Hoofdstuk 2 Openbare orde, leefbaarheid en veiligheid
Afdeling 1 Voorkomen of bestrijding van ongeregeldheden en ordeverstoring
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, te vechten, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Degene die op een openbare plaats:
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- 3.
Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
- 4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
- 5.
Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2:2 Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
(Vervallen)
Afdeling 2 Betoging
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen en samenkomsten op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 96 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
- 2.
De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- 3.
Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
- 4.
Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 1v 2.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving geacht te zijn gedaan op de eerstvolgende werkdag om 08.00 uur.
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en/of een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Artikel 2:4 Afwijking termijn
(Gereserveerd)
Artikel 2:5 Optochten
(Gereserveerd)
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
(Gereserveerd)
Afdeling 4 Vertoningen e.d. op openbare plaatsen
Artikel 2:7 Vertoningen op openbare plaatsen
(Gereserveerd)
Artikel 2:8 Dienstverlening
(Vervallen)
Artikel 2:9 Straatartiest e.d.
(Vervallen)
Afdeling 5 Veiligheid, bruikbaarheid en aanzien van de openbare ruimte
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen in de openbare ruimte in strijd met de publieke functie ervan
- 1.
Het is verboden de openbare ruimte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
- a.
het beoogde gebruik gevaar oplevert voor de bruikbaarheid of voor het doelmatig en
- 1.
veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud daarvan of schade toebrengt aan de openbare ruimte;
- a.
het beoogde gebruik niet kortdurend en niet noodzakelijk is;
- b.
van het beoogde gebruik niet ten minste drie werkdagen voorafgaand aan het gebruik
- 2.
melding is gedaan aan het college op een door het college vastgesteld meldingsformulier;
- a.
niet wordt voldaan aan de in lid 2 gestelde nadere regels.
- 2.
Het college kan in het belang van de woon- en leefomgeving en de bruikbaarheid van de openbare ruimte en het doelmatig en veilig gebruik daarvan, nadere regels stellen over handelingen als bedoeld in lid 1. Deze regels hebben betrekking op:
- a.
het plaatsen van uitstallingen en reclameobjecten;
- b.
het plaatsen van terrasmeubilair en toebehoren.
- c.
de bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie bij de uitvoering van
- 3.
bouwprojecten op door het college aangewezen plaatsen.
- 4.
Het college kan gebieden aanwijzen waar terrasmeubilair en toebehoren mogen worden geplaatst.
- 5.
Het verbod van het eerste lid geldt niet voor:
- a.
evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
- b.
uitstallingen en reclameobjecten in winkelcentra of winkelstraten buiten de binnenstad, die zijn geplaatst in overeenstemming met afspraken die door de winkeliersvereniging of door tenminste 70% van de winkeliers zelf, schriftelijk zijn gemaakt en die door het college zijn bekrachtigd;
- c.
uitstallingen en reclameobjecten in winkelcentra of winkelstraten buiten de binnenstad waarvoor geen afspraken zijn gemaakt als bedoeld in dit lid onder b, die zijn geplaatst in overeenstemming met artikelen 2 lid a, 3 en 4 van de op basis van lid 2a gestelde nadere regels;
- d.
uitstallingen en reclameobjecten in alle overige delen van de stad (inclusief de binnenstad), die voldoen aan de op basis van lid 2a gestelde nadere regels;
- e.
verwijsborden die voldoen aan de op basis van lid 2a gestelde nadere regels;
- f.
terrasmeubilair en toebehoren ten behoeve van terras waarvoor vergunning is verleend op grond van artikel 2.28 of 2.28a of die zijn geplaatst in de door het college aangewezen gebieden als bedoeld in 2.28a lid 2 en die voldoen aan de op basis van lid 2b gestelde nadere regels;
- g.
banners, vlaggen, wimpels of vlaggenstokken, voor zover zij geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;
- h.
voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijs kortstondig op de weg gebracht worden in verband met het laden en lossen ervan, mits geen schade wordt toegebracht aan de weg, het geen gevaar of belemmering vormt, en de voorwerpen of stoffen onmiddellijk na beëindiging van het laden en lossen, in elk geval voor zonsondergang, van de weg verwijderd worden en de weg hiervan gereinigd is;
- i.
voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard, voor zover deze geen schade toebrengen aan de weg of geen gevaar of belemmering vormen;
- j.
voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of de Omgevingsverordening Overijssel 2009;
- k.
overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.
Artikel 2:11 Het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
(Gereserveerd)
Artikel 2:12 Maken en veranderen van een uitweg
- 1.
Het is verboden zonder vergunning een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
- 2.
De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd indien het maken of veranderen van een uitweg:
- a.
in strijd is met het bestemmingsplan;
- b.
het veilig en doelmatig gebruik van de weg aantast;
- c.
ten koste gaat van een parkeerplaats; of
- d.
het openbaar groen aantast.
- 4.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
(Vervallen)
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
- 1.
Een winkelier die winkelwagentjes ter beschikking stelt, is verplicht deze:
- a.
te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken; en
- b.
terstond te verwijderen of te doen verwijderen uit de omgeving van dat bedrijf.
- 2.
Het in het eerst lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 2:15 Hinderlijke/gevaarlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze
dat aan het wegverkeer scheepvaart het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op
andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
(Gereserveerd)
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
(Gereserveerd)
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
(Gereserveerd)
Artikel 2:19 Messen en andere voorwerpen als wapen
- 1.
Het is verboden op door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen messen of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt bij zich te hebben.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet met betrekking tot voorwerpen die zodanig zijn ingepakt, dat zij niet voor dadelijk gebruik gereed zijn.
- 3.
Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het onderwerp daarvan wordt voorzien bij of krachtens de Wet wapens en munitie.
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
(Vervallen)
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
- 1.
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
(Gereserveerd)
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
(Gereserveerd)
Afdeling 6 Evenementen
Artikel 2:24 Begripsbepalingen
- 1.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- a.
de voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak die gehouden wordt in de besloten ruimte van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer voor zover het evenement past binnen de normale bedrijfsvoering van de inrichting, met uitzondering van vechtsportwedstrijden als bedoeld in artikel 2.25 lid 3;
- b.
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;
- c.
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d.
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- e.
activiteiten als bedoeld in artikel 2:39 van deze verordening;
- f.
een betaald voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:25a.
- 2.
Onder evenement wordt mede verstaan:
- a.
een herdenkingsplechtigheid;
- b.
- c.
een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;
- d.
een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
- e.
een klein evenement op één dag, zoals een straatfeest of buurtbarbecue.
Artikel 2:25 Evenement
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning geweigerd worden in het belang van een goed woon- en leefklimaat.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als de organisator van een vechtsportwedstrijd- of gala, welke behoort tot door de burgemeester aan te wijzen categorieën, van slecht levensgedrag is
- 4.
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
- a.
het aantal aanwezigen niet meer dan 250 personen bedraagt;
- b.
het evenement plaatsvindt tussen 07.00 uur en 23.00 uur;
- c.
het evenement geen belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;
- d.
slechts kleine objecten worden geplaatst met een totale gezamenlijke oppervlakte van minder dan 30 m2;
- e.
er geen ontheffing van artikel 4.6 nodig is voor muziek of anderszins geluidversterkende apparatuur;
- f.
het evenement geen vechtsportwedstrijd of –gala is, als bedoeld in artikel 2:25 lid 3;
- g.
er een organisator is; en
- h.
de organisator ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
- 5.
De burgemeester kan binnen 8 dagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, het milieu of een goed woon- en leefklimaat in gevaar komt.
- 6.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.
- 7.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:25a Betaald voetbalwedstrijden
- 1.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
betaald voetbalwedstrijd: een voetbalwedstrijd waarbij tenminste één betaald voetbalorganisatie is betrokken.
- b.
organisator:
- •
de betaald voetbalorganisatie PEC Zwolle, indien het betreft een voetbalwedstrijd waarbij het eerste elftal van de betaald voetbalorganisatie PEC Zwolle als thuisspelende ploeg betrokken is, uitgezonderd wedstrijden buiten enig competitieverband tegen een amateur voetbalorganisatie;
- •
de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, indien het betreft een voetbalwedstrijd tussen voetbalorganisaties afkomstig buiten de gemeente Zwolle, waarbij ten minste één betaald voetbalorganisatie is betrokken en indien het betreft een A-interland;
- •
degene die buiten de gevallen genoemd onder a en b een voetbalwedstrijd organiseert, waarbij ten minste één betaald voetbalorganisatie is betrokken.
- 2.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een betaald voetbalwedstrijd te organiseren.
- 3.
De aanvraag voor een vergunning kan meerdere wedstrijden betreffen.
- 4.
De burgemeester kan met betrekking tot een betaald voetbalwedstrijd aan de organisator voorschriften opleggen in het belang van de openbare orde en veiligheid.
- 5.
De vergunning kan worden geweigerd indien de vrees bestaat dat het doen spelen van de wedstrijd ernstige verstoring van de openbare orde oplevert.
- 6.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:26 Ordeverstoring bij evenementen of betaalde voetbalwedstrijden
Het is verboden bij een evenement of betaalde voetbalwedstrijd de orde te verstoren.
Afdeling 7 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
- 1.
Onder openbare inrichting wordt in deze afdeling verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies worden verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, waterpijpcafé, discotheek, buurthuis of clubhuis.
- 2.
Onder openbare inrichting als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een bij de inrichting behorend terras en andere aanhorigheden.
- 3.
Een terras in de zin van deze afdeling is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van de inrichting waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.
- 4.
Onder houder wordt in deze afdeling verstaan: degene die een openbare inrichting exploiteert.
- 5.
Onder leidinggevende wordt in deze afdeling verstaan: de natuurlijke persoon of personen die onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een openbare inrichting.
- 6.
Deze afdeling verstaat niet onder bezoekers:
- a.
de gezinsleden van de houder, alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;
- b.
de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning indien:
- a.
de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit; of
- b.
indien de aanvraag tevens betrekking heeft op een terras en een of meer van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 2.28a lid 3 van toepassing zijn;
- c.
indien de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag met betrekking tot de leidinggevende overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven;
- d.
de exploitant en de leidinggevende niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt;
- e.
de exploitant en de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;
- f.
de exploitant en de leidinggevende niet voldoen aan de eisen gesteld in het Alcoholbesluit, zoals dat luidt ten tijde van de aanvraag.
- 3.
Het is verboden personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht toe te laten als bezoeker.
- 4.
Het eerste lid geldt niet voor een openbare inrichting die zich bevindt in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit.
- 5.
Voorts geldt het eerste lid niet voor een openbare inrichting:
- a.
waarvoor op grond van artikel 3 van de Alcoholwet een vergunning is vereist;
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- g.
in vrijwilligersorganisaties;
- h.
in scholengemeenschappen.
- 6.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de in het eerste lid genoemde vergunning, voor zover deze betrekking heeft op het terras, wijzigen indien de ligging of de afmetingen van het terras, door verandering in de omstandigheden wijzigen.
- 7.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:28a Terrassen bij openbare inrichtingen zonder exploitatievergunning
- 1.
Indien een openbare inrichting waarvoor op grond van artikel 2.28 geen exploitatievergunning is vereist, beschikt over een terras, is het verboden om dit terras te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
De burgemeester kan gebieden aanwijzen waar dit verbod niet geldt.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de in het eerste lid bedoelde vergunning weigeren indien:
- a.
het beoogde gebruik gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare ruimte of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud daarvan of schade toebrengt aan de openbare ruimte.
- b.
het terras hetzij op zichzelf, hetzij in relatie met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
- c.
het woon- en leefklimaat of de openbare orde in de omgeving van het terras op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de in het eerste lid genoemde vergunning wijzigen indien de ligging of de afmetingen van het terras, door verandering in de omstandigheden wijzigen.
- 5.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:29 Sluitingstijd
- 1.
Openbare inrichtingen zijn gesloten tussen 02.00 uur en 08.00 uur.
- 2.
In afwijking van het eerste lid zijn coffeeshops gesloten tussen 01.00 uur en 08.00 uur.
- 3.
Openbare inrichtingen met een houder, in het bezit van een vergunning op grond van artikel 3, van de Alcoholwet, niet zijnde para-commerciële rechtspersonen, zoals bedoeld artikel 1.1 13e gedachtestreepje van de Alcoholwet, zijn gesloten tussen 05:00 uur en 08:00 uur.
- 4.
In afwijking van het derde lid zijn openbare inrichtingen, die uitsluitend of hoofdzakelijk gericht zijn op de verkoop van gerede eetwaren (snackbars, cafetaria’s), gesloten tussen 06:00 uur en 08:00 uur en verstrekken tussen 05:00 uur en 08:00 uur geen alcoholhoudende dranken.
- 5.
Openbare inrichtingen die na 03:00 uur voor bezoekers zijn geopend, plaatsen bij de in- of uitgang een persoon die voldoet aan de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.
- 6.
Op openbare inrichtingen als bedoeld in artikel 2:28, derde lid, zijn de sluitingstijden van de winkel van toepassing.
- 7.
Terrassen zijn gesloten tussen 01.00 uur en 09.00 uur. In de maanden juli en augustus zijn terrassen op zaterdag en zondag gesloten tussen 01.30 uur en 09.00 uur.
- 8.
Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
- 9.
De burgemeester kan ten aanzien van de sluitingstijden nadere regels stellen.
- 10.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijden.
- 11.
Het eerste tot en met vierde lid, zevende lid en het tiende lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is voorzien.
- 12.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor één of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
- 1.
In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de Algemene Maatregel van Bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
- 2.
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 Gemeentewet, treedt niet de burgemeester maar het college op als bevoegd bestuursorgaan bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:30.
Artikel 2:34
(Vervallen)
Afdeling 8. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet
Artikel 2:34a Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- •
- •
- •
- •
- •
paracommerciële rechtspersoon;
- •
- •
- •
zwak-alcoholhoudende drank;
dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
- 1.
Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank op:
- a.
maandag tot en met donderdag na 19.00 uur en tot 0.00 uur;
- b.
vrijdag na 19.00 uur en tot 01.00 uur;
- c.
zaterdag na 12.00 uur tot 01.00 uur;
- d.
zondag na 12.00 uur en tot 0.00 uur.
- 2.
Paracommerciële rechtspersonen van sportieve aard met in overwegende mate een recreatief karakter is het toegestaan om in afwijking van het eerste lid op maandag tot en met vrijdag vanaf 14:30 uur alcoholhoudende drank te schenken.
- 3.
Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sociaal-culturele aard en verzorgende aard verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank op:
- a.
maandag tot en met donderdag en zondag na 12.00 uur en tot 0.00 uur;
- b.
vrijdag en zaterdag na 12.00 uur en tot 01.00 uur;
- 4.
Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank op:
- a.
maandag tot en met zondag na 12.00 uur en tot 04.00 uur.
- 5.
Het college kan, gelet op bijzondere omstandigheden, op aanvraag besluiten om een paracommerciële rechtspersoon in een andere categorie te plaatsen.
- 6.
In afwijking van de leden 1, 2 en 3 mogen de daarbij genoemde paracommerciële rechtspersonen per kalenderjaar maximaal 10 dagen alcoholhoudende drank verstrekken van 12.00 uur tot 02.00 uur.
- 7.
Voorafgaand dient van een afwijking van de schenktijden melding te worden gemaakt bij de gemeente Zwolle conform de door de burgemeester vastgestelde 'lichte' meldingsprocedure.
- 8.
Een paracommercieel rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon zijn betrokken.
- 9.
Het gestelde in lid 8 is niet van toepassing op paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van verzorgende aard voor zover de bijeenkomsten van persoonlijke aard gericht zijn op patiënten of bewoners.
- 10.
Het gestelde in lid 8 is niet van toepassing op paracommerciële rechtspersonen van culturele aard voor zover dit past binnen de statutaire doelstelling van deze rechtspersoon.
Artikel 2:34c Beperking verstrekking alcoholhoudende dranken
- 1.
Het is verboden, anders dan om niet, sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een inrichting:
- a.
die uitsluitend of in hoofdzaak voor het geven van onderwijs wordt gebruikt;
- b.
die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of -instellingen;
- c.
die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of -instellingen;
- d.
waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe eetwaren, zoals belegde broodjes, patates-frites en kroketten, worden verkocht;
- e.
die of waarvan een onderdeel in gebruik is als wachtruimte voor passagiers van een openbaarvervoersbedrijf.
- 2.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid bedoelde verbod.
Artikel 2:34d Koppeling toegang aan leeftijden
(Gereserveerd)
Artikel 2:34e Beperkingen voor andere detailhandel dan slijtersbedrijven
(Gereserveerd)
Artikel 2:34f Verbod ‘happy hours’
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2:34g Proeverijen in slijtlokaliteiten
- 1.
Slijtersbedrijven zijn vrijgesteld van het in artikel 3, eerste lid, en het in artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet vervatte verbod, ten behoeve van het tegen betaling organiseren van een proeverij in hun slijtlokaliteit.
- 2.
De vrijstelling geldt buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteit bij of krachtens de Winkeltijdenwet regulier is opengesteld.
Artikel 2:35 Verbod op glas op terrassen tijdens evenementen
- 1.
Bij de volgende grote evenementen is het tijdens het evenement in de binnenstad, in het deel ten zuiden van de Thorbeckegracht, op een terras niet toegestaan om in glas te schenken en dient gebruik te worden gemaakt van veilige bekers, geen glas zijnde, die duurzaam en herbruikbaar zijn:
- a.
De gehele carnavalsperiode vanaf vrijdag 20.00 uur t/m dinsdag 23.00 uur;
- b.
Koningsnacht en Koningsdag vanaf 26 april 20.00 uur t/m 28 april 07.00 uur;
- c.
Bevrijdingsfestival vanaf 5 mei 07.00 uur t/m 6 mei 07.00 uur;
- d.
Stratenfestival vanaf 20.00 uur tot 07.00 uur.
- 2.
De burgemeester kan in het belang van openbare orde en veiligheid ook andere evenementen en gebieden aanwijzen waarbij, tijdens dat evenement in het aangewezen gebied, het gebruik van glas op het terras niet is toegestaan.
Artikel 2:35a Aanwezigheid medewerker met diploma sociale hygiëne op vervoermiddel
- 1.
De burgemeester kan vervoermiddelen, die bestemd zijn voor het vervoer van personen op de weg of op het openbaar water, waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, aanwijzen die aan de in het tweede lid genoemde voorwaarde moeten voldoen. De aanwijzing kan beperkt worden in gebied en in tijd.
- 2.
Op door de burgemeester aangewezen vervoermiddelen is een medewerker aanwezig die voldoet aan de eis gesteld in artikel 8, derde lid van de Alcoholwet.
Afdeling 9 Tegengaan van onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
Artikel 2:36 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
Exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- b.
Beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;
- c.
Bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
Artikel 2.37 Vergunningplicht in kwetsbare gebieden, branches of gebouwen
- 1.
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het tweede lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
- 2.
Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
- a.
in een door de burgemeester op grond van het eerste lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of
- b.
indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het eerste lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het tweede lid weigeren:
- a.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten; Indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
- b.
de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- c.
indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijk toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
- d.
indien niet voldaan is aan de bij of krachtens lid vijf en zes gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;
- e.
indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- f.
indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijke exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.
- 4.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
- a.
de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;
- b.
het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- c.
het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
- d.
indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;
- e.
een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;
- f.
een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.
- 5.
Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overlegd.
- 6.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het tweede lid intrekken of wijzigen indien:
- a.
door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of
- b.
door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of
- c.
de voorwaarden uit de vergunning of de plichten voortvloeiend uit dit artikel niet worden nageleefd; of
- d.
de exploitant of beheerder betrokken in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of
- e.
de exploitant of beheerder betrokken is of ernstig nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of
- f.
er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of
- g.
er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of
- h.
de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd danwel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of
- i.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of
- j.
de vestiging of exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, de wet Milieubeheer of een gebiedsplan.
- 7.
Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het tweede lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in het zesde lid, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.
- 8.
Het is eenieder verboden een overeenkomstig het zevende lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of aanwezig te zijn.
- 9.
De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
- 10.
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
- 11.
Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.
- 12.
De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.
- 13.
De exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijsbesluit een bedrijf uitoefent, die onder de reikwijdte van het aanwijsbesluit valt, moet binnen drie maanden, na inwerkingtreding van het aanwijsbesluit, een vergunning als bedoelt in het derde lid verkrijgen. Indien na het verstrijken van deze drie maanden geen vergunning is aangevraagd of de aanvraag voor een vergunning is geweigerd kan de burgemeester met onmiddellijke ingang tot handhaving van het verbod overgaan.
- 14.
Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden en gamecenters
Artikel 2:38 Begripsbepalingen
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een speelautomatenhal of gamecenter;
- b.
exploitant: de natuurlijke of rechtspersoon die een speelautomatenhal of gamecenter exploiteert;
- c.
gamecenter: een inrichting bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van verschillende soorten behendigheidsautomaten te laten beoefenen en waar geen kansspelautomaten of kermisautomaten aanwezig zijn.
- d.
speelautomatenhal: een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid aanhef en onder b, van de Wet op de kansspelen;
- 2.
In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in die wet.
Artikel 2:39 Inrichtingen
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal of een gamecenter te exploiteren of te doen exploiteren.
- 2.
Het in het eerste lid genoemde verbod is niet van toepassing op:
- a.
speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de kansspelen vergunning is verleend;
- b.
inrichtingen waarvoor de minister van Veiligheid en Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;
- c.
inrichtingen waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten;
- d.
gamecenters die hoofdzakelijk een maatschappelijke en educatieve functie vervullen.
- 3.
Van de vergunningen als bedoeld in het eerste lid wordt ten hoogste één vergunning verleend voor een speelautomatenhal en ten hoogste één voor een gamecenter.
- 4.
Een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt getoetst aan de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
- 5.
De burgemeester stelt nadere regels vast ten behoeve van het creëren van gelijke kansen om voor een vergunning in aanmerking te komen, waarbij in elk geval regels worden gesteld betreffende:
- a.
de inhoud en wijze van indiening van een aanvraag;
- b.
de verdelings- en toekenningsprocedure voor een vergunning.
- 6.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:39a Weigering vergunning
- 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning:
- a.
als het maximaal aantal af te geven vergunningen is verleend;
- b.
als de exploitatie van een speelgelegenheid of gamecenter in strijd is met een geldend bestemmingsplan;
- c.
als het gamecenter niet zal worden geëxploiteerd in het door de gemeenteraad aangewezen gebied zoals aangegeven op de kaart in bijlage A bij deze verordening;
- d.
als het gamecenter niet rechtstreeks vanaf de openbare weg of vanaf een centrale entree voor het publiek toegankelijk is;
- e.
als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid of het gamecenter.
Artikel 2:39b Vergunning gamecenter
- 1.
De in artikel 2:39, eerste lid, genoemde vergunning voor een gamecenter is tijdelijk en wordt verleend voor een periode van maximaal 10 jaar.
- 2.
De burgemeester vermeldt in deze vergunning in elk geval:
- a.
de naam van de vergunninghouder;
- b.
de naam van iedere exploitant en beheerder;
- c.
de locatie waar het gamecenter is gevestigd;
- d.
het aantal behendigheidsautomaten; e. een omschrijving van de inrichting met vermelding van de oppervlakte(n).
- 3.
Aan de in artikel 2:39, eerste lid, genoemde vergunning voor een gamecenter worden in elk geval voorschriften verbonden met betrekking tot:
- a.
- b.
het toezicht in de het gamecenter en op de directe omgeving van de inrichting;
- c.
het voorkomen van overlast en openbare ordeverstoring;
- d.
de exploitatie van het gamecenter.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in het derde lid wordt aan elke vergunning het voorschrift verbonden dat:
- a.
het verboden is het gamecenter voor publiek geopend te houden als er geen, op de vergunning vermelde, exploitant of beheerder in de inrichting aanwezig is;
- b.
als een exploitant of beheerder zijn hoedanigheid als zodanig verliest, de vergunninghouder dit binnen 7 dagen aan de burgemeester meldt.
Artikel 2:39c Leeftijdsgrenzen
- 1.
Het is verboden in een speelautomatenhal de aanwezigheid toe te laten van een bezoeker als niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.
- 2.
Het is verboden in een gamecenter de aanwezigheid toe te laten van een bezoeker als niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt, tenzij die bezoeker wordt begeleid en onder direct toezicht staat van een persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
- 3.
De vaststelling van de leeftijd als bedoeld in het eerste en tweede lid:
- a.
geschiedt aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet op de identificatieplicht;
- b.
blijft achterwege, als de persoon onmiskenbaar de vereiste leeftijd heeft bereikt.
Artikel 2:39d Schorsing, intrekking en wijziging vergunning
- 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning schorsen, intrekken of wijzigen als:
- a.
de ondernemingsvorm wijzigt;
- b.
gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;
- c.
een exploitant of beheerder, vermeld op de vergunning voor een gamecenter, niet meer als zodanig functioneert;
- d.
aannemelijk is, dat een exploitant of beheerder, vermeld op de vergunning voor een gamecenter, betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit het gamecenter, die een gevaar opleveren voor de openbare orde, de volksgezondheid of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van het gamecenter;
- e.
een exploitant of beheerder, vermeld op de vergunning voor een gamecenter, strafbare feiten in het gamecenter pleegt, dan wel toestaat of gedoogt dat in het gamecenter strafbare feiten worden gepleegd;
- f.
een exploitant of beheerder, vermeld op de vergunning voor een gamecenter, zich schuldig maakt aan discriminatie naar ras, geslacht, seksuele geaardheid of religie;
- g.
zich in het gamecenter anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van het gamecenter ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.
- 2.
De in artikel 2:39, eerste lid, genoemde vergunning vervalt van rechtswege als:
- a.
de exploitant de exploitatie van zijn speelautomatenhal of gamecenter beëindigt;
- b.
de exploitatie van de speelautomatenhal of het gamecenter voor een periode van langer dan zes maanden onderbroken is geweest;
- c.
binnen twaalf maanden na verlening van de vergunning niet is gestart met de exploitatie van het gamecenter.
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
- 1.
In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee kansspelautomaten toegestaan.
- 2.
In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
Afdeling 11Maatregelen tegen overlast, gevaar of schade
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
- 1.
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
- 3.
Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.
- 4.
De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
- 1.
Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
- 2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken, te doen aanplakken of op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- 3.
Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
- 4.
Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
- 5.
Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
- 6.
Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, welke geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
- 7.
De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
- 1.
Het is verboden tussen 22.00 uur en 06.00 uur op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing, indien de in genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.
Artikel 2:44 Verbod tot het spelen om geld
Het is verboden op of aan de openbare weg met kaarten, dobbelstenen of andere voorwerpen om geld te spelen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
(Gereserveerd)
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
(Gereserveerd)
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
- 1.
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, en
- b.
een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
- 1.
Het is verboden:
- a.
zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;
- b.
zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- 2.
Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo’n gebouw.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel of op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, wachtruimte voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:50a Slaapplaats op of aan een openbare plaats
- 1.
Het is verboden tussen zonsondergang en zonsopgang een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken en verder op of aan een openbare plaats een voertuig, caravan, keetwagen, magazijnwagen, tent of een soortgelijk of ander onderkomen als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
- 2.
Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen en daaraan voorschriften verbinden in het belang van:
- a.
- b.
het voorkomen of beperken van overlast
- c.
de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen
- d.
de zedelijkheid of de gezondheid
- e.
de bescherming van natuur en landschap
- f.
de bescherming van het aanzien van de gemeente.
- 3.
Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod van het eerste lid niet geldt.
- 4.
Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van:
- a.
- b.
het voorkomen of beperken van overlast
- c.
de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen
- d.
de zedelijkheid of de gezondheid
- e.
de bescherming van natuur en landschap
- f.
de bescherming van het aanzien van de gemeente.
- 5.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets, bromfiets of soortgelijk voertuig te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
- a.
dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek; of
- b.
daardoor die ingang versperd wordt.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een evenement, markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt welke publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan bezoekers van het terrein.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
- 1.
Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon of een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindende persoon, te bespieden.
- 2.
Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindende persoon te bespieden.
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
(Vervallen)
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
(Vervallen)
Artikel 2:56 Alarminstallaties
(Vervallen)
Artikel 2:57 Loslopende honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats indien de hond niet is aangelijnd;
- b.
buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats indien de hond niet is aangelijnd; of
- c.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats.
- 2.
Het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 3.
Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:
- a.
die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden en de hond als zodanig gekwalificeerd is; of
- b.
die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
- 1.
Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden;
- 3.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 4.
Degene die zich met een hond op een openbare plaats bevindt, is verplicht een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor het verwijderen van de uitwerpselen van de hond.
- 5.
De eigenaar of houder van de hond is verplicht dit hulpmiddel op eerste vordering van een toezichthoudend ambtenaar te laten zien. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
- 1.
Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan de burgemeester die hond aanwijzen als gevaarlijke hond.
- 2.
Als een hond door de burgemeester is aangewezen als gevaarlijke hond kan de burgemeester passende maatregelen opleggen in belang van de veiligheid van de omgeving, zoals een aanlijnplicht, een muilkorfplicht en/of een gebiedsverbod. De burgemeester kan ook maatregelen opleggen die ertoe strekken dat voorkomen wordt dat de hond zonder muilkorf op een openbare plaats of terrein van een ander of de vrij toegankelijke privé ruimte kan komen.
- 3.
Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
- 4.
Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen en die een hond niet belemmeren in het ademen of drinken;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- 5.
Een hond als bedoeld in het eerste lid dient voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:60 Houden dieren op hinderlijke of schadelijke wijze
- 1.
Het college is bevoegd buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het ter voorkoming of beëindiging van overlast of van schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
- a.
aanwezig te hebben; dan wel
- b.
aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels; dan wel
- c.
aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.
- 2.
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
- 3.
Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.
Artikel 2:61 Wilde dieren
(Vervallen)
Artikel 2:62 Loslopend vee
De rechthebbende op vee, dat zich bevindt in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:63 Duiven
(Gereserveerd)
Artikel 2:64 Bijen
(Gereserveerd)
Artikel 2:65 Bedelarij
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw om geld of andere zaken te bedelen.
Afdeling 12Voorkoming en bestrijding van diefstal en heling van goederen
Artikel 2:66 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
- 1.
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- 2.
Dit verbod geldt niet voor voertuigen die op grond van de RDW verplicht voorzien zijn van een kenteken.
- 3.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
- 4.
Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- a.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- 1.
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- 2.
van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
- 3.
dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- 4.
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
- a.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- b.
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- c.
een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste vijf dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2:69 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor (winkel)diefstal
- 1.
Het is verboden op een opeenbare plaats te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
- 2.
Het is verboden op een openbare plaats in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken.
- 3.
Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de beschreven gereedschappen, voorwerpen of middelen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de in die leden bedoelde handelingen.
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
(voorheen artikel 2.5.5; verplaatst naar afdeling 8 (toezicht op openbare inrichtingen) onder artikel 2:32)
Afdeling 13 Vuurwerk
Artikel 2:71 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
- 1.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
- 2.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
- 1.
Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
- 2.
Het is verboden consumentenvuurwerk in de openbare ruimte te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
- 3.
De verboden bedoeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73a Carbid
- 1.
Het is verboden in de openbare ruimte, met gebruikmaking van carbidgas, een ander soort gas of (vloei)stof een busdeksel, blikdeksel of ander projectiel af te schieten.
- 2.
Het verbod, als bedoeld in het vorige lid, geldt niet op 31 december in de periode van 10:00 tot 18:00 uur binnen door het college aangewezen gebieden voor zover:
- a.
het schieten gebeurt door personen ouder dan 16 jaar en
- b.
een bal als weg te schieten projectiel wordt gebruikt;
- c.
de bus of het vat dat gebruikt wordt om carbid mee te schieten geen grotere inhoud heeft dan 40 liter.
- 3.
Het is verboden om een vat, bus, fles, of een ander voorwerp dat er kennelijk toe dient om carbidgas, een ander soort gas of (vloei)stof tot ontploffing te brengen, op de weg te vervoeren of voorhanden te hebben op andere dagen en tijden dan op 31 december in de periode van 10.00 uur tot 18.00 uur.
Afdeling 14 Drugsoverlast
Artikel 2:74 Drugshandel
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich in de openbare ruimte op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling en al dan niet vanuit een voertuig, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, in de openbare ruimte of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15 Bijzondere bevoegdheden burgemeester
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de volgende artikelen groepsgewijs niet naleven:
- •
artikel 2:1 (samenscholingsverbod);
- •
artikel 2:10 (voorwerpen in de openbare ruimte);
- •
artikel 2:11 (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg);
- •
artikel 2:47 (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen);
- •
artikel 2:48 (verboden drankgebruik);
- •
artikel 2:49 (verboden gedrag in of bij gebouwen);
- •
artikel 2:50 (hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten);
- •
artikel 2:73 (bezigen van vuurwerk);
- •
- •
artikel 274 (handelen in drugs)
- •
artikel 274a (gebruiken van drugs)
- •
artikel 5:34 (verbod om vuur te stoken);
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:76a Verwijderingsbevel/Gebiedsontzegging
- 1.
De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde aan een of meerdere personen, schriftelijk het bevel geven om zich te verwijderen en verwijderd te houden uit een door de burgemeester in het bevel aangewezen gebied en gedurende een door de burgemeester in het bevel aangegeven periode.
- 2.
Een bevel als bedoeld in het eerste lid is slechts geldig gedurende een in het bevel genoemde periode van ten hoogste 8 dagen.
- 3.
De burgemeester beperkt het in het eerste lid genoemde bevel, indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen noodzakelijk is.
Artikel 2:77 Cameratoezicht
- 1.
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht in de openbare ruimte.
- 2.
De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van de volgende andere plaatsen:
Artikel 2:78 Sluiting van voor het publiek toegankelijke gebouwen
- 1.
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
- 2.
Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.
- 3.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en er naar het oordeel van de burgemeester voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
- 4.
Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin te betreden of bezoekers toe te laten of te laten betreden.
- 5.
Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf te betreden.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Afdeling 1 Parkeerexcessen
Artikel 5:1 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
voertuigen: voertuigen en aanhangwagens als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
- b.
kleine wagen: kleine met de hand voort te bewegen wagen niet zijnde een voertuig als bedoeld in sub a.
- c.
deelvoertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV1990), die op een openbare plaats ter beschikking worden gesteld om, herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruikt te worden, op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke en rechtspersonen en/of één of meerdere aanbieder(s) al dan niet tegen betaling of anderszins met commerciële doeleinden. Onder deelvoertuigen wordt niet verstaan voertuigen waarvoor burgemeester en wethouders een vergunning voor deelauto’s zoals bedoeld in artikel 3.2 onder f van de Parkeerverordening 2016 hebben verleend;
- d.
parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van een (auto)bedrijf e.d.
- 1.
Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:
- a.
het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;
- b.
het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.
- 2.
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend: voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
- 3.
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
- a.
drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 100 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
- b.
de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken behoudens voor voertuigen waaraan kleine herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen en waarbij geen risico op lekkage van vloeistoffen bestaat.
- 4.
Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
- 5.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:3 Deelvoertuigen
- 1.
Het is verboden om zonder vergunning van het college op een openbare plaats deelvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 5:1, aanhef en onder c, bedrijfsmatig ter gebruik aan derden aan te bieden.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan het college een vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren of intrekken indien het aanbieden:
- a.
gevaar of hinder oplevert voor de veiligheid van de gebruikers;
- b.
de verkeersveiligheid in gevaar brengt;
- c.
een nadelige invloed heeft op het milieu;
- d.
afbreuk doet aan de directe leefomgeving;
- e.
onevenredig beslag legt op de openbare ruimte;
- f.
afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de openbare ruimte.
- 3.
Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan voorts worden ingetrokken als de vergunninghouder handelt in strijd met de voorschriften die deel uitmaken van de vergunning.
- 4.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan veertien achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:5 Voertuigwrakken
- 1.
Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 5:6 Aanhangwagen, keetwagen, kampeermiddelen e.a.
- 1.
Het is verboden een aanhangwagen, keetwagen of voertuig welke voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te plaatsen of te hebben.
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op campers die met inbegrip van voorzieningen niet langer zijn dan 6 meter of niet hoger zijn dan 2.40 meter.
- 4.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
- 1.
Het is verboden een voertuig of kleine wagen welke is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op een openbare plaats te parkeren, of op een plaats die zichtbaar is vanaf een voor publiek toegankelijke plaats, met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
- 2.
Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen en grote aanhangwagens
- 1.
Het is verboden een autoambulance of een voertuig dat met inbegrip van lading een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een openbare plaats:
- a.
binnen de bebouwde kom op zaterdag, zondag en feestdagen en op werkdagen in de nachtperiode (tussen 18.00 uur en 08.00 uur)
- b.
bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
- 2.
Het college kan plaatsen aanwijzen waar het in het eerste lid onder a. gestelde verbod niet geldt.
- 3.
Het verbod dat gesteld is in het eerste lid onder a. is voorts niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.
- 4.
Het verbod dat gesteld is in het eerste lid onder b. geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
Artikel 5:9 Uitzicht belemmerende voertuigen
(Vervallen)
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stank verspreidende stoffen
(Vervallen)
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
- 1.
Het is verboden met een voertuig te rijden door een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook, of het voertuig of een kleine wagen daarin te laten staan.
- 2.
Het is verboden een voertuig te parkeren op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.
- 3.
Dit verbod is niet van toepassing:
- a.
op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid; en
- b.
op voertuigen waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
- 1.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
- 2.
Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen langer dan door het college vastgestelde perioden onafgebroken te laten staan.
- 3.
Het is verboden fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, op of aan de weg te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of hiervoor een intekenlijst aan te bieden.
- 2.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is.
- 3.
Het college kan vrijstelling verlenen van het bepaalde onder lid 1 onder voorwaarden zoals genoemd in het “collectebeleid gemeente Zwolle”.
- 4.
Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.
- 5.
Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer en/of de gemeentelijke afvalstoffenverordening.
- 6.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 3 Venten
Artikel 5:14 Begripsbepaling
- 1.
In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op of aan de weg, aan huis dan wel op een andere voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats, dan wel diensten aan te bieden.
- 2.
Onder venten wordt niet verstaan:
- a.
het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
- b.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen als bedoeld in het eerste lid op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;
- c.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen als bedoeld in het eerste lid op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
Artikel 5:15 Ventverbod
- 1.
Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid en/of de volksgezondheid in gevaar komt.
- 2.
Het is verboden te venten op zondagen en op maandag tot en met zaterdag tussen 22.00 en 8.00 uur.
- 3.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
(Vervallen)
Afdeling 4 Standplaatsen
Artikel 5:17 Begripsbepaling
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats regulier of incidenteel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
- 2.
Onder standplaats wordt niet verstaan:
- a.
vaste plaatsen op jaarmarkten of markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder h, van de Gemeentewet;
- b.
vaste plaatsen op evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
- c.
een kraam, wagen of kiosk waarvoor een omgevingsvergunning is afgegeven.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.
- 2.
Het college weigert de vergunning:
- a.
wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;
- b.
indien de standplaats niet staat aangegeven op de door het college vastgestelde standplaatsenkaart.
- 3.
De weigeringsgronden als bedoeld in het tweede lid zijn niet van toepassing als de vergunningaanvraag betrekking heeft op een incidentele standplaats.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
- a.
indien de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
- b.
een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang.
- 5.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Het verbod van artikel 5:18, eerste lid, geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
(Vervallen)
Afdeling 5 Snuffelmarkten
Artikel 5:22 Begripsbepaling
(Gereserveerd)
Artikel 5:23 Snuffelmarkt
(Gereserveerd)
Afdeling 6 Openbaar water en waterstaatswerken Artikel 5:24 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
recreatievaartuig: ieder vaartuig dat ingericht is voor recreatieve doeleinden, niet gebruikt wordt voor bewoning en qua aard en omvang ook niet geschikt en bestemd is voor bewoning, met uitzondering van woonboten die in de zomer voor recreatieve doeleinden hun vaste ligplaats hebben verlaten. Onder recreatievaartuig wordt mede verstaan pleziervaartuig en commerciële recreatievaartuigen.
- b.
pleziervaartuig: vaartuig dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of bestemd is voor private recreatieve doeleinden (hieronder vallen ook de woonboten uit Zwolle die in de zomer voor recreatieve doeleinden hun vaste ligplaats hebben verlaten).
- c.
commerciële recreatie vaartuigen: vaartuigen en bedrijven die kleine vaartuigen verhuren voor commerciële doelen, zoals rondvaartboten, partyboten e.d. en verhuurbedrijven van kleine vaartuigen.
- d.
snelle kleine vaartuigen: een vaartuig van maximaal 7 meter dat bij gebruikmaking van zijn mechanische middelen tot voortbeweging, sneller kan varen dan 20 km per uur.
- e.
klein vaartuig: vaartuig van maximaal 5 meter zonder vaste motor, zoals kano’s, open roeiboten of kleine sloepen.
Artikel 5:25 Ligplaatsen recreatievaartuigen
- 1.
Het is verboden met een recreatievaartuig een ligplaats in te nemen dan wel een ligplaats voor een recreatievaartuig ter beschikking te stellen.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor;
- a.
het kortdurend aanleggen (maximaal 4 uur) op of aan hiervoor van gemeentewege aangelegde voorzieningen, zoals aanlegringen en aanlegsteigers in de periode tussen 08.00 uur en 20.00 uur.
- b.
het aanleggen van pleziervaartuigen in jachthavens en/of in hiervoor van gemeentewege aangelegde afmeerboxen.
- c.
het aanleggen van commerciële vaartuigen die liggen op hiervoor in het bestemmingsplan aangeduide locaties.
- d.
verhuurbedrijven die worden geëxploiteerd op hiervoor in het bestemmingsplan aangeduide locaties.
- 3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt eveneens niet voor het aanleggen van kleine vaartuigen voor zover het aanleggen geschiedt op zodanig wijze dat;
- a.
deze niet spontaan los kunnen raken;
- b.
de vaargeul te allen tijde vrij blijft;
- c.
er geen sprake is van dubbel liggen;
- d.
er geen schade kan ontstaan aan bomen, struiken of andere natuurlijke groenvoorzieningen en oevers.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod voor pleziervaartuigen bij woningen die grenzen aan het water, voor zover de eigenaar van het vaartuig tevens de bewoner/eigenaar is van de woning.
- 5.
Het college kan gebieden aanwijzen waar het in het eerste lid gestelde verbod niet geldt.
- 6.
Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van het aanleggen in gebieden die zijn aangewezen op basis van het vijfde lid.
- 7.
Het college kan gebieden aanwijzen waar het in verband met bescherming van oevers, het uiterlijk en aanzien van het water en de oevers, of het voorkomen van overlast, verboden is om kleine vaartuigen als bedoeld in het derde, aan te leggen.
- 8.
Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
- 9.
Het in het vorige lid bepaalde is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken, het Binnenvaartpolitie-reglement, de Waterwet, of de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 5:26 Aanwijzingen geven en opvolgen
(Vervallen)
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats woonschip
(Vervallen)
Artikel 5:28 Verbod beklimmen van bruggen en springen in water
- 1.
Het is verboden op bruggen en andere waterstaatwerken, die in beheer, eigendom of bedieningsverantwoordelijkheid van het college zijn, te klimmen dan wel om hiervan af te springen in openbaar water.
- 2.
Het college kan plaatsen aanwijzen waar dit verbod niet van toepassing is.
- 3.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement en de Wet beheer rijkswaterstaatswerken.
Artikel 5:29 Oneigenlijk gebruik reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp, te gebruiken voor een ander doel, dan wel om het voorwerp voor gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Overlast door zwemmen
Het is verboden te zwemmen in door het college aangewezen openbare wateren of gedeelten daarvan.
Artikel 5:31 Overlast snelvaren
- 1.
Het is verboden om op openbaar water binnen de gemeentegrenzen van Zwolle, met een hogere snelheid dan 6 kilometer per uur te varen.
- 2.
Dit verbod geldt niet op het Zwarte water en op de IJssel.
- 3.
Het is verboden zich met recreatieve doeleinden met snelle kleine vaartuigen op openbaarwater voort te (laten) bewegen, voor zover daardoor overlast wordt veroorzaakt.
- 4.
Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Scheepvaartverkeerswet of het Binnenvaartpolitiereglement.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd verkeer in natuurgebieden
Artikel 5:31a
(Vervallen)
Artikel 5:32 Crossterreinen
- 1.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd dan wel recreatief, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
- 2.
Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
- a.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
- b.
in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
- c.
in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
- 1.
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig of een bromfiets.
- 2.
Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
- a.
het voorkomen van overlast;
- b.
de bescherming van natuur- of milieuwaarden;
- c.
de veiligheid van het publiek.
- 4.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op motorvoertuigen en bromfietsen
- a.
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;
- b.
die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
- c.
die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
- d.
van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
- e.
voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
- 5.
Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:
- a.
op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;
- b.
binnen de bij of krachtens de Omgevingsverordening Overijssel 2009 aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
- 6.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
- 7.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
- 1.
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
- 2.
Het verbod geldt niet voor zover het betreft:
- a.
verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
- b.
sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
- c.
vuur voor koken, bakken en braden;
- 1.
telkens voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.
- 2.
Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Omgevingsverordening Overijssel 2009.
- 4.
Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5:35 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
- 1.
Incidentele asverstrooiing is verboden op:
- a.
verharde delen van de weg;
- b.
gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen;
- c.
openbaar water binnen de bebouwde kom, aanlegplaatsen voor vaartuigen, recreatieplassen en ijsvlakten;
- d.
voor het publiek toegankelijke pleinen en openbare plaatsen, speelweiden en speelplaatsen;
- e.
openbare weg direct liggend bij de woonomgeving van derden;
- f.
natuurterreinen en voedselarme bossen (Agnietenberg, Boschwijk, Bikkenrade, Eierbelten, Erfgenamenbos en Zandhove).
- 2.
Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.
- 3.
Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid, met uitzondering van het gestelde in het eerste lid sub b.
- 4.
Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
Afdeling 10 Destructie gezelschapsdieren
Artikel 5:38 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
- b.
houder: eigenaar of houder van een dood gezelschapsdier;
- c.
verzamelplaats: locatie waar een dood gezelschapsdier tijdelijk wordt bewaard voordat het ter verwerking wordt vervoerd naar een erkend destructiebedrijf;
- d.
gezelschapsdier: alle dieren die de mens in of rond het huis houdt en verzorgt, met als doel het gezelschap houden van de mens. Tot deze categorie behoren onder meer: honden, katten, knaagdieren, kooi- en volièredieren, duiven en vissen. Konijnen, kippen, kalkoenen, kwartels, parelhoenders, eenden, ganzen en fazanten behoren eveneens tot deze categorie, indien er geen commerciële opbrengst aan verbonden is zoals de productie van vlees, wol, pels, eieren, pluimen of huiden. Onder de categorie gezelschapsdier vallen geen landbouwdieren (hobby) zoals runderen, paarden, schapen, (dwerg-) geiten, varkens, hangbuikzwijnen en herten;
- e.
ondernemer: de onderneming die voor Zwolle kadavers verwerkt als bedoeld in artikelen 3.3 en 3.5 van de wet.
Artikel 5:39 Verzamelplaatsen
Burgemeester en wethouders wijzen één of meer verzamelplaatsen aan, waar dode gezelschapsdieren in ontvangst kunnen worden genomen.
Artikel 5:40 Afgifte dode gezelschapsdieren
De houder is gehouden een overleden gezelschapsdier, uiterlijk op de eerste werkdag na de dag waarop het gezelschapsdier dood is aangetroffen, af te geven bij een dierenarts, bij een aangewezen verzamelplaats of aan de ondernemer.
Artikel 5:41 Bewaren van dode gezelschapsdieren
Tot het tijdstip van afgifte moet de houder het dode gezelschapsdier zodanig bewaren dat vermenging met ander materiaal wordt voorkomen.
Artikel 5:42 Begraven, cremeren en dierenarts
In afwijking van het bepaalde in artikel 5.40 kan de houder:
- a.
het dode gezelschapsdier begraven op een dierenbegraafplaats
- b.
het dode gezelschapsdier laten cremeren bij een dierencrematorium;
- c.
het dode gezelschapsdier laat inslapen door tussenkomst van een dierenarts, die ervoor zorgt dat dit dier ter verwerking wordt aangeboden.
Artikel 5:43 Begraven bij de eigen woning
In afwijking van het bepaalde in artikel 5.40 is het toegestaan om een overleden gezelschapsdier te begraven bij de eigen woning, mits:
- a.
de woning eigendom is of de verhuurder toestemming heeft gegeven;
- b.
de grond niet behoort tot het publiek domein (parken en dergelijke);
- c.
het dier niet is gewikkeld in plastic materiaal;
- d.
het graf minimaal 60 cm diep is voor kleine en 75 cm diep is voor grote dieren;
- e.
het dier binnen 48 uur wordt begraven.