Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Subsidieregeling samen sociaal en vitaal Den Haag 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling samen sociaal en vitaal Den Haag 2023
CiteertitelSubsidieregeling samen sociaal en vitaal Den Haag 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSubsidieregeling samen sociaal en vitaal Den Haag 2023

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-05-202331-12-2025nieuwe regeling

09-05-2023

gmb-2023-218221

RIS315437 OCW/10517678

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling samen sociaal en vitaal Den Haag 2023

Toelichting

Een van de uitgangspunten in het coalitieakkoord 2022-2026 ‘Voor de stad die tegen een stootje kan’ (RIS313189) is dat iedereen naar vermogen mee moet kunnen doen aan de samenleving. De persoonlijke netwerken van inwoners zijn daarbij cruciaal.

 

Tegen die achtergrond biedt deze subsidieregeling de sociale verbanden in de stad de mogelijkheid subsidie aan te vragen om activiteiten te organiseren die de vitaliteit, participatie en zelfredzaamheid van senioren alsmede kwetsbare inwoners en hun mantelzorgers versterken. Daarmee bevordert deze subsidieregeling dat zij een zelfstandig leven kunnen leiden, volwaardig en betekenisvol kunnen deelnemen aan de maatschappij en een passend sociaal netwerk kunnen onderhouden.

 

De subsidieregeling is een vervolg op de Subsidieregeling samen sociaal en vitaal Den Haag 2022 (RIS312352). Deze subsidieregeling is geëvalueerd en op een aantal onderdelen gewijzigd. Vanwege de aard en omvang van de wijzigingen is voor 2023 deze nieuwe subsidieregeling vastgesteld.

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

 

gelet op:

 

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020,

 

besluit:

 

  • -

    vast te stellen de Subsidieregeling samen sociaal en vitaal Den Haag 2023:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

- actuele ontwikkeling:

gebeurtenis die recent heeft plaatsgevonden of op korte termijn plaats zal vinden die een belangrijke invloed heeft op het dagelijks leven van de doelgroep waarvoor de aanvrager activiteiten organiseert en die om het organiseren van aanvullende en specifiek op die gebeurtenis gerichte activiteiten vraagt;

- ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

- Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

- cofinanciering:

bijdrage die een aanvrager met eigen financiële middelen of middelen in natura, financiële middelen van derden of middelen in natura alsmede subsidie op grond van andere regelingen levert aan de kosten die verbonden zijn aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

- college:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

- eenzaamheid:

het missen van betekenisvolle relaties met een brede groep mensen, van een vertrouwelijke band met een ander persoon of van een gevoel van verbondenheid in het bestaan zelf;

- flexibele vrijwilliger:

vrijwilliger die beschikbaar is voor verschillende soorten vrijwilligerswerk, meestal kortlopend, die zich niet vastlegt op een vaste taak en flexibel beschikbaar is voor ad-hoc klussen;

- innovatie:

vernieuwing of verbetering van activiteiten, producten of diensten zodat die een aanvulling op het bestaande aanbod vormen of het bestaande aanbod aantrekkelijker of toegankelijker maken danwel de kwaliteit van het vrijwilligerswerk verhogen of de werving van nieuwe vrijwilligers stimuleren;

- kwetsbare inwoner:

inwoner van Den Haag die vanwege een fysieke, verstandelijke, psychische of zintuigelijke beperking, een chronische ziekte of psychosociale problematiek, extra ondersteuning nodig heeft bij het vitaal blijven, zelfstandig functioneren of het deelnemen aan de samenleving;

- langdurig positief effect:

blijvende of aanhoudende vermindering van de ervaren eenzaamheid of blijvende of aanhoudende verbetering van de ervaren kwaliteit van leven of de gezondheid;

- maatje:

getrainde vrijwilliger die vanuit een vrijwilligersorganisatie wordt gekoppeld aan een kwetsbare inwoner met als doel de kwetsbare inwoner uit een sociaal isolement te halen of het teweegbrengen van een gedrags- of mentaliteitsverandering bij de kwetsbare inwoner;

- mantelzorger:

persoon die gedurende ten minste drie maanden aansluitend en gemiddeld minimaal acht uur per week onbetaalde hulp of ondersteuning biedt aan een naaste die een kwetsbare inwoner is;

- participatie:

deelnemen aan het maatschappelijk verkeer;

- senior:

inwoner van Den Haag die vanwege ouderdom extra ondersteuning nodig heeft bij het vitaal blijven, zelfstandig functioneren of het deelnemen aan de samenleving;

- vitaliteit:

goede mentale of fysieke gesteldheid en veerkracht wanneer deze gesteldheid afneemt;

- vrijwilliger:

persoon die in het maatschappelijk belang niet-medische ondersteuning aan kwetsbare inwoners van Den Haag biedt zonder dat er sprake is van de uitoefening van een beroep of bedrijf en zonder dat er voor de werkzaamheden salaris wordt betaald;

- vrijwilligersorganisatie:

stichting of vereniging waarvan de activiteiten voor minimaal 70% van het totaal aantal manuren worden uitgevoerd door vrijwilligers;

- zelfredzaamheid:

in staat zijn tot het zelfstandig uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden en het onderhouden van een passend sociaal netwerk.

 

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten.

 

Artikel 1:3 Doel van de subsidie  

  • 1.

    Het doel van deze subsidieregeling is het versterken van de vitaliteit, de participatie of de zelfredzaamheid van senioren en kwetsbare inwoners van Den Haag en het ondersteunen van de mantelzorgers van deze inwoners. 

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is dat senioren en kwetsbare inwoners duurzaam volwaardig en betekenisvol kunnen deelnemen aan de Haagse samenleving en dat mantelzorgers duurzaam hulp en ondersteuning kunnen bieden zonder dat dit ten koste gaat van de eigen vitaliteit, participatie of zelfredzaamheid. 

 

Artikel 1:4 Activiteiten

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten met een langdurig positief effect:

    a. voor senioren die gericht zijn op het versterken van de vitaliteit, participatie of zelfredzaamheid van senioren en waarbij ten minste 75% van de aan de activiteiten deelnemende senioren zelfstandig woont; 

    b. voor mantelzorgers die gericht zijn op het versterken van de vitaliteit, participatie of zelfredzaamheid van de mantelzorgers en waarbij sprake is van individuele of groepsgerichte ondersteuning; 

    c voor kwetsbare inwoners waarbij vrijwilligersorganisaties niet-medische ondersteuning bieden door middel van het inzetten van vrijwilligers of maatjes; 

    d. voor kwetsbare inwoners die gericht zijn op het vinden, verbinden en activeren van inwoners die eenzaamheid ervaren;

    e. voor kwetsbare inwoners met een beperking gericht op het versterken in groepsverband van de vitaliteit, participatie of zelfredzaamheid en die door hun beperking geen gebruik kunnen maken van het reguliere aanbod van activiteiten;

    f. voor vrijwilligersorganisaties waarbij zij vrijwilligers werven, de deskundigheid onder vrijwilligers vergroten, de organisatie professionaliseren of het aangeboden vrijwilligerswerk flexibiliseren;

    g. voor de activiteiten bedoeld onder a tot en met f waarbij eenmalig subsidie wordt verleend voor een project om in te kunnen spelen op een actuele ontwikkeling of om innovatie na te streven;

  • 2.

    De activiteiten worden in de volgende categorieën ingedeeld:

    a. categorie A: de activiteiten bedoeld in het eerste lid, onder a, b, c, d, of e;

    b. categorie B: de activiteiten bedoeld in het eerste lid, onder a, b, c of d ;

    c. categorie C: de activiteiten bedoeld in het eerste lid, onder g;

    d. categorie D: activiteit e.

 

Artikel 1:5 Doelgroep  

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.  

 

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de naar het oordeel van het college redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten bedoeld in artikel 1:4.

  • 2.

    Voor subsidie in aanmerking komen:

    a. de kosten voor de waardering van vrijwilligers met een maximum van € 16,50 per vrijwilliger per jaar en € 5.500,00 per aanvraag;

    b. de kosten voor vrijwilligersvergoedingen met een maximum van 5% van de subsidie die wordt verleend en mits de vergoedingen niet hoger zijn dan het fiscaal vrijgestelde maximum en niet hoger dan door het college redelijk en proportioneel worden geacht;

    c. de kosten voor de reis- en onkostenvergoedingen van vrijwilligers.

  • 3.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    a. de kosten die naar het oordeel van het college niet in verhouding staan tot de activiteiten;

    b. de kosten die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling zijn gesubsidieerd, waarvoor een andere subsidieregeling van kracht is of die op een andere wijze door het college of vanuit de gemeente worden gefinancierd;

    c. de verrekenbare BTW over de gesubsidieerde kosten;

    d. de restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur;  

    e. de kosten voor catering en consumpties die meer bedragen dan 15% van de totale kosten van de subsidiabele activiteiten of meer zijn dan € 2.750,00 per aanvraag;

    f. de kosten voor het opdoen van kennis die onderdeel uitmaken van trainingen die kosteloos door de gemeente worden aangeboden;

    g. de kosten voor andere vergoedingen aan vrijwilligers dan de vergoedingen als bedoeld in het tweede lid;

    h. de kosten voor de verzekering en de Verklaringen Omtrent het Gedrag van vrijwilligers;

    i. de kosten voor het exploiteren van een Haags Ontmoeten locatie;

    j. de kosten die de aanvrager van een ontwikkelsubsidie structureel maakt voor gebouwen en buitenterreinen, personeel, administratie, ICT en andere vaste lasten en die niet rechtstreeks verbonden zijn met het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten.  

 

Artikel 1:7 Hoogte van de subsidie  

Een subsidie bedraagt:  

  • a. voor categorie A: maximaal € 45.000,00 per aanvrager per kalenderjaar;

    b. voor categorie B: vanaf € 45.000,00 tot maximaal € 400.000,00 per aanvrager per kalenderjaar;

    c. voor categorie C: maximaal € 15.000,00 per aanvraag voor ontwikkelsubsidies met een maximum van 3 projecten per aanvrager;

    d. voor categorie D: vanaf € 45.000,00 tot maximaal € 400.000,00 per aanvrager per kalenderjaar.

 

Artikel 1:8 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van deze regeling gelden per categorie de volgende subsidieplafonds:

    a. voor categorie A: € 1.028.500,00 per kalenderjaar;

    b. voor categorie B: € 4.400.000,00 per kalenderjaar;

    c. voor categorie C: € 650.000,00 per kalenderjaar;

    d. voor categorie D: € 400.000,00 per kalenderjaar.

  • 2.

    Als het subsidieplafond in categorie B niet bereikt is, kan het college besluiten om het resterende subsidiebudget of een deel ervan over te hevelen naar categorie A of C.

  • 3.

    Het college kan de hoogte van het subsidieplafond jaarlijks bij afzonderlijk besluit wijzigen.

 

Artikel 1:9 Wijze van verdeling van subsidies in categorie A en C

  • 1.

    Honorering van aanvragen voor subsidies in categorie A en C, die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college, totdat het voor die categorie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.  

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld.

  • 3.

    Indien het college op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt, meer dan één aanvraag ontvangt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat. 

 

Artikel 1:10 Wijze van verdeling van subsidies in categorie B en D 

  • 1.

    Honorering van aanvragen voor subsidie in categorie B en D, die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. de activiteiten hebben impact op de doelgroep; dit blijkt uit de aard van de problematiek bij de deelnemers, de aard en de duur van de aangeboden activiteiten en het aantal deelnemers dat aan de activiteiten deelneemt:

    1° de activiteiten hebben veel impact: 10 punten;

    2° de activiteiten hebben een bovengemiddelde impact: 6 punten;

    3° de activiteiten hebben een gemiddelde impact: 3 punten;

    4° de activiteiten hebben een beperkte of geen impact: 0 punten;

    b. de activiteiten zijn gericht op het activeren van de doelgroep; dit blijkt uit de mate waarin van de deelnemers tijdens de activiteiten een actieve rol wordt gevraagd:

    1° de activiteiten zijn bovengemiddeld activerend: 6 punten;

    2° de activiteiten zijn gemiddeld activerend: 3 punten;

    3° de activiteiten zijn beperkt of niet activerend: 0 punten;

    c. de aanvrager beschikt over veel cofinanciering; dit blijkt uit de mate waarin de activiteiten uit andere middelen dan de subsidie worden gefinancierd: 

    1° de cofinanciering bedraagt 50% of hoger: 6 punten; 

    2° de cofinanciering bedraagt tussen de 25 en 50%: 3 punten;  

    3° de cofinanciering bedraagt 25% of minder: 0 punten;  

    d. de aanvrager werkt vraaggericht en zorgt ervoor dat de activiteiten voldoen aan de behoeften van de deelnemers; dit blijkt uit de mate waarin de behoeften van de doelgroep proactief uitgevraagd worden en de behoeften van de doelgroep betrokken zijn bij de inhoud van de activiteiten: 

    1° de activiteiten voldoen bovengemiddeld aan de behoeften van de doelgroep: 6 punten; 

    2° de activiteiten voldoen gemiddeld aan de behoeften van de doelgroep: 3 punten; 

    3° de activiteiten voldoen beperkt of niet aan de behoeften van de doelgroep: 0 punten; 

    e. de aanvrager heeft een proactieve wervingsstrategie die aansluit op de doelgroep waarop de activiteiten zijn gericht alsmede op de vrijwilligers die bij de uitvoering betrokken worden; dit blijkt uit de strategie die de aanvrager gebruikt om de doelgroep en de vrijwilligers op meerdere, langdurige, diverse en proactieve manieren te bereiken en de mate waarin de activiteiten voor de doelgroep zichtbaar en vindbaar zijn: 

    1° de wervingsstrategie van de aanvrager is bovengemiddeld proactief: 3 punten; 

    2° de wervingsstrategie van de aanvrager is gemiddeld proactief: 1 punt; 

    3° de wervingsstrategie van de aanvrager is beperkt of niet proactief: 0 punten; 

    de aanvrager richt zich op deelnemers uit doelgroepen die lastig te bereiken zijn; dit blijkt uit de wervingsstrategie die aanvrager gebruikt om die doelgroepen op meerdere, langdurige, diverse en proactieve manieren te bereiken en de mate waarin de activiteiten van de aanvrager op de behoeften van die doelgroepen aansluiten:

    1° de aanvrager richt zich bovengemiddeld op deelnemers uit lastig te bereiken doelgroepen: 6 punten; 

    2° de aanvrager richt zich gemiddeld op deelnemers uit lastig te bereiken doelgroepen: 3 punten; 

    3° de aanvrager richt zich beperkt of niet op deelnemers uit lastig te bereiken doelgroepen: 0 punten; 

    g. de aanvrager heeft een relevant netwerk waarin het versterken van het gezamenlijke effect op de doelgroep voorop staat en waarmee hij actief samenwerkt; dit blijkt uit de contacten van de aanvrager met partners die ook hulp en ondersteuning bieden aan de doelgroep, de mate waarin de onderlinge kennisdeling en doorverwijzing bij die contacten voorop staat en de actieve wijze waarop de aanvrager invulling geeft aan de samenwerking met die contacten: 

    1° de aanvrager heeft een bovengemiddeld relevant netwerk en werkt bovengemiddeld actief samen: 6 punten;  

    2° de aanvrager heeft een gemiddeld relevant netwerk of werkt gemiddeld samen: 3 punten;  

    3° de aanvrager heeft een beperkt of niet relevant netwerk of werkt beperkt of niet samen: 0 punten; 

    h. de aanvrager werkt structureel aan een goed vrijwilligersbeleid; dit blijkt uit het feit dat de aanvrager over het Haags Keurmerk voor Vrijwilligersorganisaties of het Keurmerk van Vrijwillige Inzet Goed Geregeld van de Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk beschikt of de mate waarin de aanvrager een vergelijkbare structuur voor de ondersteuning, ontwikkeling of waardering van vrijwilligers biedt:

    1° de aanvrager beschikt over een keurmerk of biedt een vergelijkbare structuur: 6 punten;

    2° de aanvrager is concreet bezig het keurmerk te krijgen of een vergelijkbare structuur te bieden: 3 punten;

    3° de aanvrager is niet bezig het keurmerk te krijgen of een vergelijkbare structuur te bieden: 0 punten;

    i. de kosten zijn laag; dit blijkt uit het feit dat er bij de aanvrager, in verhouding tot het aangevraagde subsidiebedrag, minder kosten per unieke deelnemer worden gemaakt dan gemiddeld bij alle aanvragers gezamenlijk het geval is:

    1° de kosten zijn lager dan het gemiddelde: 3 punten;

    2° de kosten zijn gelijk aan het gemiddelde: 1 punt;

    3° de kosten zijn hoger dan het gemiddelde: 0 punten;

    j. de effectiviteit en impact van activiteiten worden gemonitord en geëvalueerd; dit blijkt uit het feit dat periodiek onderzoek wordt gedaan naar de klanttevredenheid en de impact van de activiteiten periodiek wordt geëvalueerd en dat de activiteiten aan de hand daarvan gedurende het jaar worden aangepast:

    1° er vindt periodiek een onderzoek naar de tevredenheid van de deelnemers en een evaluatie van de impact van de activiteiten plaats en de activiteiten worden aan de hand daarvan gedurende het jaar aangepast: 6 punten;

    2° er vindt periodiek een onderzoek naar de tevredenheid van de deelnemers plaats en de activiteiten worden aan de hand daarvan gedurende het jaar aangepast: 3 punten;

    3° er vindt geen onderzoek of evaluatie plaats of de activiteiten worden aan de hand daarvan niet gedurende het jaar aangepast: 0 punten;

    k. de activiteiten stimuleren het gebruik van technologische hulpmiddelen en digitale oplossingen door kwetsbare inwoners; dit blijkt uit het feit dat technologische zorginnovaties worden toegepast of digitale vaardigheden worden getraind:

    1° de activiteiten stimuleren het gebruik van technologische hulpmiddelen en digitale oplossingen bovengemiddeld: 1 punt;

    2° de activiteiten stimuleren het gebruik van technologische hulpmiddelen en digitale oplossingen gemiddeld, beperkt of niet: 0 punten;

    l. de activiteiten zijn aantrekkelijk voor flexibele vrijwilligers; dit blijkt uit de mogelijkheden die vrijwilligers hebben om verschillend vrijwilligerswerk te kiezen, zelf de duur van hun inzet te kunnen bepalen en te bepalen wanneer ze vrijwilligerswerk willen doen:

    1° de activiteiten zijn bovengemiddeld aantrekkelijk voor flexibele vrijwilligers, de activiteiten voldoen aan twee of drie criteria: 2 punten;

    2° de activiteiten zijn gemiddeld, beperkt of niet aantrekkelijk voor flexibele vrijwilligers, de activiteiten voldoen aan één of minder van de drie criteria: 0 punten;

  • 3.

    Er wordt geen subsidie verstrekt als aan de aanvraag niet ten minste 20 punten is toegekend. 

  • 4.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van het aantal punten dat op basis van het criterium uit het tweede lid, onder a, is toegekend.

  • 5.

    Als aanvragen na toepassing van het derde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat.

 

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen 

 

Artikel 2:1 Aanvraag subsidie 

De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het voor deze regeling door het college vaststelde digitale aanvraagformulier en het bijbehorende begrotingsformat. 

 

Artikel 2:2 Aanvraagtermijn 

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de ASV wordt een aanvraag ingediend: 

    a. vanaf 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit plaatsvindt tot en met 30 september van het jaar daarop voor subsidies in categorie A; 

    b. vanaf 26 juni tot en met 16 juli van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit plaatsvindt voor subsidies in categorie B en D. 

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, tweede lid, van de ASV wordt een aanvraag ingediend vanaf 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteit plaatsvindt tot maximaal 12 weken voor de uitvoering van de activiteit voor subsidies in categorie C. 

 

Artikel 2:3 Beslistermijn 

  • 1.

    In afwijking van artikel 10, eerste lid, van de ASV beslist het college uiterlijk op 30 september voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft op aanvragen voor subsidies in categorie B en D. 

  • 2.

    In afwijking van artikel 10, eerste en tweede lid, van de ASV beslist het college uiterlijk binnen 12 weken nadat de volledige aanvraag om subsidie is ingediend op aanvragen voor subsidies in categorie A en C. 

 

Hoofdstuk 3 Weigeringsgronden

 

Artikel 3:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Awb en artikel 11, eerste, tweede en derde lid, van de ASV weigert het college een subsidie als:  

  • a. het niet aannemelijk is dat de activiteiten zullen worden georganiseerd zoals deze zijn beschreven in de aanvraag; 

    b. de hoogte van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet evenredig is tot het doel van deze subsidieregeling;

    c. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die naar het oordeel van het college reeds in voldoende mate uitgevoerd worden door anderen. 

 

Hoofdstuk 4 Verplichtingen en betalingen

 

Artikel 4:1 Verplichtingen 

Onverminderd artikel 4:37, van de Awb en de artikelen 12 en 13, van de ASV, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen: 

  • a. de subsidieontvanger meldt de activiteit aan op www.socialekaartdenhaag.nl; 

    b. de subsidieontvanger plaatst de vrijwilligersvacatures op www.denhaagdoet.nl of volunteerthehague.nl; 

    c. de subsidieontvanger plaatst de openbaar toegankelijke trainingen en cursussen voor vrijwilligers op www.denhaagdoetvrijwilligersacademie.nl; 

    d. de subsidieontvanger staat toe dat het ondersteuningsaanbod voor eenzaamheid op www.ehbe.nl wordt geplaatst. 

 

Artikel 4:2 Bevoorschotting 

  • 1.

    Bevoorschotting vindt plaats op de volgende wijze: 

    a. subsidieverleningen tot en met € 5.000,00: 100% van de verleende subsidie in één keer; 

    b. subsidieverleningen vanaf € 5.000,00: 90% van de verleende subsidie in één keer. 

  • 2.

    Indien de realisatie van de activiteiten een andere bevoorschotting vereist kan bij verlening van het eerste lid worden afgeweken. 

 

Hoofdstuk 5 Eindverantwoording en vaststelling na verlening vooraf 

 

Artikel 5:1 Wijze van verantwoorden 

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling bevat: 

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV; 

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV; 

    c. een bestuursverklaring of directieverklaring dat de verantwoording juist en volledig is volgens het door het college vastgestelde model; 

    d. een controleverklaring over het financieel verslag bij een aanvraag tot vaststelling van een verleende subsidie van meer dan € 100.000 conform artikel 18, eerste lid, van de ASV. 

  • 2.

    Het inhoudelijk verslag bevat: 

    a. een overzicht van de gerealiseerde activiteiten en een beknopt fotoverslag van de uitvoering van de gerealiseerde activiteiten; 

    b. een beknopte beschrijving van de mate waarin de resultaten zoals opgenomen in de verleningsbeschikking zijn gehaald; 

    c. een beknopte beschrijving van de mate waarin de in de verleningsbeschikking opgenomen doelstellingen zijn behaald; 

    d. per activiteit een overzicht van het totale aantal deelnemers, het aantal deelnemers per doelgroep en, indien van toepassing, het aantal vrijwilligers dat bij de activiteit betrokken was; 

    e. voor subsidies per kalenderjaar, indien vrijwilligers zijn ingezet bij het organiseren of uitvoeren van de activiteit, een overzicht van het totaal aantal actieve en inactieve vrijwilligers van de organisatie per 1 januari en 31 december van het subsidiejaar waarvoor de subsidie is verleend. 

  • 3.

    Het financieel verslag bevat: 

    a. een overzicht van de inkomsten en uitgaven die aansluiten bij de posten in de begroting met een toelichting op afwijkingen groter dan 10% op hoofdposten van de begroting; 

    b. de BTW moet zichtbaar in de financiële verantwoording worden opgenomen. 

 

Hoofdstuk 6. Overige bepalingen  

 

Artikel 6:1 Hardheidsclausule  

Het college kan een of meerdere artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van artikelen 1:2 en 1:4, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van het doel van deze regeling leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.  

 

Artikel 6:2 Evaluatie  

Het college evalueert deze subsidieregeling elke twee jaar én binnen één jaar na afloop van de regeling.

 

Artikel 6:3 Inwerkingtreding  

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 december 2025.  

 

Artikel 6:4 Intrekking  

De Subsidieregeling samen sociaal en vitaal Den Haag 2022 (RIS312352) wordt ingetrokken.  

 

Artikel 6:5 Overgangsrecht  

De bepalingen van de Subsidieregeling samen sociaal en vitaal Den Haag 2022 blijven van toepassing op subsidies die zijn aangevraagd op basis van de Subsidieregeling samen sociaal en vitaal Den Haag 2022 en waarop nog niet onherroepelijk is beslist.  

 

Artikel 6:6 Citeertitel  

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling samen sociaal en vitaal Den Haag 2023.  

 

Den Haag, 9 mei 2023 

Het college van burgemeester en wethouders,  

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,  

Jan van Zanen 

 

 

 

Artikelsgewijze toelichting  

 

Artikel 1:1, begripsomschrijving actuele ontwikkeling  

Bij een actuele ontwikkeling gaat het niet om voorzienbare problemen of ontwikkelingen in trends, maar om een actualiteit op dat moment. Dit betreft een gebeurtenis die (zeer) recent heeft plaatsgevonden of op korte termijn plaats zal vinden, zoals een ramp, crisis of verkiezing.  

 

Artikel 1:1, begripsomschrijving langdurig positief effect

Bij een langdurig positief effect gaat het erom dat de activiteiten structureel worden aangeboden of op een andere manier continuïteit bieden, er voor de hele doelgroep ruimte moet zijn om mee te kunnen doen en ook te blijven doen, dat de activiteiten de doelgroep ondersteunen of onderling contact stimuleren en dat vertrouwen bij de deelnemers wordt opgebouwd en behouden. Dit betekent dat aanvragen die bijvoorbeeld gericht zijn op het organiseren van uitjes, feestjes en het vergroten van leefplezier op incidentele basis niet zien op het bereiken van een langdurig positief effect.  

 

Artikel 1:3 

De subsidieaanvraag moet altijd gericht zijn op het bevorderen van vitaliteit, participatie of zelfredzaamheid van de doelgroepen. Daarbij staat positieve gezondheid centraal. Er wordt uitgegaan van de vitaliteit van de inwoner zelf en de mogelijkheden die er zijn om de vitaliteit en veerkracht te vergroten. De wensen en mogelijkheden van de inwoners staan daarbij voorop.

 

Artikel 1:4, onder f

Het gaat om activiteiten die zien op het verhogen van de kwaliteit van het vrijwilligerswerk en de vrijwilligersorganisaties. Er wordt subsidie verstrekt voor het werven van vrijwilligers, bijvoorbeeld door te flyeren of een wervingsactie te organiseren, het bevorderen van deskundigheid onder vrijwilligers, bijvoorbeeld door het aanbieden van een opleiding of intervisiebijeenkomsten, het professionaliseren van de organisatie, bijvoorbeeld door de begeleiding van vrijwilligers te verbeteren of (nieuw) vrijwilligersbeleid op te stellen en het vrijwilligerswerk te flexibiliseren, bijvoorbeeld door het inrichten van een online omgeving waarin vrijwilligers hun beschikbaarheid kunnen opgeven.

 

Artikel 1:6, tweede lid, onder h 

De regeling biedt de mogelijkheid subsidie aan te vragen voor vrijwilligersvergoedingen. Daarbij geldt dat de vergoedingen in totaal niet meer mogen bedragen dan 5% van de subsidie die wordt verleend en dat de vergoeding per vrijwilliger niet hoger mag zijn dan het fiscaal vrijgestelde maximum. Tot slot is geregeld dat de vergoeding naar het oordeel van het college redelijk en proportioneel dient te zijn. Dit betekent dat de kosten van de vergoedingen voor vrijwilligers in verhouding dienen te staan tot de totale kosten van de activiteiten en dat de vergoeding niet aan elke vrijwilliger wordt betaald, maar alleen aan die vrijwilligers die tot een specifieke doelgroep behoren of een meer dan bovengemiddelde inzet leveren. Te denken valt aan vrijwilligers met een laag inkomen of vrijwilligers die een lange werkweek maken als vrijwilliger. Vrijwilligersorganisaties hebben hiermee de ruimte om de vrijwilligersvergoeding als waarderingsinstrument op basis van maatwerk in te zetten.

 

Artikel 1.10, tweede lid onder a

De impact wordt beoordeeld aan de hand van de drie factoren die worden genoemd bij het beoordelingscriterium. Daarbij wordt het meeste gewicht toegekend aan de twee eerste factoren die zich richten op de kwaliteit. Bij de aard van de problematiek onder de deelnemers geldt dat onder andere de complexiteit van de problematiek of de mate waarin er sprake is van een verminderde vitaliteit, participatie of zelfredzaamheid van belang is. Bij de aard en de duur van de aangeboden activiteiten speelt een rol hoe lang en hoe vaak deelnemers aan een activiteit kunnen deelnemen, maar ook of de aanvraag bijvoorbeeld ziet op activiteiten voor een doelgroep waar nog weinig aanbod voor is, op een deel van de stad waar nog weinig aanbod van (bepaalde) activiteiten is of op activiteiten die bijzonder vernieuwend zijn. Tot slot wordt de kwantiteit in ogenschouw genomen in die zin dat bij het beoordelen van de impact ook aandacht wordt besteed aan het aantal deelnemers. De aanvragen worden bij de beoordeling met elkaar vergeleken; bezien wordt wat de impact van de activiteiten is ten opzichte van de andere activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.  

 

Artikel 1:10, tweede lid, onder b 

Bij het activeren van de doelgroep gaat het erom dat de doelgroep een actieve eigen bijdrage aan de activiteiten levert. Te denken valt aan het maken van een theatervoorstelling in plaats van het bezoeken daarvan of dat er niet alleen samen wordt gegeten, maar ook samen wordt gekookt. Bij mantelzorgers gaat het om de mate waarin zij worden geactiveerd om zich open te stellen voor hulp.

 

Artikel 1:10, tweede lid, onder f  

Bij de lastig te bereiken doelgroepen gaat het bijvoorbeeld om deelnemers met een ooievaarspas, een beperking, een migratieachtergrond of meervoudige problematiek.  

 

Artikel 1:10, tweede lid, onder g  

Bij de partners die ook hulp en ondersteuning bieden gaat het bijvoorbeeld om welzijnsinstellingen, wijkorganisaties of levensbeschouwelijke organisaties. 

 

Artikel 1:10, tweede lid, onder h 

De keurmerken zorgen ervoor dat aanvragers een visie op het vrijwilligerswerk binnen hun organisatie hebben en er aandacht is voor de positie van vrijwilligers binnen de organisatie. Dit betekent bijvoorbeeld dat aanvragers over functie- en taakomschrijvingen beschikken, vrijwilligers op een zorgvuldige manier werven en selecteren, overeenkomsten met de vrijwilligers sluiten, aandacht besteden aan de begeleiding, ontwikkeling en waardering van vrijwilligers en dat er voor vrijwilligers mogelijkheden zijn voor inspraak. Aanvragers hoeven niet daadwerkelijk over een keurmerk te beschikken om aan dit criterium te voldoen. Mogelijk is ook dat aanvragers aantonen dat zij over een vergelijkbare structuur voor vrijwilligers beschikken of een vergelijkbaar vrijwilligersbeleid hebben of dat zij bezig zijn om dat te bieden.  

 

Artikel 1:10, tweede lid, onder k  

Bij het stimuleren van het gebruik van technologische hulpmiddelen en digitale oplossingen kan worden gedacht aan deelname aan de iZi ervaarwoning, activiteiten uit de agenda technologievoorthuis.nl of het gebruik van de thuisverkenner.