Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regel subsidie Passende Kinderopvang gemeente Utrecht |
Citeertitel | Nadere regel subsidie Passende Kinderopvang |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 156, derde lid, van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-07-2023 | Aanpassing artikel 8 | 04-07-2023 | |||
20-05-2023 | 12-07-2023 | Nadere regel subsidie Passende Kinderopvang | 16-05-2023 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht:
Besluiten vast te stellen de volgende Nadere regel subsidie Passende Kinderopvang per 1-1-2024 onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregel Passende Kinderopvang: voorschoolse educatie en ‘kinderopvang plus’ Gemeente Utrecht 2020-2023.
Deze Nadere regel verstaat onder:
Kernpartneraanpak voorschoolse educatie: intensieve samenwerking tussen de aanbieders van voorschoolse educatie en plusopvang, de jeugdgezondheidszorg, Buurtteam Jeugd en gezin en samenwerkingsverband Utrecht Primair Onderwijs om goede en passende ondersteuning te bieden aan jonge kinderen en hun ouders in de stad Utrecht.
Leidende principes: Uitgangspunten die ten grondslag liggen aan hoe we in Utrecht werken, te weten: A) leefwereld centraal: de inwoner/het gezin/het kind/de jongere in het dagelijkse leven vormt het uitgangspunt voor de ondersteuning en voor beleidsontwikkeling; B) doen wat nodig is: maatwerk bieden in aanvulling op en in samenwerking met de inzet van het eigen netwerk; C) ruimte voor professionals: ruimte voor professionele afwegingen en beslissingen; D) uitgaan van mogelijkheden: normaliseren in plaats van problematiseren en aansluiten bij de mogelijkheden van de inwoner/gezin/kind/jongere en diens omgeving; E) zo nabij mogelijk: zorg beschikbaar in de eigen buurt, maatwerk in aansluiting bij inwoner/gezin/kind/jongere en de omgeving daar omheen; F) eenvoud: de inhoud is leidend, niet het systeem en het zorglandschap is overzichtelijk en minder versnipperd met minder bureaucratie.
Plusopvang: kinderopvang en buitenschoolse opvang, die valt onder de wet Kinderopvang, waar ondersteuning wordt geboden aan kinderen, bijvoorbeeld vanwege een verstandelijke of fysieke beperking, ontwikkelachterstand of gedragsproblemen. In deze Nadere regel wordt onderscheid gemaakt in twee varianten:
Sociale basis: omvat algemene voorzieningen die goed toegankelijk en bereikbaar zijn voor iedereen. Het gaat om onderwijs, sport, welzijn, cultuur en meer. Ook bewoners die zich vrijwillig inzetten voor elkaar en voor de buurt en veel organisaties en maatschappelijke initiatieven zijn onderdeel van deze sociale basis. In het kader van deze regeling gaat het oa.om initiatieven in de sociale basis rondom taal, opvoeden en opgroeien.
TLV-weging: een TLV is een toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal (basis) onderwijs. Er zijn 3 categorieën aan de TLV verbonden. Categorie 1 (laag; kinderen met psychische beperkingen, zeer moeilijk lerende kinderen en chronisch/langdurige zieke kinderen). Categorie 2 (midden; lichamelijke beperkingen). Categorie 3 (hoog; meervoudig gehandicapte kinderen en zeer moeilijk lerende kinderen met een lichamelijke beperking).
Voorschoolse educatie: Intensieve educatie voor kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar bestaande uit activiteiten ter bevordering van de beheersing van (de Nederlandse) taal met het oog op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden conform besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie gericht op het zo kansrijk mogelijk instromen in het basisonderwijs.
Vroegschoolse educatie: Uitvoering van een VVE-programma verzorgd in groep 1 en 2 van een basisschool als vervolg op de voorschoolse educatie. Bestaande uit activiteiten ter bevordering van de beheersing van (de Nederlandse) taal met het oog op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden en gericht op het zo kansrijk mogelijk doorstromen naar groep 3 van het basisonderwijs.
De gemeente Utrecht streeft ernaar dat er voor ieder kind (0-12 jaar) een passende plek is binnen de kinderopvang, het liefst binnen de eigen wijk. De doelstellingen van deze Nadere regel zijn:
Artikel 3 Eisen aan de subsidieaanvrager
Burgemeester en wethouders nodigen met deze subsidietender graag partijen uit die zich samen met de gemeente willen inzetten om de ambitie uit de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vorm te geven conform Utrechts sturingsmodel. Dit vraagt verantwoordelijkheid, flexibiliteit en oplossingsgerichtheid van de partners waarmee wordt samengewerkt. Dit blijkt uit rolneming, houding en gedrag van de subsidieaanvragers.
Burgemeester en wethouders stellen de volgende eisen aan de subsidieaanvrager:
De subsidieaanvrager is de 12 maanden voorafgaand aan het moment van aanvragen van de subsidie geen last onder dwangsom opgelegd vanwege een overtreding met hoge prioriteit zoals bepaald in de Beleidsregel toezicht & handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Utrecht. Als dit het geval is dan wordt de subsidieaanvraag geweigerd voor de betreffende locatie. De subsidieaanvraag wordt niet op deze grondslag geweigerd indien de Inspectie Kinderopvang heeft geoordeeld dat de overtreding hersteld is.
De subsidieaanvraag kan geweigerd worden indien en voor zover de aanvraag ziet op een locatie waar door de Inspectie Kinderopvang een overtreding met hoge prioriteit zoals bepaald in de Beleidsregel toezicht & handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Utrecht heeft geconstateerd met betrekking tot die locatie, de subsidieaanvrager deze nog niet heeft hersteld en niet voldoende duidelijk is binnen welke termijn en hoe deze overtredingen zullen worden hersteld.
Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond
Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks voor de twee beleidsdoelstellingen uit artikel 2 de subsidieplafonds vast middels de subsidiestaat. Het subsidieplafond is onder voorbehoud van goedkeuring van de gemeentebegroting en is te vinden in de subsidiestaat van de gemeente Utrecht.
Indien het aantal geselecteerde aanvragen het subsidieplafond overstijgt, dan wordt de subsidie verleend conform de verdeling beschreven in artikel 10, lid 7.
Artikel 5 Subsidiabele activiteiten
Deze subsidietender geldt voor de periode van 2024-2029.De subsidie kan uitsluitend voor 6 jaar worden aangevraagd. De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:
Het bieden van plusopvang voor de leeftijd 0-4 (kinderopvang plus) en/of voor de leeftijd 4-12 jaar (BSO plus)
Plusopvang (0-4 jaar en 4-12 jaar) is bedoeld voor kinderen die vanwege hun ondersteuningsbehoefte niet terecht kunnen op de reguliere kinderopvang, voorschoolse educatie of buitenschoolse opvang. Deze ondersteuningsbehoefte komt voort uit het hebben van een verstandelijke en/of fysieke beperking, een ontwikkelachterstand en/of gedragsproblematiek.
De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:
Het bieden van kinderopvang plus voor kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar, aansluitend op de kinderdagopvang. Bij kinderen in de leeftijd 0-4 jaar is vaak nog moeilijk te achterhalen wat de oorzaak van bepaald gedrag is. Kinderen voor wie kinderopvang plus geschikt is kunnen niet terecht op reguliere kinderopvang of voorschoolse educatie, maar de ondersteuningsbehoefte van kinderen binnen de plusopvang vraagt geen dusdanig specialisme dat een plek op een (dag)behandelsetting nodig is. Voor de uitvoering van kinderopvang plus zijn verschillende vormen mogelijk:
Het bieden van BSO plus voor de leeftijd 4-12 jaar, binnen een reguliere buitenschoolse opvang locatie. Kinderen voor wie deze vorm van buitenschoolse opvang plus geschikt is komen veelal vanuit het speciaal basisonderwijs (SBO). De ondersteuningsbehoefte van kinderen binnen de buitenschoolse opvang plus vraagt geen dusdanig specialisme dat een plek op een (dag)behandelsetting nodig is. Voor de uitvoering van buitenschoolse opvang plus zijn verschillende vormen mogelijk:
Het vormen van een kleinere groep binnen de reguliere buitenschoolse opvang (4-12 jaar). Het uitgangspunt is 1 pedagogisch medewerker op 5 kinderen. Hiermee wordt afgeweken van de beroepskracht-kind ratio, zoals bedoeld in de wet kinderopvang. Kinderen uit de plusgroep worden zoveel als mogelijk geïntegreerd met de reguliere groepen en in de uitvoering wordt inclusiviteit nagestreefd. Indien mogelijk stromen kinderen uit naar de reguliere groep en/of wordt een lichtere vorm van ondersteuning toegepast;
Het inzetten van extra ondersteuning op de BSO groep, en/of het bieden van extra ondersteuning aan enkele kinderen op de groep, wanneer de populatie kinderen op deze groep hierom vraagt. Bijvoorbeeld als er veel instroom is van kinderen vanuit het speciaal (basis) onderwijs. De ondersteuning per kind wordt gemonitord en indien mogelijk wordt een lichtere vorm van ondersteuning toegepast;
Het bieden van buitenschoolse opvang plus voor de leeftijd 4-12 jaar specifiek gekoppeld aan een speciaal onderwijs school (SO; bij voorkeur in hetzelfde gebouw). Op het SO zitten leerlingen met een lichamelijke- zintuiglijke of verstandelijke beperking en/of leerlingen die vanwege leer- of gedragsproblemen zwaardere ondersteuning nodig hebben, dan bijvoorbeeld kinderen vanuit het SBO.
Artikel 6 Eisen aan de subsidieaanvraag
Voor alle subsidieaanvragen gelden de volgende eisen:
De aanvragers dienen hun subsidieaanvraag in met e-herkenning via www.utrecht.nl/subsidie
Uit de aanvraag moet blijken dat wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in artikel 6, derde lid van de Algemene subsidieverordening (ASV). De aanvraag gaat vergezeld van de documenten die genoemd worden in de ASV, artikel 6, vierde lid:
een activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten met daarbij een omschrijving waarvoor subsidie wordt gevraagd en van de doelen van die activiteiten. In lid 7 en 8 van dit artikel staat welke informatie ten minste moet worden opgenomen voor respectievelijk de aanvraag voor voorschoolse educatie en plusopvang;
een financiële onderbouwing van de aanvraag die aansluit op het overzicht van de activiteiten. In deze onderbouwing staat per activiteit opgenomen welke personele en materiële middelen nodig zijn voor de activiteiten. Tevens is het gevraagde subsidiebedrag helder onderbouwd met daarbij een sluitende begroting met daarin alle (overige) inkomsten;
Indien er op een kindercentrum waarvoor subsidie wordt aangevraagd door de toezichthouder Inspectie Kinderopvang hoge prioriteitsovertreding(en) zijn geconstateerd zoals genoemd onder artikel 3 lid 1 sub d, dan dient de subsidieaanvrager gegevens en documenten bij te voegen waaruit blijkt dat deze overtredingen zijn hersteld.
Aanvullende eisen voor een subsidieaanvraag voor voorschoolse educatie:
In het activiteitenplan, zoals benoemd in artikel 6, lid 3.a, is in ieder geval opgenomen:
op welke wijze de subsidieaanvrager een ondersteuningsstructuur en ondersteuning biedt aan kinderen die extra ondersteuning nodig hebben en samenwerkt met (kern)partners zoals de sociale basis partijen, de jeugdgezondheidszorg (waaronder team toeleiding), het buurtteam, het samenwerkingsverband Utrecht PO en de aanvullende jeugdhulppartners.
hoe de subsidieaanvrager inzet op gelijkwaardige samenwerking en educatief partnerschap met ouders. Specifiek hoe subsidieaanvrager aandacht heeft in de gehele organisatie om ouders van kinderen op de voorschool extra te ondersteunen in het proces van aanmelding, het aanvragen van kinderopvangtoeslag en eventuele verdere vragen. En hoe hij hierin samenwerkt met de jeugdgezondheidszorg, waaronder team Toeleiding;
de subsidieaanvrager levert een onderbouwde prognose uitgesplitst per wijk van hoeveel locaties, groepen en kindplaatsen (per week en op jaarbasis) de organisatie biedt en hoeveel kinderen de subsidieaanvrager verwacht een plek te kunnen bieden, uitgesplitst naar kinderen met een indicatie en kinderen zonder een indicatie en tevens met onderscheid tussen recht op kinderopvangtoeslag en geen recht op kinderopvangtoeslag (zie bijlage 1 Formats prognose, begroting en verantwoording passende kinderopvang onderdeel VE);
Aanvullende eisen voor eensubsidieaanvraag voor het bieden van plusopvang:
In het activiteitenplan, zoals benoemd in artikel 6, lid 3.a, is in ieder geval een toelichting opgenomen die de volgende onderdelen bevat:
een concrete beschrijving van de uitvoering van de plusopvang activiteiten, voor welke doelgroep subsidie wordt aangevraagd (0-4 of 4-12 en welke doelgroep kenmerken), in hoeverre de activiteiten aanvullend zijn op de wettelijke eisen zoals genoemd in de Wet Kinderopvang en in hoeverre continuïteit wordt gewaarborgd van de activiteiten uitgevoerd binnen de huidige opdracht. De varianten genoemd in artikel 5 lid 2 kunnen daarbij als richtlijn worden gebruikt;
hoe de keuze voor plusopvang locaties en groepen tot stand is gekomen, aansluitend op de vraag van de doelgroep in de wijk/school en hoe de subsidieaanvrager daarover afstemming heeft gezocht met de doelgroep en partners, zoals scholen, het buurtteam, de jeugdgezondheidszorg en de aanvullende jeugdhulp;
hoe subsidieaanvrager de toeleiding naar de plusopvang vormgeeft, hoe de subsidieaanvrager daarin zorgdraagt voor het bereiken van de juiste doelgroep in de stad en hoe subsidieaanvrager daarover samenwerkt met partners, zoals scholen, het buurtteam, de jeugdgezondheidszorg en de aanvullende jeugdhulp.
Artikel 7 Indieningstermijn subsidieaanvraag
Alle aanvragen moeten uiterlijk 14 juli 2023 worden ingediend met e-herkenning via www.utrecht.nl/subsidie bij burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht.
Artikel 8 Maximaal subsidiebedrag per aanvraag/aanvrager
Subsidie wordt alleen verleend voor kinderen tussen 2,5 en 4 jaar oud die zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en woonachtig zijn in de gemeente Utrecht, met uitzondering van specifieke casuïstiek op basis van advies van de kernpartner(s). Subsidieontvanger ontvangt alleen subsidie voor kinderen waarvoor hij een getekende betalingsovereenkomst heeft.
Burgemeester en wethouders stellen:
per kind voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag een bedrag ter beschikking voor de compensatie van (een deel van) de ouderbijdrage voor afgenomen uren, conform richtlijnen Belastingdienst/Toeslagen. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag dat de via de Belastingdienst/Toeslagen jaarlijks wordt vastgesteld, minus de te betalen ouderbijdrage volgens de ouderbijdragetabel van de Belastingdienst/Toeslagen.
Op basis van de jaarprognose ontvangt de subsidieaanvrager een subsidie, waarbij bij de vaststelling de door de subsidieaanvrager ontvangen ouderbijdragen in mindering worden gebracht op de verleende subsidie. Na afloop van het kalenderjaar wordt de subsidie vastgesteld op basis van het werkelijk aantal geplaatste kinderen en de ontvangen ouderbijdragen.
Op het genoemde subsidiebedrag onder a wordt op jaarbasis geldende indexaties van de gemeente Utrecht (één derde van het kindtarief) en op de SPUK middelen van het Rijk (twee derde van het kindtarief) toegepast. Halverwege de subsidieperiode kunnen burgemeester en wethouders bepalen of er aanleiding is om het bedrag eenmalig te verhogen voor de resterende looptijd van de subsidieperiode.
Subsidie wordt alleen verleend voor kinderen die zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en woonachtig zijn in de gemeente Utrecht. Voor het bieden van plusopvang ontvangt subsidieaanvrager een vergoeding per bezette kindplaats per dagdeel. Het maximale subsidiebedrag is afhankelijk van het aantal bezette kindplaatsen dat per week, en op jaarbasis, beschikbaar worden gesteld binnen de plusopvang locatie. Op de vergoeding per dagdeel worden op jaarbasis geldende indexaties van de gemeente Utrecht toegepast.
Burgemeester en wethouders stellen:
Voor kinderopvang plus (0-4 jaar) geldt dat de subsidieaanvrager op basis van de kosten van de activiteiten van plusopvang een maximale vergoeding krijgt per bezette kindplaats per dagdeel. De subsidieaanvrager dient een realistische aanvraag te doen, passend bij de activiteit zoals genoemd in artikel 5.2.1. De aanvraag wordt beoordeeld op basis van criterium 4 zoals benoemd in artikel 9 lid 2;
Voor buitenschoolse opvang plus (4-12) geldt:
Voor de plusopvang gekoppeld aan het speciaal onderwijs geldt dat op basis van maatwerk mag worden afgeweken van het standaardtarief van €32,00. Hier kan een hoger tarief worden toegepast (€32,00 x 1,5 en €32,00 x 2 toegepast), indien vanwege de ondersteuningsbehoefte van het kind intensievere begeleiding nodig is. Hierbij wordt aangesloten bij de TLV weging die wordt gebruikt in het speciaal onderwijs.
Voor de plusopvang geldt dat ouder(s)/verzorger(s) de reguliere ouderbijdrage betalen. Hiervoor kunnen zij kinderopvangtoeslag aanvragen. Indien ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag dan kan een aanvraag worden gedaan voor een Sociaal-Medische Indicatie regeling (SMI-regeling). Mocht de SMI-regeling niet passend worden bevonden vanwege de specifieke situatie van het betreffende gezin, dan kan er binnen deze subsidieregeling naar maatwerk worden gekeken ten aanzien van de tegemoetkoming in de ouderbijdrage.
Artikel 9 Beoordeling subsidieaanvraag
De mate waarin de aanvraag aansluit op en bijdraagt aan de ambitie van de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vanaf 2024, de doelstellingen van voorschoolse educatie en het werken in partnerschap aan de stedelijke opgave voor jonge kinderen.
Een gesprek maakt voor dit criterium onderdeel uit van de beoordelingsprocedure. Hierin geeft de aanvrager een mondelinge toelichting op zijn aanvraag met betrekking tot criterium 1. Dit zal een gesprek zijn van een uur. Vanuit de gemeente zullen hierbij twee personen aanwezig zijn, de teammanager onderwijs en een lid van de beoordelingscommissie. Het gesprek kan van invloed zijn op de scores van de onderdelen a en b van dit artikel.
Criterium 2: Kwaliteit en continuïteit van de uitvoering van activiteiten (totaal maximaal 50 punten)
De mate waarin de aanvraag aansluit op de gewenste kwaliteit en continuïteit van uitvoering van de activiteiten.
Subsidieaanvrager geeft aan op welke wijze hij inzet op gelijkwaardige samenwerking, educatief partnerschap en hoe subsidieaanvrager aandacht heeft in de gehele organisatie om ouders van kinderen op de voorschool extra te ondersteunen in het proces van aanmelding, het aanvragen van kinderopvangtoeslag en eventuele verdere vragen. En hoe hij hierin samenwerkt met de jeugdgezondheidszorg, waaronder team Toeleiding (maximaal 10 punten);
Een gesprek maakt voor dit criterium onderdeel uit van de beoordelingsprocedure. Hierin geeft de aanvrager een mondelinge toelichting op zijn aanvraag met betrekking tot criterium 2. Dit zal een gesprek zijn van een uur. Vanuit de gemeente zullen hierbij twee personen aanwezig zijn, de teammanager onderwijs en een lid van de beoordelingscommissie. Het gesprek kan van invloed zijn op de scores van de onderdelen a t/m e van dit artikel.
De mate waarin de aanvraag bijdraagt aan de opgave in de stad.
Subsidieaanvrager geeft aan op welke wijze de aanvraag bijdraagt aan de behoefte aan voorschoolse educatie in de stad en het bereiken van kinderen met en zonder een indicatie en geef hiervan een onderbouwing met betrekking tot de verschillende wijken in Utrecht en locaties, groepen en kindplaatsen waarvoor subsidieaanvrager een aanvraag indient (maximaal 30 punten).
verbinding met de reguliere kinderopvang, voorschool en/of BSO plaatsvindt. Maak concreet hoe in de uitvoering de plusgroep zo veel als mogelijk integreert met de reguliere groep(en) en welke inspanning subsidieaanvrager doet om kinderen weer te laten uitstromen naar de reguliere groep en/of een lichtere vorm van ondersteuning toepast (maximaal 5 punten);
Een gesprek maakt voor dit criterium onderdeel uit van de beoordelingsprocedure. Hierin geeft de aanvrager een mondelinge toelichting op zijn aanvraag met betrekking tot criterium 1. Dit zal een gesprek zijn van een uur. Vanuit de gemeente zullen hierbij twee personen aanwezig zijn, de teammanager jeugd en een lid van de beoordelingscommissie. Het gesprek kan van invloed zijn op de scores van de onderdelen a t/m d van dit artikel.
Een gesprek maakt voor dit criterium onderdeel uit van de beoordelingsprocedure. Hierin geeft de aanvrager een mondelinge toelichting op zijn aanvraag met betrekking tot criterium 2. Dit zal een gesprek zijn van een uur. Vanuit de gemeente zullen hierbij twee personen aanwezig zijn, de teammanager jeugd en een lid van de beoordelingscommissie. Het gesprek kan van invloed zijn op de scores van de onderdelen a en b van dit artikel.
Bij de besluitvorming geldt de volgende procedure:
Besluitvorming over de aanvragen voor voorschoolse educatie vindt als volgt plaats:
Indien meerdere subsidieaanvragers, die op basis van hun rangorde in aanmerking komen voor subsidie, voor eenzelfde basisschoollocatie(s) subsidie hebben aangevraagd, dan wordt de subsidie verleend aan de partij die beschikt over een (intentie) samenwerkingsverklaring van de school en het schoolbestuur;
Indien meerdere subsidieaanvragers, die op basis van hun rangorde in aanmerking komen voor subsidie, voor eenzelfde gemeentelijke locatie, subsidie hebben aangevraagd, dan wordt de locatie 'toegewezen’ en subsidie verleend aan de partij die de afgelopen periode reeds in deze locatie voorschoolse educatie heeft aangeboden, of indien dit niet het geval is, dan wordt de locatie 'toegewezen’ aan de partij met de hoogste score;
Indien de gewenste spreiding van de uitvoering van voorschoolse educatie (artikel 5 lid 1) over de stad onvoldoende kan worden gerealiseerd met de geselecteerde subsidieaanvragen (bijvoorbeeld wanneer sprake is van te veel of te weinig aanvragen voor een bepaalde wijk gezien de te bedienen doelgroep populatie), kunnen burgemeester en wethouders besluiten om:
Afzonderlijk met iedere subsidieaanvrager in gesprek te gaan over hoe het ontbrekende aanbod toch gerealiseerd kan worden. De (maximaal 6) geselecteerde aanvragers krijgen de gelegenheid hier een aanvullende aanvraag voor te doen binnen een termijn van 4 weken na verleningsbeschikking. De aanvrager met de hoogste score komt in aanmerking voor subsidie voor het ontbrekende aanbod;
Besluitvorming over aanvragen voor plusopvang:
Indien de gewenste spreiding van de uitvoering van ‘plusopvang’ (artikel 5 lid 2) over de stad onvoldoende kan worden gerealiseerd met de geselecteerde subsidieaanvragen (bijvoorbeeld wanneer sprake is van te veel aanbod in bepaalde wijken ten opzichte van geen aanbod in andere wijken), kunnen burgemeester en wethouders besluiten om:
Artikel 11 Verplichtingen aan subsidieverlening
Verplichtingen aan subsidieverlening zijn:
Burgemeester en wethouders verlenen subsidie voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 5 voor de periode van 6 jaar. De periode start op 1 januari 2024. De invulling van de uit te voeren activiteiten vindt jaarlijks plaats. De subsidieontvanger dient daarvoor jaarlijks een activiteitenplan, begroting en prognose in vóór 1 oktober van het komende jaar.
Op basis van de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vanaf 2024 gelden voor de uitvoering van voorschoolse educatie de volgende verplichtingen:
Subsidieontvanger participeert met andere aanbieders van voorschoolse educatie in een platform, waar zij gezamenlijk afspraken maakt wat ten goede komt aan de realisatie van de doelstellingen en gezamenlijk streeft naar het realiseren van een bereik van 90% van de kinderen met een indicatie in Utrecht;
Op basis van de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vanaf 2024 gelden voor de uitvoering van plusopvang de volgende verplichtingen voor de subsidieontvanger:
Indien er sprake is van een op zichzelf staande plusgroep wordt afgeweken van de reguliere beroepskracht-kind ratio. Het uitgangspunt is 1 pedagogisch medewerker op 5 kinderen. In overleg met de accounthouder van de gemeente Utrecht kan hiervan worden afgeweken (bijvoorbeeld als 1;4 of 1;6 passender is bij de locatie, het personeel en/of de doelgroep);
De pedagogisch medewerker op de plusgroep is minimaal HBO geschoold met kennis over- of ervaring met de specifieke doelgroep. Wanneer vacatures door omstandigheden niet tijdig kunnen worden ingevuld door een HBO geschoolde kracht dan kan, na overleg met de accounthouder van de gemeente Utrecht, van deze eis worden afgeweken. Subsidieontvanger maakt aantoonbaar dat de keuze geen invloed heeft op de kwaliteit van de ondersteuning geboden op de groep en geen negatieve gevolgen heeft voor de inzet en belastbaarheid van de andere medewerkers op de groep;
Aanmelding: de kinderopvang of BSO is eindverantwoordelijk voor de toetsing of een kind in aanmerking komt voor de plusopvang/groep. Als voorwaarde wordt gesteld dat voorafgaand aan elke plaatsing op de plusgroep, of het bieden van ondersteuning, afstemming plaatsvindt met het buurtteam of indien passend andere partners, zoals de jeugdgezondheidszorg of school. Betrokkenheid van een externe partij waarborgt de toets of de juiste kinderen op de plusopvang komen. Over de wijze van afstemming worden gezamenlijk afspraken gemaakt tussen subsidieontvanger en buurtteam, zoals beschreven in lid 7 van dit artikel;
In de periode tussen de verlening van deze subsidie en de start van de looptijd worden voor elke plusopvang locatie concrete samenwerkingsafspraken opgesteld met het buurtteam en andere samenwerkingspartners, zoals de jeugdgezondheidszorg en school. Deze afspraken worden minimaal jaarlijks geëvalueerd. In deze samenwerkingsafspraken wordt ten minste opgenomen:
de doelgroep en toeleiding: welke kinderen zijn passend op de specifieke pluslocatie en welke kinderen niet? Hoe, wanneer en tussen welke partijen vindt afstemming plaats voorafgaand aan de plaatsing van een kind op de plusgroep of de inzet van extra begeleiding. Wanneer kinderen niet passend zijn voor de pluslocatie; hoe worden zij verder ondersteund bij de zoektocht naar alternatieven? Wie zijn betrokken bij dit proces en hoe wordt dit bepaald?;
De subsidieontvanger verantwoordt in de tussen- en eindrapportage en accountgesprekken over ten minste: (verwacht) aantal unieke kinderen, (verwacht) aantal dagdelen per jaar, het bereiken van de juiste doelgroep, het bereikte aantal kinderen, het gemiddelde aantal bezette kindplaatsen per kind per jaar, de bezetting en personele capaciteit van de groep, financiële resultaat en de samenwerking met partners;
De subsidieontvanger van de plusopvang werkt actief aan bekendheid van de plusopvang in de wijk en zoekt actief aansluiting bij SBO en SO scholen, het samenwerkingsverband primair onderwijs, het buurtteam, de aanvullende jeugdhulppartijen, de kinderopvangpartijen en andere relevante partijen in de wijk;
Artikel 12 Intrekken en wijzigen van de subsidieverlening
Naast in de Awb en in de ASV genoemde gronden voor intrekking of wijziging van een subsidieverlening voorafgaand aan de subsidievaststelling, kunnen Burgemeester en wethouders de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn ook intrekken of wijzigen wanneer er na 3 jaar subsidieverlening iets verandert in de hoogte van de financiering vanuit het Rijk voor de onderdelen van Passende Kinderopvang.
Het beleid waarvoor de subsidie (omschrijving) wordt ingezet, wordt periodiek geëvalueerd. De evaluatie kan leiden tot aanpassing van de subsidieregeling en deze Nadere regel.
In de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vanaf 2024 staat het beleid voor voorschoolse educatie en plusopvang beschreven voor de komende periode. Deze nota tezamen met deze Nadere regel vormt de basis voor monitoring en evaluatie.
Door tijdens de uitvoering van deze Nadere regel steeds te blijven reflecteren en leren zullen inzichten ontstaan die helpen om nog meer effect te bereiken. Jaarlijkse wordt op basis van tussentijdse rapportages, eindrapportage en kwalitatieve (kwartaal)gesprekken getoetst of de inzet bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen en wat nodig is om Passende Kinderopvang verder door te ontwikkelen. Dit doen wij in co-creatie met ontvangers en gebruikers. Wij maken hierbij gebruik van het Utrechtse sturingsmodel op basis van het model Simons om de sturing en verantwoording meer dynamisch en betekenisvol in te richten.
Conform AWB (artikel 4.24) wordt minimaal in het vijfde jaar de doeltreffendheid en de effecten van deze Nadere regel geëvalueerd.