Organisatie | Haarlemmermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beeldkwaliteit Polderlaag |
Citeertitel | Beeldkwaliteit Polderlaag |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-05-2023 | nieuwe regeling | 06-04-2023 |
In 2011 is Masterplan PARK21 vastgesteld door de raad van gemeente Haarlemmermeer. Een belangrijk doel van het Masterplan is het beleefbaar houden van de cultuurhistorische en landschappelijke kenmerken van de polder in het toekomstige park. Het Beeldkwaliteitsplan Polderlaag is een verdere uitwerking van het Masterplan en geeft belangrijke richtlijnen voor de verdere ontwikkeling van respectievelijk de polderlinten, het polderland, erven en bebouwing op de erven. Het beeldkwaliteitsplan toont het ambitieniveau en bevat de formele regels waaraan ruimtelijke initiatieven in de polderlaag van PARK21 moeten voldoen.
De formele regels uit het beeldkwaliteitsplan vormen samen met de regels uit de vigerende bestemmingsplannen het formele kader waaraan ruimtelijke initiatieven getoetst zullen worden.
De formele regels die in het beeldkwaliteitsplan zijn opgenomen zijn een specificatie van de Welstandsnota Gemeente Haarlemmermeer voor de polderlaag in PARK21. Conform deze welstandsnota zullen de formele regels van het beeldkwaliteitsplan na vaststelling door de raad, onderdeel uitmaken van de Welstandsnota Haarlemmermeer. De eisen uit het beeldkwaliteitplan prevaleren dan boven de algemene regels uit de welstandsnota.
Naast formele regels geeft het beeldkwaliteitsplan inzicht in het ambitieniveau voor ruimtelijke en functionele kwaliteit in de polderlaag. Het beeldkwaliteitsplan is in die zin ook te beschouwen en gebruiken als een document ter inspiratie met richtinggevende uitgangspunten voor het bereiken van ruimtelijke kwaliteit bij inrichtingsplannen. Het beeldkwaliteitsplan zal een belangrijke rol spelen bij de begeleiding van initiatieven door het Q-team PARK21.
In hoofdstuk 1: Inleiding, wordt de polderlaag in Masterplan PARK21 kort beschreven. Vervolgens wordt de rol van het beeldkwaliteitsplan als kaderstellend en richtinggevend document voor ruimtelijke kwaliteit toegelicht. Tevens wordt de relatie met andere beleidsdocumenten en de vigerende bestemmingsplannen gelegd. Tot slot wordt het beeldkwaliteitsplan beschreven als specificatie van de Welstandsnota van de Gemeente Haarlemmermeer.
In hoofdstuk 2: De betekenis van de polderlaag in PARK21, wordt uitgebreid stilgestaan bij de ontginningsgeschiedenis van de polder. De belangrijkste landschappelijke kenmerken van polder passeren daarbij de revue. Tegen de achtergrond van deze informatie kunnen de richtinggevende uitspraken in het beeldkwaliteitsplan in de juiste context worden geplaatst.
In de hoofdstukken: 3. Beeldkwaliteit Polderlinten, 4. Beeldkwaliteit Polderland, 5. Beeldkwaliteit Erven en 6. Beeldkwaliteit Bebouwing, worden voor de essentiële structuurdragers van de polderlaag achtereenvolgens beschreven: wat de historische kenmerken zijn, hoe de bestaande situatie er uitziet als referentie en welke ruimtelijke ontwikkelingen er spelen. Vervolgens is steeds een paragraaf 'formele regels' geformuleerd die richtinggevend zijn voor ruimtelijke initiatieven. Aanvullend zijn nog aanvullende adviezen, referenties en voorbeelden opgenomen ter illustratie van het ambitieniveau.
In hoofdstuk 7 wordt nog kort stilgestaan bij de toepassing van het beeldkwaliteitsplan, de rol van het Q-team PARK21 en de communicatie over ruimtelijk initiatieven.
in Masterplan PARK21 zijn zichtlijnen opgenomen die het ook in de toekomst mogelijk maken om de karakteristieke maten van de polder te blijven ervaren: het gaat hier bijvoorbeeld om zichtlijn van lint naar lint van 2 km; daarnaast is het belangrijk om zichtlijnen te behouden vanuit het gebied op bijvoorbeeld de bruggen over de Hoofdvaart, de Citer (parkentree Hoofddorp) en de Harp (parkentree Nieuw-Vennep), het Kasteel in Nieuw-Vennep, de hoogbouw van kantorenpark de Beukenhorst en Schiphol;
de water- en perceelsstructuur kunnen alleen worden aangepast conform het karakter van de oorspronkelijke structuur; de topografische kaart van 1900 is hiervoor een goede referentie; ten behoeve van het verbeterd droogmakerijsysteem kunnen sloten worden toegevoegd die aansluiten bij dat patroon; anders gezegd: het is niet gewenst om sloten te verbreden, maar wel om sloten volgens het cultuurhistorisch patroon toe te voegen: op die manier worden de contrasten tussen polder en park versterkt; dit sluit tevens aan bij de doelstelling wegsloten en erfsloten te herstellen; er mogen geen sloten worden gedempt;
voor het ontwikkelen van plannen voor verbreding van agrarische bedrijven en de inrichting van bijgaande gronden verdient het aanbeveling om terughoudend met verdichting om te gaan in verband met de openheid van de polder; bijvoorbeeld bij de aanleg van boomgaarden, windsingels of hoogopgaande beplanting; maatwerk is gewenst; meer grasland met vee is zeer welkom voor variatie in het landschap;
FORMELE REGELS BEBOUWING ERVEN
DE POLDERLAAG IN MASTERPLAN PARK21
In PARK21 blijft zowel de polder als het agrarisch gebruik ook in de toekomst een belangrijke rol spelen in het ruimtelijk beeld. De polder representeert de cultuurhistorie in het gebied en houdt deze herkenbaar en beleefbaar. De structuur van de polder kenmerkt zich door de lange lanen, rechte kavelsloten en strakke erfbeplanting. Het is de basis voor de inpassing van verbrede landbouw, natuur en water. Vanaf de polderlinten is ruim zicht op het achterland en op herkenningspunten in Nieuw-Vennep en Hoofddorp. Deze landschappelijke openheid is belangrijk in de beleving van PARK21.
Het Masterplan PARK21 geeft aan dat het toekomstige park is opgebouwd uit drie sferen of lagen: de polderlaag, de parklaag en de leisurelaag. De lagen lopen elk dwars door het park, vullen elkaar aan, maar verschillen ook heel duidelijk. De contrasten in landschap en activiteiten, maken PARK21 spannend, een belevenis. Tegenover de rechte lijnen van de polderlaag staan de vloeiende lijnen van de parklaag en leisurelaag.
WAAROM EEN BEELDKWALITEITSPLAN POLDER- LAAG PARK21?
PARK21 zal tot stand komen door zowel publieke als private initiatieven en investeringen.
Om private ontwikkelingen te faciliteren worden beeldkwaliteitsplannen ontwikkeld als richtinggevend kader om de ruimtelijke kwaliteit en samenhang in het park te bewaken. Het Masterplan PARK21 stimuleert particulieren in de polderlaag nieuw programma te ontwikkelen dat voortborduurt op de agrarische functie en ruimtelijke identiteit van de polder. Met de ontwikkeling van het park verandert het polderlandschap op termijn van karakter. Grootschalige productie maakt plaats voor stadslandbouw met recreatieve en landschappelijke functies. Behoud en ontwikkeling van de ‘genius loci’ van polder is een belangrijk doel in de polder. Het Masterplan PARK21 zet in op het ook in de toekomst kunnen herkennen en beleven van de oorspronkelijke cultuurtechnische inrichting, met de daarbij behorende en land- en tuinbouw in verschillende delen van het park. Het beeldkwaliteitsplan is een belangrijk instrument voor het ondersteunen en beoordelen van particuliere initiatieven.
Hierbij zal het in de meeste gevallen gaan om de transformatie van bestaande bedrijven.
De studie: ‘Erven en landschappelijke beplanting in de Haarlemmermeer. Landschap Noord- Holland (2013)’ geeft een belangrijk inzicht in de cultuurhistorie van de polder, linten, erven en boerderijen. Het Beeldkwaliteitsplan Polderlaag bouwt voor op deze inzichten. Verder is het Beeldkwaliteitsplan Polderlaag PARK21 een uitwerking van hoofdstuk 3.3 van het Masterplan PARK21 en Beeldkwaliteitsplan Openbare Ruimte PARK21 (Gemeente Haarlemmermeer/ Vista / Uppig 2013). Daarnaast geeft het Beeldkwaliteitsplan Polderlaag PARK21 verdere invulling aan de Structuurvisie Haarlemmermeer 2030. Een belangrijk kernpunt in de structuurvisie is ‘Cultuurhistorie en diversiteit als drager’.
Toetsingscriteria voor ruimtelijke kwaliteit worden hierin als volgt omschreven:
Gewenste en ongewenste ontwikkelingen langs de oude polderlinten (…). Het historisch netwerk krijgt een nieuwe lokale, culturele en recreatieve betekenis, die in de hele polder gezien en beleefd kan worden. Door in de gebruikswaarde van de cultuurhistorische structuur van de polder te investeren, wordt de kwaliteit van de beleving en daarmee ook de waarde in de toekomst verhoogd. Het erkennen en omarmen van de cultuurhistorische en ruimtelijke betekenis van de oude polderwegen (…) biedt kansen. Het geeft Haarlemmermeer een eigen kracht en identiteit, nu en in de toekomst.
De polderlaag in PARK21 valt thans onder het vigerende ‘Bestemmingsplan Nieuw-Vennep PARK21 Deelgebied 1’ en het ‘Bestemmingsplan Buitengebied Midden’. Laatst genoemd bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. De nieuwe bestemmingsplannen bieden ten opzichte van de oude bestemmingsplannen, meer ruimte voor agrarische verbreding/ nevenactiviteiten. Hierbij kan gedacht worden aan verkoop van producten, bed & breakfast en ondersteunende horeca. Bij de verdere ontwikkeling van PARK21 zullen te zijner tijd nieuwe bestemmingsplannen worden ontwikkeld in een nader te bepalen bestemmingsplanvorm, afhankelijk van de concreetheid en de gewenste situering op de deelontwikkelingen, de grondpositie en de zekerheid over de financiële uitvoerbaarheid. Zie ook hoofdstuk 5.3 juridisch- planologisch traject in het Masterplan PARK21.
In de Welstandsnota 2012 (Gemeente Haarlemmermeer/ Concept V3) wordt aangegeven dat grotere herstructureringsplannen moeten passen binnen het kader van een stedenbouwkundig plan (in dit geval Masterplan PARK21) en een beeldkwaliteitsplan. Het Beeldkwaliteitsplan Polderlaag PARK21 wordt als bijlage van de Welstandstandnota vastgesteld door de Raad.
In het Masterplan PARK21 is bepaald dat de polderstructuur ruimtelijk en functioneel herkenbaar blijft in PARK21. De enorme watervlakte die Haarlemmermeer ooit was, werd in de periode tussen 1849-1852 stoomgemalen drooggelegd. De ontginning van de bodem van het meer werd gebaseerd op een rijke traditie van polders maken in Nederland.
De geometrische indeling van de polder is nog steeds goed herkenbaar en vormt als het ware het DNA van Haarlemmermeer. Deze geschiedenis is immers enorm bepalend voor de identiteit van Haarlemmermeer.
In de middeleeuwen kende het gebied tussen de steden Amsterdam, Haarlem en Leiden tenminste drie veenmeren, te weten: het Spieringmeer in het noorden, het Oude Haarlemmermeer in het midden en het Leidsemeer in het zuiden. Door vervening ten behoeve van de brandstofvoorziening van de groeiende steden en hun bedrijvigheid en als gevolg van golfafslag door slechte of ontbrekende bedijking verdween in de loop der jaren vooral aan de noordelijke en oostelijke oevers steeds meer veenland.
Omstreeks 1477 ontstond bij de Vennep een open verbinding tussen het Oude Haarlemmermeer en het Leidsemeer. In 1508 werden de laatste restanten van de landbrug die het Oude Haarlemmermeer en het Spieringmeer van elkaar scheidden weggespoeld. Hierbij ging tevens de belangrijkste verbinding over land tussen Haarlem en Amsterdam via Sloten verloren, waarna nog slechts de route via de Spaarndammerdijk overbleef. Uiteindelijk voegden de drie meren zich aaneen tot één groot meer, dat Haarlemmermeer werd genoemd: het grootste meer van Holland, met een oppervlakte van bijna 17 duizend hectare. Vanwege het landvretende karakter van het meer door golfslag, kreeg het de bijnaam de "Waterwolf".
Ontwikkeling van de Haarlemmermeerpolder
Al in de 17e eeuw werden, onder andere door Leeghwater, plannen gemaakt om Haarlemmermeer droog te malen. Hiervoor zouden circa 200 poldermolens nodig zijn geweest. Tegen deze plannen bestond echter sterke oppositie. Leiden wilde zijn lucratieve visrechten niet kwijt en Haarlem lag dwars omdat het fors verdiende aan de scheepvaart; het transportmiddel bij uitstek in het drassige Holland. Daarnaast ontbraken de middelen en was er weinig vertrouwen in de technische haalbaarheid van een droogmakerij op deze schaal.
Eind 1836 hadden twee stormen het water tot de poorten van Leiden en Amsterdam opgejaagd, waarna koning Willem I in 1837 besloot dat het meer zou worden drooggemalen. Bij Koninklijk Besluit werd een commissie belast met het maken van een ontwerp voor de droogmaking. Dit ontwerp liet even op zich wachten; pas toen in 1839 Amsterdam en Leiden weer te kampen hadden met overlast kwam er schot in de zaak. Voor het graven van de Ringvaart en de bedijking ging in 1840 bij Hillegom de eerste spade in de grond. Na acht jaar graven was het meer volledig afgesloten door een ringdijk van 59,5 km lengte en 0,70 tot 1,70 m hoogte.
Inmiddels was besloten de droogmaking volledig met stoomkracht te verrichten: een unicum in die tijd, want tot dan werden vooral windmolens gebruikt. In 1845 werd een proefgemaal De Leeghwater bij de Kaag gebouwd, dat in 1848 begon met het droogmalen. In 1849 werden de Stoomgemaal Leeghwater andere twee stoomgemalen in gebruik genomen: Gemaal De Cruquius bij Heemstede en Gemaal De Lynden bij Osdorp.
In de jaren daarna werd het nieuwe land ontgonnen. De kopers van de grond bestonden vooral uit rijke lieden uit de grote steden, die grond vervolgens aan boeren verpachtten.
In de polder zouden twee dorpen gesticht worden: Kruisdorp (het latere Hoofddorp) en Venneperdorp (het latere Nieuw-Vennep).
Kruisdorp ontwikkelde zich al snel tot het belangrijkste dorp van de polder, mede doordat hier het gemeentehuis gebouwd werd. Ook het polderhuis kwam in dit dorp. Later kwamen er meer dorpen, waarvan Badhoevedorp en Zwanenburg de grootste zijn. Gemaal De Cruquius werd in 1933 buiten gebruik gesteld en is sindsdien een museum. Nabij Aalsmeer verscheen inmiddels een nieuw derde gemaal, De Bolstra (vernoemd naar Melchior Bolstra). Sinds 2001 is er het Gemaal Koning Willem I, het vierde gemaal van de polder, gelegen bij Vijfhuizen, een paar kilometer ten oosten van het oude stoomgemaal De Cruquius. Het gemaal De Lynden werd in 2006 uitgebreid om een grotere capaciteit te verkrijgen, dit mede door de uitbreiding van het verharde oppervlak in de polder, als gevolg van uitbreiding van de (woon) bebouwing en uitbreiding van Schiphol.
De Haarlemmermeerpolder wordt omringd door de Ringvaart. Ongeveer van noordoost naar zuidwest loopt de Hoofdvaart dwars door de polder. De polder wordt drooggehouden door vijf gemalen en wordt doorsneden door een strak patroon van wegen en afwateringskanalen. Ongeveer in de richting noordoost-zuidwest loopt precies elke twee kilometer een weg en precies in het midden daartussen een kanaal.
Dwars daarop, ongeveer in de richting zuidoost-noordwest loopt om de drie kilometer een weg, met direct naast de weg een kanaal. De oriëntatie van het patroon is gebaseerd op de lijn tussen Fort Schiphol en Fort De Liede; langs wat nu de Schipholweg is, was ooit een inundatiekade gepland. De kanalen hebben namen die eindigen op "tocht", behalve de Hoofdvaart en de Kruisvaart. In het noorden van de polder is het patroon inmiddels sterk gefragmenteerd door de start- en landingsbanen van Luchthaven Schiphol.
METROPOOLREGIO GROOT AMSTERDAM
De Haarlemmermeer werd drooggelegd ten behoeve van “bescherming” van omliggende gebieden en ook nu is PARK21 niet alleen lokaal, maar is ook regionaal dienend. Aanvankelijk was Haarlemmermeer een landbouwgemeente. In de 20e eeuw kwam de glastuinbouw op en werd de Luchthaven Schiphol ontwikkeld. Zowel rond Schiphol als Hoofddorp ontwikkelen zich nu grote bedrijventerreinen en kantoorparken. Nu is Haarlemmermeer met de Mainport Schiphol een spil in de Metropoolregio Groot Amsterdam.
Op deze kaart (bovenste deel 1913, te herkennen aan de trambaan; onderste deel 1903) is de oorspronkelijke ontginningsstructuur van de polder goed herkenbaar. Met tussenruimten van een kilometer zijn van west naar oost te zien: IJtocht, IJweg, Nieuwerkerktocht, Hoofdvaart (geflankeer d door de Hoofdweg-West en Hoofdweg-Oost), Kagertocht, Rijnlanderweg, Slotertocht. De ontginning kende aanvankelijk een minder fijnmazig slotenstelstel. Omdat de polder te kampen kreeg met veel wateroverlast is dat slotenstelsel uitgebreid, waardoor de polder smallere percelen kreeg van vaak maar zo’n 50 meter breed. Binnen de polder is een grote variatie aan percelen te zien van langerekt, met verschillende breedtes, tot vierkant of blokvormig. Waarschijnlijk zijn de verschillen gebaseerd op ondergrond en teelt. Daarnaast is te zien dat er veel meer grasland was in de polder. De ontwikkeling van de landbouw vanaf de aanleg van de polder werd ook beïnvloed door de beschikbaarheid van mest. Bij gebrek aan kunstmest (pas na de eerste wereldoorlog werd dit langzamerhand gemeengoed) waren ook hier de akkers aangewezen op dierlijke mest. Weliswaar vanwege de vruchtbare klei veel minder dan op de armere zandgronden, maar toch was mest voor o.a. fosfaat heel belangrijk. In de polder zijn er ook nog sporen van bemesting en veehouderij over, zoals vele hooibergen en onder heel wat boerderijen melkkelders. Pas na de tweede wereldoorlog is het huidige akkerbouwgebied ontstaan!
De oorspronkelijke ontginning is nog goed herkenbaar. Opvallend zijn de toegenomen en grotere erven en bedrijfsgebouwen, de grotere percelen van vaak 200 meter breed als gevolg van slootdemping en aanleg van drainage. Minder goed zichtbaar, maar wel belangrijk, zijn de opveel plaatsen verdwenen sloten langs wegen (als gevolg van verbredingen en de aanleg van fietspaden) en erven. Als nieuwe elementen in het landschap vallen verder op: de N205 die de IJtocht kruist, de busbaan langs de Nieuwerkerktocht (tracé oude trambaan), de Spoorlaan en het spoor langs de Kagertocht, de A4 langs de Slotertocht en de Nieuwe Bennebroekerweg.
Deze kaart verbeeldt hoe PARK21 er in de toekomst uit kan zien. PARK21 krijgt mede vorm door particuliere initiatieven voor voorzieningen en attracties.
De polderlinten zijn de ontginningslijnen van de polder. PARK21 is ontsloten door de linten: IJweg, Hoofdweg-Westzijde en Hoofdweg-Oostzijde N520) en Rijnlanderweg. Door verkeerskundige maatregelen (verbreding + aanleg van vrij liggende fietspaden) zijn de profielen in de loop der jaren gewijzigd. De linten liggen hoger in het landschap dan de aanliggende poldergrond. Essentiële te behouden of te reconstrueren kenmerken van de polderlinten zijn:
In de studie: ‘Erven en landschappelijke beplanting in de Haarlemmermeer. Landschap Noord-Holland (2013)’ wordt inzicht geboden in de beplantingsgeschiedenis van de polder. Tot 1905 werd de beplanting overgelaten aan de eigenaren. De Nederlandse Heidemaatschappij heeft het polderbestuur geadviseerd de polderwegen tweezijdig te beplanten met iepen. Dit advies is waarschjinlijk uitgevoerd. In de Tweede Wereldoorlog is de beplanting in de Haarlmemmermeerpolder massaal gekapt. Na de oorlog is het gebruikelijk geworden de wegen met populieren te beplanten.
Een eenduidig en continu beeld van de linten in de Haarlemmermeer is ver te zoeken. Vooral in de bebouwde kom is de karakteristieke ruimtelijke opbouw van het agrarisch lint verloren gegaan. Dit geldt bijvoorbeeld straks ook voor de Rijnlanderweg in het Schiphol Trade Park. Voor PARK21 is beleving van de polderlaag cruciaal en de linten spelen daarin een belangrijke rol. Het voorstel is dan ook zoveel mogelijk te streven naar beplanting aan weerszijden van de polderlinten. Hiermee komen de linten steviger in het landschap tot uitdrukking. Dit is belangrijk omdat de linten uiteindelijk ruimtelijke concurrentie zullen krijgen van de parklaag en leisure laag. Zeker in de leisurezone aan de Rijnlanderweg zal het belangrijk zijn om de linten stevig in het landschap te versterken.
Cultuurhistorisch is de beplanting aan weerszijden van de weg verantwoord omdat dit aansluit bij het eerste planmatige aanpak van de beplanting naar advies van de Heidemij (1905). In PARK21 zullen de linten zowel aan de kant van Hoofddorp als aan de kant van Nieuw-Vennep aansluiten op de bebouwde kom. Onlogische aansluitingen op het linten profiel buiten het Park zijn daarmee uitgesloten.
Het gebruik en de beleving van de linten zal door de ontwikkeling van PARK21 geleidelijk veranderen:
De IJweg verbindt de nieuwe woongebieden van Hoofddorp en Nieuw-Vennep. Op deze luchtfoto van de IJweg is goed te zien hoe het oorspronkelijke agrarisch lint is getransformeerd.
Hoewel er een aantal grote agrarische bedrijven aan het lint gevestigd zijn, hebben veel ‘stedelijke functies zich in het lint genesteld. Aan de Hoofddorpzijde zien we op nummer 1273 Meers Paarden Centrum met grote bedrijfsgebouwen en parkeervoorzieningen; daar tegenover op 1336 tuincentrum GroenRijk met kassen en parkeren.
Ter plaatse is de beplanting wegbeplanting verdwenen. Aan de Nieuw-Vennepse kant is de Van Zantenhal op 1415 opvallend, een evenementen bedrijf met ook hier grote hallen en parkeerplaatsen. De erven van de hiervoor genoemde functies steken honderden meters diep het veld in. Schuin tegenover de Van Zantenhal bevinden zich kassen en percelen met vollegronds tuinbouw. Verder bevinden zich verschillende burgererven aan het lint. Stolpboerderij de Knap is een authentiek, maar helaas wat vervallen boerderij met een enigszins verwilderde erfbeplanting. Verder is weinig van de authenticiteit van het lint overgebleven. Het lint oogt rommelig. Veel erven hebben een stedelijk karakter met geen of summiere beplanting. In het kader van de ontwikkeling van PARK21 is het wenselijk dat de IJweg landschappelijk wordt versterkt (herstel of aanleg wegsloten, aanvullende wegbeplanting en passende erfbeplanting waar mogelijk).
De Hoofdweg-Westzijde en de Hoofdweg- Oostzijde aan weerszijden van de Hoofdvaart verbinden de kernen Hoofddorp en Nieuw- Vennep. Zoals ook op de luchtfoto is te zien heeft de Hoofdvaart als centrale as in de polder een sterk ruimtelijk karakter. Deze 20 kilometerlange hoofdontwatering van de polder belichaamt de lange lijnen en grote maten van de polder. De Hoofdvaart is verreweg de belangrijkste structuurdrager in de polder en zal dat straks ook zijn in PARK21. De bruggen over de Hoofddvaart, de Harp (bij Hoofddorp) en de Citer (bij Nieuw-Vennep), zijn landmarks van internationale architectonische allure. Zij zullen in de toekomst ook belangrijke landmarks zijn in de entrees tot PARK21 langs de Hoofdvaart. Aan het lint liggen enkele burgerwoningen en (agrarische) bedrijven. Kop-romp-boerderij Nieuw Vennep aan de Hoofdvaart 1041 heeft de status van Rijksmonument. Het Pomphuisje nabij Hoofdweg 1126 stamt uit 1920 en is een gemeentelijk monument. Veel erven beschikken niet over erfbeplanting. Dit doet afbreuk aan het karakter en de ruimtelijke kwaliteit van het lint. In het kader van de ontwikkeling van PARK21 is het wenselijk dat de Hoofdweg-Westzijde en de Hoofdweg-Oostzijde landschappelijk worden versterkt (herstel of aanleg wegsloten, aanvullende wegbeplanting en passende erfbeplanting waar mogelijk).
De Rijnlanderweg is geen verbinding tussen woongebieden met het toekomstige PARK21, zoals de Hoofdvaart en de IJweg dat wel zijn. Dat zal ook in de toekomst zo blijven.
Noordelijk van het toekomstige PARK21 zal de Rijnlanderweg ruimtelijk opgenomen worden in het Schiphol Trade Park. Net als de IJweg maakt de Rijnlanderweg een wat rommelige indruk.
Anders dan bij de IJweg zijn de erven niet zo sterk in omvang gegroeid. De arbeiderswoning op 1253 is een gemeentelijk momument. Deze woning is monument vanwege de historische betekenis. De familie Boogaard bood in de Tweede Wereldoorlog vele onderduikers een schuilplaats. De woning is een typisch voorbeeld van een arbeidershuisje zoals er meerdere in de Haarlemmermeerpolder voorkomen. Aan de Rijnlanderweg liggen twee verbrede agrarische bedrijven. Zorgboerderij Kees van Schie op 1144 en de enige melkveehouderij (met grasland) bedrijf in het gebied van PARK21 op nummer 1166B. Eigenaren Kees & Ellie van Wees verkopen hier tevens streekproducten. Aan de Rijnlanderweg is ook het erf gesitueerd dat toegang geeft tot Baggerdepot Meegrond. Dit erf geeft een rommelige industriële uitstraling. Het baggerdepot wordt beëindigd en opgenomen in PARK21. Dit zal in 2017 zijn gerealiseerd. Ook veel erven aan de Rijnlanderweg beschikken niet over erfbeplanting. Dit doet afbreuk aan het karakter en de ruimtelijke kwaliteit van het lint. In het kader van de ontwikkeling van PARK21 is het wenselijk dat de Rijnlanderweg landschappelijk wordt versterkt (herstel of aanleg wegsloten, aanvullende wegbeplanting en passende erfbeplanting waar mogelijk).
HISTORISCHE KENMERKEN POLDERRUIMTE
De oorspronkelijke open ruimte van Haarlemmermeer als watervlak in het omringende veenlandschap is terug te herkennen in de polder. Verstedelijking slokt echter steeds meer open ruimte op. De ontginning heeft een specifieke maatvoering in de polder gebracht.
Essentiële polderkenmerken voor PARK21 zijn:
in Haarlemmermeer planten de boeren volgens oud agrarisch gebruik halverwege hun eigendom een solitaire boom: de zogenaamde 500el boom (zie kaartfragment 1876); deze 500el boom markeerde het eigendom en had daarnaast praktisch nut. Landarbeiders konden er bij regen onder schuilen en in de zomer bood de boom een rustplek in de schaduw.
Voor het polderland zijn de volgende ontwikkelingen belangrijk:
door de ontwikkeling van PARK21 en de schaalverandering die hiervan het gevolg is, ontstaat geleidelijk minder ontwikkelingsruimte voor de huidige vormen van landbouw; daarentegen ontstaan ruimtelijk en planologisch juridisch meer mogelijkheden voor verbreding van agrarisch bedrijven; deze mogelijkheden ontstaan al met het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Midden en zullen in de toekomst naar verwachting nog verder worden uitgebreid;
het Hoogheemraadschap Rijnland streeft naar een robuuster watersysteem in de polder en speelt daarmee in op de klimaatverandering; het concept hiervoor heet het ‘verbeterd droogmakerijsysteem’, hetgeen neerkomt op een flexibel waterpeil, waarbij in de winterperiode meer water in het gebied wordt vastgehouden en waarbij meer oppervlakte water wordt gecreëerd voor waterberging (hierbij dient rekening te worden gehouden met mogelijk gevaar voor opbarsten). Bij klimaatverandering worden meer uitersten verwacht, waarvoor meer flexibiliteit van het watersysteem wordt gevergd, bovendien wordt momenteel veel water in en uit de polder gepompt, Rijnland wil dit verminderen door meer ruimte te maken voor gebiedseigen water;
in Masterplan PARK21 zijn zichtlijnen opgenomen die het ook in de toekomst mogelijk maken om de karakteristieke maten van de polder te blijven ervaren: het gaat hier bijvoorbeeld om zichtlijn van lint naar lint van 2 km; daarnaast is het belangrijk om zichtlijnen te behouden vanuit het gebied op bijvoorbeeld de bruggen over de Hoofdvaart, de Citer (parkentree Hoofddorp) en de Harp (parkentree Nieuw-Vennep), het Kasteel in Nieuw-Vennep, de hoogbouw van kantorenpark de Beukenhorst en Schiphol;
de water- en perceelsstructuur kunnen alleen worden aangepast conform het karakter van de oorspronkelijke structuur; de topografische kaart van 1900 is hiervoor een goede referentie; ten behoeve van het verbeterd droogmakerijsysteem kunnen sloten worden toegevoegd die aansluiten bij dat patroon; anders gezegd: het is niet gewenst om sloten te verbreden, maar wel om sloten volgens het cultuurhistorisch patroon toe te voegen: op die manier worden de contrasten tussen polder en park versterkt; dit sluit tevens aan bij de doelstelling wegsloten en erfsloten te herstellen; er mogen geen sloten worden gedempt (door de invoering van het verbeterd droogmakerijsysteem zal het peil in de sloten een deel van het jaar hoger zijn dan nu het geval is, waardoor het water ook beter beleefbaar wordt);
voor het ontwikkelen van plannen voor verbreding van agrarische bedrijven en de inrichting van bijgaande gronden verdient het aanbeveling om terughoudend met verdichting om te gaan in verband met de openheid van de polder; bijvoorbeeld bij de aanleg van boomgaarden, windsingels of hoogopgaande beplanting; maatwerk is gewenst; meer grasland met vee is zeer welkom voor variatie in het landschap;
INRICHTINGSELEMENTEN POLDERLAND
Veldpaden kunnen verhard of onverhard worden uitgevoerd. Een veldpad is altijd rechtlijnig in de richting van de kavelstructuur en gekoppeld aan een kavelgrens en sloot. Ze worden verhard uitgevoerd als de paden ook als landbouwweg in gebruikzijn. Het pad wordt uitgevoerd in prefab betonplaten. Dit is een materiaal wat veel in het agrarisch gebied op erven en landbouwwegen wordt toegepast. Het voordeel is dat dit veldpad ook goed toegankelijk is voor mindervaliden. Een ander voordeel is dat de platen makelijk kunnen worden verplaatst en hergebruikt.
Onverharde paden worden uitgevoerd als graspaden. Het pad is rechtlijnig en gekoppeld aan een kavelgrens en een sloot. Graspaden zijn geschikt voor extensieve gebruiksvormen. Omdat er geen fundering aanwezig is, kunnen in het algemeen geen grote lasten of intensiteiten gedragen worden. Omdat er geen externe grondstoffen ingebracht worden, kunnen herstellingen makkelijk uitgevoerd worden met relatief beperkte ingrepen: rijven, frezen, walsen of eventueel herinzaaien. De voorkeur wordt gegeven om graspaden in te zaaien met een tweejarige grassoort.
‘Erven en landschappelijke beplanting in de Haarlemmermeer. Landschap Noord-Holland. (Dillon, A en F. Koornneef, 2013)’ geeft een belangrijk inzicht in de oorspronkelijke opbouw van de erven (zie ook de afbeeldingen op blz. 54 en 55 linksonder). In de studie wordt onderscheid gemaakt tussen erven van de eerste generatie, van direct na de ontginning en erven van de twee generatie, die later tot ontwikkeling kwamen. Daarnaast is het landarbeiderserf beschreven.
Belangrijke historische kernwaarden van het boernerf zijn:
Historische kernwaarden van het landarbeiderserf:
Voor het polderland zijn de volgende ontwikkelingen belangrijk:
Er zijn weinig erven in het gebied van PARK21 authentiek gebleven. Door ontwikkelingen op het erf (uitbreiding, schaalvergroting, zwaar vrachtverkeer en functieverandering) zijn de oorspronkelijke ruimtelijke kwaliteiten van de erven sterk achteruit gegaan. De wegsloten en erfsloten zijn op veel plaatsen verdwenen, het voorerf is vaak verhard en dient als parkeerplaats, de erfbeplanting is in veel gevallen verminderd of verdwenen, in het beplantingsbeeld zijn veel exoten en cultivars geïntroduceerd die minder goed passen in het landschap, er zijn veel hekwerken verschenen op de erven.
Door de ontwikkeling van PARK21 ontstaan ruimtelijk en planologisch juridisch meer mogelijkheden voor functies op het erf, zoals bijvoorbeeld verkoop van producten, bed & breakfast en ondersteunende horeca; deze mogelijkheden ontstaan al met het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Midden en zullen in de toekomst naar verwachting nog verder worden uitgebreid;
Beplantingsvorm: dichte beplanting van jong material op bos (zonder kluit), van gewenste soorten van het Elzenrijk Essen-Iepenbos.
Boomsoorten: Fladderiep, Zwarte Els met in mindere dichtheid Zomereik, Beuk, Haagbeuk.
Struiklaag: veldesdoorn, rode kornoelje, gewone vlier, hondsroos, wilde kardinaalsmuts.
Plantmateriaal: bomen, veren (maat150-175). Struiken, bosplantsoen (maat 50-100).
HISTORISCHE KENMERKEN BEBOUWING
‘Erven en landschappelijke beplanting in de Haarlemmermeer. Landschap Noord-Holland (2013)’ geeft een belangrijk inzicht in de oorspronkelijke agrarische bebouwing van de erven.
De boerderijen die voorkomen in het gebied zijn:
Op basis van deze typen is plaatselijk ook een eigen boerderij-aanpassing ontstaan in de Haarlemmermeer. Vrijwel nergens in het land worden schuurdaken aangetroffen met halverwege een verticaal deel, zoals in de polder op diverse plekken is te vinden. Dit is vermoedelijk om de oogst nog hoger op te kunnen tasten, maar ook kan het zorgen voor enig licht op de werkvloer. Voorbeelden zijn de kerkboerderij langs de Bennebroekerweg en de boerderij langs de spoorlijn aan de Rijnlanderweg ten noorden van de Kruisweg.
FORMELE REGELS BEBOUWING ERVEN
BESTAANDE BEBOUWING IJWEG ONEVEN ZIJDE
BESTAANDE BEBOUWING IJWEG EVEN ZIJDE
BESTAANDE BEBOUWING HOOFDVAART WEST
BESTAANDE BEBOUWING HOOFDVAART OOST
BESTAANDE BEBOUWING RIJNLANDERWEG ONEVEN ZIJDE
Voor de realisatie van plannen in de polderlaag zullen het ‘Bestemmingsplan Nieuw-Vennep PARK21 Deelgebied 1’ en het ‘Bestemmingsplan Buitengebied Midden’, het juridische ruimtelijk toetsingskader zijn. Op basis van deze bestemmingsplannen zullen plannen en bouwaanvragen getoetst worden. Voor de uitwerking hiervan kunnen per initiatiefnemer nadere overeenkomsten worden afgesloten met bijbehorende afspraken. Nota bene: Bouwaanvragen die passen binnen de hiervoor genoemde bestemmingsplannen, worden getoetst aan het huidige welstandsregime (Welstandsnota 2012, Gemeente Haarlemmermeer).
Voor het waarborgen van de integraliteit en de kwaliteit in PARK21 is het Q-team PARK21 ingesteld. Het Q-team heeft een gemandateerde westandsfunctie. Het wordt voorgezeten door de supervisor van PARK21 en ook de gemeentelijke stadsarchitect heeft zitting in het Q-team.
De adviezen van het Q-team worden via de projectleider PARK21 aan het gemeentebestuur gezonden. Het Q-team toetst op basis van de formele regels in dit Beeldkwaliteitsplan. Deze adviezen hebben de status van een welstandsadvies. Per deelplan zijn aparte projectoverleggen mogelijk met de supervisor van PARK21, waarin de uitwerking van de plannen kan worden begeleid en ondersteund.
Initiatiefnemers werken actief mee aan de communicatie van de gemeente over PARK21. Zij leveren op verzoek een bijdrage aan die past binnen de verschillende communicatieacties of publicaties van de gemeente. Voorbeelden hiervan zijn: een interview of artikel in de gemeentekrant InforMeer en/of op de website van PARK21, aanwezigheid op een informatiemarkt en tijdens presentaties.