Organisatie | Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening financieel beleid, beheer en organisatie 2023 gemeente Eindhoven |
Citeertitel | Verordening financieel beleid, beheer en organisatie 2023 gemeente Eindhoven |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2023 | financieel beheer | 09-05-2023 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting worden alle strategische investeringskredieten integraal begroot en de overige investeringen worden begroot op het niveau van vervangingskrediet. Per krediet wordt het totaalbedrag en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven (zowel uitgaven als bijdragen derden).
Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 10 miljoen informeren burgemeester en wethouders de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
Indien burgemeester en wethouders voorzien dat een geautoriseerd investeringskrediet dreigt te worden overschreden al dan niet door onvoorziene investeringen, wordt dit door burgemeester en wethouders aan de raad gemeld. Burgemeester en wethouders voegen hierbij een voorstel voor wijziging van het investeringskrediet inclusief begrotingswijziging en/of een voorstel voor bijstelling van het beleid.
Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
Indien gedurende de uitvoering van een project extra werkzaamheden worden uitgevoerd en de kosten hiervan volledig gedekt worden uit een bijdrage van derden, én de werkzaamheden passen binnen de scope van het project en de scope van het oorspronkelijke krediet, én de autorisatie van het krediet op basis van onderdeel b van dit artikel een bevoegdheid van B&W is, mag de kredietverhoging tot €100.000,- door de budgethouder van het krediet worden vastgesteld. Dit geldt omgekeerd onder dezelfde voorwaarde ook voor kredietverlagingen tot € 100.000,-.
Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar. Burgemeester en wethouders bieden dit voorstel uiterlijk in december van het betreffende jaar aan de raad aan.
Artikel 8 Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen
In het kader van de actieve informatieplicht beslissen burgemeester en wethouder niet over:
indien het onderhavige besluit politiek gevoelig is, nieuw beleid behelst, de doelstellingen van het programma wijzigen of groter is dan € 1 miljoen, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.
Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 11 Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks tegelijkertijd met het auditplan van de accountant ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Burgemeester en wethouders operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.
Artikel 12 Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
Artikel 17 Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
De toerekening van overheadkosten aan grondexploitaties, investeringen en groot onderhoudsprojecten, die ten laste van een voorziening worden gebracht, vindt plaats door middel van een opslag op de directe productieve formatie-uren volgens de volgende berekeningswijze: relevante kosten overhead gedeeld door de directe formatie-uren inclusief inhuur van de productiesectoren = opslag.
Het percentage van de omslagrente (interne rente) voor de rentetoerekening van de kapitaallasten is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen en wordt vastgesteld bij de begroting. In afwijking hierop worden bij grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen toegerekend. Bij projectfinanciering worden de werkelijke rentekosten toegerekend.
Burgemeester en wethouders zorgen dat de paragrafen van de gemeente Eindhoven de wettelijke informatie zoals voorgeschreven in de BBV en notities van de commissie BBV bevatten. Daarnaast worden de paragrafen aangevuld met voor Eindhoven relevante informatie.
Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 24 Financiële organisatie
Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 22. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Artikel 26 Intrekken oude verordening
De financiële verordening Gemeente Eindhoven 2022 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Artikel 27 Inwerkingtreding en citeertitel
Afschrijvingstermijnen gemeente Eindhoven per activasoort
Bijlage 1 bij de verordening financieel beleid, beheer en organisatie Gemeente Eindhoven 2023
*) Voor elke nieuwe investering wordt de exacte afschrijvingstermijn vastgesteld.
Op de activasoorten 1099 (voorbereidingskosten. aankoop grond), 1200 (deelnemingen meerderheids), 1202 (deelnemingen minderheids) en 1210 (leningen ogv de ABW) wordt niet afgeschreven
Bevoegdheden begrotingswijzingen gemeente Eindhoven
Bijlage 2 bij de Verordening financieel beleid, beheer en
organisatie 2023 gemeente Eindhoven.
Gedurende het boekjaar zijn er vier typen wijzigingen mogelijk op programma, taakveld of kostenplaatsniveau:
1. Beleidsbegrotingswijzigingen: begrotingswijzigingen die door de raad moeten worden vastgesteld.
2. Technische begrotingswijzigingen: begrotingswijzigingen die door de raad zijn gemandateerd naar het college.
3. Taakveldwijzigingen: wijzigingen binnen een programma (zonder een effect op de baten e/o lasten op programmaniveau). Daarmee zijn het officieel geen begrotingswijzigingen. We hanteren hiervoor de term Taakveldwijziging. Het college is hiervoor bevoegd, mits er geen sprake is van nieuw beleid, de onderwerpen niet bestuurlijk gevoelig zijn en de doelstellingen van het programma niet in gevaar komen. In een enkel geval kan over taakveldwijzigingen door de portefeuillehouder worden besloten, vooral vanwege het spoedeisend karakter van de besluitvorming. Dit is een mandatering binnen de collegebevoegdheden. Dit betreft de taakveldwijzigingen:
- aanvragen voor voorzieningen in de onderwijshuisvesting met een spoedeisend karakter;
- planschade voorstellen en ontwerp bestemmingsplannen.
Taakveldwijzigingen groter dan € 1 miljoen worden aan de raad voorgelegd, waarbij deze grens niet van toepassing is op technische begrotingswijzigingen voortvloeiend uit gewijzigde uitkeringen gemeentefonds en wijzigingen inzake verschuivingen over de jaarschijven van meerjarige exploitatieprojecten.
4. Administratieve wijzigingen: wijziging die binnen een Taakveld blijft. Bijvoorbeeld binnen het Taakveld A wordt een budget van reiskosten omgezet naar drukwerk. Daarnaast worden begrotingswijzigingen (op taakveldniveau) kleiner dan € 15.000,-eveneens administratief afgedaan. De budgethouders zijn hiervoor bevoegd mits de onderwerpen niet bestuurlijk gevoelig zijn, er geen sprake is van nieuw beleid en de doelstellingen van een programma niet in gevaar komen.
In het volgende schema is het onderscheid tussen begrotingswijzigingen (raadsbevoegdheid) en taakveldwijzigingen weergegeven (collegebevoegdheid) en welke begrotingswijzigingen te mandateren zijn aan het college.
In een stroomschema ziet dat er als volgt uit.
Voorbeelden van technische begrotingswijzigingen zijn:
1. Begrotingswijzigingen waarmee stelposten worden overgebracht naar taakvelden, op voorwaarde dat de raad al heeft ingestemd met de te voeren activiteiten.
2. Begrotingswijzigingen vanuit de post onvoorzien.
3. Begrotingswijzigingen vanuit bestemmingsreserves waarvoor door de raad reeds een bestemming is gegeven.
4. Begrotingswijzigingen aangaande investeringskredieten die niet voorzien waren ten tijde van de begrotingsbehandeling binnen bestaand beleid en met reeds aanwezige dekking voor kapitaallasten.
5. Begrotingswijzigingen ten laste van de saldireserve specifiek, voor zover de raad inhoudelijk en financieel in een eerder stadium reeds heeft ingestemd.
6. Begrotingswijzigingen als gevolg van overhevelen van activiteiten en daarmee formatie of afdelingen, binnen bestaand beleid.
7. Begrotingswijzigingen als gevolg van aanpassing in de kostenverdeling.
8. Begrotingswijzigingen binnen de bedrijfsvoering, binnen bestaand beleid.
Dit betreft een niet limitatieve opsomming.