Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maasgouw

Nadere regels duurzame installatiesystemen voor beschermde monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten in de gemeente Maasgouw 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaasgouw
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels duurzame installatiesystemen voor beschermde monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten in de gemeente Maasgouw 2023
CiteertitelNadere regels duurzame installatiesystemen voor beschermde monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten in de gemeente Maasgouw 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel 5 lid 2 sub a van deze nadere regels treedt in werking op de dag nadat de dakenkaarten bekend zijn gemaakt.

Deze regeling vervangt de nadere regels duurzaamheid rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beschermde stads- en dorpsgezochten Maasgouw 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Erfgoedverordening 2018
  2. artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  3. artikel 2.2, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-05-2023nieuwe regeling

04-04-2023

gmb-2023-208237

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels duurzame installatiesystemen voor beschermde monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten in de gemeente Maasgouw 2023

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw;

 

gelet op artikel 21 van de Erfgoedverordening 2018 in samenhang met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

Overwegende dat:

 

  • burgemeester en wethouders op grond van artikel 21 van de Erfgoedverordening Maasgouw 2018 bevoegd zijn tot het vaststellen van nadere regels m.b.t. duurzaamheid op of nabij rijks- en gemeentelijke monumenten en in de beschermde stads- en dorpsgezichten.

  • burgemeester en wethouders met de toepassing van de artikelen in deze nadere regels voorwaarden stellen voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor duurzame installatietechnieken op monumenten en op panden in de beschermde stads- en dorpsgezichten en tevens richtlijnen bieden voor eigenaren van deze monumenten en overige panden binnen de beschermde stads- en dorpsgezichten die voornemens zijn duurzame installatietechnieken aan te brengen;

  • bij de toepassing van deze nadere regels is de advieslijn van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed uit 2020 betrokken.

Besluiten vast te stellen de volgende nadere regels:

 

Nadere regels duurzame installatiesystemen voor beschermde monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten in de gemeente Maasgouw 2023.

Artikel 1 Definities

Deze nadere regels verstaan onder:

  • 1.

    Beschermde monumenten: monumenten die door de gemeente zijn aangewezen op grond van artikel 1, onderdeel a van de Erfgoedverordening Maasgouw 2018 of door het rijk zijn aangewezen op grond van artikel 3.1 van de Erfgoedwet.

  • 2.

    Beschermde stads- en dorpsgezichten: gebieden die als zodanig ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 door het rijk zijn aangewezen als beschermde stads- en dorpsgezichten: de historische kernen Thorn, Wessem en Stevensweert.

  • 3.

    Duurzame installatietechniek: zonne-energiesysteem dat wordt aangebracht voor het opwekken van zonne-energie voor warmte of elektriciteit, en een installatie voor warmte- en koude-opwekking, inclusief de bijbehorende leidingen, bedrading en andere installatie-onderdelen.

  • 4.

    Installatie voor warmte en koude opwekking: een installatie, voor het functioneren van een bouwwerk of een gedeelte daarvan, die een noodzakelijke voorziening is, van niet-bouwkundige aard. Hieronder vallen installaties zoals airconditioningssystemen (airco’s) en warmtepompen, maar ook andere daarmee gelijk te stellen installaties of systemen.

Artikel 2 Doel

Deze nadere regels hebben als doel regels vast te stellen voor instandhouding van beschermde monumenten en panden in de beschermde stads- en dorpsgezichten en de beeldkwaliteit van deze gebouwen bij plaatsing van duurzame energiesystemen op gevels, daken en terreinen.

Artikel 3 Afbakening

Deze nadere regels zijn van toepassing op beschermde monumenten en op overige panden en bouwwerken in de beschermde stads- en dorpsgezichten volgens de definities vermeld in artikel 1.

Artikel 4 Voorwaarden bij toepassing van zonnecollectoren en -panelen bij monumenten

Voor het plaatsen van een zonne-energiesysteem op, aan of bij een monument wordt een omgevingsvergunning verleend, mits het systeem voldoet aan:

  • -

    de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), en

  • -

    het Besluit omgevingsrecht (Bor), en

  • -

    het van toepassing zijnde bestemmingsplan, en

  • -

    de volgende regels voor locatie, systeem, inpassing en technische uitvoering:

 

  • 1.

    De locatie

    Zonne-energiesystemen worden:

    • a.

      geplaatst op daken en erven uit het zicht;

    • b.

      geplaatst op daken in het zicht als:

      • I.

        er geen andere alternatieven zijn:

        • -

          op het erf;

        • -

          op andere daken of dakvlakken;

        • -

          op (niet monumentale) bijgebouwen;

        • -

          op andere gebouwen in de buurt of omgeving (collectieve energiesystemen);

        • -

          met andere energiesystemen;

      • II.

        het beeld van het beschermde gebouw of de directe omgeving niet onevenredig verstoord wordt; en

      • III.

        er een zorgvuldig afgewogen ontwerp is voor positie, groepering, grootte en kleur van de panelen op het dak.

    • c.

      niet geplaatst op daken uit of in het zicht met:

      • I.

        een bijzondere vorm, zoals rond, spits of veelhoekig; of

      • II.

        bijzondere kwetsbare materialen, zoals zeldzame typen dakpannen, riet, koper, zink, lood en vaak leien; of

      • III.

        pannen in een bijzonder of decoratief legpatroon.

    • d.

      niet geplaatst binnen beschermde historische buitenplaatsen of bij gebouwen met een historische tuin- of parkaanleg die als ensemble beschermd monument zijn:

      • I.

        op hoofdgebouwen in deze ensembles; of

      • II.

        in zichtassen binnen deze ensembles; of

      • III.

        op ondergeschikte gebouwen die in zichtassen liggen of goed zichtbaar zijn vanuit de historische groenaanleg; of

      • IV.

        op goed zichtbare plekken in de groenaanleg; of

      • V.

        zonder een zorgvuldig afgewogen ontwerp dat aansluit bij de omgeving door de locatie, omvang, vorm, omringende, streekeigen beplanting en bijvoorbeeld een verdiepte ligging.

    • e.

      niet geplaatst bij beschermde monumenten binnen een complexbescherming:

      • I.

        op plekken waar panelen een onevenredig negatief effect hebben op het beeld van het ensemble; of

      • II.

        op (daken rond) binnenplaatsen of buitentuinen van complexen van beschermde monumenten.

  • 2.

    Het systeem

    De systeemkeuze is voor:

    • a.

      hellende daken:

      • I

        op locaties uit het zicht alleen volledig zwarte panelen (all black); en

      • II

        op zichtlocaties alleen panelen met een kleur die is aangepast aan de dakbedekking; en

      • III

        alleen vlakkeplaat-collectoren (geen vacuüm buiscollectoren).

    • b.

      platte daken:

      • I

        volledig zwarte panelen (all black), dan wel blauwachtige standaard panelen; of

      • II

        vlakkeplaat-collectoren of vacuüm buiscollectoren.

  • 3.

    De inpassing

    Het ontwerp voor de inpassing van zonne-energiesystemen voldoet aan de volgende inpassingsmaatregelen:

    • a.

      Bij collectoren of panelen op daken:

      • I

        zijn de collectoren of panelen op hellende daken als losse elementen boven de bestaande dakpannen gemonteerd (opbouw); en

      • II

        Is de systeemgrootte afhankelijk van de mogelijkheden op het hellende dak in het zicht waarbij plaatsing niet leidt tot sloop van historische schoorstenen, dakkapellen, of andere karakteristieke dakelementen om meer panelen kwijt te kunnen; en

      • III

        overheerst het systeem niet op daken met veel andere elementen, zoals dakkapellen en dakramen; en

      • IV

        liggen deze zo veel mogelijk in de onderste dakhelft (alleen bij mansardedaken juist in de bovenste helft); en

      • V

        staan zij allemaal in dezelfde stand; en

      • VI

        zijn zij gerangschikt in een rechthoek op hellende daken of in regelmatige rijen op platte daken; en

      • VII

        staan zij niet dicht bij de goot of de dakranden, hoekkepers, kilkepers, frontons, dakkapellen en schoorstenen; en

      • VIII

        staan zij zoveel mogelijk in het midden van de lengte van het dakvlak, of op een plek die aansluit op de symmetrie of geleding van de gevel (zolang dit niet de zichtbaarheid vergroot); en

      • IX

        hebben collectoren en panelen uit het zicht de minst opvallende standaardkleur: grijszwart voor collectoren en zwart voor panelen; en

      • X

        hebben collectoren en panelen uit het zicht de minst opvallende standaardkleur: grijszwart voor collectoren en zwart voor panelen; en

      • XI

        hebben de randen dezelfde terughoudende kleur en loopt aan de voorkant van panelen geen wit blokkenpatroon tussen de zonnecellen; en

      • XII

        zijn panelen op platte daken bij voorkeur egaal zwart, inclusief de rand; en

      • XIII

        steken kabels, leidingen en bevestigingsmaterialen - voor zover zichtbaar - niet af in kleur en glans; en

      • XIV

        reflecteren collectoren en panelen zo min mogelijk (matte afwerking); en

      • XV

        zijn dakvullende systemen niet toegestaan bij monumenten.

    • b.

      Bij collectoren of panelen op erven:

      • I

        is de omvang van de opstelling in goede verhouding met de schaal van het erf, de tuinaanleg of de agrarische verkaveling;

      • II

        staan zij op een ondergeschikte, minder belangrijke of uit historisch oogpunt logische plek van het erf;

      • III

        zijn zij zijn niet hoger dan 1,50 meter, zodat er vanaf het openbaar toegankelijk gebied nauwelijks zicht op is;

      • IV

        staan zij op een ondersteuningsconstructie die zo laag en onopvallend mogelijk is;

      • V

        zijn zij regelmatig gerangschikt (in een rechthoek of op een lijn)

      • VI

        doorbreken zij geen belangrijke uitzichten op, vanuit of binnen het erf;

      • VII

        blijven zij zo veel mogelijk uit het zicht, bijvoorbeeld door de gekozen locatie, achter een wintergroene haag of verdiept geplaatst;

      • VIII

        wordt per opstelling één soort panelen toegepast.

  • 4.

    De technische uitvoering

    Het ontwerp voor de inpassing van zonne-energiesystemen voldoet aan de volgende technische maatregelen:

    • a.

      de dakconstructie kan het gewicht van de installatie dragen;

    • b.

      het aanbrengen van eventuele versterkingen leidt niet tot ongewenste fysieke of visuele schade aan historisch waardevolle constructies aan de binnen- of buitenkant van het monument;

    • c.

      een aangepaste serieschakeling, micro-omvormers en power optimizers (alleen bij zonnepanelen) zijn geschikte oplossingen bij schaduwval op het systeem;

    • d.

      opvallende posities van collectoren en panelen op daken weg van de schaduw, sloop van historische dakelementen zoals schoorstenen en dakkapellen, of verwijdering van cultuurhistorisch waardevol groen zoals bomen zijn ongewenst;

    • e.

      leidingen of kabelsleuven graven in de grond gebeurt met zo min mogelijk schade aan de waardevolle groenaanleg, zoals aan boomwortels;

    • f.

      op hellende daken staan collectoren en panelen onder dezelfde hoek als het dak;

    • g.

      op platte daken staan collectoren en panelen onder een hoek waarbij hun hoogste punt uit het zicht blijft vanuit het openbaar gebied en staan ze evenwijdig aan de dakrand;

    • h.

      de bevestiging van collectoren en panelen op hellende daken vindt plaats met metalen bevestigingshaken die zijn vastgeschroefd op het constructiehout van de kap zoals sporen of gordingen, zonder dat extra hulpconstructies in de kap nodig zijn;

    • i.

      bevestiging van collectoren en panelen op platte daken vindt plaats door verzwaring met ballast of eventueel met waterdichte verankeringen door de dakbedekking heen in de draagconstructie;

    • j.

      leidingen en kabels in het interieur volgen een route die weinig fysieke of visuele schade veroorzaakt;

    • k.

      gaten in dak of dakbeschot zijn lucht- en waterdicht afgedicht;

    • l.

      kleinere apparatuur in het interieur zit gegroepeerd op een houten onderconstructie om het aantal boorgaten in historisch metselwerk te beperken (alleen bij grotere installaties);

    • m.

      collectoren en panelen liggen op enige afstand van de nok en de zijranden om loswerken door de wind te voorkomen;

    • n.

      collectoren en panelen liggen op enige afstand van de dakgoot voor en goede opvang van regenwater;

    • o.

      zonnepaneelinstallaties zijn geaard;

    • p.

      collectoren en panelen zijn bereikbaar voor inspecties, onderhoud en schoonmaken;

    • q.

      de leidingen tussen de collectoren en het warmwatervat zijn geïsoleerd tegen brandwonden en schroeischade;

    • r.

      een zonnepaneelinstallatie wordt geplaatst door een vakspecialist om een verhoogd brandrisico te voorkomen;

    • s.

      de energieopwekking is ten bate van het eigen (monumentale) pand;

Artikel 5 Voorwaarden bij toepassing van zonnepanelen in de beschermde stads- en dorpsgezichten

Voor het plaatsen van een zonne-energiesysteem op, aan of bij gebouwen binnen de beschermde stads- en dorpsgezichten wordt een omgevingsvergunning verleend, mits het systeem voldoet aan:

  • -

    de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), en

  • -

    het Besluit omgevingsrecht (Bor), en

  • -

    het van toepassing zijnde bestemmingsplan, en

  • -

    de volgende uitgangspunten en richtlijnen:

     

  • 1.

    uitgangspunten:

    • a.

      zij vormen geen visuele verstoring van het waardevolle dakenlandschap en silhouet van de historische kern van het dorp voor zover zichtbaar vanaf openbaar gebied;

    • b.

      zij vormen geen visuele verstoring van karakteristieke kappen op panden, die direct zichtbaar zijn vanaf de het openbaar gebied binnen deze historische kernen;

    • c.

      zij leveren bij monumentale panden geen onherstelbare fysieke schade aan het gebouw op;

    • d.

      zij zijn duidelijk ondergeschikt in het bebouwingsbeeld; en

  • 2.

    richtlijnen:

    • a.

      het dakvlak waarop het zonne-energiesysteem wordt toegepast is op de dakenkaarten van de beschermde stads- en dorpsgezichten Thorn, Wessem en Stevensweert aangemerkt als een voor zonnesystemen geschikt dakvlak;

    • b.

      het zonne-energiesysteem wordt uitgevoerd conform de uitvoeringsregels uit artikel 4.

[Artikel 5 lid 2 sub a van deze nadere regels treedt in werking op de dag nadat de dakenkaarten bekend zijn gemaakt.]

Artikel 6 Voorwaarden bij toepassing van installaties (buitenunits) voor warmte- en koude-opwekking op, aan of bij monumenten en panden binnen beschermde stads- en dorpsgezichten

Voor het plaatsen van buitenunits van installaties voor warmte- en koude-opwekking op, aan of bij een monument wordt een omgevingsvergunning verleend, mits het systeem voldoet aan:

  • -

    de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), en

  • -

    het Besluit omgevingsrecht (Bor), en

  • -

    het van toepassing zijnde bestemmingsplan, en

  • -

    de volgende regels:

    • 1.

      de unit wordt geplaatst aan een gevel of dakelement niet zichtbaar vanaf de openbare weg of het openbaar groen;

    • 2.

      bij plaatsing op een inzichtelijke locatie wordt de unit visueel weggewerkt;

    • 3.

      er mag maximaal 1 unit op of nabij de grond aanwezig zijn;

    • 4.

      de oppervlakte van de unit bedraagt maximaal 0,5 m2;

    • 5.

      de afstand van de unit tot de perceelgrens bedraagt ten minste 1 m;

    • 6.

      de bovenkant van de unit bevindt zich op maximaal 80 cm vanaf aansluitend maaiveld of boven het plat dak;

Artikel 7 Afwijken van de criteria

In het geval van bijzondere ontwerpen en bij de innovatie van de verduurzaming van monumenten en panden in beschermde stads- en dorpsgezichten zijn, met een positief advies van de Omgevingscommissie MER, afwijkingen van de bovenstaande voorwaarden mogelijk.

 

Slotbepalingen

Artikel 8 Intrekking

De nadere regels duurzaamheid rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beschermde stads- en dorpsgezochten Maasgouw 2018, raadsbesluit van 7 juni 2018, worden ingetrokken met ingang van de datum waarop deze nadere regels in werking treden.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze nadere regels treden met uitzondering van artikel 5, tweede lid, sub a, in werking op de dag na bekendmaking;

  • 2.

    artikel 5, tweede lid sub a van deze nadere regels, treedt in werking op de dag nadat de dakenkaarten bekend zijn gemaakt.

Artikel 10 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als “nadere regels duurzame installatiesystemen voor beschermde monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten in de gemeente Maasgouw 2023”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Maasbracht, in de vergadering van 4 april 2023.4

De burgermeester,

S. Strous

De secretaris,

K. Keersmaekers

Toelichting bij de nadere regels duurzame installatiesystemen voor beschermde monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten in de gemeente Maasgouw 2023

Algemeen

De richtlijnen in deze nadere regels beogen om, met respect voor de historische kwaliteiten van de gemeente Maasgouw, zo stevig mogelijk invulling te geven aan de doelstellingen van de routekaart ‘Verduurzaming monumenten’ die onderdeel is van het Klimaatakkoord. Het betreft hier een actualisering en verruiming van de mogelijkheden in de eerdere gemeentelijke richtlijnen die sinds 2018 werden gehanteerd.

 

Ook beogen deze nadere regels om een eenduidig en begrijpelijk kader aan inwoners en eigenaren te bieden en criteria die daarmee qua toetsing en vergunningverlening eenvoudig en efficiënt werkt. De toetsing door burgemeester en wethouders en de advisering door de MER-Omgevingscommissie blijft, binnen deze criteria, altijd maatwerk.

 

Vanwege het relatief tijdelijke en reversibele karakter van de zonnepanelen is vooral de visuele impact ervan maatgevend. De voorwaarden zijn opgesteld om de monumentale beeldkwaliteit van de monumenten en beschermde dorpsgezichten te waarborgen.

 

In gemeente Maasgouw zijn drie beschermde stads- en dorpsgezichten met hun eigen ruimtelijke karakteristieken. Daarmee houden de criteria rekening, zonder dat voor de verschillende rijks en gemeentelijke gezichten aparte regels zijn opgenomen. De hoogste cultuurhistorische waarden van onze gemeente zijn te vinden binnen de historische kernen Thorn, Wessem en Stevensweert met zijn verscheidenheid van bebouwing die bijdraagt aan de bijzondere beeldkwaliteit van dit gebied. Binnen deze kernen zal daarom striktere toetsing mede op basis van de advieslijn van de RCE gelden voor het plaatsen van zonnepanelen in het zicht.

 

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) hanteert sinds 2020 de genoemde advieslijn voor zonnepanelen op rijksmonumenten en op panden in de rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten. De advieslijn is gericht op gemeenten, die omgevingsvergunningen voor deze panden kunnen verstrekken. Het zijn dus geen richtlijnen van de RCE, maar de inhoud van de advieslijn is mede bepalend voor het gemeentelijk beleid. De advieslijn is daarom van toegevoegde waarde bij toetsing van de mogelijkheden voor zonnepanelen en zijn ook bruikbaar voor gemeentelijk monumenten. Bij toetsing zal de gemeente de advieslijn zoveel mogelijk volgen. Dat geldt met name voor gebouwen met een bijzondere dakbedekking, bijzondere ligging in beschermde stads- en dorpsgezichten en bijzondere complexen, zoals buitenplaatsen.

 

Burgemeester en wethouders beoordelen aanvragen voor het plaatsen van zonnepanelen op beschermde monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten aan de hand van de criteria genoemd in de artikelen 4 tot en met 6. Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning, dus ook voor zonnepanelen, wordt een advies van de Omgevingscommissie MER gevraagd.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 4 Voorwaarden bij toepassing van zonnecollectoren en -panelen bij monumenten

Bij plaatsing van zonnecollectoren en -panelen bij, op of aan monumenten dient een goede afweging gemaakt te worden tussen duurzaamheids- en monumentenbelangen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een viertal onderdelen met specifieke regels om uiteindelijk te komen tot de meest geschikte oplossing voor het betreffende monument. Deze onderdelen zijn gebaseerd op de aanbevelingen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (De Groene gids “zonne-energieplannen en monumenten”).

 

In eerste instantie dient de juiste locatie gekozen te worden. In onderdeel twee wordt bepaald welk systeem het meest geschikt is en dit wordt gevolgd door onderdeel drie: de juiste inpassing in de betreffende situatie. Als laatste onderdeel (vier) worden de technische voorwaarden nader bepaald.

Plaatsing van zonnepanelen, zonneboilers, bijbehorende installaties e.d. is reversibel, hieronder wordt verstaan dat plaatsing mogelijk is zonder blijvende schade aan de onderliggende dakconstructie en -bedekking of verlies aan monumentale waarden.

 

Artikel 5 Voorwaarden bij toepassing van zonnepanelen in de beschermde dorpsgezichten

De drie beschermde dorpsgezichten van gemeente Maasgouw vragen om bijzondere aandacht. Duurzaamheidsmaatregelen op, bij of aan monumentale en niet monumentale bebouwing binnen een beschermd dorpsgezicht mogen, voor zover zichtbaar vanaf het openbaar gebied, het waardevolle dakenlandschap en silhouet van de historische kern niet visueel verstoren. Op basis hiervan zijn voor de drie historische kernen Thorn, Wessem en Stevensweert dakenkaarten uitgewerkt waarop is aangegeven op welke daken vanuit cultuurhistorisch oogpunt zonne-energiesystemen mogelijk zijn.

 

Artikel 6 Voorwaarden bij toepassing van installaties voor warmte- en koude-opwekking op, aan of bijmonumenten en panden binnen beschermde stads- en dorpsgezichten

Bij het toepassen van buitenunits ten behoeve van installaties voor warmte- en koude-opwekking geldt in de basis dat deze niet zichtbaar zijn vanuit het openbaar gebied. In uitzonderlijke gevallen kunnen units op inzichtelijke locaties geplaatst worden mits deze visueel worden weggewerkt. In alle gevallen van plaatsing van buitenunits bij monumenten vindt toetsing plaatst door de Omgevingscommissie MER. Dit geldt tevens voor de plaatsing van buitenunits op inzichtelijke locaties bij niet monumenten in beschermde stads- en dorpsgezichten.

 

Artikel 7 Afwijken van de criteria

In het geval van bijzondere ontwerpen en bij de innovatie van de verduurzaming van monumenten zijn afwijkingen van de bovenstaande punten mogelijk. Afwijken is alleen mogelijk indien de Omgevingscommissie MER positief over het plan adviseert en van mening is dat met de afwijking de monumentale waarden niet onevenredig worden aangetast.