Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Beleidsregel en nadere regels aanwijzing gemeentelijke monumenten en wijziging gemeentelijke erfgoedregister

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel en nadere regels aanwijzing gemeentelijke monumenten en wijziging gemeentelijke erfgoedregister
CiteertitelBeleidsregel en nadere regels aanwijzing gemeentelijke monumenten en wijziging gemeentelijk erfgoedregister
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. Erfgoedverordening Rotterdam 2020
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-05-2023nieuwe regeling

16-05-2023

gmb-2023-221774

2023, nummer 82

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel en nadere regels aanwijzing gemeentelijke monumenten en wijziging gemeentelijke erfgoedregister

Het college van burgemeester en wethouders, 16 mei 2023.

 

gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3, tweede lid, van de Erfgoedverordening Rotterdam 2020;

 

besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • aanwijzingsprogramma: programma met als doel het op gestructureerde wijze uitbreiden van het gemeentelijke monumentenbestand op basis van een specifiek bepaalde categorie, periode of gebied, waarbij het programma wordt uitgevoerd naar aanleiding van onderzoek en een overzicht van archeologische monumenten of monumenten dat het college voornemens is aan te wijzen als gemeentelijk monument;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

  • selectiecriteria: condities waaraan een monument of archeologisch monument moet voldoen om in aanmerking te komen voor participatie aan een aanwijzingsprogramma;

  • waarderingscriteria: uitwerking van de criteria schoonheid, betekenis voor de wetenschap en cultuurhistorische waarde als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Erfgoedverordening Rotterdam 2020.

Artikel 2. Reikwijdte beleidsregel en nadere regels

Deze beleidsregel en nadere regels hebben betrekking op de wijze waarop het college gebruik maakt van de bevoegdheid tot het aanwijzen van een monument of archeologisch monument als gemeentelijk monument en het wijzigen van het gemeentelijke erfgoedregister, bedoeld in artikel 3 en 9 van de Erfgoedverordening Rotterdam 2020.

Artikel 3. Nadere regel Wijzigingen in het gemeentelijke erfgoedregister

  • 1.

    Het college kan ambtshalve een wijziging aanbrengen in de identificerende gegevens van een gemeentelijk monument ter verbetering van het gemeentelijke erfgoedregister, indien het register met betrekking tot dit gemeentelijk monument:

    • a.

      onvoldoende gegevens bevat die voor de identificatie van het gemeentelijke monument noodzakelijk zijn, waardoor onduidelijk is waar het gemeentelijke monument zich bevindt of uit welke onroerende zaak of zaken het bestaat; of

    • b.

      onjuiste of tegenstrijdige identificerende gegevens bevat.

  • 2.

    De reikwijdte van de bescherming van een gemeentelijk monument kan worden vergroot indien:

    • a.

      de betekenis van het gemeentelijke monument voor het gemeentelijke monumentenbestand evident toeneemt;

    • b.

      de toe te voegen onroerende zaak in functioneel opzicht en in monumentale waarde ondergeschikt is aan het gemeentelijke monument;

    • c.

      de monumentale waarde van het gemeentelijke monument niet wezenlijk is verminderd ten opzichte van de monumentale waarde ten tijde van de aanwijzing als gemeentelijk monument; en

    • d.

      bescherming op andere wijze niet volstaat.

  • 3.

    Bij het geheel of gedeeltelijk schappen van een gemeentelijk monument uit het gemeentelijke erfgoedregister betrekt het college in ieder geval:

    • a.

      de waarderingscriteria voor de aanwijzing van gemeentelijke monumenten;

    • b.

      de overwegingen die oorspronkelijk ten grondslag lagen aan de aanwijzing als gemeentelijk monument en de mate waarin deze nog van toepassing zijn op het gemeentelijke monument; en

    • c.

      het advies van de raad ten aanzien van het voornemen tot schrappen.

Artikel 4. Algemeen aanwijzingsbeleid

  • 1.

    Het college wijst een monument niet aan als gemeentelijk monument indien dit naar zijn oordeel, gelet op de aard en de omvang van het monument, geen passend beschermingsinstrument is voor het specifieke object of situatie.

  • 2.

    Het college wijst een monument niet aan als gemeentelijk monument indien voor het monument of archeologisch monument eerder besluitvorming heeft plaatsgevonden over het al dan niet aanwijzen tot gemeentelijk monument dan wel over sloop van het monument.

  • 3.

    Het college kan een monument of archeologisch monument als gemeentelijk monument aanwijzen indien nieuwe feiten en veranderde omstandigheden daar aanleiding toe geven.

Artikel 5. Aanwijzing van monumenten

  • 1.

    Aanwijzing van een monument als gemeentelijk monument gebeurt bij voorkeur op basis van een aanwijzingsprogramma.

  • 2.

    Het college kan een monument ambtshalve aanwijzen, indien het monument naar verwachting niet in aanmerking komt voor bescherming in het kader van een aanwijzingsprogramma en het monument:

    • a.

      van evident algemeen belang is op grond van de vastgestelde waarderingscriteria;

    • b.

      naar het oordeel van het college een essentiële aanvulling op het gemeentelijke monumentenbestand vormt en daarvoor van onmiskenbare meerwaarde is; en

    • c.

      een positief behoudsperspectief heeft, zowel technisch als functioneel.

Artikel 6. Selectiecriteria aanwijzingsprogramma monumenten

De selectiecriteria voor een aanwijzingsprogramma, worden samen met dat programma bekendgemaakt op de website van de gemeente Rotterdam.

Artikel 7. Incidentele aanwijzing van archeologische monumenten

  • 1.

    Aanwijzing van archeologische monumenten als gemeentelijke monument gebeurt bij voorkeur op basis van een aanwijzingsprogramma.

  • 2.

    Het college kan ambtshalve een archeologisch monument aanwijzen als gemeentelijk monument, indien het archeologisch monument naar verwachting niet in aanmerking komt voor bescherming in het kader van een aanwijzingsprogramma en het archeologisch monument:

    • a.

      vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde van evident algemeen belang is; en

    • b.

      naar het oordeel van het college een essentiële aanvulling op het gemeentelijke monumentenbestand vormt en daarvoor van onmiskenbare meerwaarde is.

Artikel 8. Selectiecriteria aanwijzingsprogramma van archeologische monumenten

De selectiecriteria voor een aanwijzingsprogramma worden samen met dit programma bekendgemaakt op de website van de gemeente Rotterdam.

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2.

    Deze beleidsregel en nadere regels wordt aangehaald als: Beleidsregel en nadere regels aanwijzing gemeentelijke monumenten en wijziging gemeentelijk erfgoedregister.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 16 mei 2023.

De secretaris,

V.J.M. Roozen

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Toelichting Beleidsregel Aanwijzing gemeentelijke monumenten en wijzigen erfgoedregister

ALGEMEEN DEEL

 

Inleiding

De inwerkingtreding van de Erfgoedverordening Rotterdam 2020 vormt de aanleiding tot het vaststellen van de voorliggende beleidsregel. Hierin wordt aangegeven hoe het college omgaat met de bevoegdheid tot het aanwijzen van gemeentelijk monumenten en tot het aanbrengen van wijzigingen in het gemeentelijk erfgoedregister. Onder dat laatste wordt mede begrepen het schrappen van gemeentelijk monumenten uit het gemeentelijk erfgoedregister.

 

De beleidsregel gaat uit van beleidsmatig aanwijzen van gemeentelijke monumenten en zet in op de afronding van de reeds uitgevoerde inventarisatie- en selectieprojecten. Daarnaast wordt gewerkt aan het actualiseren van het gemeentelijke monumentenbestand op basis van nieuwe aanwijzingsprogramma’s gerelateerd aan nationale trends en lokale vraagstukken. Op deze manier wordt het gemeentelijke monumentenbestand van Rotterdam structureel verbeterd.

 

Dit uitgangspunt sluit aan bij de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg 2011 (ministerie OCW) die inzet op een meer generieke borging van cultuurhistorische waarden in de wet- en regelgeving omtrent de ruimtelijke ordening. De Omgevingswet, waarin vanaf 2024 de wetten in het domein van de fysieke leefomgeving zullen worden samengebracht, sluit één op één aan bij de benadering van de gemoderniseerde monumentenzorg om de borging van het cultureel erfgoed in regelgeving omtrent de fysieke leefomgeving te integreren.

 

De nadere regels zetten verder in op het verbeteren van het gemeentelijke monumentenbestand en het gemeentelijke erfgoedregister. Verbeteringen kunnen op verschillende manieren vorm krijgen. Denadere regels geven hieraan richting.

 

  • a.

    Wijzigen van het gemeentelijke erfgoedregister

    Gemeentelijke monumenten worden in het gemeentelijke erfgoedregister geregistreerd. Het verduidelijken van de identiteit of de omvang van een gemeentelijk monument kan leiden tot een wijziging van het gemeentelijke erfgoedregister. Daarnaast is het mogelijk dat – waar nodig, gemotiveerd en in uitzonderingsgevallen – met het verwijderen van een gemeentelijk monumenten uit het register, een evenwichtiger en kwalitatief beter gemeentelijk monumentenbestand kan worden bereikt.

    Met het wijzigen van het gemeentelijke erfgoedregister wordt niet bedoeld de administratieve wijzigingen in het gemeentelijk monumentenregister in het kader van het dagelijkse beheer, zoals het herstellen van administratieve fouten en het verwerken van wijzigingen in adressen en kadastrale aanduiding. Dergelijke wijzigingen moeten altijd kunnen worden doorgevoerd en vallen dan ook niet onder deze beleidsregel.

  • b.

    Incidentele aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument

    Met de voorkeur om aanwijzingen te laten plaatsvinden binnen het kader van een aanwijzingsprogramma, wordt het recht van petitie niet beperkt (artikel 5 Grondwet). Eenieder kan zich schriftelijk tot het college wenden met een (gemotiveerde) suggestie voor de toepassing van de bevoegdheid tot aanwijzing van gemeentelijke monumenten. Deze beleidsregel geeft het kader voor de omgang met deze suggesties voor aanwijzing. De lijn is daarbij om de gemeentelijke monumentenstatus alleen dan toe te passen wanneer er geen ander bescherming mogelijk is, zoals een borging in ruimtelijke plannen. Monumenten die bij eerdere inventarisaties zijn geselecteerd en waarover bestuurlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden komen in principe niet in aanmerking. In feite wordt hiertoe alleen overgegaan indien het gaat om niet eerder ontdekte ‘parels’ die zo waardevol zijn dat het voor eenieder evident is dat zij gemeentelijke bescherming verdienen.

    Het aanwijzen van archeologische monumenten als gemeentelijke monumenten zal alleen in hoogst uitzonderlijke gevallen toegepast worden. Het proces van de archeologische monumentenzorg is er primair op gericht dat in planvormingsprocessen archeologisch benodigd vooronderzoek wordt uitgevoerd waarna besluitvorming plaatsvindt over de noodzaak tot behoud in situ of opgraven. Een interventie in dit proces door middel van een procedure tot aanwijzing als gemeentelijk monument zal slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen gepast kunnen zijn.

  • c.

    Aanwijzingsprogramma’s

    Aanwijzingen van gemeentelijke monumenten gebeurt bij voorkeur op basis van aanwijzingsprogramma’s. Hiermee wordt het gemeentelijk monumentenbestand op structurele wijze uitgebreid. Een aanwijzingsprogramma omvat bijvoorbeeld een bepaalde categorie, gebied of specifieke periode.

Het is echter niet een vanzelfsprekendheid dat een aanwijzingsprogramma in alle gevallen leidt tot aanwijzing van gemeentelijke monumenten. De inzet kan ook zijn dat cultuurhistorische waarden planologisch of anderszins worden geborgd.

 

Deze beleidsregel gaat verder ook over de criteria behorend bij het aanwijzen van gemeentelijke monumenten of het wijzigen van het erfgoedregister. De voorliggende beleidsregel en nadere regels bieden een basis om verbeteringen van het gemeentelijke monumentenbestand naar huidig inzicht door te voeren. Daarbij zijn de door het college vastgestelde waarderingscriteria die een nadere invulling vormen van de wettelijke criteria schoonheid, betekenis voor de wetenschap en cultuurhistorische waarde zoals gesteld in de Erfgoedverordening Rotterdam 2020. Voor aanwijzingsprogramma’s kunnen aanvullende specifieke selectiecriteria worden vastgesteld en gepubliceerd op de website van de gemeente.

 

ARTIKELSGEWIJS

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

De wettelijke definities uit de Erfgoedverordening Rotterdam 2020 gelden onverkort voor de begrippen die gebruikt worden in deze beleidsregel en nadere regels, nu deze een nadere uitwerking is van de Erfgoedverordening Rotterdam 2020 en derhalve in samenhang met de Erfgoedverordening Rotterdam 2020 moet worden gelezen. Artikel 1 van de beleidsregel bevat daarom slechts een beperkt aantal begrippen waarvan de definitie moet worden omschreven.

De voor deze regeling relevante begrippen uit de Erfgoedverordening Rotterdam 2020 zijn:

  • archeologisch monument: terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen;

  • monument: onroerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

  • gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument, dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 2. Reikwijdte beleidsregel en nadere regels

Deze beleidsregel en nadere regels behandelt de invulling van de bevoegdheden tot aanwijzen van monumenten of archeologische monumenten als gemeentelijk monument en het wijzigen van het erfgoedregister.

Wijzigingen van het erfgoedregister kunnen zowel betrekking hebben op het afvoeren van gemeentelijke monumenten uit het gemeentelijke erfgoedregister als het verbeteren van de identificatie, daaronder ook begrepen de reikwijdte van de bescherming van een gemeentelijk monument.

Met identificatie wordt bedoeld dat uit het erfgoedregister moet blijken welke onroerende zaak of zaken tot het gemeentelijke monument behoren en waar deze zich bevindt of bevinden. Met reikwijdte van de bescherming wordt gedoeld op de situatie waarin er meerdere onroerende zaken als één gemeentelijk monument zijn aangewezen.

Bij gebouwde monumenten wordt hiermee dus niet gedoeld op de grootte (of omvang) van elke afzonderlijke onroerende zaak of op de vraag welke bestanddelen daartoe gerekend moeten worden. Die wordt immers niet bepaald door het erfgoedregister maar door (artikel 3:4 van) het Burgerlijk Wetboek en de jurisprudentie daarop. Onroerende zaken kunnen in de loop der tijd groter of kleiner worden; beschermd is steeds de gehele onroerende zaak, ook al is die na aanwijzing in omvang gewijzigd.

Bij archeologische monumenten betekent identificatie dat duidelijk moet zijn om welk stuk grond (terrein) het gaat en tot waar zich dat uitstrekt. Hier vallen reikwijdte van de bescherming en exacte omvang van het gemeentelijke monument samen in de kaart bij het aanwijzingsbesluit.

 

Artikel 3. Wijziging gemeentelijke erfgoedregister

Het gemeentelijke erfgoedregister is bedoeld als identificatie van de gemeentelijke monumenten.

Doel van het wijzigen van het gemeentelijk erfgoedregister is de kwaliteit van het gemeentelijke monumentenbestand gaandeweg te verbeteren. Het gemeentelijke monumentenbestand kan worden verbeterd door het toevoegen van gemeentelijke monumenten, het verduidelijken of aanvullen van de informatie over gemeentelijke monumenten in het gemeentelijke erfgoedregister, of het schrappen uit het gemeentelijke monumentenregister. Het betreft hier nadere regels op grond van artikel 3 Erfgoedverordening Rotterdam 2020. De nadere regels zijn een uitwerking van artikel 9.1 en 9.3 van de Erfgoedverordening Rotterdam 2020.

 

Eerste lid

Het wijzigen van de identificerende gegevens kan noodzakelijk zijn om te verduidelijken uit welke onroerende zaak of zaken het gemeentelijke monument bestaat of om onjuistheden of tegenstrijdigheden te herstellen. Een voorbeeld is de noodzaak tot wijzigen van het register als de bestaande omschrijving van het gemeentelijke monument voor meerdere uitleg vatbaar is of niet elke bij de oorspronkelijke aanwijzing te beschermen onroerende zaak expliciet genoeg wordt vermeld. Bij een archeologisch monument kan het zijn dat het gebied niet goed ingemeten is waardoor de op de kaart aangegeven percelen niet volledig corresponderen met de (inmiddels bekende) locatie van het archeologische monument. Voor zover het gemeentelijke erfgoedregister van een gebouwd monument een contour bevat, is die slechts bepalend voor de vraag welke onroerende zaak beschermd is, en niet voor de exacte omvang van het gemeentelijke monument. De beschermde onroerende zaak kan immers in de loop der tijd in omvang wijzigen, bijvoorbeeld door een uitbouw, en dan wijzigt de omvang van het gemeentelijk monument automatisch mee (zie ook artikel 2).

 

Tweede lid

De voorwaarden voor de uitbreiding van de bescherming van een gemeentelijk monument zijn cumulatief, dus aan alle voorwaarden moet worden voldaan. Het gaat hierbij niet om het aanwijzen van nieuwe gemeentelijke monumenten.

In onderdeel a is aangegeven dat het evident moet zijn dat de betekenis van het gemeentelijke monument voor het gemeentelijke monumentenbestand als geheel moet toenemen. Bijvoorbeeld door het toevoegen van eerder niet geïnventariseerde onderdelen, bijvoorbeeld een interieur of tuinaanleg.

In onderdeel b is de voorwaarde opgenomen dat de aan het gemeentelijke monument toe te voegen onroerende zaak of zaken ondergeschikt moeten zijn aan de reeds beschermde onroerende zaak. Is dat namelijk niet het geval, dan ligt aanwijzing als zelfstandig gemeentelijk monument voor de hand, waarop dit artikel geen betrekking heeft.

Onderdeel c geeft aan dat de monumentale waarde van het bestaande gemeentelijke monument zelf niet inmiddels sterk verminderd mag zijn ten opzichte van de periode waarin het werd aangewezen. De reeds beschermde onroerende zaak is immers de hoofdreden van de status als gemeentelijke monument. Die moet nog overeind staan. Een vermindering van de monumentale waarde van de ‘dragende’ onroerende zaak kan niet opgevangen worden door een positieve waardering van de toe te voegen, ondergeschikte onroerende zaak of zaken.

Met onderdeel d wordt benadrukt dat er meerdere manieren zijn om een monument of archeologisch monument te beschermen. Het college kan oordelen dat andere beschermingsinstrumenten, zoals (planologische) bescherming via het bestemmingsplan, meer afdoende of passend zijn dan een aanwijzing als gemeentelijk monument. Bij archeologische monumenten is het bestemmingsplan zelfs het belangrijkste beschermingsinstrument en zal slechts in uitzonderlijke gevallen tot vergroting van de omvang van de bescherming van een gemeentelijk monument worden overgegaan.

 

Derde lid

Een monument of archeologisch monument moet voldoende monumentale waarde hebben om te kunnen worden aangewezen als gemeentelijk monument. Daaruit volgt ook dat er in sommige gevallen evident onvoldoende monumentale waarden kunnen resteren om de status van gemeentelijk monument te kunnen handhaven. Er kan dan een afvoeringsprocedure worden gestart.

Bij de beoordeling van de vraag of een gemeentelijk monument (of een zelfstandig onderdeel daarvan) uit het erfgoedregister moet worden verwijderd, staan de actuele waarderingscriteria voorop. Zij vormen het vertrekpunt van de belangenafweging. De oorspronkelijke overwegingen voor aanwijzing als gemeentelijk monument worden meegewogen voor zover ze nog van toepassing zijn op het gemeentelijk monument.

Afvoeren van de gemeentelijke erfgoedlijst van een archeologisch monument wordt overwogen wanner blijkt dat het terrein sinds de aanwijzing ernstig verstoord is geraakt, als het is opgegraven, of wanneer is geconstateerd dat het bodemarchief dusdanig onderhevig is aan degradatie dat de informatiewaarde die ten tijde van de aanwijzing in de bodem aanwezig was nu verdwenen is.

Verder wordt de raad in de gelegenheid gesteld om zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken.

 

Artikel 4. Algemeen aanwijzingsbeleid

Eerste lid

Aanwijzing als gemeentelijk monument blijft achterwege als dit instrument gelet op de aard of de omvang van het monument of archeologisch monument niet of minder geschikt is om de beoogde bescherming te bereiken. Hierbij kan gedacht worden aan een planologische bescherming in het bestemmingsplan of omgevingsplan.

 

Tweede en derde lid

Aanwijzing als gemeentelijk monument is evenmin aan de orde als over het monument of archeologisch monument tijdens een eerdere inventarisatie of anderszins al een bestuurlijk besluit door het college genomen is over het aanwijzen als gemeentelijk monument.

Het college kan hierop een uitzondering maken, indien er sprake is van relevante nieuwe feiten of omstandigheden. Hierbij kan gedacht worden aan nieuwe gegevens door opgravingen of bouw- en of cultuurhistorisch onderzoek

 

Artikel 5. Aanwijzing van monumenten

Uitgangspunt voor incidentele aanwijzing is dat het huidige gemeentelijke monumentenbestand al voldoende representatief wordt geacht voor de gebouwde en aangelegde monumenten.

Het is in beginsel echter mogelijk dat bijzondere ontdekkingen worden gedaan, waarvan het gewenst is dat daarvoor een bescherming wordt gerealiseerd in aanvulling op het huidige gemeentelijke monumentenbestand.

Een aanwijzingsprocedure kan incidenteel worden gestart, indien het een monument van zeer hoge inhoudelijke kwaliteit is op grond van de waarderingscriteria. Het aanwezig zijn van enig belang voor Rotterdam is niet voldoende.

Belangrijk is dat het om een essentiële aanvulling gaat van het gemeentelijke monumentenbestand. Het gaat dus niet om bescherming van ‘meer van hetzelfde’. Doel is een kwalitatief goed, niet een kwantitatief groot, gemeentelijk monumentbestand te creëren.

Bij een incidentele aanwijzing wordt nadrukkelijk ook rekening gehouden met het behoudsperspectief van het monument en de invloed van het monument op de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving. Een bijzonder en goed bewaard gebleven gebouw zal meer kans maken dan wanneer de vraag is of restauratie realistisch mogelijk is. Ook zal een monument dat een positieve impuls kan zijn voor een gebied en hierin een sleutelrol kan spelen een betere kans maken om als gemeentelijk monument in aanmerking te komen.

 

Artikel 6 en 8. Selectiecriteria aanwijzingsprogramma

Naast de door het college vastgestelde waarderingscriteria worden eventuele aanvullende selectiecriteria voor een specifiek aanwijzingsprogramma met het desbetreffende programma op de website van de gemeente geplaatst. De aanvullende criteria worden niet in de beleidsregel opgenomen omdat nog niet duidelijk is welke aanwijzingsprogramma’s er zullen komen. Op deze manier wordt een bepaalde standaard voor alle aanwijzingsprogramma’s gewaarborgd die op een later moment voor een specifiek aanwijzingsprogramma toegepast kunnen worden.

 

Artikel 7. Criteria incidentele aanwijzing van archeologische monumenten

Voor incidentele aanwijzing van een archeologisch monument als gemeentelijk monument gelden strenge selectiecriteria. Het zal hierbij echt om uitzonderlijke gevallen gaan, want de hoofdregel is dat archeologische gemeentelijk monumenten via een verbeter- of aanwijzingsprogramma worden aangewezen. In de praktijk zal dit alleen voorkomen wanneer er tijdens of buiten een archeologisch onderzoek onverwacht een uitzonderlijke vondst wordt gedaan welke beschermenswaardig blijkt te zijn. Evenals bij gebouwde en aangelegde monumenten kan een aanwijzingsprocedure incidenteel worden gestart, indien het een archeologisch monument van zeer hoge inhoudelijke kwaliteit met een hoge zeldzaamheid betreft. Het zal gaan om archeologische monumenten die vanwege schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde evident van algemeen belang zijn.

 

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

Eerste lid

Deze beleidsregel en nadere regels heeft betrekking op alle procedures die op grond van de Erfgoedverordening Rotterdam 2020 opgestart worden.

 

 

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl