Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wierden

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Wierden 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWierden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Wierden 2023
CiteertitelVerordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Wierden 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 8, eerste lid, van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-05-2023wijziging

09-05-2023

gmb-2023-226680

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Wierden 2023

 

 

De raad van de gemeente Wierden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 maart 2023 nota nummer 23-13251; gelet op artikel 8a lid 1 onderdeel b Participatiewet en artikel 35 onderdeel d IOAW/IOAZ;

besluit vast te stellen de Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Wierden 2023

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, IOAW/IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen 1 jaar;

    • d.

      korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen 1 jaar;

    • e.

      mantelzorg: langdurige zorg aan hulpbehoevenden door personen waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg overstijgt en de zorg niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden.

 

Hoofdstuk 2 Beleid

 

Artikel 2. Verslag over beleid

  • 1.

    Het college zendt iedere 2 jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid.

  • 2.

    Het verslag, zoals bedoeld in lid 1, bevat het oordeel van de cliëntenraad.

 

 

Hoofdstuk 3 De tegenprestatie naar vermogen Artikel 3. Inhoud van een tegenprestatie

  • 1.

    Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden:

    • a.

      naar zijn aard niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;

    • b.

      niet zijn bedoeld als re-integratie instrument; en

    • c.

      niet leiden tot verdringing.

  • 2.

    Het maatschappelijk nut van de activiteiten, genoemd in lid 1, kan ook betrekking hebben op verhoging van het participeren in de samenleving of eigen ontwikkeling door het individu.

 

Artikel 4. Het opdragen van een tegenprestatie

  • 1.

    Het college kan een belanghebbende met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een tegenprestatie opdragen.

  • 2.

    Het college kan een belanghebbende met een korte afstand tot de arbeidsmarkt uitsluitend een tegenprestatie opdragen als bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.

  • 3.

    Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een belanghebbende;

    • b.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende moeten in aanmerking worden genomen;

    • c.

      de persoonlijke wensen en kwaliteiten van een belanghebbende moeten in overweging worden genomen;

    • d.

      als een belanghebbende al maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk verricht, moet daarmee rekening worden gehouden.

 

Artikel 5. Duur en omvang van een tegenprestatie

1. De tegenprestatie wordt opgedragen voor de maximale duur van 6 maanden per kalenderjaar.

2. De tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal 10 uren per week.

 

Artikel 6. Mantelzorg

Het college draagt geen tegenprestatie op als een belanghebbende mantelzorg verricht, voor zover het verrichten van mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is.

 

Artikel 7. Geen werkzaamheden voorhanden

  • 1.

    Het college draagt geen tegenprestatie op als geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

  • 2.

    Als het college geen tegenprestatie opdraagt omdat geen werkzaamheden voorhanden zijn, beoordeelt het college binnen 6 maanden of op dat moment wel werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

 

 

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

 

Artikel 8. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Wierden 2023”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van [DATUM OF een dag na publicatie] en onder gelijktijdige intrekking van de “Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Wierden 2015”.

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 9 mei 2023.

 

De raad voornoemd.

De griffier, De voorzitter,

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemene toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Wierden

 

Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, ook als die tegenprestatie niet direct samenhangt met arbeidsinschakeling. Een belanghebbende van 18 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is vanaf de dag van melding gehouden naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Dit is vastgelegd in artikel 9 lid 1 onderdeel c Pw, artikel 35 onderdeel d IOAW/IOAZ. De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

 

Geen tegenprestatie

Als daarvoor dringende redenen - zoals zorgtaken - aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie (artikel 9 lid 2 Pw, artikel 37a lid 1 IOAW/IOAZ). De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a lid 1 Pw, artikel 38 lid 1 IOAW/IOAZ (artikel 9 lid 7 Pw, artikel 37a lid 4 IOAW/IOAZ).

 

Afstemmen

Net als bij het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichting geldt voor het niet nakomen van de tegenprestatie dat de bijstand kan worden afgestemd overeenkomstig de gemeentelijke afstemmingsverordening.

 

Verordeningsplicht

De verordeningsplicht is neergelegd in artikel 8a lid 1 onderdeel b Pw, artikel 35 lid 1 onderdeel b IOAW\IOAZ. Het is aan de gemeente om de duur, omvang en inhoud van de tegenprestatie te regelen.

 

Ontwikkelen beleid door college

Het college ontwikkelt beleid ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening tegenprestatie. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet.

 

 

 

 

 

 

Artikelsgewijze toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Wierden

 

Artikel 1. Begrippen

Mantelzorg

Uit kamerstukken met betrekking tot het begrip 'mantelzorg' zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning volgt dat de vier belangrijkste kenmerken van mantelzorg zijn:

 

• er is een bestaande sociale relatie tussen de zorgvrager en de zorgverlener;

• mantelzorg wordt niet verricht in een georganiseerd verband;

• het verrichten van mantelzorg is veelal geen bewuste keuze;

• het verlenen van mantelzorg is nooit afdwingbaar.

 

Deze kenmerken zijn ontleend aan diverse kamerstukken zoals TK 2004-2005, 30 169, nr. 1 (Notitie "De mantelzorger in beeld") en TK 2005-2006, 30 131, nr. C.

 

Voor mantelzorg is vereist dat de verleende zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Voor de uitleg van wat onder gebruikelijke zorg kan worden aangesloten bij de definitie van gebruikelijke zorg in het protocol Gebruikelijke Zorg. Gebruikelijke zorg wordt in dat Protocol als volgt omschreven: de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

Artikel 3. Inhoud van een tegenprestatie

Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem wordt verwacht (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).

 

Additionele onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden

Het onderscheid tussen betaalde en onbetaalde werkzaamheden is afhankelijk van onder meer economische factoren en van keuzes die mede op basis daarvan door het bedrijfsleven en/of de overheid worden gemaakt (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 30).

 

Tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing

De tegenprestatie mag niet worden ingezet in het kader van de re-integratie. De tegenprestatie mag bovendien niet direct gericht zijn op toeleiding naar de arbeidsmarkt en is dan ook niet bedoeld als re- integratie instrument. Het betreffen werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Reguliere werkzaamheden kunnen daarom niet als tegenprestatie worden ingezet. De tegenprestatie mag het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren. Het uitgangspunt werk boven uitkering staat voorop. Dit volgt uit artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet en de parlementaire geschiedenis (zie TK 2010-2011, 32 815, nr. 3, p. 14).

 

Artikel 4. Het opdragen van een tegenprestatie

Het college heeft beleidsvrijheid om een tegenprestatie op te leggen. Het college bepaalt uiteindelijk of, en zo ja welke tegenprestatie wordt opgedragen. Tegen een besluit tot het opdragen van een tegenprestatie kan bezwaar en beroep worden aangetekend (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49).

 

Tegenprestatie opdragen aan personen met lange afstand tot arbeidsmarkt

De gemeenteraad kiest er in deze verordening voor te bepalen dat het college een tegenprestatie in beginsel uitsluitend kan opdragen aan een belanghebbende die een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Dit impliceert dat aan belanghebbenden die een korte afstand tot de arbeidsmarkt hebben geen tegenprestatie wordt opgedragen, tenzij sprake is van bijzondere. Zie artikel 1 van deze verordening voor de begrippen korte en grote afstand tot de arbeidsmarkt.

 

De gemeenteraad heeft hiervoor gekozen opdat personen met een korte zich volledig kunnen richten op de arbeidsplicht en de re-integratieplicht, zoals het naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgen. Bij personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt kan redelijkerwijs worden verwacht

 

dat hun inspanningen eerder zullen leiden tot uitstroom. Daarom wordt in beginsel aan personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt geen tegenprestatie opgedragen. De tegenprestatie mag namelijk het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren aangezien werk boven uitkering als uitgangspunt geldt. Aan personen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt kan het college wel een tegenprestatie opdragen.

 

Factor: tegenprestatie 'naar vermogen'

De term 'naar vermogen' heeft betrekking op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om deze werkzaamheden te verrichten. Immers, niet alle onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden kunnen worden opgedragen aan elke uitkeringsgerechtigde (TK 2013- 2014, 33 801, nr. 3, p. 30).

 

Factor: persoonlijke situatie en individuele omstandigheden belanghebbende

Bij het opdragen van de tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding en werkervaring (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171). Hierbij wordt rekening gehouden met het fysieke en psychische vermogen van een belanghebbende. Bij het opdragen van de tegenprestatie dient het college maatwerk te leveren.

 

Daarnaast wordt bij opdragen van een tegenprestatie rekening gehouden met praktische omstandigheden zoals reistijd, beschikbaarheid van kinderopvang en/of belanghebbende al maatschappelijke activiteiten verricht.

 

Factor: persoonlijke wensen en kwaliteiten belanghebbende

De regering vindt het belangrijk dat een belanghebbende invloed heeft op de keuze van de activiteiten (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 47). Belanghebbende kan zelf ideeën aandragen voor de als tegenprestatie te verrichten werkzaamheden. Het college kan in beleidsregels bepalen wanneer een belanghebbende zijn keuze voor het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteit kenbaar maakt aan het college. Het college beoordeelt de door belanghebbende zelf aangedragen ideeën en kan besluiten om het voorstel van belanghebbende over te nemen en die werkzaamheden in te zetten als tegenprestatie. Uiteraard moet die werkzaamheid voldoen aan het bepaalde bij of op grond van artikel 3 van deze verordening en moet die werkzaamheid beschikbaar zijn.

 

Het college is niet gehouden te voldoen aan de wensen van een belanghebbende, maar moet deze wel in de beoordeling meenemen. Draagt belanghebbende geen ideeën aan, dan legt het college belanghebbende een lijst met keuzemogelijkheden voor van maatschappelijk nuttige werkzaamheden die voorhanden zijn. Als belanghebbende geen voorkeur kenbaar maakt of er geen keuzemogelijkheid is, legt het college een werkzaamheid op. Het is namelijk aan het college, en niet aan een belanghebbende, een tegenprestatie op te dragen aan belanghebbende.

 

Factor: maatschappelijke activiteiten en vrijwilligerswerk door belanghebbende

Als een belanghebbende al een maatschappelijke activiteit verricht, kan het college in bepaalde gevallen besluiten deze maatschappelijke activiteit aan te merken als tegenprestatie. Ook kan de omstandigheid dat een belanghebbende maatschappelijke activiteit verricht, ertoe leiden dat hiermee rekening wordt gehouden bij het vaststellen van de tegenprestatie, met name de duur en de omvang van de tegenprestatie. Een voorbeeld van maatschappelijke activiteiten zijn: de zorg voor een ouder of

 

een gehandicapt kind. Het college beoordeelt de maatschappelijke activiteiten en houdt

daarbij rekening met de duur en omvang.

 

Dit geldt ook voor het verrichten van vrijwilligerswerk. Het college kan ook besluiten vrijwilligerswerk van tenminste vier uren per week aanmerken als tegenprestatie. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de minimale en maximale duur van de tegenprestatie zoals neergelegd in artikel 5 van deze verordening. Hierbij kan ook de aard van het vrijwilligerswerk een rol spelen. Omdat vrijwilligerswerk veelzijdig van aard is, is geen begripsomschrijving opgenomen.

 

Artikel 6. Mantelzorg

Artikel 6 van de verordening bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen als een belanghebbende mantelzorg verricht en het college het verrichten hiervan redelijkerwijze noodzakelijk vindt. De regering heeft deze mogelijkheid uitdrukkelijk benoemd in de nota van wijziging met betrekking tot de Wet maatregelen WWB (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Of sprake is van mantelzorg wordt getoetst aan de criteria van het begrip mantelzorg zoals neergelegd in artikel 1 van deze verordening. Verricht een belanghebbende mantelzorg in de zin van deze verordening en is het verrichten van mantelzorg volgens het college redelijkerwijs noodzakelijk, dan draagt het college een belanghebbende geen tegenprestatie op (artikel 6 van deze verordening).

 

Artikel 7. Geen werkzaamheden voorhanden

In deze verordening kiest de gemeenteraad ervoor dat als geen maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn binnen de eigen gemeentegrenzen, ook buiten de gemeentegrenzen gezocht kan worden naar maatschappelijk nuttige werkzaamheden.

 

Indien het college besluit geen tegenprestatie op te leggen omdat geen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn, wordt binnen drie maanden een heronderzoek uitgevoerd om te beoordelen of op dat moment wel maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn. Dit is geregeld in artikel 7, tweede lid, van deze verordening.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Vanaf die datum is in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie.

 

Artikel 9. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.