Organisatie | Ferm Werk |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregels proefperiode samenwonen GR Ferm Werk |
Citeertitel | Beleidsregels proefperiode samenwonen GR Ferm Werk |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 18 van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2023 | nieuwe regeling | 20-04-2023 |
Het dagelijks bestuur van Ferm Werk,
overwegende dat bij de uitvoering van de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en of gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en of gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) behoefte bestaat om de mogelijkheid van een kennismakingsperiode in te voeren; en
besluit tot vaststelling van de beleidsregel proefperiode samenwonen GR Ferm Werk
De Algemene bijstandswet (Abw) bood tot de invoering van de Wwb in 2004 de mogelijkheid van een zogenaamde kennismakingsperiode. Als een uitkeringsgerechtigde met een nieuwe partner ging samenwonen werd de bijstandsuitkering drie maanden ongewijzigd voortgezet. Deze situatie deed zich vaak voor bij alleenstaande ouders met minderjarige kinderen waar samenwonen met een nieuwe partner een ingrijpende gebeurtenis was.
In latere wetgeving is de mogelijkheid van een kennismakingsperiode niet meer expliciet genoemd. Artikel 18 lid 1 van de Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om de bijstand af te stemmen op de omstandigheden van de belanghebbende. Het begrip “gezamenlijke huishouding” in de Participatiewet kan voor bijstandsgerechtigden een belemmering zijn om te gaan samenwonen omdat er direct een sterke (financiële) afhankelijkheid ontstaat. Het opzeggen van de eigen woonruimte leidt er bovendien toe dat er geen mogelijkheid is om terug te keren als het samenwonen onverhoopt niet slaagt.
Daarnaast ontstaat er een situatie waarin formeel nog niet wordt samengewoond maar feitelijk bijna wel en waarbij fraude/oneigenlijk gebruik lastig is aan te tonen. Dit alles kan voor bijstandsgerechtigden een belemmering zijn om de stap om te gaan samenwonen te nemen. Daarmee is de keuzevrijheid die de bijstandsgerechtigde heeft bij belangrijke levensgebeurtenissen kleiner dan de keuzevrijheid van mensen die geen bijstandsuitkering ontvangen.
Met het opnieuw invoeren van de proefperiode samenwonen proberen gemeenten de overstap makkelijker te maken en het grijze gebied rondom fraude/oneigenlijk gebruik te voorkomen.
De situatie van inwoners met een IOAW of IOAZ uitkering is feitelijk gelijk aan de situatie van mensen met een uitkering Pw. De IOAW en IOAZ bieden formeel niet de mogelijk om de bijstand af te stemmen op de omstandigheden van de belanghebbenden. Omdat de verschillen tussen de wetten heel beperkt zijn worden voor de proefperiode samenwonen IOAW en IOAZ gerechtigden op dezelfde wijze behandeld als Pw gerechtigden.
De proefperiode samenwonen is een tijdelijk/kortdurend verblijf van maximaal 6 maanden. De proefperiode moet vooraf worden aangevraagd en gaat niet eerder in dan nadat het verzoek schriftelijk is gehonoreerd. Bij de toekenning wordt een aanvangsdatum genoemd.
De duur van de kennismakingsperiode is maatwerk en mede afhankelijk van de individuele situatie.
Bij het opstellen van de beleidsregels met betrekking tot de proefperiode samenwonen is aansluiting gezocht bij de voorwaarden zoals die in het verleden golden bij de Abw.
Bij de beoordeling van een verzoek voor een proefperiode samenwonen wordt onderzocht of de belanghebbende al eerder gebruik gemaakt heeft van de proefperiode. Een proefperiode samenwonen wordt slechts eenmaal toegekend in een periode van bijstandverlening.
Als beide partners een bijstandsuitkering hebben in verschillende gemeenten, dan is het belangrijk dat beide gemeenten akkoord gaan. Het aantonen hiervan ligt bij de aanvragers van de proefperiode samenwonen.
Bij een proefperiode samenwonen wordt de uitkering ongewijzigd voortgezet zodat de ene partner, die bij de andere partner in gaat wonen, de eigen woning kan aanhouden en de mogelijkheid behoudt om terug te keren. Bij thuiswonenden doet zich deze noodzaak van het aanhouden van een eigen woning niet voor. Daarom is het toestaan van een proefperiode samenwonen in deze situaties niet relevant.
Als er op het moment dat het verzoek voor een proefperiode samenwonen al een handhavingsonderzoek loopt ten aanzien van het voeren van een gezamenlijke huishouding zoals dat is beschreven in artikel 3 lid 4 van de Participatiewet, wordt het verzoek voor een proefperiode samenwonen niet gehonoreerd. Hiermee wordt voorkomen dat bijstandsontvangers waar een vermoeden bestaat van het voeren van een gezamenlijke huishouding alsnog een verzoek indienen voor een proefperiode om zo het samenwonen te legitimeren.
Het verblijf in detentie, in een inrichting of in het buitenland gedurende langer dan 28 dagen heeft gevolgen voor het recht op een uitkering op grond van de Participatiewet, en daarmee ook voor de toestemming voor een proefperiode samenwonen.
In deze gevallen wordt de proefperiode beëindigd en eventueel later hervat.
Artikel 6 Verblijf in buitenland, detentie of inrichting
indien een van de partners tijdens de proefperiode samenwonen voor een periode van langer dan 28 dagen of langer verblijft in het buitenland, in hechtenis wordt genomen of verblijft een inrichting als bedoeld in artikel 1 onderdeel f van de Participatiewet, houdt het recht op de proefperiode op te bestaan.