Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kollumerland en Nieuwkruisland

de Verordening Toeslagen en Kortingenbeleid WWB en WIJ

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKollumerland en Nieuwkruisland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingde Verordening Toeslagen en Kortingenbeleid WWB en WIJ
CiteertitelVerordening Toeslagen en Kortingenbeleid WWB en WIJ
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpsociale zaken

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Verordening Toeslagen en Kortingenbeleid WWB, vastgesteld op 17 januari 2007 (Achtkarspelen) en 14 december 2006 (Kollumerland c.a.), wordt gelijktijdig ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet Werk en Bijstand, art. 8, lid 1
  2. Wet Werk en Bijstand, art. 30
  3. Wet investeren in Jongeren, art. 12, lid 1
  4. Wet investering in Jongeren, art. 35

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2009nieuwe regeling

26-11-2009

Nieuwsblad van Noord-Oost Friesland, 15-12-2010

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

de Verordening Toeslagen en Kortingenbeleid WWB en WIJ

 

Gemeente Achtkarspelen en gemeente Kollumerland c.a.

de Raad van de gemeente Achtkarspelen;

en

de Raad van de gemeente Kollumerland c.a.;

gelet op het bepaalde in artikel 8, lid 1, sub c en artikel 30 van de Wet Werk en Bijstand en arttikel 12, lid 1, sub e en artikel 35 van de Wet Investeren in Jongeren,

overwegende dat moet worden vastgesteld voor welke categorieën de bijstandsnorm/inkomensvoorziening wordt verhoogd of verlaagd en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald;

besluiten

vast te stellen:

de Verordening Toeslagen en Kortingenbeleid WWB en WIJ

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de WWB: de Wet Werk en Bijstand;

  • b.

    de WIJ: de Wet Investeren in Jongeren;

  • c.

    de belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (Algemene Wet Bestuursrecht) en welke in deze verordening ook wordt aangeduid met “hij” of “hem”;

  • d.

    de alleenstaande in het kader van de berekening van de WWB-uitkering: de ongehuwde van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  • e.

    de alleenstaande in het kader van de berekening van de WIJ-inkomensvoorziening: de ongehuwde van 21 tot 27 jaar die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  • f.

    de alleenstaande ouder in het kader van de berekening van de WWB-uitkering: de ongehuwde van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) die de volledige zorg heeft voor één of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  • g.

    de alleenstaande ouder in het kader van de berekening van de WIJ-inkomensvoorziening: de ongehuwde van 21 tot 27 jaar die de volledige zorg heeft voor één of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  • h.

    de gehuwde in het kader van de berekening van de WWB-uitkering: een persoon van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) die gehuwd, of geregistreerd partner is en wiens partner eveneens 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) is;

    • -

      als gehuwde wordt mede aangemerkt de ongehuwde van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) die met een ongehuwde van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het een bloedverwant in de eerste graad betreft;

    • -

      als ongehuwde wordt mede aangemerkt degene van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) die duurzaam gescheiden leeft van de van degene waarmee hij gehuwd is;

    • -

      van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen van 21 jaar * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) of ouder hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding danwel anderszins;

    • -

      een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

    • -

      zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de uitvoering van de WWB of de WIJ als gehuwden zijn aangemerkt;

    • -

      uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de één door de ander;

    • -

      zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract;

    • -

      zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding bedoeld in het voorgaande.

    • -

      van duurzaam gescheiden leven is sprake als:

    • -

      het een door één of beide belanghebbenden gewilde verbreking van de echtelijke of daarmee gelijkgestelde samenleving betreft, en

    • -

      beide belanghebbenden afzonderlijk van elkaar een eigen leven leiden, als waren zij niet met elkaar gehuwd, en

    • -

      deze toestand door tenminste één belanghebbende als bestendig wordt gezien.

    (Indien bij aanvraag WWB door belanghebbende gedurende de periode 1-10-2009 tot 1-7-2010 de partner 21 tot 27 jaar is, dan valt deze partner onder artikel 28 WIJ en wordt de gehuwde of de daaraan gelijkgestelde behandeld als ware hij een alleenstaande en wordt diens WWB-uitkering berekend overeenkomstig de wijze genoemd in artikel 24 WWB)

  • i.

    de gehuwde in het kader van de berekening van de WIJ-inkomensvoorziening: een persoon van 21 tot 27 jaar die gehuwd, of geregistreerd partner is;

    • -

      als gehuwde wordt mede aangemerkt de ongehuwde van 21 tot 27 jaar die met een ongehuwde van 21 tot 27 jaar een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het een bloedverwant in de eerste graad betreft;

    • -

      als ongehuwde wordt mede aangemerkt degene van 21 tot 27 jaar die duurzaam gescheiden leeft van de van degene waarmee hij gehuwd is;

    • -

      van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen, waarvan één 21 tot 27 jaar is hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding danwel anderszins;

    • -

      een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

    • -

      zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de uitvoering van de WIJ of de WWB als gehuwden zijn aangemerkt;

    • -

      uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de één door de ander;

    • -

      zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract;

    • -

      zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding bedoeld in het voorgaande.

    • -

      van duurzaam gescheiden leven is sprake als:

    • -

      het een door één of beide belanghebbenden gewilde verbreking van de echtelijke of daarmee gelijkgestelde samenleving betreft, en

    • -

      beide belanghebbenden afzonderlijk van elkaar een eigen leven leiden, als waren zij niet met elkaar gehuwd, en

    • -

      deze toestand door tenminste één belanghebbende als bestendig wordt gezien.

    (Indien de partner 18 tot 21 óf 27 jaar en ouder is, wordt voor de gehuwde of de daaraan gelijkgestelde de WIJ-inkomensvoorziening berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 28 van de WIJ)

  • j.

    het kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind;

  • k.

    het ten laste komende kind: het kind, jonger dan 18 jaar, voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;

  • l.

    de woning: een besloten ruimte, die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden (Huisvestingswet);

    • -

      onder een woning wordt tevens verstaan een woonwagen en een woonschip;

  • m.

    de woonkosten:

    • a.

      indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende rekenhuur als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag;

    • b.

      indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten;

    • c.

      indien een woonwagen in huur danwel in eigendom wordt bewoond, de tot een bedrag per maand herleidde woonkosten; onder zakelijke lasten wordt verstaan:

      • -

        het eigenaarsdeel van de onroerend zaakbelasting.

      • -

        de waterschapslasten (excl. verontreinigingsheffing en ingezetenenheffing).

      • -

        een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor de kosten van groot onderhoud.

  • n.

    de hoofdbewoner: de persoon op wiens naam de woning staat en in die woning zijn hoofdverblijf heeft;

  • o.

    de inwonende: de persoon die zijn hoofdverblijf in een woning heeft waarvan hij niet de hoofdbewoner is;

  • p.

    het wettelijk minimumloon: het minimumloon per maand, genoemd in artikel 8, lid 1, sub a van de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag, verhoogd met de aanspraak op vakantietoeslag waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wet over dat minimumloon ten minste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting, premies volksverzekeringen en de vergoeding als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet.

  • q.

    de verzorgingsbehoevende: degene die, indien hij niet bij een andere persoon zou inwonen, volgens een advies van de GGD zou zijn aangewezen op beroepsmatige hulp in de vorm van verzorging in een verzorgings- of een verpleegtehuis;

  • r.

    de crisissituatie: een situatie van noodopvang bij een andere persoon of personen nadat men door omstandigheden niet meer beschikt over woonruimte, voor zolang deze situatie niet langer duurt dan twee maanden;

  • s.

    de kostganger: een persoon die aantoonbaar tegen betaling van een commerciële prijs kost en inwoning bij een andere persoon of personen heeft;

    • -

      onder een commerciële prijs wordt verstaan:

    een bedrag ter hoogte van minimaal 40% van het wettelijk minimumloon per maand.

  • t.

    de onderhuurder: een persoon die aantoonbaar tegen betaling van een commerciële prijs een deel van een woning van een persoon of personen huurt;

    • -

      onder een commerciële prijs wordt verstaan:

    een bedrag ter hoogte van minimaal 15% van het wettelijk minimumloon per maand.

  • u.

    de zwervende: een persoon die geen woning bewoont;

  • v.

    de woningkraker: een persoon die een woning bewoont waaraan geen woonkosten geacht worden te zijn verbonden, tenzij aantoonbaar het tegendeel blijkt;

  • w.

    inkomsten uit vakantiewerk: inkomsten uit arbeid van inwonende studerende kinderen die tijdens de vastgestelde schoolvakanties worden verworven;

    • -

      onder studerende kinderen worden in dit verband verstaan:

    kinderen die studerend zijn en na de vakantieonderbreking de studie weer voortzetten.

  • x.

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Achtkarspelen óf de gemeente Kollumerland c.a.

  • y.

    de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen óf de gemeente Kollumerland c.a.

* die géén WIJ-gerechtigde is

Hoofdstuk 2. Categorieën

Artikel 2 Categorieën

Voor belanghebbenden aan wie bijstand op grond van de WWB of inkomensvoorziening op grond van de WIJ kan worden verleend geldt een categorieaanduiding;

de categorieën worden aangeduid als:

  • a.

    alleenstaande;

  • b.

    alleenstaande ouder;

  • c.

    gehuwde.

Hoofdstuk 3. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm in het kader van de WWB

Artikel 3
  • 1.

    De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) of de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) hogere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2.

    Voor de gehuwde van 27 jaar en ouder die als gevolg van het feit dat de partner van 21 tot 27 jaar een inkomen uit de WIJ ontvangt, als alleenstaande of alleenstaande ouder moet worden aangemerkt, bestaat nimmer recht op een toeslag.

    • a.

      De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande van 22 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) en de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning géén ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft bepaald op het in artikel 25, lid 2 van de WWB genoemde maximumbedrag.

    • b.

      Het maximumbedrag van de toeslag wordt voor de alleenstaande van 21 jaar * bepaald op 10% van het wettelijk minimumloon (vervalt per 1 juli 2010).

    • c.

      De toeslag wordt voor de alleenstaande van 21 jaar en 22 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) en de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder), die hoofdbewoner is, eveneens in principe bepaald op het betreffende maximumbedrag indien in de woning hoofdverblijf heeft:

      • -

        een verzorgingsbehoevende;

      • -

        iemand die in verband met een crisissituatie wordt opgevangen, zolang deze opvang niet langer duurt dan maximaal twee maanden;

    • d.

      De toeslag wordt voor de alleenstaande van 22 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) en de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) eveneens in principe bepaald op het maximumbedrag indien men kostganger of onderhuurder is.

    • e.

      De toeslag wordt voor de alleenstaande van 22 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) en de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) eveneens voor de duur van maximaal twee maanden in principe bepaald op het maximumbedrag indien men vanwege een crisissituatie bij een ander wordt opgevangen.

    • a.

      De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande van 22 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) en de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning één ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft 10% van het wettelijk minimumloon.

    • b.

      De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande van 21 jaar * in wiens woning één ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft 5% van het wettelijk minimumloon (vervalt per 1 juli 2010).

    • c.

      Voor de alleenstaande van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) en de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning meer dan één ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft bestaat geen recht op een toeslag.

    • d.

      Voor de toepassing van de leden a, b en c van dit artikel worden twee met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving aangemerkt als één ander.

    • e.

      Voor de toepassing van de leden a, b en c van dit artikel geldt de lagere toeslag bij voorrang voor de inwonende.

    • f.

      Kosten kunnen worden gedeeld indien:

      • -

        een niet ten laste komend kind van 16 tot 18 jaar inkomsten heeft ter hoogte van tenminste de norm bedoeld in art 20 van de WWB (vervalt per 1 juli 2010), danwel art 26, sub a van de WIJ, vermeerderd met 20% van het wettelijk minimumloon.

      • -

        een inwonende of mede-hoofdbewoner van 18 tot 21 jaar inkomsten heeft ter hoogte van tenminste de norm bedoeld in art 20 van de WWB (vervalt per 1 juli 2010), danwel art 26, sub a van de WIJ, vermeerderd met 20% van het wettelijk minimumloon. Inkomsten uit vakantiewerk alsmede de inkomsten uit studiefinanciering van de eigen of stiefkinderen blijven hierbij buiten beschouwing.

      • -

        een inwonende of mede-hoofdbewoner van 21 jaar of ouder inkomsten heeft ter hoogte van tenminste 70% van het wettelijk minimumloon.Inkomsten uit vakantiewerk alsmede de inkomsten uit studiefinanciering van de eigen of stiefkinderen blijven hierbij buiten beschouwing.

      • -

        de inwonende twee met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving inkomsten hebben ter hoogte van tenminste 100% van het wettelijk minimumloon.

    • g.

      Inwonenden worden niet geacht onderling kosten te kunnen delen.

    • h.

      Inwonenden worden geacht ten allen tijde met de hoofdbewoner(s) kosten te kunnen delen, ongeacht de hoogte van de inkomsten van de hoofdbewoner(s).

* die géén WIJ-gerechtigde is

Hoofdstuk 4. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm

Artikel 4
  • 1.

    De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld indien de met elkaar gehuwden van 21 jaar of ouder of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

    • a.

      De bijstandsnorm wordt voor met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met of zonder hun ten laste komende kinderen in wiens woning géén ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft bepaald op het in art 21, sub c van de WWB genoemde normbedrag.

    • b.

      De bijstandsnorm wordt voor met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder), die hoofdbewoner zijn, met of zonder hun ten laste komende kinderen eveneens in principe bepaald op het in art 21, sub c van de WWB genoemde normbedrag indien in de woning hoofdverblijf heeft:

      • -

        een verzorgingsbehoevende;

      • -

        iemand die in verband met een crisissituatie wordt opgevangen, zolang deze opvang niet langer duurt dan maximaal twee maanden;

    • c.

      De bijstandsnorm wordt voor met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met of zonder hun ten laste komende kinderen eveneens in principe bepaald op het in art 21, sub c van de WWB genoemde normbedrag indien men kostganger of onderhuurder is.

    • d.

      De bijstandsnorm wordt voor met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met of zonder hun ten laste komende kinderen eveneens voor de duur van maximaal twee maanden in principe bepaald op het in art 21, sub c van de WWB genoemde normbedrag indien men vanwege een crisissituatie bij een ander wordt opgevangen.

    • a.

      De korting als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met of zonder hun ten laste komende kinderen in wiens woning één ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft 10% van het wettelijk minimumloon.

    • b.

      De korting als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met of zonder hun ten laste komende kinderen in wiens woning meer dan één ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft 20% van het wettelijk minimumloon.

    • c.

      Voor de toepassing van de leden a en b van dit artikel worden twee met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) aangemerkt als één ander.

    • d.

      Voor de toepassing van de leden a en b van dit artikel geldt de korting in eerste instantie voor de inwonende met elkaar gehuwden of partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met of zonder hun ten laste komende kinderen.

    • e.

      Kosten kunnen worden gedeeld indien:

      • -

        een niet ten laste komend kind van 16 tot 18 jaar inkomsten heeft ter hoogte van tenminste de norm bedoeld in art 20 van de WWB (vervalt per 1 juli 2010), danwel art 26, sub a van de WIJ, vermeerderd met 20% van het wettelijk minimumloon.

      • -

        een inwonende of mede-hoofdbewoner van 18 tot 21 jaar inkomsten heeft ter hoogte van tenminste de norm bedoeld in art 20 van de WWB (vervalt per 1 juli 2010), danwel art 26, sub a van de WIJ, vermeerderd met 20% van het wettelijk minimumloon. Inkomsten uit vakantiewerk alsmede de inkomsten uit studiefinanciering van de eigen of stiefkinderen blijven hierbij buiten beschouwing.

      • -

        een inwonende of mede-hoofdbewoner van 21 jaar of ouder inkomsten heeft ter hoogte van tenminste 70% van het wettelijk minimumloon. Inkomsten uit vakantiewerk alsmede de inkomsten uit studiefinanciering van de eigen of stiefkinderen blijven hierbij buiten beschouwing.

      • -

        de inwonende twee met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving inkomsten hebben ter hoogte van tenminste 100% van het wettelijk minimumloon.

    • f.

      Inwonenden worden niet geacht onderling kosten te kunnen delen.

    • g.

      Inwonenden worden geacht ten allen tijde met de hoofdbewoner(s) kosten te kunnen delen, ongeacht de hoogte van de inkomsten van de hoofdbewoner(s).

* die géén WIJ-gerechtigde is

Artikel 5
  • 1.

    De bijstandsnorm, vermeerderd met de van toepassing zijnde toeslag als bedoeld in artikel 3 voor een alleenstaande van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder)en de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met zijn ten laste komende kinderen wordt wegens het ontbreken van woonkosten verlaagd met 20% van het wettelijk minimumloon. Deze korting is eveneens van toepassing als een niet inwonende derde de woonkosten voor zijn rekening neemt.

  • 2.

    De bijstandsnorm voor met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 jaar en ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met of zonder hun ten laste komende kinderen wordt wegens het ontbreken van woonkosten verlaagd met 20% van het wettelijk minimumloon. Deze korting is eveneens van toepassing als een niet inwonende derde de woonkosten voor zijn rekening neemt.

* die géén WIJ-gerechtigde is

Artikel 6
  • 1.

    De bijstandsnorm, vermeerderd met de van toepassing zijnde toeslag als bedoeld in artikel 3 voor een alleenstaande van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder)en de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met zijn ten laste komende kinderen wordt wegens het houden van kostgangers of onderhuurders verlaagd met 15% van het wettelijk minimumloon per kostganger of onderhuurder.

  • 2.

    De bijstandsnorm voor met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 jaar en ouder * (per 1 juli 2010: 27 jaar of ouder) met of zonder hun ten laste komende kinderen wordt wegens het houden van kostgangers of onderhuurders verlaagd met 15% van het wettelijk minimumloon per kostganger of onderhuurder.

* die géén WIJ-gerechtigde is

Artikel 7

Indien voor de belanghebbende een combinatie van een toeslag op grond van artikel 3 en één of meer verlagingen op grond van artikel 5 en 6 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 25% van het wettelijk minimumloon ten opzichte van de toepasselijke bijstandsnorm ex artikel 21 van de WWB.

Hoofdstuk 5. Criteria voor het verhogen van de WIJ-norm

Artikel 8
  • 1.

    De WIJ-norm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de WIJ-norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

    • a.

      De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande van 22 tot 27 jaar en de alleenstaande ouder van 21 tot 27 jaar of ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning géén ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft bepaald op het in artikel 30, lid 2 van de WIJ genoemde maximumbedrag.

    • b.

      Het maximumbedrag van de toeslag wordt voor de alleenstaande van 21 jaar bepaald op 10% van het wettelijk minimumloon.

    • c.

      De toeslag wordt voor de alleenstaande van 21 jaar en 22 tot 27 jaar en de alleenstaande ouder van 21 tot 27 jaar, die hoofdbewoner is, eveneens in principe bepaald op het betreffende maximumbedrag indien in de woning hoofdverblijf heeft:

      • -

        een verzorgingsbehoevende;

      • -

        iemand die in verband met een crisissituatie wordt opgevangen, zolang deze opvang niet langer duurt dan maximaal twee maanden;

    • d.

      De toeslag wordt voor de alleenstaande van 22 tot 27 jaar en de alleenstaande ouder van 21 tot 27 jaar eveneens in principe bepaald op het maximumbedrag indien men kostganger of onderhuurder is.

    • e.

      De toeslag wordt voor de alleenstaande van 22 tot 27 jaar en de alleenstaande ouder van 21 tot 27 jaar eveneens voor de duur van maximaal twee maanden in principe bepaald op het maximumbedrag indien men vanwege een crisissituatie bij een ander wordt opgevangen.

    • a.

      De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande van 22 tot 27 jaar en de alleenstaande ouder van 21 tot 27 jaar met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning één ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft 10% van het wettelijk minimumloon.

    • b.

      De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande van 21 jaar in wiens woning één ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft 5% van het wettelijk minimumloon.

    • c.

      Voor de alleenstaande van 21 tot 27 jaar en de alleenstaande ouder van 21 tot 27 jaar met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning meer dan één ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft bestaat geen recht op een toeslag.

    • d.

      Voor de toepassing van de leden a, b en c van dit artikel worden twee met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving aangemerkt als één ander.

    • e.

      Voor de toepassing van de leden a, b en c van dit artikel geldt de lagere toeslag bij voorrang voor de inwonende.

    • f.

      Kosten kunnen worden gedeeld indien:

      • -

        een niet ten laste komend kind van 16 tot 18 jaar inkomsten heeft ter hoogte van tenminstede norm bedoeld in art 20 van de WWB (vervalt per 1 juli 2010), danwel art 26, sub a van de WIJ, vermeerderd met 20% van het wettelijk minimumloon.

      • -

        een inwonende of mede-hoofdbewoner van 18 tot 21 jaar inkomsten heeft ter hoogte van tenminste de norm bedoeld in art 20 van de WWB (vervalt per 1 juli 2010), danwel art 26, sub a van de WIJ, vermeerderd met 20% van het wettelijk minimumloon.

      • -

        een inwonende of mede-hoofdbewoner van 21 jaar of ouder inkomsten heeft ter hoogte van tenminste 70% van het wettelijk minimumloon.

      • -

        de inwonende twee met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving inkomsten hebben ter hoogte van tenminste 100% van het wettelijk minimumloon.

    • g.

      Inwonenden worden niet geacht onderling kosten te kunnen delen.

    • h.

      Inwonenden worden geacht ten allen tijde met de hoofdbewoner(s) kosten te kunnen delen, ongeacht de hoogte van de inkomsten van de hoofdbewoner(s).

Hoofdstuk 6. Criteria voor het verlagen van de WIJ-norm

Artikel 9
  • 1.

    De WIJ-norm als bedoeld in artikel 28 WIJ voor de gehuwde of de partner uit een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 tot 27 jaar met of zonder ten laste komende kinderen wordt lager vastgesteld indien de met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de WIJ-norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

    • a.

      De WIJ-norm wordt voor de gehuwde of de partner uit een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 tot 27 jaar met of zonder ten laste komende kinderen in wiens woning géén ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft bepaald op het in artikel 28 van de WIJ genoemde toepasselijke normbedrag.

    • b.

      De WIJ-norm wordt voor de gehuwde of de partner uit een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 tot 27 jaar, die hoofdbewoner is, met of zonder ten laste komende kinderen eveneens in principe bepaald op het in artikel 28 van de WIJ genoemde toepasselijke normbedrag indien in de woning hoofdverblijf heeft:

      • -

        een verzorgingsbehoevende;

      • -

        iemand die in verband met een crisissituatie wordt opgevangen, zolang deze opvang niet langer duurt dan maximaal twee maanden;

    • c.

      De WIJ-norm wordt voor de gehuwde of de partner uit een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 tot 27 jaar met of zonder ten laste komende kinderen eveneens in principe bepaald op het in artikel 28 van de WIJ genoemde toepasselijke normbedrag indien men kostganger of onderhuurder is.

    • d.

      De WIJ-norm wordt voor de gehuwde of de partner uit een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 tot 27 jaar met of zonder ten laste komende kinderen eveneens voor de duur van maximaal twee maanden in principe bepaald op het in artikel 28 van de WIJ genoemde toepasselijke normbedrag indien men vanwege een crisissituatie bij een ander wordt opgevangen.

    • a.

      De korting op de WIJ-norm als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de gehuwde of de partner uit een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 tot 27 jaar met of zonder ten laste komende kinderen in wiens woning één ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft 10% van het wettelijk minimumloon.

    • b.

      De korting op de WIJ-norm als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de gehuwde of de partner uit een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 tot 27 jaar met of zonder ten laste komende kinderen in wiens woning meer dan één ander, waarmee kosten kunnen worden gedeeld, zijn hoofdverblijf heeft 20% van het wettelijk minimumloon.

    • c.

      Voor de toepassing van de leden a en b van dit artikel worden twee met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving aangemerkt als één ander.

    • d.

      Voor de toepassing van de leden a en b van dit artikel geldt de korting in eerste instantie voor de inwonende met elkaar gehuwden of partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving met of zonder hun ten laste komende kinderen.

    • e.

      Kosten kunnen worden gedeeld indien:

      • -

        een niet ten laste komend kind van 16 tot 18 jaar inkomsten heeft ter hoogte van tenminste de norm bedoeld in art 20 van de WWB (vervalt per 1 juli 2010), danwel art 26, sub a van de WIJ, vermeerderd met 20% van het wettelijk minimumloon.

      • -

        een inwonende of mede-hoofdbewoner van 18 tot 21 jaar inkomsten heeft ter hoogte van tenminste de norm bedoeld in art 20 van de WWB (vervalt per 1 juli 2010), danwel art 26, sub a van de WIJ, vermeerderd met 20% van het wettelijk minimumloon. Inkomsten uit vakantiewerk alsmede de inkomsten uit studiefinanciering van de eigen of stiefkinderen blijven hierbij buiten beschouwing.

      • -

        een inwonende of mede-hoofdbewoner van 21 jaar of ouder inkomsten heeft ter hoogte van tenminste 70% van het wettelijk minimumloon. Inkomsten uit vakantiewerk alsmede de inkomsten uit studiefinanciering van de eigen of stiefkinderen blijven hierbij buiten beschouwing.

      • -

        de inwonende twee met elkaar gehuwden of de partners van een daarmee gelijkgestelde samenleving inkomsten hebben ter hoogte van tenminste 100% van het wettelijk minimumloon.

    • f.

      Inwonenden worden niet geacht onderling kosten te kunnen delen.

    • g.

      Inwonenden worden geacht ten allen tijde met de hoofdbewoner(s) kosten te kunnen delen, ongeacht de hoogte van de inkomsten van de hoofdbewoner(s).

Artikel 10
  • 1.

    De WIJ-norm, vermeerderd met de van toepassing zijnde toeslag als bedoeld in artikel 8 voor een alleenstaande van 21 tot 27 jaar en de alleenstaande ouder van 21 tot 27 jaar met zijn ten laste komende kinderen wordt wegens het ontbreken van woonkosten verlaagd met 20% van het wettelijk minimumloon. Deze korting is eveneens van toepassing als een niet inwonende derde de woonkosten voor zijn rekening neemt.

  • 2.

    De WIJ-norm voor de gehuwde of de partner uit een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 tot 27 jaar met of zonder ten laste komende kinderen wordt wegens het ontbreken van woonkosten verlaagd met 20% van het wettelijk minimumloon. Deze korting is eveneens van toepassing als een niet inwonende derde de woonkosten voor zijn rekening neemt.

Artikel 11
  • 1.

    De WIJ-norm, vermeerderd met de van toepassing zijnde toeslag als bedoeld in artikel 8 voor een alleenstaande van 21 tot 27 jaar en de alleenstaande ouder van 21 tot 27 jaar met zijn ten laste komende kinderen wordt wegens het houden van kostgangers of onderhuurders verlaagd met 15% van het wettelijk minimumloon per kostganger of onderhuurder.

  • 2.

    De WIJ-norm voor de gehuwde of de partner uit een daarmee gelijkgestelde samenleving van 21 tot 27 jaar met of zonder ten laste komende kinderen wordt wegens het houden van kostgangers of onderhuurders verlaagd met 15% van het wettelijk minimumloon per kostganger of onderhuurder.

Artikel 12

Indien voor de belanghebbende een combinatie van een toeslag op grond van artikel 8 en één of meer verlagingen op grond van artikel 9 en 10 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 25% van het wettelijk minimumloon ten opzichte van de toepasselijke WIJ-norm ex artikel 26, 27 of 28 van de WIJ.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 13

Verhoging of verlaging van de bijstandsnorm/WIJ-norm vindt plaats onverminderd het bepaalde in artikel 18, lid 1 WWB en artikel 41 van de WIJ.

Artikel 14
  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Toeslagen en Kortingenbeleid WWB en WIJ.

Artikel 16
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009.

  • 2.

    De Verordening Toeslagen en Kortingenbeleid WWB, vastgesteld op 17 januari 2007 (Achtkarspelen) en 14 december 2006 (Kollumerland c.a.), wordt gelijktijdig ingetrokken.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Achtkarspelen op en de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Kollumerland c.a. op 26 november 2009.

De Raden voornoemd,

de Raadsgriffier, de Voorzitter,

mr. R. van der Heide, Tj. van der Zwan

de Raadsgriffier, de Voorzitter,

mw. A. Ynema, B. Bilker