Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Almelo

Nota activabeleid 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlmelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota activabeleid 2022
CiteertitelNota activabeleid 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-05-202301-01-2023Nieuw besluit

28-06-2022

gmb-2023-211509

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota activabeleid 2022

Gemeente Almelo

 

Hoofdstuk 1. Inleiding

 

In de Gemeentewet is opgenomen dat de raad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid vaststelt. Artikel 212 van de Gemeentewet bepaalt dat in de door de raad vast te stellen financiële verordening in ieder geval de regels voor waardering en afschrijving van activa zijn opgenomen. In de financiële verordening is in artikel 9 opgenomen dat voor de waardering en afschrijving van vaste activa naast het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten) wordt gehandeld conform de gemeentelijke Nota activabeleid.

 

Een duidelijk activabeleid draagt bij aan een goed inzicht in de vermogenspositie en de financiële resultaten van de gemeente.

 

De Nota activabeleid is bedoeld als instrument voor de kaderstellende rol van de raad en vormt het raamwerk waarbinnen het college van B&W en de ambtelijke organisatie met investeringen en afschrijvingen dienen om te gaan.

 

Hoofdstuk 2. Inhoud en strekking

 

Het uitgangspunt in de Nota activabeleid is dat alleen kaders worden opgenomen die niet in hogere regelgeving (bijv. gemeentewet, BBV) of andere lokale regelgeving zijn opgenomen (bijv. financiële verordening). Met name sinds de wijziging van het BBV in 2017 is de lokale beleidsvrijheid voor gemeenten op het gebied van de waardering, activering en afschrijving van activa aanzienlijk ingeperkt.

 

De belangrijkste wél te beïnvloeden onderdelen zijn:

1. het omvangcriterium;

2. de afschrijvingstermijnen;

3. de restwaarden;

4. de afschrijvingsmethode;

5. en de componentenbenadering.

 

Verder kan de gemeenteraad nadere bepalingen vaststellen omtrent het aanvragen, wijzigingen en rapporteren over investeringskredieten.

 

De kaders met betrekking tot voornoemde onderwerpen zijn opgenomen in de voorliggende nota. Een overzicht van de relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage.

 

Hoofdstuk 3. Wijzigingen ten opzichte van de Nota activabeleid 2017

 

Ten opzichte van de Nota activabeleid 2017 wordt er in deze nota een aantal wijziging voorgesteld. In deze paragraaf worden de belangrijkste wijzigingen toegelicht.

 

1.Wijzigingen in de vorm en opzet.

Er is gekozen voor een andere vorm en opzet van de Nota activabeleid. In hoofdstuk 4 zijn de kaders van het gemeentelijke activabeleid nu artikelsgewijs opgenomen. De redenen hiervoor zijn:

- Een artikelsgewijze opzet blijkt eenvoudiger en efficiënter in het gebruik. In de dagelijkse uitvoering kunnen medewerkers voorkomende situaties en voorstellen eenvoudiger toetsen aan de bepalingen uit het activabeleid.

- De nota wint aan duidelijkheid omdat de kaders en de eventuele toelichting daarop niet meer door elkaar heen lopen. Het is daarmee duidelijker welke kaders de gemeenteraad heeft gesteld.

- We sluiten aan bij de opzet van onze financiële verordening. Gelet op het voorschrijvende karakter van de nota ligt het voor de hand om aan te sluiten bij de opzet van onze financiële verordening, welke eveneens artikelsgewijs is opgesteld.

- Bij toekomstige wijzigingen van het activabeleid kan eenvoudiger een artikelsgewijze toelichting op de voorgestelde wijzigingen worden gegeven.

 

2.Inhoudelijke wijzigingen

De inhoudelijke wijzigingen worden hier artikelsgewijs toegelicht.

 

Artikel

Wijziging

Toelichting

Artikel 2 lid 1

Overhead als onderdeel van de vervaardigingsprijs.

Het BBV bepaalt dat activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of de vervaardigingsprijs. Bij de vervaardigingsprijs hebben gemeenten een keuze om indirecte kosten (overhead) toe te rekenen aan de investeringen. In de gemeente Almelo is dit gebruikelijk. Deze bestaande werkwijze is nu vastgelegd in de Nota activabeleid.

Artikel 3 lid 1

Het financiële omvangscriterium is bijgesteld.

 

Aan de registratie en het beheer van investeringen in de vorm van activa zijn kosten verbonden (administratie- en beheerskosten). Bij relatief kleine en voor korte tijd inzetbare (nuttige) investeringen wegen de voordelen (o.a. registratie van bezittingen en het spreiden van de kosten over meerdere jaren – afschrijvingen) doorgaans niet op tegen de nadelen in de vorm van de beheerskosten.

De ondergrens voor het activeren van uitgaven met een meerjarig nut is sinds 2014 niet meer gewijzigd en bedroeg € 10.000. In deze geactualiseerde nota is het omvangscriterium bijgesteld naar € 15.000. Naast een correctie voor inflatie is dit een passend omvangscriterium voor gemeenten met een begrotingsomvang vergelijkbaar als de gemeente Almelo.

Artikel 3 lid 2

 

De mogelijkheid om investeringen te clusteren is expliciet opgenomen in de verordening.

Wanneer het vanuit budgettair oogpunt niet mogelijk is om de kosten van bepaalde activa in één keer ten laste van de exploitatie te brengen dan kunnen deze goederen worden geclusterd. Vervolgens kan de totale waarde van deze clustergoederen worden geactiveerd en over meerdere jaren worden afgeschreven. Dit is alleen toegestaan bij identieke goederen en inkoop binnen hetzelfde boekjaar.

 

Met deze bepaling is een bestaande gedragslijn gecodificeerd. In de praktijk komt clustering bijvoorbeeld voor bij de aanschaf van telecommunicatieapparatuur, zoals bijvoorbeeld telefoons of laptops.

 

Artikel 3 lid 5 en 6

 

 

 

De bepalingen ten aanzien van het activeren van kosten voor onderzoek en ontwikkeling en het activeren van bijdragen voor activa in eigendom van derden zijn geschrapt.

 

In artikel 60 en artikel 61 van het BBV is een ‘kan-bepaling’ opgenomen met betrekking tot het onder voorwaarden activeren van de kosten voor onderzoek en ontwikkeling en het onder voorwaarden activeren van bijdragen voor activa in eigendom van derden. Met het schrappen van de oude bepalingen in de Nota activabeleid wordt aansluiting gezocht bij deze kan-bepalingen uit het BBV en wordt het activeren van dergelijke kosten niet langer dwingend voorgeschreven. Dit biedt meer lokale beleidsvrijheid als het gaat om het vinden van dekking voor dergelijke kosten (bijvoorbeeld: ten laste van specifieke begrotingspost of ten laste van reserves).

 

Artikel 4 lid 3

Afwijking van de vastgestelde afschrijvingstermijnen vindt plaats bij raadsbesluit.

 

Het BBV schrijft voor dat op vaste activa (m.u.v. gronden) wordt afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. In de praktijk kan het voorkomen dat de verwachte toekomstige gebruiksduur van een investering afwijkt van de afschrijvingstermijnen uit deze nota. Afwijking zijn in dat geval mogelijk. In het artikel is nu vastgelegd dat het besluit tot afwijking dient te worden genomen door de gemeenteraad, aangezien het in dat geval gaat om een afwijking van het door de raad vastgestelde beleidskader.

 

Artikel 5

Toepassing van de componentenmethode is expliciet opgenomen in de Nota activabeleid.

 

 

 

Het BBV geeft gemeenten de ruimte om bij samengestelde investeringen de zogenaamde ‘componentenmethode’ toe te passen. Dit houdt in dat afzonderlijke delen van een investering worden afgeschreven met als basis deze afzonderlijke delen en hun waardeverloop. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een gebouw dat uit de volgende delen kan bestaan: grond, gebouw, installaties. De verschillende delen kennen ieder hun eigen afschrijvingstermijn en worden afzonderlijk geactiveerd.

 

Dit voorkomt dat op bepaalde onderdelen nog wordt afgeschreven, terwijl het betreffende actief al aan vervanging toe is. De installaties kunnen in de praktijk na 15 jaar vervangen worden (indien nodig) en opnieuw geactiveerd. Dit voorkomt hoge onderhoudslasten door veroudering.

 

De componentenmethode wordt in de praktijk al toegepast in de gemeente Almelo. De ondergrens voor de componentenbenadering is gelijk aan het omvangscriterium uit artikel 3 lid 1.

 

Artikel 6

 

 

 

 

 

 

De omgang met voorbereidingskosten is opgenomen in deze nota.

Het gebruik van voorbereidingskredieten is aan te raden, omdat hiermee voorkomen kan worden dat lasten voortkomend uit het volledige uitvoeringskrediet onnodig en voortijdig op de begroting drukken. Op grond van het BBV vormen de voorbereidingskosten één geheel met het hoofdkrediet en worden deze na afsluiting in het totaal geactiveerd en afgeschreven.

Vanuit het algemene voorzichtigheidsbeginsel van het BBV is het aan te bevelen om afspraken vast te leggen over de wijze waarop wordt omgegaan met de voorbereidingskosten in projecten. Voorkomen moet immers worden dat er een veelheid aan voorbereidingskosten wordt geactiveerd, zonder dat er zicht is op de daadwerkelijke totstandkoming van een actief (het zogenaamde risico van ‘lijken uit de kast’ ligt hier op de loer). Vanuit de financiële beheersing is het bovendien van belang om waarborgen in te bouwen die voorkomen dat de voorbereidingskosten op enig moment niet in verhouding staan tot de onderliggende waarde van een te realiseren investering.

Artikel 6 lid 1

Kosten tijdens de initiatieffase van een project kunnen, eventueel met terugwerkende kracht, worden geactiveerd op het moment dat er een besluit is genomen tot het daadwerkelijk starten van het project en hiervoor dekking aanwezig is.

Deze bepaling betekent dat voor de kosten in de initiatieffase van een project (fase waarin nog niet duidelijk is of er daadwerkelijk een project zal worden gestart) in eerste instantie alternatieve dekking moet worden gevonden, bijvoorbeeld in de exploitatiebegroting of ten laste van de reserves. In het kader van de beheersing van de financiële risico’s wordt hiermee voorkomen dat er voorbereidingskosten worden geactiveerd terwijl het nog niet zeker is of er daadwerkelijk een project of investering tot stand komt. De bepaling voorziet wel in de mogelijkheid om reeds in de initiatieffase gemaakte kosten voor projecten die wel tot stand komen, na besluitvorming hiertoe alsnog te activeren.

 

NB. Kosten voor onderzoek en ontwikkeling (Artikel 3 lid 6) in de definitiefase van een project kunnen onder voorwaarden (Artikel 60 BBV) geactiveerd worden.

 

Artikel 6 lid 2

 

 

 

Voorbereidingskredieten kunnen onder voorwaarden worden geactiveerd.

Artikel 6 lid 2 bevat een aantal gebruikelijke voorwaarden waaronder voorbereidingskredieten mogen worden geactiveerd. In de praktijk wordt hier in Almelo reeds aan voldaan.

Artikel 6 lid 3

Voorbereidingskredieten maken onderdeel uit van het totale uitvoeringskrediet.

 

Met het vaststellen van een uitvoeringskrediet heeft de raad een bepaalde investering geautoriseerd. In voorkomende gevallen kan de daadwerkelijke uitvoering op enig moment nog niet aan de orde zijn, maar dienen er vooruitlopend op de uitvoering wel voorbereidingskosten te worden gemaakt. In die gevallen is het mogelijk om via de tussentijdse rapportages op een laagdrempelige manier een voorbereidingskrediet door de raad te lasten vaststellen, als onderdeel van en binnen de totale som van het totale krediet. In alle andere gevallen verloopt de aanvraag van een voorbereidingskrediet via de begroting of een afzonderlijk raadsbesluit.

 

Artikel 6 lid 4

 

 

 

 

Indien geen actief tot stand komt komen de lasten ten laste van de exploitatie.

Het BBV bepaalt dat kosten alleen mogen worden geactiveerd en afschreven als er daadwerkelijk een actief tot stand komt. Op het moment dat duidelijk is dat een bepaald investeringsproject geen doorgang vindt, dan worden de voorbereidingskosten direct ten laste van de exploitatie gebracht. Op deze wijze wordt een stapeling van voorbereidingskosten voorkomen. Bij (grootschalige) projecten wordt voorkomen dat voorbereidingskosten uit voorgaande jaren een beslag leggen op eventuele toekomstige initiatieven of ontwikkelingen.

 

Artikel 7

De opbouw en informatie in het MIP wordt nader omschreven.

 

Met het oog op de inzichtelijkheid van het Meerjaren Investeringsplan (MIP) en de sturing en beheersing van projecten wordt voorgesteld om in het MIP (maar ook in tussentijdse rapportages en in de jaarverantwoording) een onderscheid aan te brengen tussen A-investeringen en B-investeringen en waar mogelijk tussen voorbereidings- en uitvoeringskredieten.

 

De begrippen A-investering en B-investering zijn nader uitgewerkt in artikel 1 (begripsbepalingen).

 

Artikel 8, 9 en 10

Tussentijdse rapportage, wijzigen van kredieten, afspraken met betrekking tot de verantwoording van investeringskredieten vastgelegd.

In het kader van de informatievoorziening en vanuit het budgetrecht van de raad zijn in deze nota een aantal afspraken vastgelegd over de tussentijdse rapportage, het wijzigen van kredieten en de verantwoording van kredieten. Hoewel in de dagelijkse praktijk veelal reeds volgens deze kaders wordt gewerkt, waren deze tot op heden niet vastgelegd.

 

Artikel 8 lid 2

Ondergrens tussentijdse rapportage.

Via de tussentijdse rapportages wordt de gemeenteraad geïnformeerd over het verloop van de openstaande investeringskredieten. Er is op dit moment geen afspraak over welke onder- of overschrijdingen dienen te worden opgenomen. Met het oog op een efficiënte uitvoering enerzijds en een adequate informatievoorziening anderzijds, wordt voorgesteld om in de tussentijdse rapportages alle voorziene afwijkingen op te nemen, indien deze ten opzichte van het vastgestelde krediet groter zijn dan 10% of meer dan € 50.000.

 

Artikel 8 lid 3

Expliciete vastlegging autorisatie kredietbijstellingen.

De autorisatie van de voorgestelde bijstellingen van kredieten via de tussentijdse rapportages was nog niet expliciet vastgelegd.

 

Artikel 8 lid 4

B-kredieten kunnen gecompenseerd worden, A-kredieten niet.

De huidige wijze waarop wordt omgegaan met de bijstellingen van B-kredieten (reguliere vervangingsinvesteringen) is omschreven. Via de vaststelling van de tussentijdse rapportages autoriseert de raad de onderlinge verschuivingen tussen kredieten die zien op B-investeringen. Voorgesteld wordt dus om dit te handhaven. Voor A-kredieten geldt dat er sprake is van een strenger regime. De financiële consequenties van de bijstelling van deze kredieten kunnen niet via de tussentijdse rapportages gecompenseerd worden of ingezet worden voor een bijstelling van andere kredieten. Voor een bijstelling van deze A-kredieten dienen de gevolgen voor de kapitaallasten afzonderlijk gemeld te worden.

 

Artikel 8, lid 5, 6 en 7

 

 

 

Omgang met krediet overschrijdingen.

In de praktijk zullen zich vrijwel altijd afwijkingen voordoen tussen begroting en realisatie.

 

In lid 5, 6 en 7 van artikel 8 is aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan op het moment dat er geen mogelijkheid is om kredietoverschrijdingen te compenseren binnen het investeringsvolume van het lopende begrotingsjaar. Van belang is vooral het uitgangspunt dat de hogere kapitaallasten die gepaard gaan met een eventuele overschrijding van het investeringsvolume meerjarig worden opgevangen binnen de bestaande investeringsruimte van het financieel meerjarenperspectief.

 

Hiermee wordt tevens voorkomen dat financiële afwijkingen binnen een specifiek project automatisch leiden tot forse ingegrepen van reeds opgestarte projecten in het lopende begrotingsjaar. Alle projecten worden immers op basis van inhoudelijke gronden (nut en noodzaak) geprogrammeerd. Indien overschrijdingen niet opgevangen kunnen worden door onderschrijdingen op andere lopende investeringskredieten, dan vindt een nieuwe afweging en eventuele herprioritering plaats bij de integrale afweging van middelen in het kader van de eerstvolgende programmabegroting.

 

Artikel 9, lid 1

Alleen voor B-investeringen is instelling via de tussentijdse rapportages mogelijk.

 

 

 

Voor B-investeringen (reguliere vervangingsinvesteringen) geldt dat deze via de tussentijdse rapportages ingesteld kunnen worden. De raad autoriseert met het vaststellen van de tussentijdse rapportages de hierin opgenomen nieuwe B-kredieten. Dit gebeurt al in de huidige werkwijze. Formele vastlegging hiervan is van belang met het oog op het borgen van de begrotingsrechtmatigheid. In de nota is nu opgenomen dat deze relatief laagdrempelige wijze om kredieten bij verzamelbesluit in te stellen niet geldt voor A-investeringen. Met het opnemen van deze bepaling wordt nader invulling gegeven aan artikel 8 lid 4 van de financiële verordening.

 

Artikel 10

De verantwoording van kredieten in de jaarverantwoording is opgenomen in de nota.

 

Hoewel verantwoording van de stand van zaken met betrekking tot de kredieten in de jaarverantwoording een vanzelfsprekendheid is, was dit tot op heden niet vastgelegd. Dat is nu in deze nota wel gedaan. Daarbij is het van belang te onderkennen dat de jaarverantwoording een verantwoordingsdocument en geen planningsdocument is. Investeringskredieten kunnen dus niet worden bijgesteld in de jaarverantwoording.

 

Artikel 11

Bepaling met betrekking tot het afsluiten van kredieten is nu opgenomen in de nota.

Investeringskredieten worden voor een specifiek doel beschikbaar gesteld. Dat doel kan of moet binnen een bepaalde periode gerealiseerd kunnen worden. Om te voorkomen dat kredieten voor langere perioden kunnen blijven open staan is het gewenst om jaarlijks een toets uit te voeren op de voortgang van de openstaande kredieten.

 

Bij het vaststellen van de jaarstukken wordt via een integraal overzicht van alle lopende investeringskredieten gerapporteerd over de voortgang en de daadwerkelijk af te sluiten kredieten.

 

Artikel 12

De wijze waarop wordt omgegaan met onderuitputting op kapitaallasten is opgenomen in deze nota.

 

Conform de huidige werkwijze vloeit de onderuitputting op kapitaallasten, met uitzondering van enkele specifieke posten, terug naar de algemene middelen.

 

 

 

Afschrijvingstabel

 

 

Opmaak en detailniveau

 

De opmaak van de afschrijvingstabel is gewijzigd met het oog op de leesbaarheid. Voor een aantal activacategorieën zijn de huidige samengestelde afschrijvingstermijnen uitgesplist/nader gespecificeerd in de verschillende onderdelen. Hiermee is duidelijker wat er onder bepaalde categorieën wordt verstaan. De afschrijvingstermijnen zelf zijn hierbij niet aangepast.

 

Afschrijvingstabel

Nieuwe categorieën

Er zijn nieuwe activacategorieën toegevoegd. Het betreft de volgende afschrijvingstermijnen:

Dakbedekking, bouwkundige voorzieningen algemeen, cv-installaties (groot)/warmtepompen, liftinstallaties, zonnepanelen, relining riolen, oefenveldverlichting, kantplanken, scheidingswanden, tribunes, speelvoorzieningen. Voor deze activa zijn de termijnen opgenomen die in de praktijk gangbaar zijn en/of op dit moment al worden gehanteerd.

 

Afschrijvingstabel

Tractiemiddelen

 

 

Voor de afschrijvingstermijn op tractiemiddelen is een bandbreedte van 7 tot 9 jaar opgenomen (was 7 jaar). De afschrijvingstermijn voor specifieke tractiemiddelen kan hiermee beter worden afgestemd op de daadwerkelijke verwachte gebruiksduur (afhankelijk van intensiteit van gebruik en kilometrages).

 

Afschrijvingstabel

 

 

Financiële vaste activa

 

In de afschrijvingstabel uit de oude nota stond dat op financiële vaste activa wordt afgeschreven conform de voorwaarden in de overeenkomst. Deze verwijzing is verwijderd, omdat er op grond van het BBV geen sprake is van afschrijving op financiële vaste activa. In artikel 64 lid 3 van het BBV is bepaald dat (alleen) wordt afgeschreven op vaste activa met een beperkte gebruiksduur. Bij financiële vaste activa zoals kapitaalverstrekkingen of deelnemingen is er geen sprake van een ‘gebruiksduur’. Dit neemt niet weg dat eventuele waardevermindering van financiële vaste activa, bijvoorbeeld als gevolg van aflossingen van leningen door derde partijen, conform het BBV in de balans verwerkt dienen te worden.

 

Afschrijvingstabel

 

 

 

 

 

Activa in eigendom van derden

In de afschrijvingstabel uit de oude nota stond dat bijdragen aan activa in eigendom van derden worden afgeschreven, afhankelijk van het actief. Deze opmerking is verwijderd, omdat in artikel 64 lid 6 van het BBV is bepaald dat voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

 

 

 

Hoofdstuk 4. Kaders

 

 

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze nota wordt verstaan onder:

 

1. Activeren

Het op de balans presenteren van de financiële waarde van aangeschafte of vervaardigde kapitaalgoederen met meerjarig nut.

2. Afschrijven

Jaarlijks vermindert de waarde van een investering. Deze vermindering wordt afschrijving genoemd. Deze waardedaling wordt veroorzaakt door technische slijtage (technische levensduur) en/of economische veroudering (economische levensduur). Het af te schrijven bedrag hangt af van de gebruiksduur van de investering. Deze gebruiksduur bepaalt dan ook de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de afschrijvingslasten.

3. A-investeringen: Investeringen worden als A-investering aangemerkt indien:

a. Niet voldaan wordt aan de definitie van B-investering zoals beschreven in lid 5.

b. Er sprake is van investeringen die in hoofdzaak het karakter van een nieuwe investering of een uitbreidingsinvestering hebben;

a. Er sprake is van politiek-gevoelige en/of beleidsrelevante investeringen waarvan het krediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd (art. 8 lid 4 financiële verordening 2021)

b. De gemeenteraad in overige voorkomende gevallen heeft aangegeven dat er in specifieke gevallen sprake is van een A-investering.

4. BBV

Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

5. B-investeringen: Investeringen worden als B-investering aangemerkt indien:

a. Er sprake is van een onontkoombare vervangingsinvestering; én

b. De investering gedekt wordt uit erkende stelposten voor kapitaallasten; én

c. De investering voortvloeit uit een reeds door de raad vastgesteld plan (bijvoorbeeld: onderwijshuisvestingsplan, nota kapitaalgoederen, meerjarenonderhoudsplannen, Vgrp etc…)

6. Componentenbenadering

De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waarde verloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kunnen de economische gebruiksduren namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering, worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd.

7. (Dis)agio

(Dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd.

8. Financiële vaste activa

Financiële vaste activa is een groep van activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen (bijvoorbeeld deelnemingen en aandelen).

9. Immateriële vaste activa

Immateriële vaste activa zijn uitgaven waar geen gemeentelijke bezittingen tegenover staan. Dit zijn die activa die niet stoffelijk van aard zijn en die niet onder de financiële vaste activa worden begrepen.

10. Investeren.

Het vastleggen van vermogen in objecten waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.

11. Investeringen

Uitgaven waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.

12. Investeringen met economisch nut

Investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/of die verhandelbaar zijn. Het gaat hierbij nadrukkelijk om de mogelijkheid middelen te verwerven. Voorbeelden van investeringen met economisch nut zijn rioleringen (verwerving middelen d.m.v. rioolheffing) en gebouwen (verwerving middelen d.m.v. verhuur en/of verkoop).

13. Investeringen met maatschappelijk nut

Investeringen die geen economisch nut opleveren (geen middelen genereren en/of verhandelbaar zijn). Voorbeelden van investeringen met maatschappelijk nut zijn investeringen in wegen en groenvoorzieningen.

14. Kapitaallasten

Het totaal van de afschrijvingskosten en de rentekosten.

15. Lineaire afschrijving

De lineaire afschrijvingsmethode houdt in afschrijven volgens een vast percentage van de aanschafprijs. Het jaarlijkse afschrijvingsbedrag is gelijk, terwijl de rentelasten jaarlijks afnemen. Dit laatste betekent dat de kapitaallasten (afschrijving + rente) jaarlijks een dalend verloop laten zien.

16. Materiële vaste activa

Materiële vaste activa zijn investeringsuitgaven waar tegenover bezittingen staan, waarvan de gebruiksduur gedurende meerdere jaren kan worden toegepast. Materiële vaste activa zijn dus feitelijk de objecten die door investeringen worden verworven.

17. Nominale waarde

Waarde zoals die staat aangegeven op een waardepapier.

18. Rente

Een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de financieringsmiddelen van de gemeente.

19. Restwaarde

De restwaarde vertegenwoordigt de schatting, tegen het prijspeil van het moment van ingebruikname, van de opbrengst die na de gebruiksduur nog gerealiseerd kan worden, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief.

 

Artikel 2. Waardering

1. Tot de vervaardigingsprijs worden naast directe kosten een redelijk deel van de indirecte kosten (overhead) gerekend.

2. Rentelasten worden niet meegenomen in de vervaardigingprijs.

3. Voor het bepalen van de omvang van de afschrijvingslast wordt er niet gerekend met restwaarden.

 

Artikel 3. Activeren

1. Investeringen met een verkrijgingsprijs lager dan € 15.000 worden niet geactiveerd.

2. Identieke goederen die binnen een boekjaar op verschillende momenten worden aangeschaft en gezamenlijk de € 15.000 overschrijden worden als cluster geactiveerd.

3. De kosten voor het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden niet geactiveerd.

4. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

 

Artikel 4. Afschrijving en rente

1. Materiële vaste activa worden lineair afgeschreven.

2. Gemeente Almelo hanteert de in de afschrijvingstabel vermelde afschrijvingstermijnen (zie bijlage II).

3. Indien de werkelijke levensduur sterk afwijkt, is het mogelijk om bij raadsbesluit af te wijken van de genoemde afschrijvingstermijnen in de afschrijvingstabel.

4. Voor materiële activa die niet in de afschrijvingstabel zijn opgenomen, stelt het college de afschrijvingstermijn vast.

5. Met afschrijven wordt begonnen in het jaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt/verworven wordt.

6. Rentelasten worden jaarlijks berekend over de boekwaarde per 1 januari van het boekjaar.

 

Artikel 5. Componentenmethode

1. Indien een actief uit meerdere onderdelen bestaat, dan wordt geactiveerd volgens de componentenmethode.

2. De opsplitsing in componenten wordt bepaald aan de hand van de economische of technische levensduur van de verschillende componenten.

3. De afzonderlijke componenten moeten een verkrijgings- of vervaardigingsprijs hebben van minimaal € 15.000;

4. De componenten moeten zinvol en eenduidig te onderscheiden zijn. De afschrijvingstabel bij deze nota vormt daarvoor het uitgangspunt.

 

Artikel 6. Voorbereidingskosten

1. Kosten tijdens de initiatieffase van een project (fase waarin het nog niet zeker is dat er een project wordt opgestart c.q. uitgevoerd) kunnen, eventueel met terugwerkende kracht, worden geactiveerd op het moment dat er een besluit is genomen tot het daadwerkelijk starten van het project en hiervoor dekking aanwezig is.

2. Voorbereidingskredieten mogen worden geactiveerd onder de navolgende voorwaarden:

- de kosten dienen direct te zijn toe te rekenen aan een project dat leidt tot de totstandkoming van een activum dat conform deze nota mag worden geactiveerd;

- de kosten van voorbereiding dienen volgtijdig aan te sluiten op de periode van uitvoering van het project (oftewel geen significante tijdsperiode tussen voorbereiding en uitvoering);

- de daadwerkelijke uitvoering van het project dient zeker te zijn;

- aan een voorbereidingskrediet, waarvan de kosten worden geactiveerd, dient een raadsbesluit ten grondslag te liggen.

3. Indien de raad via de begroting dan wel een afzonderlijk raadsbesluit reeds een uitvoeringskrediet heeft vastgesteld dan kan er via de tussentijdse rapportages een voorbereidingskrediet ingesteld worden als onderdeel van het totale vastgestelde krediet.

4. Indien op een bepaald moment blijkt danwel besloten wordt dat het project om welke reden dan ook niet wordt uitgevoerd, dan dienen de voorbereidingskosten (het voorbereidingskrediet) direct (in de periode van constatering) ten laste van de exploitatie te worden gebracht.

 

Artikel 7. Meerjaren Investeringsplan

1. In het Meerjaren Investeringsplan (MIP) van de begroting wordt een onderscheid gemaakt tussen A-investeringen en B-investeringen.

2. Waar mogelijk wordt een onderscheid gemaakt tussen voorbereidingskredieten en uitvoeringskredieten.

3. Voor alle investeringen die zijn opgenomen in het Meerjaren Investeringsplan van de begroting is dekking beschikbaar binnen de begroting en meerjarenraming.

 

Artikel 8. Tussentijdse rapportage en bijstelling van bestaande kredieten

1. In de tussentijdse rapportages wordt een onderscheid gemaakt tussen A-investeringen en B-investeringen.

2. Bij voorziene over- of onderschrijdingen van vastgestelde investeringskredieten met meer dan 10% of meer dan € 50.000 wordt de raad via de tussentijdse rapportages geïnformeerd.

3. Met het vaststellen van de tussentijdse rapportages autoriseert de gemeenteraad de voorgestelde bijstelling van de investeringskredieten.

4. Alleen voor de B-investeringen geldt dat het mogelijk is om een verhoging van een krediet te compenseren door een verlaging van een ander krediet binnen hetzelfde begrotingsjaar.

5. Indien er sprake is van een noodzakelijke verhoging van een krediet uit jaar t die niet past binnen het in de begroting beschikbare investeringsvolume voor dat jaar, dan komt het meerdere ten laste van de investeringsruimte van jaar t + 1 of de daarop volgende jaren. Uitgangspunt is dat de kapitaallasten meerjarig worden opgevangen binnen de bestaande investeringsruimte van het financieel meerjarenperspectief.

6. De hogere kapitaallasten die samenhangen met een bijstelling als bedoeld in het voorgaande lid dienen bij het opstellen van de eerstvolgende programmabegroting en het daarin opgenomen MIP verwerkt te worden binnen de sluitende (meerjaren)begroting.

7. Het is niet mogelijk om investeringskredieten uit het lopende begrotingsjaar te verhogen ten laste van investeringsruimte/vrijval van kredieten uit voorgaande jaren. Hiermee wordt voorkomen dat investeringsruimte uit voorgaande jaren via bijstellingen in de tussentijdse rapportages voortdurend wordt ‘meegesleept’ naar volgende jaren.

 

Artikel 9. Tussentijdse rapportage en instelling van nieuwe kredieten

1. Via de tussentijdse rapportages kunnen in het kader van het verzamelbesluit uitsluitend kredieten voor B-investeringen worden ingesteld. Het instellen van een krediet voor A-investeringen verloopt via een afzonderlijk raadsbesluit.

 

Artikel 10. Verantwoording van investeringskredieten

1. In de jaarverantwoording wordt een onderscheid gemaakt tussen A-investeringen en B-investeringen.

2. In de jaarverantwoording wordt van alle lopende investeringen (= alle nog niet afgesloten kredieten) de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

3. De kredieten worden in de jaarverantwoording niet bijgesteld. Over- of onderschrijdingen ten opzichte van de vastgestelde kredieten worden zichtbaar in het kredietenverslag. Het is niet mogelijk over- of onderschrijdingen te vereffenen.

4. Eventuele bijstelling van kredieten naar aanleiding van de jaarverantwoording, vindt plaats in de voorjaarsrapportage.

 

Artikel 11. Afsluiten van investeringskredieten

1. Het afsluiten van investeringskredieten vindt jaarlijks plaats via het kredietenverslag bij de jaarverantwoording;

2. Om te voorkomen dat kredieten onnodig open blijven staan vindt er jaarlijks bij het opmaken van de jaarverantwoording een interne toets op de openstaande investeringskredieten plaats.

 

Artikel 12. Onderuitputting kapitaallasten

1. Onderuitputting op kapitaallasten vloeit terug naar de algemene middelen.

2. Als uitzondering op voornoemde lid gelden:

a. Kapitaallasten met betrekking tot gebonden heffingen waarvoor geldt dat de besteding van de heffingsopbrengsten is gebonden aan een specifieke taak (afvalstoffenheffing, rioolheffing)

b. Stelpost onderwijshuisvesting voorgaande jaren.

 

Artikel 13. Inwerkingtreding

1. Deze nota treedt in werking vanaf 1 januari 2023, met dien verstande dat de Nota activabeleid 2017 nog van toepassing blijft op het verslagleggingsjaar 2022.

2. De Nota activabeleid 2017 komt met de inwerkingtreding van deze nota te vervallen.

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE I: RELEVANTE WET- EN REGELGEVING

 

Gemeentewet

Artikel 212

1. De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

 

2. De verordening bevat in ieder geval:

a. regels voor waardering en afschrijving van activa;

b. grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b, alsmede, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

c. regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

 

Financiële verordening gemeente Almelo

 

Artikel 3

Programmabegroting

 

7. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven. Met de vaststelling van de begroting wordt de eerste jaarschijf uit het Meerjaren Investeringplan (MIP) geautoriseerd.

 

Artikel 7

Jaarstukken

 

2. In de jaarstukken wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

 

Artikel 8

Financiële positie

 

3. De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting en de financiële positie de specifiek benoemde investeringskredieten.

4. Voor politiek-gevoelige en/of beleidsrelevante investeringen waarvan het krediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

 

Artikel 9

Waardering en afschrijving activa

 

1. Voor de waardering en afschrijving van vaste activa wordt gehandeld conform de gemeentelijke Nota activabeleid.

2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar de Nota activabeleid aan.

 

 

Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

Artikel 9

1. In de begroting worden in afzonderlijke paragrafen de beleidslijnen vastgelegd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten, alsmede tot de lokale heffingen.

2. De begroting bevat ten minste de volgende paragrafen, tenzij het desbetreffende aspect bij de provincie onderscheidenlijk gemeente niet aan de orde is:

a. lokale heffingen;

b. weerstandsvermogen;

c. onderhoud kapitaalgoederen;

d. financiering;

e. bedrijfsvoering;

f. verbonden partijen;

g. grondbeleid.

 

Artikel 12

1. De paragraaf betreffende het onderhoud van kapitaalgoederen bevat ten minste de volgende kapitaalgoederen:

a. wegen;

b. riolering;

c. water;

d. groen;

e. gebouwen.

 

2. Van de kapitaalgoederen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven:

a. het beleidskader;

b. de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties;

c. de vertaling van de financiële consequenties in de begroting.

 

Artikel 20

1. De uiteenzetting van de financiële positie bevat:

a. een raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en nieuw beleid dat in de programma’s is opgenomen;

b. een geprognosticeerde begin- en eindbalans van het begrotingsjaar, die ten minste de posten bevat om het EMU-saldo te kunnen berekenen, en

c. het EMU-saldo over het vorig begrotingsjaar en de berekening van het geraamde bedrag over het begrotingsjaar alsmede het jaar volgend op het begrotingsjaar.

 

2. Afzonderlijke aandacht wordt ten minste besteed aan:

a. de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume;

b. de investeringen; onderscheiden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut;

c. de financiering;

d. de stand en het gespecificeerde verloop van de reserves;

e. de stand en het gespecificeerde verloop van de voorzieningen.

 

Artikel 33

Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.

 

Artikel 34

In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

a. kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;

b. kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief;

c. bijdragen aan activa in eigendom van derden.

 

Artikel 35

1. In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

a. investeringen met een economisch nut;

b. investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;

c. investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

2. Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.

 

Artikel 44

1. Voorzieningen worden gevormd wegens:

a. verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;

b. op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

c. kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.

2. Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b.

3. Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume.

 

Artikel 51

In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend

 

Artikel 52

1. In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

a. gronden en terreinen;

b. woonruimten;

c. bedrijfsgebouwen;

d. grond-, weg- en waterbouwkundige werken;

e. vervoermiddelen;

f. machines, apparaten en installaties;

g. overige materiële vaste activa.

 

2. In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing:

a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;

b. de investeringen of desinvesteringen;

c. de afschrijvingen;

d. bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;

e. afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;

f. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.

 

Artikel 59

1. Alle investeringen worden geactiveerd.

2. In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde niet geactiveerd.

 

Artikel 60

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:

a. het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

b. de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

c. het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;

d. de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

 

Artikel 61

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:

1. er sprake is van een investering door een derde;

2. de investering bijdraagt aan de publieke taak;

3. de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;

4. de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

 

Artikel 62

1. Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.

2. In afwijking van het eerste lid worden de bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief op de waardering daarvan in mindering gebracht.

3. In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder d, in mindering gebracht worden op de investeringen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.

 

Artikel 63

1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

2. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

3. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

4. Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.

5. Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

6. In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer.

7. Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

8. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van leningen en vorderingen verrekend.

 

Artikel 64

1. De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.

2. Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.

3. Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

4. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.

5. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar.

6. Voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, bedoeld in artikel 34, onderdeel c, is de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

 

Artikel 65

1. Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

2. Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

3. Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

 

Stellige uitspraken en aanbevelingen van de commissie BBV

De richtlijnen van de Commissie zijn onderverdeeld naar stellige uitspraken en aanbevelingen.

 

Met stellige uitspraken geeft de Commissie een interpretatie van de regelgeving die leidend is. Dit betekent dat verwacht wordt dat stellige uitspraken worden gevolgd. Indien een gemeente toch voor een afwijkende interpretatie kiest (de gemeente is van oordeel dat in haar specifieke omstandigheden een andere lijn beter past en ook ‘BBV-proof’ is), dan moet zij dit expliciet motiveren en kenbaar maken bij de begroting en de jaarstukken.

 

Bij aanbevelingen gaat het om uitspraken die ‘steun en richting geven aan de praktijk’. De Commissie BBV spoort gemeenten aan om deze aanbevelingen te volgen, omdat dat naar haar oordeel bijdraagt aan het inzicht in de financiële positie (transparantie).

 

In de Notitie Materiele Vaste Activa (januari 2020) heeft de commissie BBC de navolgende stellige uitspraken en aanbevelingen gedaan:

 

Stellige uitspraken

1

Software als afzonderlijk actief valt onder de materiële vaste activa, als bedoeld in artikel 35 lid 1a BBV (investeringen met een economisch nut).

2

Licenties op software voor onbepaalde duur, die in één keer in rekening worden gebracht vallen onder de materiële vaste activa als bedoeld in artikel 35, lid 1a BBV (investeringen met een economisch nut).

3

Voor vastgoed met een economische functie is – ingeval van een duurzame waardevermindering - afwaardering verplicht en wordt de toets met behulp van de directe opbrengstwaarde voorgeschreven.

4

Een wijziging van een verwachte toekomstige gebruiksduur c.q. gebruiksintensiteit is een schattingswijziging. De bestaande (rest)boekwaarde wordt niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven.

4

Een wijziging van de ‘vrij te kiezen’ waarderingsgrondslagen is een stelselwijziging. Bij een stelselwijziging worden bestaande (rest)boekwaarden niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte gebruiksduur afgeschreven.

5

Uit hoofde van rechtmatigheid kunnen besluiten tot een stelsel- of schattingswijziging met betrekking tot materiële vaste activa uiterlijk tot het eind (31 december) van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen door de raad.

6

Klein- en groot-onderhoud houdt of brengt een object in goede, oorspronkelijke staat en is dus niet van invloed op de bepaalde gebruiksduur (afschrijvingstermijn) van het object en mag daarom niet worden geactiveerd.

7

Voorzieningen die vooraf worden gevormd om lasten van groot onderhoud gelijkmatig te verdelen over meerdere begrotingsjaren, kunnen alleen met instemming van de raad ingesteld en gevoed worden op basis van een recent beheerplan.

8

Onder recent beheerplan wordt een beheerplan verstaan van maximaal vijf jaar oud ten opzichte van het verslagleggingsjaar. Deze vijf jaar dient te worden gehanteerd als richttermijn waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Een gemotiveerde afwijking houdt in dat deze motivatie is geautoriseerd door de raad en verantwoord is in de paragraaf ‘onderhoud kapitaalgoederen’ van de begroting en de jaarstukken.

9

Tussentijdse bijstelling van het beheerplan binnen de vijf jaar is verplicht, indien een belangrijke afwijking is opgetreden in de staat van het onderhoud.

10

In geval van achterstallig onderhoud, waarbij sprake is van kapitaalvernietiging en/of onveilige situaties, wordt er op basis van artikel 44 lid 1a BBV een voorziening gevormd.

 

Aanbevelingen

1

De commissie BBV beveelt aan om de wijze waarop met investeringen en afschrijvingen wordt omgegaan vast te leggen in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen, een nota investeringen of de financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet. In aanvulling hierop kan een investeringsplan voor het huidige en de komende jaren een bijlage vormen die jaarlijks geactualiseerd wordt.

 

 

BIJLAGE II: AFSCHRIJVINGSTABEL

 

Omschrijving

Afschrijvingstermijn

Immateriële vaste activa

 

Kosten onderzoek en ontwikkeling

5

 

 

Materiële vaste activa

 

 

 

Gronden en terreinen

 

Grond

n.v.t.

Sportveld kunstgras - onderlaag

30

Sportveld kunstgras - bovenlaag

15

Natuurgrasveld - onderlaag

40

Natuurgrasveld - toplaag

15

Hekwerken

20

 

 

Gebouwen - algemeen

 

Aanschaf/vervaardiging

40

Renovatie, restauratie, en verbouw

25

Woningen en woonwagens

25

Tijdelijke gebouwen

15

Onderwijs - eerste inrichting

20

Dakbedekking - vervangen

30

Dakbedekking - overlagen

15

Bouwkundige voorzieningen algemeen

15

 

 

Gebouwen - technische installaties

 

CV installaties (groot) / warmtepomp

20

Liftinstallatie

25

Liftinstallatie - appendages

10

Zonnepanelen

15

Overige technische installaties

15

 

 

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

 

Wegen, fiets- en voetpaden: aanleg vervanging

40

Wegen, fiets- en voetpaden: reconstructie

25

Bruggen: aanleg / vervanging

40

Bruggen: reconstructie

25

Kademuren

40

Openbare verlichting - masten

40

Openbare verlichting - armaturen

20

Verkeersvoorzieningen: verkeersremmende maatregelen

10

Verkeersregelinstallaties

15

 

 

Openbaar groen

 

Plantsoenen/parken/recreatiegebieden: aanleg

40

Bomen

40

Overig groen (incl. reconstructie)

25

Speelvoorzieningen

10

 

 

Riolering

 

Riolering bouwkundige constructies

60

Riolering electrotechnische installaties

15

Riolering mechanische installaties

15

Relining

30

 

 

Sporttechnische zaken

 

Veldafscheidingen

10

Kantplanken

20

Oefenveldverlichting

15

Doelen, ballenvangers

10

Sportvloeren - toplaag/facelift

10

Sportvloeren - renovatie

25

Scheidingswanden

20

Tribunes (sportaccommodaties)

20

 

 

Vervoersmiddelen en machines

 

Personenauto's/bestelauto's

7-9

Vrachtauto's/huisvuilauto's

7-9

Tractoren

7-9

Aanhangwagens

10

Machines gladheidbestrijding

10

Werktuigen en gereedschappen

7

Stemmachines

10

 

 

Informatisering & automatisering

 

Netwerkswitches/firewalls

5

Beeldschermen / dockingstations

5

Werkplekaccesoiers (Toetsenbord/muizen)

5

Servers & storage

4

Laptops/thins clients/ PC's

4

Smartphones/tablets

3

 

 

Parkeren

 

Parkeergarages: aanleg/vervanging

40

Parkeerplaatsen: aanleg/vervanging (tijdelijke voorzieningen)

10

Parkeermeters/parkeerautomaten/camera's

10

 

 

Overige

 

Minicontainers/vloeistofdichte containers

10

Ondergrondse bakken papier/glas 20

20

 

 

Immateriële vaste activa

 

 

 

Bijdragen aan activa in eigendom

Afhankelijk van actief

van derden

 

 

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE III: Benchmark afschrijvingstermijnen

 

Omschrijving

Termijn

 

Almelo

 

Benchmark

Immateriële vaste activa

 

 

2017

 

Hengelo

Enschede

Deventer

Zwolle

Kosten onderzoek en ontwikkeling

5

 

5

 

5

4

5

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Materiële vaste activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gronden en terreinen

 

 

 

 

 

 

 

 

Grond

n.v.t.

 

n.v.t.

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Sportveld kunstgras - onderlaag

30

 

30

 

30

30

30-36

30

Sportveld kunstgras - bovenlaag

15

 

15

 

10-15

15

10-15

10

Natuurgrasveld - onderlaag

40

 

40

 

30

25

40

 

Natuurgrasveld - toplaag

15

 

n.v.t.

 

30

25

-

20

Hekwerken

20

 

20

 

10-15

15

25

15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gebouwen - algemeen

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanschaf/vervaardiging

40

 

40

 

40

40

40

40

Renovatie, restauratie, en verbouw

25

 

25

 

25

25

-

20-30

Woningen en woonwagens

25

 

25

 

-

-

25

-

Tijdelijke gebouwen

15

 

15

 

15

-

15

20

Onderwijs - eerste inrichting

20

 

20

 

10-15

10

10

15

Dakbedekking - vervangen

30

 

n.v.t

 

25

25

20

15-40

Dakbedekking - overlagen

15

 

n.v.t

 

-

-

20

-

Bouwkundige voorzieningen algemeen

15

 

n.v.t

 

15

15

-

-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gebouwen - technische installaties

 

 

 

 

 

 

 

 

CV installaties (groot) / warmtepomp

20

 

n.v.t

 

10-15

-

20

20

Liftinstallatie

25

 

15/25

 

-

-

25

25

Liftinstallatie - appendages

10

 

15

 

-

-

-

15

Zonnepanelen

15

 

n.v.t

 

-

-

15

20-25

Overige technische installaties

15

 

15

 

15

15

-

-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

 

 

 

 

 

 

 

 

Wegen, fiets- en voetpaden: aanleg vervanging

40

 

40

 

30

40

20-25

30

Wegen, fiets- en voetpaden: reconstructie

25

 

25

 

30

-

20-25

30

Bruggen: aanleg / vervanging

40

 

40

 

30-50

40

15-25

15-40

Bruggen: reconstructie

25

 

25

 

30

-

-

30

Kademuren

40

 

40

 

30-50

40

40

30

Openbare verlichting - masten

40

 

n.v.t

 

25

40

20

30

Openbare verlichting - armaturen

20

 

20

 

25

20

20

30

Verkeersvoorzieningen: verkeersremmende maatregelen

10

 

10

 

-

-

-

-

Verkeersregelinstallaties

15

 

15

 

15

10

10

15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Openbaar groen

 

 

 

 

 

 

 

 

Plantsoenen/parken/recreatiegebieden: aanleg

40

 

40

 

25

15

-

30

Bomen

40

 

n.v.t.

 

25

25

-

30

Overig groen (incl. reconstructie)

25

 

20

 

25

15

-

30

Speelvoorzieningen

10

 

n.v.t.

 

10

10

10

10-15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Riolering

 

 

 

 

 

 

 

 

Riolering bouwkundige constructies

60

 

30

 

30-50

50

40

40

Riolering electrotechnische installaties

15

 

30

 

15-30

10

-

15

Riolering mechanische installaties

15

 

30

 

15-30

15

-

15

Relining

30

 

n.v.t

 

-

20

-

-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Sporttechnische zaken

 

 

 

 

 

 

 

 

Veldafscheidingen

10

 

10

 

10-15

15

25

15

Kantplanken

20

 

n.v.t

 

-

-

-

-

Oefenveldverlichting

15

 

n.v.t

 

-

-

15

-

Doelen, ballenvangers

10

 

10

 

-

15

25

15

Sportvloeren - toplaag/facelift

10

 

10

 

-

15

-

-

Sportvloeren - renovatie

25

 

25

 

-

15

-

-

Scheidingswanden

20

 

n.v.t

 

-

-

20

-

Tribunes (sportaccommodaties)

20

 

n.v.t

 

-

15

25

-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vervoersmiddelen en machines

 

 

 

 

 

 

 

 

Personenauto's/bestelauto's

7-9

 

7

 

6-10

5

5

6

Vrachtauto's/huisvuilauto's

7-9

 

7

 

6-10

5

-

8

Tractoren

7-9

 

7

 

5-10

5

-

-

Aanhangwagens

10

 

10

 

5-8

5

10

10

Machines gladheidbestrijding

10

 

10

 

6-10

-

-

-

Werktuigen en gereedschappen

7

 

7

 

7-15

-

-

-

Stemmachines

10

 

10

 

-

-

10

-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Informatisering & automatisering

 

 

 

 

 

 

 

 

Netwerkswitches/firewalls

5

 

5

 

3-6

3

4

5-7

Beeldschermen / dockingstations

5

 

5

 

3-6

3

4

4

Werkplekaccesoiers (Toetsenbord/muizen)

5

 

5

 

3-6

3

4

4

Servers & storage

4

 

4

 

3-6

3

4

5-7

Laptops/thins clients/ PC's

4

 

4

 

3-6

3

4

4

Smartphones/tablets

3

 

3

 

3-6

3

3

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Parkeren

 

 

 

 

 

 

 

 

Parkeergarages: aanleg/vervanging

40

 

40

 

-

-

-

40

Parkeerplaatsen: aanleg/vervanging (tijdelijke voorzieningen)

10

 

10

 

-

10

-

-

Parkeermeters/parkeerautomaten/camera's

10

 

10

 

10-15

-

10

7-10

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overige

 

 

 

 

 

 

 

 

Minicontainers/vloeistofdichte containers

10

 

10

 

-

5

-

-

Ondergrondse bakken papier/glas 20

20

 

20

 

-

-

10

-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Immateriële vaste activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijdragen aan activa in eigendom

Afhankelijk van actief

 

 

 

 

 

 

 

van derden