veiligheidsregio’s artikel 46, lid 2 respectievelijk lid 3).

3 RISICOBEELD GEMEENTE DOESBURG

3.1 Inleiding

Het risicobeeld van de gemeente betreft de aanwezigheid van activiteiten met gevaarlijke stoffen en de locatie van deze activiteiten ten opzichte van gebieden of gebouwen waar mensen verblijven.

 

Zonder vertrekpunt is de route naar een gewenste bestemming niet uit te stippelen. Vanuit die logica is het voor het formuleren van passende gebiedsgerichte externe veiligheidsuitgangspunten en –ambities dan ook een voorwaarde om inzicht te hebben in:

  • De huidige risicobronnen – welke risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen bevinden zich op het grondgebied van de gemeente en directe omgeving en met welke risicocontouren, invloedsgebieden dan wel effectafstanden wordt daarbij gerekend? Wat is de relatie tot (beperkt) kwetsbare objecten?

  • Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief – wat is de huidige ligging van diverse gebieden in de gemeente (wonen, werken, recreëren, etc.) en wat zijn de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen voor deze gebieden? Zijn er EV knelpunten dan wel aandachtspunten vanuit deze ontwikkelingen in bijvoorbeeld grensgebieden tussen wonen en werken of in ongewenste bestemmingen in afzonderlijke gebieden?

  • De gebiedstyperingen – op basis van de beschrijving en ligging van de risicobronnen, bedrijventerreinen, woongebieden, etc. is vanuit het perspectief van externe veiligheid een indeling te maken in gebieden waarvoor het wenselijk is om een verschillend veiligheidsniveau na te streven.

  • De huidige EV taakuitvoering en werkprocessen – hoe is het gesteld met het huidige kennisniveau, de uitvoering en borging van EV-taken, alsmede de interne en externe afstemming en samenwerking door en tussen de verschillende gemeentelijke afdelingen en met externe organisaties (Veiligheid Gezondheidsregio Gelderland Midden en Omgevingsdienst Regio Arnhem).

Onderstaand wordt ingegaan op de genoemde aspecten van de gemeente als basis voor de geformuleerde uitgangspunten en gekozen ambities in het volgende hoofdstuk.

 

3.2 Risicobronnen

Risicobronnen bestaan uit externe veiligheidsrelevante inrichtingen, transportassen (weg, water en spoor) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en ondergrondse buisleidingen bestemd voor het transport van gevaarlijke stoffen. Onderstaand worden deze risicobronnen voor de gemeente beschreven. De kaart in bijlage 3 laat de externe veiligheidsproblematiek in gemeente zien. Op deze kaart zijn behalve de risicobronnen ook de afstanden opgenomen, die volgen uit wet- en regelgeving en waaraan, ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten aan moet worden voldaan. Zo zijn voor zover van toepassing de PR-contouren en de invloedsgebieden (vlgs Bevi, de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen) opgenomen. Verder laat de externe veiligheidskaart de veiligheidsafstanden zien volgend uit de huidige Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen en voor zover bekend de PR-contouren en inventarisatieafstanden volgend uit het ontwerp Besluit externe veiligheid buisleidingen. Ten slotte zijn overige EV-relevante inrichtingen (zoals inrichtingen uit het Vuurwerkbesluit) opgenomen. Behalve risicobronnen zijn op de externe veiligheidskaart ook geplande ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen met (beperkt) kwetsbare objecten.

3.2.1 Bevi-inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) heeft betrekking op een aantal nader omschreven inrichtingen namelijk op BRZO bedrijven 1 , LPG-tankstions, bedrijven met een ammoniak koelinstallatie(1.500 – 10.000 kg), bedrijven met een opslag voor gevaarlijke stoffen van meer dan 10 ton (zogenaamde PGS 15-bedrijven) en spoorwegemplacementen die zijn aangewezen voor het rangeren van gevaarlijke stoffen. Door middel van een ministeriële aanwijzing kunnen in de toekomst ook andere categorieën van bedrijven onder de werkingssfeer van het Bevi gebracht worden. Deze categorieën bedrijven zullen waarschijnlijk afkomstig zijn van de zogenaamde drempelwaardenlijst. Dit is reeds enkele malen gebeurd. De meest recente wijziging van het Revi (Revi-III) is per 13 februari 2009 in werking getreden.

 

De bedrijven die vallen onder het Bevi dienen continu te worden geïnventariseerd. Binnen de gemeente Doesburg bevinden zich geen Bevi-inrichtingen.

3.2.2 Overige inrichtingen

Inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit

Het vuurwerkbesluit (maart 2002) geeft een definitie van consumenten- en professioneel vuurwerk, bepaalt de veiligheidsafstanden die tussen vuurwerkbedrijven en de bebouwde omgeving moeten worden aangehouden en beschrijft de eisen die gesteld worden aan de opslag van vuurwerk. Met de Regeling nadere eisen aan vuurwerk uit 2004 is het Vuurwerkbesluit nader ingevuld. De Regeling is in oktober 2006 gewijzigd om het Vuurwerkbesluit beter uitvoerbaar en handhaafbaar te maken.

 

Binnen de gemeente Doesburg bevindt zich één inrichting waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is.

 

Inrichtingen van de drempelwaardenlijst

Tevens is er een lijst met categorieën van bedrijven aangewezen in de Leidraad Risico Inventarisatie (februari 2009) die in principe een externe veiligheidsrisico zouden kunnen veroorzaken. Deze staan in de zogenoemde ‘drempelwaardenlijst’. Voor elke categorie is een drempel opgenomen, bijvoorbeeld een minimale aanwezigheid van een hoeveelheid van een bepaalde gevaarlijke stof, die bepaalt of een bedrijf wel of niet risicovol is. De drempelwaardenlijst wordt gebruikt om te bepalen of een bedrijf opgenomen dient te worden in een landelijk register, het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS).

De gemeente Doesburg heeft de volgende inrichtingen uit de drempelwaardentabel op haar grondgebied:

  • 1 camping met een propaantank van 8 m3;

  • 1 openbaar zwembad met beperkte opslag van gevaarlijke stoffen;

  • 1 inrichting met 1000 m2 opslag van pallets.

3.2.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Transportassen

Voor transportassen heeft het Rijk specifiek op externe veiligheid gerichte wet- en regelgeving opgesteld. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS) richt zich op transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor. Voor wat betreft de risiconormering (inclusief de verantwoording van het groepsrisico) sluit de Circulaire aan bij het Bevi. De Circulaire wordt te zijner tijd omgezet in een Amvb transportroutes externe veiligheid (Btev), waarmee de risiconormering wettelijk zal zijn verankerd. Het concept Btev is op 4 december 2008 door de Minister van V&W aangeboden aan de Tweede Kamer.

 

Hieronder wordt kort de aanwezigheid van deze transportstromen in de gemeente Doesburg behandeld.

 

Vervoer over de weg

Binnen de gemeente Doesburg vindt sporadisch vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg plaats. De gemeente beschikt momenteel niet over een vastgestelde route voor het transport van gevaarlijke stoffen (routering).

 

Vervoer over het water

De rivier de IJssel stoomt door de gemeente Doesburg. Hierover vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

3.2.4 Buisleidingen

BEVB

Op 1 januari 2011 is het ‘besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB)’ in werking getreden. Het BEVB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt er door het rijk aan een landelijke structuurvisie buisleidingen gewerkt.

 

Binnen de gemeente Doesburg zijn enkele ondergronds aardgasleidingen aanwezig. Voor de exacte ligging wordt verwezen naar de kaart in bijlage 3.

 

3.3 Ruimtelijk ontwikkelingsperspectief

De Gelderse gemeente Doesburg is een Hanzestad die is gelegen langs de Gelderse IJssel en de Oude IJssel. De gemeente Doesburg heeft een oppervlakte van 1.289 ha en telt ongeveer 11.500 inwoners. Doesburg is een stedelijke plattelandsgemeente en heeft de ambitie zich in de toekomst in te zetten op recreatie en toerisme. De gemeente richt zich op de ontwikkeling van de ruimte ten behoeve van de lokale bevolking. Naast een beperkte nieuwbouw ligt hierbij het accent op de ontwikkeling van inbreidingslocaties.

 

Aan de noordzijde van de stad, parallel aan de N317 ligt het industrieterrein Verhuellweg. Langs de Gelderse IJssel ligt industrieterrein Havengebied met een IJzergieterij. Ten oosten van de wijk Beinum, naast de provinciale weg N338 liggen de bedrijventerreinen Beinum-Oost en Beinum-West. De gemeente stimuleert bedrijvigheid, maar biedt in principe geen ruimte aan bedrijven met een groot extern veiligheidsrisico.

 

Op basis van bovengenoemd ruimtelijke ontwikkelingsperspectief en de aard en ligging van de risicobronnen ambieert de gemeente één veiligheidsniveau voor de hele gemeente.

 

3.4 Huidige taakuitvoering externe veiligheid

In de gemeente Doesburg is het vraagstuk van externe veiligheid van zeer beperkte omvang. Er bevinden zich binnen de gemeente geen Bevi-inrichtingen en ook is er geen routering voor gevaarlijke stoffen. De gemeente Doesburg biedt ook geen vestigingsmogelijkheden voor nieuw te vestigen Bevi-inrichtingen en voor bedrijven voor de opslag van vuurwerk, tenzij het gaat om reeds bestaande Doesburgse bedrijven die hun activiteiten uitbreiden en/of wijzigen en daarmee onder het Bevi komen te vallen.\

Voorwaarde is echter wel dat de uitbreiding en/of wijziging moet zijn ingegeven door redenen van duurzaamheid en/of innovativiteit. Het is de bevoegdheid van het college om gemotiveerd vast te stellen of hieraan wordt voldaan.

 

Binnen het cluster Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling wordt voor advisering van ruimtelijke vraagstukken aandacht besteed aan externe veiligheid als dat voor het betreffende vraagstuk relevant is. Er zijn hiervoor geen standaarddocumenten voorhanden.

 

Bij milieuvergunningverlening is veiligheid een vast onderdeel in de toetsing van de aanvraag voor een milieuvergunning. Dit is vastgelegd in een standaarddocument voor het opstellen van een ontwerpbeschikking.

 

Voor inhoudelijke kennis over externe veiligheid schakelt de gemeente Doesburg de beleidsmedewerker Externe Veiligheid van de Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA) in.

4 BELEIDSUITSPRAKEN GEMEENTE DOESBURG

4.1 Inleiding

Eén van de kerntaken van de overheid is het bieden van een veilige leefomgeving voor haar burgers. De gemeente wil op de hoogte zijn van de risico’s en de effecten op haar grondgebied en voert op basis hiervan haar beleid. In die zin draagt de gemeente een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om deze verantwoordelijkheid in te vullen formuleert de gemeente deze beleidsvisie. Er bestaat een spanningsveld tussen ruimtelijke ontwikkeling en externe veiligheid (de veiligheid buiten het bedrijf of de activiteit). De beleidsvisie is het afwegingskader voor de benadering van externe veiligheidssituaties.

 

Ambities binnen wettelijke kaders

Als het gaat om het ambitieniveau voor externe veiligheid binnen de gemeente is door de wetgever een minimum-veiligheidsniveau gedefinieerd. Zo bestaat voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde en een richtwaarde waar aan moet worden getoetst. Voor groepsrisico bestaat een verantwoordingsplicht en de verplichting advies te vragen aan de regionale brandweer. Daarbij dient getoetst te worden aan een oriëntatiewaarde. Binnen deze kaders staat het de gemeente vrij om eigen ambities te formuleren. In onderstaand kader staan de twee aspecten waarbij de gemeente een eigen afweging kan maken, nog eens toegelicht.

 

Gemeentelijke beleidsvrijheden

 

Plaatsgebonden Risico (PR)

De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is een harde juridische grens en mag in geen geval overschreden worden. De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is een juridische norm waarvan slechts met goed gemotiveerde redenen mag worden afgeweken.

 

Groepsrisico (GR)

De verandering van het groepsrisico dient te worden verantwoord. Hierover dient een bestuurlijke afweging plaats te vinden. Dit is wettelijk verankerd. De oriëntatiewaarde kan door het bevoegd gezag als handvat worden gebruikt. De oriëntatiewaarde heeft niet de status van een grens- of richtwaarde, maar dient als een oriënterende toetsingswaarde.

 

De gemeente Doesburg conformeert zich aan haar wettelijke verplichtingen. Dit betekent dat invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting aangaande het groepsrisico en het plaatsgebonden risico. Zoals hiervoor is toegelicht heeft de gemeente beleidsvrijheid voor wat betreft de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico en de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Dit maakt het noodzakelijk om als gemeente eigen uitgangspunten vast te leggen in de beleidsvisie externe veiligheid.

 

4.2 Uitgangspunten

De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd om tot de beleidsuitspraken in dit hoofdstuk te komen:

  • De externe veiligheidsvisie moet zijn geworteld in de gemeentelijke gedachten over ruimtelijke ontwikkeling in het algemeen. Het ruimtelijke ontwikkelingsperspectief voor de gemeente Doesburg, te weten de gemeentelijke structuurvisie en de bestemmingsplannen, vormen de onderleggers voor deze beleidsvisie.

  • Behalve aan de wettelijke verplichtingen conformeert de gemeente Doesburg zich ook aan de wettelijke kaders voor het omgaan met de externe veiligheidsproblematiek; zij houdt rekening met circulaires en met de beleidsontwikkelingen rond het transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Dit houdt in dat rekening wordt gehouden met:

    • de wettelijke bepalingen voor (de omgeving van) risicobronnen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) t.a.v. het plaatsgebonden risico (PR) en de verantwoording van het groeprisico (GR);

    • de veiligheidsafstanden rond overige risicobronnen, zoals opgenomen in Algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) op grond van art. 8.40 van de Wet milieubeheer, waaronder ook het Activiteitenbesluit. Voorbeelden hiervan zijn de veiligheidsafstanden die gelden rond propaantanks en vuurwerkverkooppunten;

    • de bepalingen voor de omgeving van transportassen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen t.a.v. het PR en verantwoording van het GR. Daarnaast wordt rekening gehouden met de komende Amvb transportroutes externe veiligheid (Btev), die deze Circulaire vervangt en waarin onder meer eisen zijn opgenomen ten behoeve van het toekomstige Landelijke Basisnet;

    • de bepalingen in circulaires voor hogedruk aardgasleidingen (1984) en voor brandstofleidingen (1991) met aan te houden toetsings- en bebouwingsafstanden. Daarnaast wordt rekening gehouden met het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen.

  • Op basis van het gemeentelijk ruimtelijk ontwikkelingsperspectief en de aard en ligging van de risicobronnen ambieert de gemeente één veiligheidsniveau voor de hele gemeente (1 gebiedstype).

  • Externe veiligheid is geen geïsoleerd beleidsterrein. Bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid op andere terreinen (milieu, integrale veiligheid, ruimtelijke ordening) houdt de gemeente rekening met de uitgangspunten zoals verwoord in deze beleidsvisie. Dit betekent dat de beleidsvisie externe veiligheid een plek zal krijgen in onder meer de volgende gemeentelijke (toekomstige) plannen: Structuurvisie, handhavingprogramma milieu, milieuvergunningen, bestemmingsplannen.

 

4.3 Beleidsuitspraken

4.3.1 Generiek

De gemeente Doesburg streeft naar een verantwoord evenwicht tussen externe veiligheidsrisico’s en de behoefte aan de activiteiten die de risico’s veroorzaken.

Dit streven is gebaseerd op de overtuiging dat externe veiligheidsrisico’s een onderdeel zijn van het maatschappelijke verkeer. De gemeente kan daarbij niet op alle gevaarlijke activiteiten direct invloed uitoefenen.

 

Deze verantwoordelijkheid ligt ook bij de gebruiker of de eigenaar en bij de provinciale- en rijksoverheid. Dit laat onverlet dat de gemeente wel een verantwoordelijkheid heeft om externe veiligheidsrisico’s te minimaliseren en beheersbaar te maken. De gemeente wil een substantiële bijdrage leveren aan het bewaken van belangen en het realiseren van ambities door het formuleren en uitvoeren van gemeentelijk beleid.

 

Op basis van het risicobeeld en de gewenste (ruimtelijke) ontwikkelingen van de gemeente Doesburg (zie hoofdstuk 3) zijn de onderstaande generieke beleidsuitspraken op het gebied van externe veiligheid bepaald. Hieronder wordt eerst het beleid ten aanzien van bestaande situaties kort toegelicht. Vervolgens worden de uitgangspunten en de ambities voor nieuwe situaties behandeld. Eerst zijn generieke beleidsuitspraken gedaan, waarna in de volgende paragraaf deze specifiek worden uitgewerkt voor de onderscheiden gebiedstypen.

 

Bestaande situaties

In de huidige situatie zijn er geen gebieden, waarbij risicobronnen en woongebieden dusdanig dicht bij elkaar liggen, dat deze extra aandacht behoeven.

 

Nieuwe situaties

Onderstaande ambities gelden voor nieuwe situaties. Voor het onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties wordt uitgegaan van de definities uit de Handleiding Bevi en Circulaire rnvgs9 , met uitzondering van het oprichten van een nieuwe inrichting. Er is sprake van een nieuwe situatie indien een Wet milieubeheervergunning dient te worden aangevraagd waarbij externe veiligheid een rol speelt of wanneer een (bestemmingsplan)procedure in het kader van de Wet ruimtelijke ordening gevoerd wordt. Het betreft de bestemmingsplanprocedures conform de in artikel 5 van het Bevi benoemde artikelen.

 

Voor nieuwe situaties gelden de volgende generieke beleidsuitspraken. Deze zijn toepasbaar voor het gehele grondgebied van de gemeente Doesburg. In de volgende paragrafen zijn de uitspraken voor de belangrijkste aanwezige risicobronnen nader geconcretiseerd.

  • Risicobronnen en (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden zoveel mogelijk gescheiden.

  • Nieuwe Bevi-inrichtingen mogen slechts worden geïntroduceerd als het gaat om reeds in Doesburg gevestigde bedrijven die door wijziging en/of uitbreiding van hun activiteiten onder het Bevi komen te vallen. Voorwaarde is wel dat deze uitbreiding en/of wijziging van de activiteiten wordt ingegeven door redenen van duurzaamheid en/of innovativiteit. Het is de bevoegdheid van het college om gemotiveerd vast te stellen of hieraan wordt voldaan. De komst van inrichtingen met beperkte risicobelasting op de omgeving (zg. drempelwaardenlijstbedrijven) is onder voorwaarden mogelijk.

  • Aanleg of verbreding van transportassen (wegen, vaarwegen, spoorwegen) waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of van buisleidingen met gevaarlijke stoffen, door of nabij woonkernen is niet gewenst. In voorkomende gevallen waarin de gemeente niet het bevoegd gezag is, zal zij zich inspannen om de contouren van het plaatsgebonden risico zo dicht mogelijk bij de bron te houden. Daartoe treedt zij in overleg met de initiatiefnemer en eventueel het bevoegd gezag om dit standpunt uit te dragen.

  • Gemeentegrensoverschrijdende risicoveroorzakende activiteiten zoals vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor, weg en water en door buisleidingen worden in regionaal verband opgepakt. Daarbij wordt gezamenlijk opgetrokken om de risicoveroorzakers te beïnvloeden.

  • Bij het beoordelen van risicosituaties rondom risicoveroorzakende inrichtingen, transportassen en buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen worden het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken (wettelijke taken). Toch blijft altijd, als aan alle regelgeving wordt voldaan en alle voorgenomen maatregelen zijn genomen, een restrisico over. Dit restrisico wordt meegenomen in de bestuurlijke afweging over de omvang en de verandering van het groepsrisico. Bij het nemen van een Wro-besluit, Wm-besluit of Vervoersbesluit waarbij de verantwoording van het groepsrisico van toepassing is, accepteert de gemeente het restrisico.

  • Waar zich externe veiligheidsknelpunten voor (kunnen) doen, hebben maatregelen die de kans op een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verlagen, de voorkeur boven maatregelen die het effect daarvan beperken. De operationalisering van zowel kansreducerende als effectbeperkende maatregelen op grond waarvan het groepsrisico acceptabel wordt geacht, moet goed zijn geborgd.

  • De besluitvorming vindt op basis van bestaande regelgeving plaats. De gemeente houdt rekening met komende wet- en regelgeving. Dit houdt in dat de gemeente inzichtelijk maakt in welke mate de nieuwe (veranderde) regelgeving consequenties zal hebben voor het te nemen besluit. Het verkregen inzicht neemt zij mee in haar afweging om tot een besluit te komen

  • De gemeente hanteert het principe “de veroorzaker betaalt”. Dit betekent dat degene die de externe veiligheidssituatie verandert, ook betaalt en zorgt voor een veilige omgeving.

4.3.2 Drempelwaardenlijstbedrijven (niet zijnde Bevi-inrichtingen)

De hierna beschreven beleidsuitspraken gelden alleen voor de drempelwaardenlijstbedrijven die niet onder het Bevi vallen 10 .

 

Nieuwvestiging of uitbreiding van deze drempelwaardenlijstbedrijven is toegestaan, mits het gaat om gebiedseigen en functiegerelateerde activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn propaantanks of koelinstallaties in het landelijk gebied of een zwembad met beperkte opslag van gevaarlijke stoffen in woonkernen. Bij het bovenstaande dient aan eventueel geldende regelgeving, zoals veiligheidsafstanden, te worden voldaan.

4.3.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ingevolge het toekomstige Landelijk Basisnet 11 gaan veiligheidszones gelden voor een aantal belangrijke transportassen. Een veiligheidszone is een zone langs de weg waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Nieuwe beperkt-kwetsbare objecten zijn hier alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan. De veiligheidszone wordt gemeten vanaf het midden van de weg en begrensd door de PRmax. De PR-max is ook de grens van de gebruiksruimte voor vervoer. Het Landelijk Basisnet wordt wettelijk verankerd middels het komende Btev (zie ook par. 2.3). Voor de gemeente Doesburg gaat het hier alleen om de IJssel voor zover deze door de gemeente loopt. De gemeente houdt reeds rekening met dit nieuwe beleid door in voorkomende gevallen in haar besluitvorming te overwegen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze veiligheidszones toe te staan.

 

Voor de overige relevante transportassen, die niet tot het Landelijk Basisnet behoren geldt dat binnen een PR 10-6 contour nieuwe beperkt kwetsbare objecten in principe niet zijn toegestaan, tenzij hier gewichtige redenen voor zijn. Afwijkingen van de richtwaarde voor het PR moeten worden gemotiveerd. Van de grenswaarde wordt vanzelfsprekend niet afgeweken.

 

Voor alle relevante transportassen geldt dat met de oriëntatiewaarde wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving. Toename van het groepsrisico, waarbij eventueel de oriëntatiewaarde wordt overschreden, kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij wordt invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen in wet- en regelgeving.

 

Aanleg of verbreding van transportassen (wegen, vaarwegen en spoorwegen) waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, door of nabij woonkernen is niet gewenst.

In voorkomende gevallen waarin de gemeenten niet het bevoegd gezag is, trekt de gemeente in regionaal verband samen op met andere gemeenten om het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid in een vroeg stadium van de planvorming uit te dragen. Zij zal zich samen met eventuele andere betrokken gemeenten inspannen om de veiligheidsrisico’s (PR en GR) zo laag mogelijk te houden bij een tegelijkertijd zo optimaal mogelijke bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

 

De gemeente treedt hiertoe (samen met andere betrokken gemeenten) in overleg met de initiatiefnemer en eventueel het bevoegd gezag. Aanvullend daarop maakt de gemeente in relevante procedures gebruik van haar mogelijkheden om haar externe veiligheidsstandpunt uit te dragen.

4.3.4 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het ‘besluit externe veiligheid inrichtingen buisleidingen (BEVB)’ in werking getreden. Het BEVB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De gemeente neemt het BEVB in acht. Hiertoe wordt informatie ingewonnen bij de leidingbeheerder over de berekende risico’s, en een advies opgevraagd bij de Veiligheid Gezondheidsregio Gelderland Midden met betrekking tot veiligheidsbevorderende maatregelen. Dit houdt in dat binnen het invloedsgebied van de betreffende buisleiding de externe veiligheidsrisico’s in kaart moeten worden gebracht.

 

Aanleg of uitbreiding van buisleidingen met gevaarlijke stoffen door of nabij woongebieden is niet gewenst. In voorkomende gevallen trekt de gemeente in regionaal verband samen op met andere betrokken gemeenten uit de regio om de veiligheidsrisico’s (PR en GR) zo laag mogelijk te houden bij een tegelijkertijd zo optimaal mogelijke bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

 

4.4 Risicocommunicatie

Risicocommunicatie is vanaf oktober 2010 een wettelijke verplichting voor de veiligheidsregio conform Artikel 46, lid 2 van de Wet veiligheidsregio’s. Dit staat als volgt geformuleerd: Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat de bevolking informatie wordt verschaft:

 

  • -

    over de rampen en de crises die de regio kunnen treffen

  • -

    over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming en bestrijding of beheersing hiervan

  • -

    en over de daarbij te volgen gedragslijn.

In de toelichting van de “Wet veiligheidsregio’s Deel I - Hoe, wat en waarom?” staat nog aanvullend: “Communicatie dient een bijdrage te leveren aan de weerbaarheid en zelfredzaamheid van de bevolking. De risicocommunicatie dient te zijn gebaseerd op het risicoprofiel.

 

 

In deze regio heeft de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden de taak haar inwoners en belanghebbende organisaties vooraf te informeren over mogelijke rampen en ongevallen. Hiervoor is samen met de gemeenten een regionaal meerjarenbeleid- en uitvoeringsplan opgesteld: het meerjarenbeleidsplan risicocommunicatie regio Gelderland Midden 2009-2013 (“Samen voorbereid zijn op een ramp", ).

 

Met alle gemeenten in de regio is een keuze gemaakt voor structurele communicatiemiddelen die we gaan inzetten voor risicocommunicatie, deze zijn:

 

Website:

Op de website van VGGM is vanaf januari 2012 een aparte pagina over rampen. Op de gemeentelijke site een banner waarmee men op onze site terecht komt.

 

Filmpjes:

VGGM is bezig om voor een aantal risicothema’s filmpjes te maken gericht op bewustwording van de risico’s en de zelfredzaamheidstrategie.

 

Twitter:

Elke eerste maandag van de maand wordt sinds januari 2012 een risicocommunicatie twitterbericht door VGGM en alle gemeenten uitgezet.

 

Informatiekrant “Veilig Gevoel”

1x Per jaar verschijnt een risicokrant met daarin diverse onderwerpen op het gebied van veiligheid. Deze krant zal per post worden verspreid aan alle inwoners van Gelderland-Midden.

 

Advertenties huis aan huis bladen:

VGGM verzorgt de advertentie en de gemeenten zorgen voor de plaatsing.

 

Stadsgids/afvalwijzer:

Kernboodschap met verwijzing naar de website. VGGM verzorgt de tekst en de gemeenten zorgen voor de plaatsing.

 

Met subsidie uit het Gelders Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid (GUEV) worden algemene communicatiemiddelen ingezet. Financiering loopt tot en met 2014 en is alleen gericht op externe veiligheidsthema’s. VGGM neemt echter ook al structureel de andere thema’s uit het risicoprofiel mee in samenwerking met Politie, GHOR en GGD.

Voor de regionale risicocommunicatie campagne wordt een bijdrage verwacht van de gemeentelijke organisatie. Deze bijdrage valt buiten de totstandkoming van dit beleid.

 

5 VAN BELEID NAAR UITVOERING

5.1 Inleiding

De in dit externe veiligheidsbeleid geformuleerde beleidsuitspraken geven richting aan de wijze waarop de gemeente Doesburg invulling geeft aan de eigen EV-taken die uitgevoerd worden binnen diverse organisatieonderdelen. Dankzij het EV-beleid is sprake van een goed afgestemd kader, zodat de verschillende betrokken instanties niet bij ieder besluit een volledig nieuwe afweging en motivering dienen op te nemen. Tevens wordt met dit EV-beleid duidelijkheid gegeven aan burger, bedrijfsleven en medeoverheid. In de onderstaande paragrafen is uitgewerkt hoe uitspraken in deze visie door de gemeente worden geoperationaliseerd. Hierbij wordt ingegaan op de uitspraken met betrekking tot de verantwoording van het groepsrisico, de samenwerking met Veiligheid Gezondheidsregio Gelderland Midden en de afstemming met andere gemeenten uit de regio.

 

5.2 Verantwoordingsplicht groepsrisico

Het bevoegde gezag heeft een zekere beleidsvrijheid bij de invulling van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Paragraaf 4.3 geeft aan welke ambities de gemeente Doesburg hanteert bij de verantwoording van het groepsrisico. Een verhoging van het groepsrisico wordt niet zonder meer toegestaan. Bij besluitvorming wordt conform de wettelijk verplichte verantwoording groepsrisico met behulp van de uitspraken uit deze beleidsvisie afgewogen of het groepsrisico acceptabel is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (o.m. Ministerie van VROM).

 

5.2.1 Borging in werkprocessen

De gemeente komt tot goed gemotiveerde besluiten door te regelen dat alle basiskennis aanwezig is om EV-vraagstukken tijdig te signaleren, EV-taken uit te voeren én specialistische zaken door te verwijzen. In de complexe gemeentelijke organisatie zijn hier vaak meerdere afdelingen en derden bij betrokken, zoals de ODRA en Veiligheid Gezondheidsregio Gelderland Midden. Om zeker te zijn dat ook in deze complexe organisatorische situatie de afhandeling goed verloopt, is in ODRA verband afgesproken te werken met een vastgesteld ‘behandelprotocol’ met uniforme vaste werkwijzen en overdrachtafspraken. Een uniforme werkwijze binnen de regio komt de eenduidigheid (o.a. naar burgers en initiatiefnemers) en de kwaliteit van het verantwoordingsproces ten goede.

 

Het opstellen van het hierboven genoemde ‘behandelprotocol’ wordt gezamenlijk opgepakt door de ODRA en gemeenten (zie uitvoeringsprogramma in hoofdstuk 6). Bij het opstellen zal worden aangesloten bij relevante ontwikkelingen, zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, 6 november 2008; treedt 1 oktober 2010 in werking).

5.2.2 Borging van maatregelen

Bij het bepalen of een groepsrisico acceptabel is wordt door de gemeente meegewogen of de kans op of het effect van een ongeval kan worden gereduceerd. In het besluit worden bijvoorbeeld maatregelen voorgeschreven die bij de bron kunnen worden genomen om de kans op een ernstig ongeval te beperken. Of er wordt rekening gehouden met voorzieningen die de effecten van een calamiteit voor de omgeving kunnen verminderen. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de operationalisering van de maatregelen en voorzieningen op grond waarvan het groepsrisico acceptabel wordt geacht goed moet zijn geborgd. De gemeente geeft op de volgende wijze invulling aan deze borging:

  • 1.

    In de bij een bestuurlijk besluit behorende voorschriften worden eisen opgenomen waarmee het realiseren van de maatregelen en voorzieningen kan worden afgedwongen.

  • 2.

    Indien blijkt dat realisatie niet kan worden afgedwongen binnen het besluit zal bij de verantwoording GR geen rekening worden gehouden met de betreffende maatregelen en voorzieningen.

  • 3.

    Van hetgeen genoemd bij punt 2 kan worden afgeweken als het College van B&W besluit om gebruik te maken van hun mogelijkheid om als bevoegd gezag de uitvoering van de maatregelen en voorzieningen te borgen met een ander daartoe geschikt besluit.

 

5.3 Samenwerking met Veiligheid Gezondheidsregio Gelderland Midden

Het bestrijden van incidenten en zware ongevallen met gevaarlijke stoffen vergt grote inspanning en is niet altijd mogelijk. Om hier verbetering in aan te brengen wordt ingezet (bij nieuwe ontwikkelingen) op het verbeteren van de bestrijdbaarheid door risicoveroorzakers zelf en het verbeteren van de zelfredzaamheid van de risico-ontvangers. De hulpverlening door de overheid dient zich voor te bereiden op het beheersen van de restrisico's. Een goede samenwerking tussen betrokken organisaties is hierbij een pré. Voor een optimale samenwerking met Veiligheid Gezondheidsregio Gelderland Midden worden de volgende richtinggevende afspraken gemaakt. Deze worden nader uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma.

 

  • 1.

    Opstellen van werkproces adviestraject bij invulling van verantwoordingsplicht groepsrisico (artikel 12 en 13 Bevi en paragraaf 4.3 van de C-Rnvgs 13 ). Hierin wordt per Wro-procedure, Wm-procedure en per vervoersbesluit onder meer vastgelegd op welk moment VGGM wordt benaderd, wie de contactpersoon is, welke informatie moet worden overlegd, wat men van VGGM kan verwachten en wat VGGM van de gemeente verwacht. Het opstellen van het werkproces wordt gekoppeld aan het opstellen van het behandelprotocol voor de invulling van de verantwoordingsplicht groepsrisico (paragraaf 5.2.1).

 

5.4 Regionale afstemming bij vervoer van gevaarlijke stoffen

Het betreft hier zowel het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen of spoorwegen of door buisleidingen. In hoofdstuk 4 heeft de gemeente haar ambities ten aanzien van deze risicobron uiteengezet. Samengevat komt de regionale afstemming op het volgende neer:

  • Regionaal wordt uitgegaan van dezelfde brongegevens (transportintensiteiten gevaarlijke stoffen), aangeleverd door de ODRA.

  • gemeentegrensoverschrijdende risico’s worden meegenomen in de afweging.

  • Bij aanleg of uitbreiding van transportassen of buisleidingen spannen betrokken gemeenten zich in om de veiligheidsrisico’s (PR en GR) zo laag mogelijk te houden bij een tegelijkertijd zo optimaal mogelijke bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De gezamenlijke aanpak wordt ook nagestreefd in geval van intensivering van transportintensiteiten.

  • De gemeente treedt hiertoe (samen met andere betrokken gemeenten) in overleg met het bevoegd gezag van het initiatief en de exploitant van de risicobron om het gemeentelijk standpunt uit te dragen.

Bovenop de hiervoor genoemde ambities voor regionale afstemming is in ODRA - verband het nut en de noodzaak van een regionaal routeringsnetwerk onderzocht. De wens om dit te onderzoeken volgt uit de ontwikkelingen rondom het toekomstige landelijke Basisnet Weg. Routering schept namelijk duidelijkheid voor de ruimtelijke ordening. Binnen vrijwel alle ODRA -gemeenten bevinden zich transportassen waarover structureel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Inzicht in de aard en frequentie van deze vervoersstromen van gevaarlijke stoffen in samenhang met ruimtelijke ontwikkelingen en bevolkingsdichtheden is van belang om toekomstige externe veiligheidsknelpunten te voorkomen. Een routeringsstelsel zorgt dat dit inzicht er is, zodat hiermee rekening gehouden kan worden en de gemeente kan anticiperen op de (aankomende) normstellingen hiervoor.

 

In regionaal verband wordt tevens gekeken naar de gevolgen voor de regio van het toekomstige Landelijk Basisnet (weg, water, spoor) en het komende Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

6 UITVOERING

 

Op het gebied van externe veiligheid heeft de gemeente de afgelopen jaren reeds een aantal acties uitgevoerd. Ondermeer is al invulling gegeven aan een risico-inventarisatie (RRGS) en heeft de gemeente een externe veiligheidskaart opgesteld. Tevens zijn alle milieuvergunningen van risicobedrijven geactualiseerd en wordt gewerkt aan de actualisatie van bestemmingsplannen. Tot slot zijn uitgangspunten en ambities opgesteld en samengebracht in deze beleidsvisie externe veiligheid.

 

De in deze beleidsvisie geformuleerde uitgangspunten en ambities kunnen alleen gerealiseerd worden als daarvoor de juiste maatregelen genomen worden en het juiste instrumentarium aanwezig is. Dit hoofdstuk zet in hoofdzaken uiteen op welke wijze de uitgangspunten en ambities van de gemeente worden omgezet in acties.

 

Binnen de diverse taakgebieden van de landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke overheden dienen continu afwegingen te worden gemaakt tussen veiligheid, haalbaarheid en kosten. Hierbij gaat het onder meer om taken op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer, milieu en rampenbestrijding. De gemeente zal het gewenste externe veiligheidsniveau realiseren door het (laten) uitvoeren van:

  • Incidentele taken

  • Onder incidentele taken worden die taken verstaan die erop zijn gericht om nieuw beleid te implementeren en/of om achterstanden bij de implementatie van bestaand beleid in te halen.

  • Structurele taken

  • Structurele taken zijn taken die permanent deel uitmaken van het gemeentelijke takenpakket en waarvan de uitvoering frequent aan de orde is. Deze taken worden hetzij specifiek verricht of zijn onderdeel van andere gemeentelijke activiteiten.

Deze incidentele en structurele taken spelen zich af rond de volgende drie thema’s:

  • Signaleren en inventariseren van risico’s

  • De gemeente heeft en houdt inzicht in de huidige en toekomstige externe veiligheidsrisico’s.

  • Oplossen van knelpunten / scheppen van randvoorwaarden

  • Het beeld van externe veiligheidsrisico’s kan aanleiding geven tot het wegnemen van knelpunten en het scheppen van randvoorwaarden om knelpunten te voorkomen.

  • Inbedden van het externeveiligheidsbeleid in gemeentelijke producten

  • Gerealiseerde randvoorwaarden (o.a. organisatorisch, technisch, financieel, juridisch) staan garant voor structureel werken met uitgangspunten en ambities van het externeveiligheidsbeleid.

 

Het overzicht van taken die incidenteel dan wel structureel door de gemeente moeten worden uitgevoerd wordt weergegeven in het uitvoeringsprogramma. In de tabel van bijlage 4 is opgenomen wat jaarlijks de te verwachten benodigde capaciteit is (2011 t/m 2014). De inhoud van deze taken is beschreven in de volgende paragrafen.

 

6.1 Incidentele taken

De volgende incidentele gemeentelijke taken kunnen worden onderscheiden:

 

Opstellen van gemeentelijk externeveiligheidsbeleid

Het gemeentelijke externeveiligheidsbeleid bestaat uit een beleidsvisie met een daaraan gekoppeld uitvoeringsprogramma. In de beleidsvisie wordt de omgang door de gemeente met de externe veiligheidsproblematiek verwoord. Componenten zijn een ruimtelijk kaartbeeld met risicobronnen (externe veiligheidskaart), beleidsuitspraken over de mate van risico’s die de gemeente (niet) wil lopen en uitspraken over de wijze waarop de gemeente (al dan niet in samenwerking met andere partijen) de risicosituatie in de gemeente wil beheersen (wijze van handhaving, toestand repressie-apparaat, gemeentelijke organisatie, etc.). Het beleid dient uiteindelijk door de gemeenteraad te worden vastgesteld.

 

Presentatie externeveiligheidsbeleid

Beleid kan alleen worden gedragen en uitgevoerd als alle interne en externe betrokkenen zijn geïnformeerd over aanleiding en inhoud (uitgangspunten, ambities, uitvoering). Uitvoering houdt onder meer in de presentatie van de beleidsvisie externe veiligheid aan de gemeenteraad.

 

Opstellen en implementeren van werkprocessen ten behoeve van gemeentelijke EV-taken

  • 1.

    Het actueel houden Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) en risicokaart

  • Het Register Risicosituaties gevaarlijke stoffen registreert situaties van objecten, transportroutes en buisleidingen die vanwege de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen risicovol zijn. In het RRGS is een database opgenomen met kwetsbare objecten, opgesteld met de definities voor kwetsbaar object op basis van het ISOR (Informatie Systeem Overige Ramptypen). Het actueel houden betreft een wettelijke taak. De landelijke database van het register wordt beheerd door het RIVM te Bilthoven. Het register vormt onder andere de basis voor de via internet toegankelijke openbare risicokaart van de provincie Gelderland. De gegevens over de bedrijven die in het register als risicovol worden aangemerkt, worden door de gemeente als zijnde bevoegd gezag in het register ingevoerd. Het actueel houden van het RRGS en de risicokaart wordt uitbesteed aan de ODRA. Deze structurele taak moet worden geborgd.

  • 2.

    Het toepassen van het externeveiligheidsbeleid in RO-procedures.

  • Het toetsen aan uitgangspunten en beleidsuitspraken van het externeveiligheidsbeleid in geval van o.a. ontheffingen, bestemmingsplannen, bouwvergunningen is onderdeel van de reguliere taken. Dit toetsen moet worden geborgd onder meer door het opstellen en implementeren van werkprocessen,

  • 2.

    Het toepassen van het externeveiligheidsbeleid in milieuvergunningen

  • Het toetsen aan uitgangspunten en beleidsuitspraken van het externeveiligheidsbeleid in geval van o.a. oprichtings-, verander- en revisievergunningen is onderdeel van het reguliere takenpakket. Dit toetsen moet worden geborgd onder meer door het opstellen en implementeren van werkprocessen,

Opstellen behandelprotocol verantwoording groepsrisico

Voor de uitvoering van de verantwoording van het groepsrisico wordt de Handreiking Verantwoordingsplicht groepsrisico gehanteerd (o.m. Ministerie van VROM). In deze Handreiking wordt vooralsnog alleen ingegaan op de verantwoordingsplicht, zoals beschreven in het Bevi (artikel 12 en 13), maar de overeenkomsten met de verantwoordingsplicht zoals wordt opgenomen in de toekomstige Btev en Bevb zijn legio. Om er zeker van te zijn dat de afhandeling goed verloopt, is in ODRA-verband afgesproken te werken met een vastgesteld ‘behandelprotocol’ met vaste,uniforme werkwijzen en overdrachtafspraken. Een uniforme werkwijze binnen de regio komt de eenduidigheid (onder meer richting burgers en initiatiefnemers) en de kwaliteit van het verantwoordingsproces ten goede. Het initiatief voor het opstellen van het behandelprotocol zal door de ODRA worden genomen in samenwerking met deelnemende gemeenten.

 

Opstellen werkproces advisering Veiligheid Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM):

Bij vaststelling van bestemmingsplannen en milieuvergunningen waarbij transportassen en/of buisleidingen met gevaarlijke stoffen aan de orde zijn, wordt, wettelijk verplicht 13 , advies ingewonnen van VGGM. Deze brengt advies uit over de aspecten zelfredzaamheid van mensen, de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de bestrijdbaarheid van een ongeval met gevaarlijke stoffen. In het werkproces wordt per Wro-procedure, Wm-procedure en per vervoersbesluit onder meer vastgelegd op welk moment VGGM wordt benaderd, wie de contactpersoon is, welke informatie moet worden overlegd, wat men van VGGM kan verwachten en wat VGGM van de gemeente verwacht. Het opstellen van dit werkproces wordt gekoppeld aan het opstellen van het hierboven beschreven behandelprotocol voor de invulling van de verantwoordingsplicht groepsrisico.

 

Borging van maatregelen

In een bestuurlijk besluit kunnen maatregelen worden voorgeschreven die de kans op een ernstig ongeval beperken of de effecten ervan voor de omgeving verminderen. De operationalisering van dergelijke maatregelen op grond waarvan het groepsrisico acceptabel wordt geacht moet zijn geborgd. In hoofdstuk 5 is aangegeven hoe de gemeente hieraan invulling wenst te geven. Deze werkwijze moet worden opgenomen op de besluitenlijst bij het voorstel richting het College in te stemmen met de beleidsvisie externe veiligheid.

 

Nut en noodzaak regionale routering

In ODRA -verband wordt onderzoek gedaan naar nut en noodzaak van het instellen van een regionaal routeringsnetwerk dat aansluit op het Landelijk Basisnet.

Een regionaal routeringsnetwerk heeft als voordeel dat er duidelijkheid is over de ruimte die wordt gereserveerd voor het transport van gevaarlijke stoffen. Dit biedt gemeenten tevens duidelijkheid ten aanzien van ruimtelijke plannen langs wegen waar straks geen gevaarlijke stoffen meer over worden getransporteerd en daardoor meer groeimogelijkheden. Een regionaal routeringsnetwerk brengt echter ook extra werklast met zich mee, vanwege de noodzakelijke systematiek van ontheffingen en vanwege de handhaving ervan. Het is nuttig om een dergelijk onderzoek in regionaal verband uit te voeren, omdat indien dit leidt tot het instellen van gemeentelijke routeringsnetwerken deze dan goed op elkaar zijn afgestemd.

 

Inzicht in gevolgen van de nieuwe regelgeving voor het Landelijk Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Op basis van de toekomstige regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt in ODRA -verband onderzocht of eventuele knel- en aandachtspunten ontstaan langs wegen, spoorwegen en vaarwegen binnen de ODRA -regio. Vervolgens kan, wederom in ODRA -verband, worden vastgesteld of een aanpassing van de beleidsuitspraken ten aanzien van transportassen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen nodig is.

 

Inzicht in gevolgen van de nieuwe regelgeving voor buisleidingen met gevaarlijke stoffen

Op basis van de toekomstige regelgeving voor buisleidingen wordt in regionaal verband onderzocht of eventuele knel- en aandachtspunten ontstaan langs buisleidingen binnen de ODRA -regio. Vervolgens kan, wederom in ODRA -verband, worden vastgesteld of een aanpassing van de beleidsuitspraken ten aanzien van buisleidingen met gevaarlijke stoffen nodig is.

 

Uitvoering risicocommunicatie

VGGM heeft het initiatief genomen om samen met de gemeenten een regionaal meerjarenbeleid- en uitvoeringsplan op te stellen om de wettelijke verplichting ten aanzien van risicocommunicatie gezamenlijk te concretiseren. In februari 2010 is een drie jaar durende campagne van start gegaan waarin inwoners worden geïnformeerd over welke risicobronnen er in hun leefomgeving zijn en wat de mogelijke gevolgen kunnen zijn bij calamiteiten. In principe nemen alle gemeenten binnen het werkgebied van VGGM deel aan de campagne, afhankelijk van de relevantie van het betreffende risico in de gemeente. In werkgroepen van circa 5 leden wordt steeds de campagne voorbereid en worden de middelen uitgewerkt..De verantwoording van deze personele inzet en middelen valt buiten dit uitvoeringsprogramma.

 

6.2 Structurele taken

De volgende structurele gemeentelijke taken kunnen worden onderscheiden:

 

Evalueren en aanpassen uitvoeringsprogramma

Het uitvoeringsprogramma wordt vierjaarlijks herzien. Dit om de voortgang inzichtelijk te maken en de gelden te verantwoorden. Elke vier jaar worden de doelstellingen beoordeeld op status en voortgang. Mede op basis daarvan wordt het uitvoeringsprogramma aangepast.

 

Check actualiteit Register Risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS/ISOR) en risicokaart

Het actueel houden van het RRGS, inclusief ISOR objecten, is een wettelijk verplichte taak voorkomend het Registratiebesluit externe veiligheid 14 . Met het actueel houden van het register wordt ook de openbare risicokaart van de provincie Gelderland geactualiseerd. Deze taken worden voor de gemeente Doesburg uitgevoerd door Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA). Om er zeker van te zijn dat deze EV taken goed zijn geborgd, is hier de taak opgenomen om de actualiteit van het RRGS en ISOR jaarlijks te checken

 

Communicatie over risico’s

Vanuit wettelijke voorschriften en beleidsambities wordt gecommuniceerd met burgers en bedrijven (eventueel alleen binnen het betreffende invloedsgebied) over de aanwezige risico’s, de getroffen maatregelen en de acties die van burgers en bedrijven worden verwacht bij een calamiteit (hoe worden ze gewaarschuwd, welke actie is nodig vluchten/ schuilen, welke vluchtweg moet worden genomen, etc). Met andere woorden: er wordt een handelingsperspectief geboden en de zelfredzaamheid wordt bevorderd. Zoals in paragraaf 6.2 is beschreven is door VGGM in samenwerking met alle gemeenten in hun werkgebied een campagne hiervoor gestart. Hieruit vloeien gemeentelijke taken voort. De verantwoording van deze personele inzet valt buiten dit uitvoeringsprogramma.

Bijlage 1 Gehanteerde begrippen en afkortingen

 

Gehanteerde begrippen en afkortingen

 

Aanvalsplan

Een aanvalsplan is bedoeld voor de brandweer. Daardoor zijn bij een brand of een ongeval direct de belangrijkste gegevens bij de hand. Een aanvalsplan geeft informatie over de plaats van gevaarlijke stoffen en installaties, over vluchtwegen en toegangen, over brandscheidingen, e.d. In aanvalsplannen wordt meestal gebruikgemaakt van plattegronden; soms kan worden volstaan met een eenvoudig kaartje (bereikbaarheidskaart). Op grond van de Arbowet moeten bepaalde bedrijven zelf ook over een bedrijfsnoodplan beschikken. In sommige gevallen zijn aanvalsplannen en bedrijfsnoodplannen niet voldoende en moet er volgens de wet Rampen en zware ongevallen, een rampbestrijdingsplan worden gemaakt.

 

Beheersbaarheid

De beheersbaarheid van een calamiteit of ramp wordt bepaald door de mogelijkheden van de hulpdiensten en andere betrokken instanties om hun hulpverlenende taken goed uit te voeren. Denk hierbij aan de bereikbaarheid van de locatie, opstelmogelijkheden, aanwezige bluswatervoorziening, de beschikbaarheid en inzetbaarheid van materieel en personele capaciteit.

 

Bestaande situaties

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van het BEVI:

  • geldende Wm-vergunning;

  • vastgesteld bestemmingsplan, projectbesluit of ontheffingsbesluit op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten is toegelaten;

  • aanwezige kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

(Zie ook nieuwe situaties)

 

Bevoegd gezag

Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving. In de regel is de gemeente of de provincie het bevoegd gezag, maar een waterschap of een ministerie kunnen ook bevoegd gezag zijn. Deze verantwoordelijkheid kan bestaan uit het afgeven van vergunningen, maar ook uit handhaving en het vaststellen van een bestemmingsplan. Dat is zorgen dat de regels worden nageleefd. Beheerders van (water)wegen, concessiehouders van buisleidingen en bedrijven zijn echter op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de veiligheid en het naleven van de regels.

 

BEVI

Het besluit legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf 1 april 2004 bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met externe veiligheid. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen.

 

BEVB

Op 1 januari 2011 is het ‘besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB)’ in werking getreden. Het BEVB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)’.

 

Bleve

Boiling liquid expanding vapour explosion.

Bijvoorbeeld de ontploffing van een tot vloeistof verdicht gas, zoals een LPG-tank.

 

Blootgestelde

Met blootgestelde worden de personen bedoeld, die zich op een plaats bevinden waar ze in aanraking (kunnen) komen met effecten van een ramp bij een risicobron.

 

Bronmaatregelen

Maatregelen bij de bron van risico’s, gericht op het wegnemen of terugdringen van de oorzaken van de gevaren.

 

BRZO-inrichting

In het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 1999) staan criteria die aangeven welke bedrijven een risico van zware ongevallen hebben. Dit hangt samen met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Voor deze bedrijven gelden strengere regels dan normaal. Er wordt binnen de groep BRZO-bedrijven nog onderscheid gemaakt tussen een zware en een lichtere categorie. De lichtere categorie wordt ook wel PBZO (preventiebeleid zware ongevallen)-bedrijven genoemd, omdat ze een preventiebeleid moeten hebben en een veiligheidsbeheersysteem (VBS). Voor bedrijven van de zware categorie geldt dit ook, maar deze moeten tevens een risicoanalyse uitvoeren en een veiligheidsrapport (VR) opstellen. Die bedrijven worden daarom ook wel VR(plichtige)-bedrijven genoemd.

 

BTEV

Eind 2008 is er een ambtelijke concept van het Besluit transportroutes externe veiligheid aangeboden aan de Tweede Kamer. Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend.

 

Circulaire RNVGS.

De circulaire beschrijft het rijksbeleid voor veiligheidsbelangen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Naar verwachting wordt deze Circulaire wettelijk verankerd middels een nog te verschijnen Besluit transportroutes externe veiligheid transport (BTEV).

 

Contour

Lijn op de kaart getrokken door punten met een gelijke waarde, bijvoorbeeld van het plaatsgebonden risico.

 

Effect

Effecten van een incident met gevaarlijke stoffen, deze zijn:

  • overdruk effecten (gevolg van een explosie);

  • warmtestralingeffecten (gevolg van een brand en/of explosie);

  • toxische effecten (gevolg van het vrijkomen van een toxische stof).

Effectgebied

Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De kans dat een ongeluk gebeurt, is in het effectgebied niet verrekend. Dat is het belangrijkste verschil met risicocontouren. De in het Bevi genoemde invloedsgebieden hebben dezelfde omvang als het effectgebied, tenzij in de uitvoeringsbesluiten het invloedsgebied voor een specifieke stof anders is gedefinieerd.

 

Effectmaatregelen

Een maatregel die erop gericht is de gevaren weg te nemen of terug te dringen aan de zijde van de blootgestelde.

 

Explosie

Een explosie of ontploffing geeft een korte maar krachtige drukgolf en een kortdurende, hevige warmtestraling. Dit zijn de belangrijkste veroorzakers van letsel bij mensen in de buurt van een explosie. Ook brokstukken als bijvoorbeeld glasscherven, die door de drukgolf rondvliegen, kunnen levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken. Explosies kunnen optreden bij:

  • brandbaar gas: bijvoorbeeld aardgas, propaan, butaan of LPG;

  • sommige vluchtige vloeistoffen;

  • patronen en andere munitie;

  • professioneel en consumentenvuurwerk;

  • sommige producten, zoals geconcentreerde kunstmest;

  • stof van bijvoorbeeld voedingsmiddelen, graan of hout.

fN-curve

Het groepsrisico wordt weergegeven als een curve in een grafiek met twee logaritmisch geschaalde assen, de zogenaamde fN-curve. Op de y-as wordt de cumulatieve frequentie f (per jaar) uitgezet en op de x-as het aantal te verwachten slachtoffers N. De curve geeft het verband tussen de omvang van de getroffen groep (N) en de kans (f) dat in één keer een groep van ten minste die omvang komt te overlijden

 

Gebruiksvergunning

De gemeente kan bedrijven en instellingen verplichten een gebruiksvergunning aan te vragen wanneer het voor de veiligheid van belang is extra regels te stellen aan het gebruik van hun gebouw. In een gebruiksvergunning kunnen eisen worden gesteld aan brandblusmiddelen, aan brandmeldinstallaties en andere veiligheidsvoorzieningen. Ook kan het gebruik worden beperkt tot een bepaald aantal mensen óf in opslagen tot een bepaalde hoeveelheid brandbaar materiaal. De gemeenten bepalen zelf welke soorten gebouwen gebruiksvergunningplichtig zijn. De hoogste prioriteit wordt daarbij gegeven aan gebouwen waarin niet-zelfredzame mensen verblijven of waarin grote groepen mensen aanwezig kunnen zijn.

 

Geprojecteerde (beperkt) kwetsbaar object / geprojecteerde risicobron

Nog niet aanwezig object c.q. niet aanwezige risicobron die op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is.

 

Gevaarlijke stoffen

Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Daarnaast kan het ook om afvalstoffen gaan.

 

Grenswaarde

Grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer. Van een grenswaarde mag niet worden afgeweken. Zowel in het Bevi als in de Circulaire RNVGS als in de toekomstige AMvB Buisleidingen is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico voor kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Dit houdt in dat er binnen de PR 10-6 contour zich geen kwetsbare objecten mogen bevinden.

 

Groepsrisico (GR)

Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Anders gezegd geeft het groepsrisico weer wat de kans is op het overlijden van een groep personen ten gevolge van een ongeval bij een risicolle activiteit (risicovol bedrijf, transportas of buisleiding) waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Voor het groepsrisico is geen grenswaarde vastgesteld, maar geldt een verantwoordingsplicht. Binnen deze verantwoordingsplicht moeten zowel kwalitatieve als kwantitatieve elementen worden beschouwd. Voor toetsing van de kwantitatieve elementen is een oriëntatiewaarde vastgelegd. Deze oriëntatiewaarde kan door het bevoegd gezag als handvat worden gebruikt, maar is geen harde norm.

 

Hulpdiensten

Brandweer, geneeskundige hulpverlening en politie.

 

Inrichting

Het woord inrichting komt onder andere uit de Wet milieubeheer. Het betreft bedrijven die vallen onder een AMvB ex. 8.40 van de Wet milieubeheer of inrichtingen waarvoor een milieubeheervergunning noodzakelijk is.

 

Invloedsgebied

Het gebied waarin volgens bij regeling van de minister vast te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bij bedrijven is het gebied tot aan de 1% letaliteitscontour, behalve voor LPG-tankstations, waar de grens van het invloedsgebied op de 100% letaliteitscontour is vastgesteld. Deze laatste is gelijk aan 150 meter.

 

Kans

De kans dat iemand overlijdt door een ongeval met die stoffen (als deze persoon tenminste een jaar lang permanent op die plaats zou verblijft). Zie verder bij plaatsgebonden risico en bij risicocontour

 

Kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object

In het Bevi zijn niet limitatieve definities opgenomen van de begrippen beperkt kwetsbaar en kwetsbaar object. Ter plaatse van kwetsbare objecten moet aan de grenswaarden van het Bevi worden voldaan. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld woningen, ziekenhuizen, grote kantoorgebouwen etc. Ter plaatse van beperkt kwetsbare objecten moet aan de richtwaarden van het Bevi worden voldaan. Beperkt kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld kleine kantoorgebouwen, verspreid staande woningen, etc.

 

1% letaliteitscontour

De 1%-letaliteitscontour geeft de afstand aan van de risicovolle inrichting of transportroute tot een punt waarbij een daar aanwezige persoon nog een kans van 1% heeft om te overlijden ten gevolge van een ongeval binnen die inrichting. NB: (niet-letale) effecten kunnen veel verder reiken dan de grens van het invloedsgebied.

 

Nieuwe situaties

Het betreft situaties ná inwerkingtreding van het Bevi (27 oktober 2004):

  • het veranderen van een bestaande inrichting waarvoor een milieuvergunning nodig is en waarbij de verandering nadelige gevolgen heeft voor het Plaatsgebonden Risico;

  • een bestemmingsplan dat wordt vastgesteld of herzien (inclusief de goedkeuring ervan);

  • een vast te stellen wijzigings-, uitwerkings- of ontheffingsbesluit en de in verband daarmee af te geven verklaring van geen bezwaar;

  • besluiten die betrekking hebben op vervangende nieuwbouw en opvulling van gaten binnen aaneengesloten bebouwing in bestaand stedelijk gebied.

(Zie ook bestaande situaties).

 

Ontruimingsplan

Een ontruimingsplan geeft aan hoe een ontruiming van een gebouw of een terrein moet plaatsvinden. De overheid eist in bepaalde gevallen een ontruimingsplan van bedrijven. Het gaat daarbij uiteraard om de veiligheid van groepen mensen die aanwezig kunnen zijn.

 

Oriëntatiewaarde

Betreft een toetsingswaarde die het karakter heeft van een oriënterende waarde. Het betreft één van de criteria die betrokken moet worden bij het geven van invulling aan de verantwoordingsplicht. Een oriëntatiewaarde heeft in tegenstelling tot een grens- en richtwaarde geen juridische status.

 

Personendichtheid

De dichtheid van het aantal personen in een gebied. De wijze van bepaling van deze dichtheid is vastgelegd bij ministeriële regeling.

 

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

 

Preparatie

Preparatie omvat al datgene dat moet worden voorbereid om incidenten te kunnen bestrijden. In de preparatieve fase zorgt men voor het onderhoud van brandkranen, de bereikbaarheid van wijken en objecten en het maken van aanvalsplannen, rampenbestrijdingsplannen of rampenplannen, waardoor men na het uitbreken van een calamiteit voorbereid is op de bestrijding daarvan.

 

Preventie

Het voorkómen van een incident waarbij gevaarlijke stoffen kunnen vrijkomen of uitbreiding van dat incident.

 

Pro-actie

Vroegtijdige betrokkenheid en invloed op ontwerpen op het gebied van ruimtelijke ordening, infrastructuur en milieu.

 

Ramp

Volgens de Wet rampen en zware ongevallen is een ramp of zwaar ongeval een gebeurtenis:

  • 1.

    waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad;

  • 2.

    waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.

Rampbestrijdingsplan

In een rampbestrijdingsplan legt een gemeente vast welke voorbereidingen zijn getroffen voor de bestrijding van een specifieke ramp of een specifieke soort ramp. De gemeente moet een beleid hebben waarin is bepaald voor welke overige gevallen een rampbestrijdingsplan wordt gemaakt. Het gaat erom dat er een rampbestrijdingsplan komt voor rampen en zware ongevallen waarvan de plaats, de aard en de gevolgen voorzienbaar zijn.

Voor sommige risicosituaties is een rampbestrijdingsplan direct wettelijk verplicht. In een rampbestrijdingsplan moet de afstemming met aangrenzende gemeenten en aangrenzende gebieden in buurlanden zijn gewaarborgd.

 

Rampenplan

Elke gemeente moet een rampenplan hebben. Het rampenplan somt op wat er in een gemeente voor de rampenbestrijding in het algemeen geregeld moet zijn. Het is het 'masterplan' voor de gemeentelijke rampenbestrijding.

 

Register risicosituaties gevaarlijke stoffen

Het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beheerd door het RIVM en via internet op een risicokaart gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen.

 

Richtwaarde

Richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico. Van een richtwaarde mag slechts om gemotiveerde redenen worden afgeweken. Zowel in het Bevi als in de Circulaire RNVGS als in de komende Amvb Buisleidingen is de richtwaarde voor het Plaatsgebonden Risico voor kwetsbare objecten 10-6 per jaar. M.a.w. Binnen de PR 10-6 contour mogen alleen goed gemotiveerd beperkt kwetsbare objecten bevinden.

 

Risico

Het risico van gevaarlijke activiteiten wordt onderverdeeld in twee aspecten, namelijk in kansen en effecten:

  • kans: de berekende kans dat een bepaald ongeval of een ramp zich voordoet. Deze kans wordt gecombineerd met de kans dat er mensen door het ongeval overlijden. Op de risicokaart kunnen deze kansen soms in de vorm van risicocontouren worden weergegeven.

  • effect: wanneer er een ongeval of een ramp gebeurt, heeft dat in een bepaald gebied effecten. Op de risicokaart kan dit effectgebied aangegeven worden.

Risicobron

De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. In algemene zin gaat het om:

  • bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen;

  • routes en pijpleidingen waarover of -door gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Risicocontouren

Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men bijvoorbeeld vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner.

 

Risicokaart

Een risicokaart laat zien waar risicobronnen liggen. Het gaat daarbij om risicobronnen waardoor mensen direct letsel kunnen oplopen. Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen en andere relevante risico's, zoals overstromingen. In totaal kunnen de risico's van een dertiental verschillende ramptypen op kaart worden getoond. Maar er zijn ook risicokaarten waarop alleen risicosituaties met gevaarlijke stoffen staan.

 

Route gevaarlijke stoffen

Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties, zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. De gemeente kán vervolgens ook vrijstelling verlenen aan bedrijven als deze hiertoe een verzoek indienen.

 

Scenario

Als er een ernstig ongeval plaatsvindt, hangt de afloop vaak af van wisselende omstandigheden. Dus een ongeval kan volgens verschillende scenario’s verlopen. Bij het onderzoek naar de risico’s (PR en GR) worden daarom diverse scenario’s verwerkt. In de scenario’s wordt ook rekening gehouden met weersomstandigheden die van invloed kunnen zijn, bijvoorbeeld de wind.

 

Transportroute

Transport van gevaarlijke stoffen vindt vooral plaats over de weg, over het water, per spoor en door buisleidingen.

 

Veiligheidsrapport

De meest gevaarlijke bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 1999), moeten een veiligheidsrapport opstellen. In het veiligheidsrapport moet onder andere worden aangetoond dat:

  • een preventiebeleid en een veiligheidsbeheerssysteem zijn ingevoerd;

  • gevaren zijn geïdentificeerd en doeltreffende maatregelen zijn genomen;

  • de installatie en de bedrijfsvoering voldoende veilig en betrouwbaar zijn.

Verantwoordingsplicht voor het groepsrisico

Artikel 12 en 13 van het BEVI en paragraaf 4.3 van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen verplicht bevoegde gezagen om elke toename respectievelijk verandering in het groepsrisico te verantwoorden. Zie bij de begripsomschrijving van bedoeld besluit en circulaire voor nadere informatie.

 

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin de aanwezigen (bewoners, werkenden, bezoekers) zich op eigen kracht in veiligheid kunnen brengen. Voorbeelden van aspecten die de zelfredzaamheid beïnvloeden zijn:

  • preventieve voorlichting/communicatie in de richting van bewoners;

  • de planning van functies van gebouwen met gebruikers met een hoge dan wel een verminderde zelfredzaamheid;

  • infrastructurele voorzieningen om de gevarenzone te ontvluchten, vluchtrichtingen e.d.;

  • maatregelen voor het alarmeren en informeren van bewoners;

  • mogelijkheden om bouwwerken via maatregelen beter te beveiligen, zoals de ventilatie van af te sluiten ruimte (te controleren/reguleren), beter glas, nooduitgangen, etc.

Bijlage 2 Overzicht van belangrijke wet- en regelgeving

 

Overzicht van belangrijke wet- en regelgeving

 

Na de vuurwerkramp in Enschede (mei 2000) heeft de overheid haar veiligheidsbeleid bijgesteld. Het nationale milieubeleidsplan (NMP-4) dat na deze ramp is opgesteld, voorziet niet alleen in aanscherping en uitwerking van beleid voor inrichtingen, maar ook voor het transport van gevaarlijke stoffen. Doel hiervan is een betere handhaving te garanderen en zo mogelijk te voorzien in een wettelijke grondslag voor het omgaan met risico’s bij inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij het laatste gaat het om bronmaatregelen en het inrichten van Nederland.

 

Samenvattend zijn er een aantal wetten en regels van belang als uitgangspunt voor het opstellen van een externe veiligheidsvisie, deze worden in onderstaande tabel gepresenteerd.

 

Tabel B1.1Relevante wet- en regelgeving

 

Afk.

Naam

Inhoud/ relevantie

Wm

Wet milieubeheer

Op grond van deze wet verstrekt de bevoegde overheid een milieuvergunning aan bedrijven. Bevoegd gezag stelt eisen t.a.v. milieukwaliteit. Een van de milieukwaliteiten is externe veiligheid.

Voor de sanering van LPG-tankstations geldt een schadevergoeding, die is gebaseerd op artikel 15.20 van de Wet milieubeheer.

Wro

Wet ruimtelijke ordening

Hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden, is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze wet bepaalt de taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen. De Wro regelt o.a. de plaatsing van risicobronnen en risico-ontvangers ten opzichte van elkaar.

Wvgs

Wet vervoer gevaarlijke stoffen

Wet in het kader van internationale vervoersvoorschriften (ADR/ADNR/RID). WVGS is een integrale kaderwet voor de routering van gevaarlijke stoffen. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.

RNVGS

Nota Risico Normering

Vervoer Gevaarlijke Stoffen (1996)

In de nota is in algemene zin uiteengezet hoe de risicobenadering in de besluitvorming moet worden toegepast. Daarnaast bevat de nota een norm voor het plaatsgebonden risico en een oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.

Seveso I/II

EU-richtlijn

Richtlijn van de Europese Unie. De Seveso-richtlijn is genoemd naar het Italiaanse dorpje Seveso waar begin jaren '80 van de 20e eeuw een chemische fabriek op hol sloeg. Dat leidde tot een Europese richtlijn om zware ongevallen met gevaarlijke stoffen te voorkomen. De Seveso-II-richtlijn stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. Doelstelling is het voorkomen en beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen.

BRZO ‘99

Besluit Rampen en Zware Ongevallen

Met het inwerkingtreden van het BRZO 1999 heeft Nederland het grootste deel van de Seveso-II-richtlijn in Nationale wetgeving vastgelegd. Dit besluit heeft als doel mens en milieu te beschermen tegen ernstige ongevallen met gevaarlijke stoffen door dergelijke ongevallen zoveel mogelijk te voorkomen en bij ongevallen de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken.

WRZO

Wet Rampen en Zware ongevallen

Deze wet van januari 1985 regelt de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij de bestrijding van rampen. Het rijk heeft een groot deel van de taken van de rampenbestrijdingbij de gemeenten gelegd. Dit is geregeld in de Wrzo. In deze wet staat omschreven welke taken de gemeenten hebben, hoe zij zich moeten voorbereiden en hoe de bevelsstructuur is bij een ramp of een zwaar ongeval.

WKR

Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding

Deze wet van 1 juli 2004 scherpt de Brandweerwet 1985, de Wrzo, de Wet Geneeskundige hulpverlening bij rampen (WGHR) en de Wet ambulancevervoer aan. De WKR introduceert onder meer het regionaal beheersplan rampenbestrijding en een cyclisch traject van 4 jaar voor alle regionale planvorming inzake de voorbereiding van de rampenbestrijding, het toezicht daarop door de provincie en het rijk en de bestuurlijke rapportage daaromtrent.

BEVI

Besluit Externe Veiligheid inrichtingen

Het besluit legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf 1 april 2004 bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met externe veiligheid. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen.

REVI

Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen

Regeling met regels voor de afstanden en berekening van het plaatsgebonden- en groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

RRGS

Registratiebesluit risicosituaties gevaarlijke stoffen

In het Registratiebesluit worden overheden verplicht om risicosituaties met gevaarlijke stoffen te melden in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen. In het besluit wordt exact omschreven wat in het RRGS wordt opgenomen.

PGS

Publicatiereeks gevaarlijke stoffen (2005)

De publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS) vervangt de voormalige CPR-richtlijnen. Deze worden veel gebruikt bij vergunningverlening en algemene regels op grond van de Wet milieubeheer (8.40-AMvB's) en bij arbeids-, transport- en brandveiligheid

C-RNVGS

Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen (2004)

De circulaire beschrijft het rijksbeleid voor veiligheidsbelangen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Naar verwachting wordt deze Circulaire wettelijk verankerd middels een nog te verschijnen Besluit transportroutes externe veiligheid transport (BTEV).

-

Circulaire Zonering langs Hogedruk, Aardgas-Transportleidingen(1984)

Circulaire waarin VROM veiligheidsafstanden heeft vastgelegd voor transportleidingen waarin aardgas onder hoge druk wordt getransporteerd

-

Circulaire 'K1K2K3 brandbare vloeistoffen'(1991)

In deze circulaire zijn veiligheidsafstanden vastgelegd. K1-vloeistoffen zijn licht ontvlambaar (bijvoorbeeld benzine en spiritus). K2-vloeistoffen zijn ontvlambaar (bijvoorbeeld petroleum, terpentine en thinner). Onder K3-vloeistoffen vallen gas- en dieselolie.

Activiteitenbesluit

Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. In het Activiteitenbesluit zijn tien 8.40 AMvB's, het 'Besluit voorzieningen en installaties' en het 'Besluit opslaan in ondergrondse tanks' samengevoegd. Ook de algemene regels voor de metaal-elektrobranche, die nu nog onder de milieuvergunning valt, staan in dit besluit. Voor een aantal activiteiten zijn veiligheidsafstanden opgenomen, zoals voor propaantanks.

Concept AMvB Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Deze AMvB stelt regels aan risiconormering en -zonering langs buisleidingen, het opnemen van voorschriften in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen. In augustus 2009 is het ontwerp Besluit externe veiligheid buisleidingen gepubliceerd, met daarin ruimtelijke, technische en veiligheidsaspecten. Naar verwachting treedt deze AMvB in 2011 in werking. Met de in werking treding van deze AMvB komen de Circulaire 'K1K2K3 brandbare vloeistoffen'(1991) en de Circulaire ‘Zonering langs Hogedruk, Aardgas-Transportleidingen’(1984) te vervallen.

Concept AMvB Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (Btev)

Eind 2008 is er een ambtelijke concept van het Besluit transportroutes externe veiligheid aangeboden aan de Tweede Kamer. Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend.

 

Bijlage 3 Externe veiligheidskaart Doesburg

 

 

Bijlage 4 Gemeentelijke taakstelling Externe veiligheidsbeleid & uitvoeringsprogramma

 

Incidentele taken

 

Product

Wettelijk

Niet-wettelijk

Toelichting

Trekker (afdeling)

Overige betrokken afdeling(en)

Capaciteit (uren)

2014

2015

2016

2017

Incidentele taken

1 Actualiseren EV-beleid

x

Doorlopen procedure; oa. voorleggen gemeenteraad

SO

Brandweer BJZC

20

0

0

0

2 Presentatie EV-beleid (intern / extern)

x

EV-beleid bekend maken (inhoud, vorm, aanleiding)

SO

Brandweer, BJZC

5

0

0

0

3 Vastleggen EV taken actueel houden risico inventarisatie (RRGS/ISOR) en risicokaart

x

Vastleggen uitbesteding EV-taken aan ODRA mbt inventarisatie (geprojecteerde) risico's en (bep) kwetsb. objecten, en actueel houden RRGS/ISOR)

SO

Afgerond

0

0

0

4 Opstellen en aanpassen werkinstructies/ procedures

- Toepassen EV beleid bij RO procedures;

- Toepassen EV beleid bij milieuvergunningen

X

Vastleggen EV-taken en informatie uitwisseling

SO

Afgerond

0

0

0

5 Opstellen behandelprotocol verantwoording

x

Vastleggen van vaste uniforme werkwijze en overdrachtafspraken binnen de regio (regionaal project)

ODRA

Afgerond

pm

pm

pm

6 Opstellen werkproces advisering Veiligheid Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM)

x

Vastleggen van vaste uniforme werkwijze en informatieuitwisseling tussen gemeenten en VGGM ihkv VGR (regionaal project)

ODRA

VGGM

Afgerond

pm

pm

pm

7 Borging van maatregelen

x

Vastleggen werkwijze borging van maatregelen op grond waarvan in besluit GR acceptabel wordt geacht

BWM

Afgerond

pm

pm

pm

8 Actualiteit aanvalsplannen en bereikbaarheidskaart

x

Check op actualiteit en indien nodig aanpassen

pm

pm

pm

pm

9 Nut en noodzaak regionale routering

x

Regionaal onderzoek naar de doelmatigheid en efficiëntie van een regionaal routeringsnetwerk

ODRA

Afgerond

pm

pm

pm

10 Gevolgen nieuwe regelgeving Landelijk Basisnet

x

Regionaal onderzoek naar de (ruimtelijke) consequenties van de nieuwe regelgeving voor de regio

ODRA

pm

pm

pm

pm

11 Gevolgen nieuwe regelgeving buisleidingen

x

Idem ten aanzien van de nieuwe regelgeving rondom buisleidingen

ODRA

pm

pm

pm

pm

12 Uitvoering risicocommunicatie

x

Uitvoering 3-jarige campagne

VGGM

pm

pm

pm

pm

Totaal

pm

pm

pm

pm

 


1

Hierbij valt te denken aan transportassen of buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen alsmede aan inrichtingen waarvoor de gemeente niet het bevoegd gezag uitoefent.

2

Hieronder wordt in deze beleidsvisie verstaan externe veiligheidsrelevante inrichtingen, transportassen (weg, water en spoor) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en ondergrondse buisleidingen bestemd voor het transport van gevaarlijke stoffen.

3

In bijlage 1 is een verklarende woordenlijst opgenomen.

4

Staatsblad 2004, 250, Besluit van 27 mei 2004.

5

Staatscourant, 2004, 147, p. 16..

6

Concept AMvB Besluit transportroutes externe veiligheid, op 4 december 2008 aangeboden aan de Tweede Kamer.

7

Besluit externe veiligheid buisleidingen, besluit van 1 januari 2011.

8

Voor risicovolle transportassen (wegen, vaarwegen, spoorwegen en buisleidingen) is de oriëntatiewaarde een factor 10 hoger.

1

BRZO bedrijven zijn bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen.

Het BRZO stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. Dergelijke bedrijven dienen onder meer over een veiligheidsbeleid en een veiligheidsbeheerssysteem te beschikken.

9

Handleiding Besluit externe veiligheid inrichtingen en Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, Ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat (november 2006).

10

Voorbeelden van drempelwaardenlijstbedrijven (niet-Bevi bedrijven) zijn propaantanks > 3 m3 en < 13 m3, bedrijven met opslag van verpakte gevaarlijke stoffen > 2,5 ton en < 10 ton in een opslagruimte, maar ook zwembaden met opslag van natriumhypochloriet, zoutzuur en/of zwavelzuur.

11

Landelijk Basisnet: In de nieuwe Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen heeft de overheid het zogenaamde Landelijke Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Dit basisnet met daaraan gekoppeld gebruiksruimtes en veiligheidszones, moet de spanning verminderen tussen vervoersbelangen en ruimtelijke ordening. Het Basisnet beoogt een netwerk te zijn van bestaande spoor-, weg- en vaarwegverbindingen. De Nota is in januari 2006 in de Tweede Kamer behandeld, maar nog niet goedgekeurd.

13

Staatscourant, 2004, 147, p. 16..

13

Bij het van kracht worden van het Besluit externe veiligheid buisleidingen is het in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico eveneens voor buisleidingen wettelijk verplicht advies in te winnen bij de regionale brandweer.

14

Besluit van 28 november 2006, houdende regels met betrekking tot de registratie van gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen (Registratiebesluit externe veiligheid)