Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veere

Nota standplaatsbeleid gemeente Veere 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeere
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota standplaatsbeleid gemeente Veere 2010
CiteertitelNota standplaatsbeleid gemeente Veere 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpNota standplaatsbeleid gemeente Veere 2010

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-05-2010Nieuwe regeling

28-01-2010

De Faam, 12 mei 2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota standplaatsbeleid gemeente Veere 2010

1. Inleiding

De voormalige gemeenten hebben ieder op een eigen, doch verschillende wijze invulling gegeven aan het standplaatsenbeleid. In een aantal gevallen is sprake van een beleidsnota op basis waarvan verzoeken voor vergunning worden getoetst, in andere gevallen is weliswaar sprake van beleid, maar niet nadrukkelijk vastgelegd in een daartoe strekkende nota. Mede vanuit de gevolgen van de gemeentelijke herindeling is het gewenst en noodzakelijk om te komen tot het formuleren van uniform beleid rond de afgifte van de genoemde categorieën van vergunningen. Door middel van deze nota worden daar concrete voorstellen voor aangeboden.

2. Algemeen

 

Beleid op het terrein van standplaatsen is geen beleid op zich, maar is grotendeels ondergeschikt aan regelgeving, die uit anderen hoofde is vastgesteld. Het directe gevolg hiervan is dat de marges voor het voeren van een eigen gemeentelijk beleid smal zijn. Niettemin blijft desondanks de noodzaak bestaan om een beleidsnota voor dit deel van het gemeentelijk taakveld vast te stellen. In het navolgende zal dat nader worden toegelicht.

De Vestigingswetgeving gaat er vanuit dat met het oog op een goede bedrijfsuitoefening slechts eisen zijn te stellen aan de ondernemers betreffende handelskennis, vakbekwaamheid en kredietwaardigheid. Voor de gemeentelijke overheid is voor het overige nauwelijks ruimte is gelaten om, in de als gevolg hiervan ontstane concurrentieverhoudingen, een regeling in het leven te roepen. Jurisprudentie heeft in zijn algemeenheid uitgewezen dat gemeenten die hetzij de ambulante handel, hetzij de plaatselijk gevestigde middenstand wensen te “bevoordelen”, de op basis hiervan genomen beslissingen niet tot en met de Raad van State in stand kunnen houden.

Anders gezegd voor de afgifte van standplaatsvergunningen geldt in beginsel het vrije spel grond van artikel 149 van de Gemeentewet regels kunnen worden gesteld rond concurrentieverhoudingen, omdat het behartigen van dit belang niet behoort tot het huishoudelijk belang van de gemeente.

 

Anderzijds is het wel zo dat wetgeving en jurisprudentie, afgezien van het vorenstaande, wel de mogelijkheid bieden om binnen overigens smalle marges, om rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden tot het formuleren van beleid te komen. Een op de Algemene politieverordening gebaseerde beleidsnota is hiervoor het geëigende middel. De invulling vindt vervolgens plaats aan de doelstellingen van de verordening (openbare orde, veiligheid, overlast en bijzondere omstandigheden in relatie tot het verzorgingsniveau binnen de gemeente of een deel ervan).

 

3. Beleidsnota

 

De basis voor het afgeven van standplaatsvergunningen is een standplaatsverordening of de Algemene politieverordening. In de verordening zijn bepalingen opgenomen die aangeven dat uw college een vergunning kan afgeven. Dergelijke artikelen zijn reeds nu opgenomen in de van kracht zijnde APV’s, verordeningen en beleidsnota’s. bij de vaststelling van een nieuwe APV voor de gemeente Veere zal hier ook rekening mee worden gehouden en conform het model van de VNG een regeling worden aangeboden.

 

In het verlengde hiervan dient beleid te worden geformuleerd en vastgesteld. In dit beleid dient nadrukkelijk te worden aangegeven onder welke omstandigheden al dan niet tot vergunning verlenging wordt besloten. In het navolgende komen wij hier nog uitgebreid op terug. De beleidsnota is vervolgens het toetsingskader aan de hand waarvan verzoeken voor een vergunning worden beoordeeld. Een beleidsnota biedt ten opzichte van een regeling in een verordening het voordeel dat in uitzonderingsgevallen, gemotiveerd, van de inhoud van de nota kan worden afgeweken. Dat kan zijn in een voor de aanvrager positieve of negatieve zin. Dit biedt ook de mogelijkheid om in bijzondere gevallen rekening te houden met plaatselijke omstandigheden.

 

4. Uitgangspunten beleidsnota

 

Alvorens tot de concrete invulling en inkleuring van een beleidsnota over te gaan, is vooraf de vraag van belang, welke uitgangspunten aan de nota ten grondslag dienen te liggen. De ervaring heeft geleerd dat in dezen een afweging moet worden gemaakt uit een van de volgende opties:

 

A. Laissez-faire principe.

Dit principe kan op twee manieren worden ingevuld. Het kan zijn dat in beginsel alle verzoeken worden afgewezen, dan wel worden verleend. Het gaat hier om twee uitersten, waarbij het niet verlenen van vergunningen werkt ten gunste van plaatselijke ondernemers en ten nadele van de ambulante handel. Het altijd nemen van een positieve beslissing en het vervolgens aan de marktwerking overlaten of hetzij de standplaatshouder, hetzij de plaatselijk gevestigde ondernemer de concurrentieslag wint, verdient evenmin de voorkeur. In het vooraanstaande is al aangegeven dat een dergelijk beleid niet houdbaar is in bezwaar en beroep.

Tot op zekere hoogte is niet te ontkomen aan het bieden van enige bescherming aan de plaatselijke middenstand, zeker in de kleine kernen binnen de gemeente. Het waarborgen van het voorzieningenniveau binnen de desbetreffende kern op basis van verleende standplaatsen is ontoereikend, omdat op die manier niet voor de langere termijn de voorzieningen zijn gewaarborgd.

 

B. Leefbaarheids-principe

De toepassing van dit principe houdt in het kort in dat voor het geval een aanvraag voor een vergunning als vorenbedoeld is ingediend, een toetsing plaatsvindt aan de hand van het leefbaarheidsprincipe. In dat geval dient de vraag te worden beantwoord of de vergunning al dan geen gevolgen heeft voor de leefbaarheid in de desbetreffende kern. Aan de hand van de resultaten van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek wordt vervolgens een beslissing op de aanvraag genomen.

 

Om zinvol aan dit principe invulling te kunnen geven is het onontbeerlijk dat vooraf (bij het vaststellen van de beleidsnota) per kern een distributie-planologisch onderzoek wordt uitgevoerd, teneinde te kunnen bepalen of binnen de kernen ruimte is voor het afgeven van standplaatsvergunningen. Onderzoeken die periodiek zullen moeten worden geactualiseerd. Gelet op de praktische bezwaren die aan deze aanpak zijn verbonden, nog afgezien van het kostenaspect, lijkt deze aanpak niet de meest voor de hand liggend.

 

C. Maximumstelsel

Vanuit de nadelen die onder a en b zijn gesignaleerd zijn veel gemeenten er toe over gegaan om een zo genaamd maximumstelsel te introduceren. Een dergelijk stelsel komt er op neer dat, bij voorkeur per kern, bij de vaststelling van de beleidsnota wordt aangegeven welke aantallen vergunningen maximaal mogen worden verleend. Een dergelijk stelsel komt enerzijds tegemoet aan de wens van de ambulante handel om standplaatsen te mogen innemen, doch biedt anderzijds ook bescherming aan de plaatselijke gevestigde middenstand. Omdat middels een dergelijke regeling op adequate wijze het beleid in dezen kan worden ingevuld, geniet dit stelsel duidelijk onze voorkeur. In het navolgende zullen wij dat nader toelichten en uitwerken. Volledigheidshalve zijn hier nog vermeld, dat een beleidsnota voorts de ruimte biedt om ondermeer in het belang van de leefbaarheid een andersluidende beslissing te nemen.

 

5. Uitwerken maximumstelsel

 

Bij de uitwerking van het stelsel zal rekening moeten worden gehouden met de reeds uit anderen hoofde gestelde wettelijke marges. In eerste instantie is ten aanzien van het aanleggen van een maximumstelsel de bovenmarge van belang. De bovenmarge wordt bepaald door de vraag wanneer is sprake van een reguliere markt, tot het instellen waarvan de gemeenteraad op grond van de Gemeentewet bevoegd is. De grens waar een groep standplaatshouders eindigt en een markt – seizoenmarkt begint, ligt bij ongeveer 8 standplaatsen. Worden meer standplaatsen uitgegeven dan is sprake van een markt en dient de gemeenteraad daartoe een beslissing te nemen. Tot 8 standplaatsen kunnen vergunningen worden verleend binnen de grenzen van de Algemenen politieverordening. De ondergrens is het in het geheel niet verlenen van vergunningen. In het vorenstaande is reeds aangegeven dat deze aanpak niet houdbaar is gebleken.

Het hanteren van een maximumstelsel behoeft een nadere uitwerking. Dit in die zin dat het sec hanteren van een maximum rond het toelaatbaar zijn van standplaatsen ontoereikend is. In combinatie

met het maximumstelsel zullen ook andere uitgangspunten moeten worden aangehouden. Concreet denken wij daarbij aan:

  • a.

    het aantal vergunningen dat maximaal per kern-locatie wordt verleend;

  • b.

    het per kern aanwijzen van locaties waar standplaatsen mogen worden ingenomen, hetgeen inhoudt dat op andere plaatsen het verboden is een standplaats in te nemen;

  • c.

    het benoemen van de branches waarin vergunningen worden verleend;

  • d.

    het aanhouden van beperkingen dat slechts gedurende aangewezen dagen – dagdelen waarop gebruik mag worden gemaakt van de vergunning.

 

A. Maximum van het aantal te verlenen vergunningen

Het aantal standplaatsen dat mag worden ingenomen, dient met in acht neming van het vorenstaande, te worden vastgesteld. Daar is het systeem van het maximumstelsel op gebaseerd. Het concreet maken van het maximumstelsel kan als volgt gebeuren:

  • 1.

    Het laten instellen van een onderzoek naar de behoefte aan vergunningen, in relatie tot het voorzieningenniveau in de desbetreffende kern. Een onderzoek dat extern zal moeten worden uitbesteed vanwege benodigde expertise;

  • 2.

    het niet instellen van een onderzoek, doch de huidige aantallen standplaatsen als uitgangspunt aanhouden, nu dit aantallen zijn die zich in de afgelopen jaren hebben uitgekristalliseerd.

Een variant op optie 2 is dat na een termijn van 3 jaar aan de hand van een evaluatie een bijstelling – heroverweging kan plaatsvinden. Overigens kan bij het vaststellen van de maximum aantallen rekening worden gehouden met de specifieke omstandigheden ter plaatse en het aantal inwoners in de desbetreffende kern.

De variant op optie 2 lijkt de meest praktische en zinvolle aanpak, omdat binnen de beschikbare marges het laten uitvoeren van een onderzoek naar verwachting niet tot wezenlijk andere aantallen uit te geven vergunningen zal leiden.

 

B. Aanwijzen vaste locaties

Het aanwijzen van locaties en derhalve het concentreren van standplaatsen, verdient naar ons oordeel duidelijk de voorkeur boven het verspreid in de kern toewijzen van vergunningen. De hiermee verband houdende voordelen richten zich niet uitsluitend op de ambulante handel en de consument (duidelijkheid) maar ook richting gemeente rond het houden van controle en toezicht, alsmede in de sfeer van het treffen van voorzieningen. Ook spelen heroverwegingen van verkeersveiligheid hierbij een niet onbelangrijke rol. Het aanwijzen van locaties houdt tevens in dat voor andere locaties een verbod geldt. In een aantal gevallen zal er niet aan zijn te ontkomen om ten behoeve van de ambulaten handel voorzieningen te treffen in de zin van de aanwezigheid van een elektriciteitsvoorziening, het zo nodig plaatsen van dranghekken teneinde de toegewezen ruimte ook daadwerkelijk te kunnen innemen e.d. Het vooraf aanwijzen van locaties dient te geschieden aan de algemeen geldende criteria, aan de hand waarvan verzoeken voor vergunningen worden getoets en dat zijn onder meer: openbare orde, voorkomen en/of beperken van overlast, verkeersvrijheid en –veiligheid, uiterlijk aanzien van de gemeente.

 

C. Benoemen van branches

Het bij de vaststelling van een maximumstelsel gelijktijdig benoemen van de branches waarin vergunningen kunnen worden verleend, biedt zowel voor- als nadelen. Een duidelijk nadeel is dat op voorhand al een beslissing moet worden genomen over de vraag welke branches toelaatbaar zijn en welke niet. Omdat daarmee de marktontwikkeling en daarmee ook de flexibiliteit in het gedrang kan komen, gaat onze voorkeur daar niet naar uit. Dit lijkt goed aan te sluiten op de bepalingen van de Vestigingswetgeving.

 

D. Aanwijzen dagen – dagdelen

Het aanwijzen van vaste dagen en/of dagdelen verdient naar ons oordeel eveneens de voorkeur. Hiermee kan niet alleen de concentratie gedachte worden versterkt, maar ook worden voorkomen dat standplaatsen uitgroeien tot permanente plaatsen. Zo sprake is van het laatste, zijn tevens geheel andere wettelijke bepalingen van toepassing. In het bijzonder de Wet op de ruimtelijke ordening en de Woningwet (bouwvergunning).

 

6. Conclusie

 

Uit het vooraanstaande trekken wij de volgende conclusies:

  • 1.

    Maximum stelsel

    Het is gewenst om zowel rond het innemen van standplaatsen als uitgangspunt aan te houden dat een maximumstelsel wordt geïntroduceerd. Het maximumstelsel is daarbij gebaseerd op het huidige aantal standplaatsen die voor de onderscheidende kernen zijn afgegeven.

  • 2.

    Uitwerking maximum stelsel

    Bij de uitwerking van het maximum stelsel geldt dat:

    -bij het bepalen van het maximum aantal te verlenen vergunningen (standplaatsvergunningen) geldt het huidige aantal verleende vergunningen per branche, per kern, als het aan te houden maximum;

    -wat betreft de locaties waar standplaats mag worden ingenomen, aansluiting wordt gezocht bij de plaatsen die reeds nu als zodanig in gebruik zijn;

    -geen onderverdeling wordt gemaakt naar branche;

    -innemen standplaats fixeren op aangewezen dagen, en wel uit overwegingen van duidelijkheid voor de gemeente, vergunninghouder en consument.

     

Het vorenstaande is per kern voor standplaatsvergunningen uitgewerkt op de bij deze nota behorende bijlage 5.

 

7. Tarieven

1. Standplaatsen

Gelijktijdig en in combinatie met het vaststellen van een beleidsnota standplaatsen dient een uitspraak te worden gedaan over de te hanteren tarieven die in rekening worden gebracht. Daarbij dient uit overwegingen van uniformiteit en rechtsgelijkheid aanlsuiting te worden gezocht bij de tarieven die worden aangehouden voor het innemen van een standplaats op de onderscheidene seizoensmarkten.

 

Deze tarieven zien er als volgt uit:

  • Domburg: - € 45,11 per strekkende meter voor circa 17 weken;

  • Zoutelande: - € 47,90 per strekkende meter voor circa 17 weken;

  • Oostkapelle en Vrouwenpolder: - € 24,10 per strekkende meter voor circa 10 weken;

  • Westkapelle: - € 17,66 per strekkende meter.

 

Het ligt voor de hand om aansluiting te zoeken bij de tarieven die in het merendeel van de kernen worden aangehouden en dat is het tarief Oostkapelle-Vrouwenpolder (de tarieven Domburg en Zoutelande zijn hier vanaf geleid). Dit komt neer op het aanhouden van een tarief van € 2,41 per strekkende meter per dag (marktdag). Uitgaande van 10 strekkende meter in te nemen standplaats houdt in € 24,10 per dag - € 96,40 per maand - € 1.156,80 per jaar. Het innemen van een standplaats gedurende een dagdeel (ochtend-middag) € 578,40.

 

Deze tarieven zijn alleszins te rechtvaardigen en te verdedigen, omdat er ook hier niet aan valt te ontkomen om tarieven aan te houden, die in een redelijke verhouding staan tot het commercieel gebruik van de openbare ruimte. Voor jaarvergunningen dient te worden voorzien in een lager tarief, te weten het tarief minus 10%. Gelet op de tot op heden gehanteerde tarieven is sprake van een dusdanige tariefsverhoging, die naar ons oordeel alleszins verdedigbaar is vanwege het commerciële gebruik van de openbare ruimte en de vergelijking die gemaakt is met standplaatsen op de seizoenmarkt.

Conclusies tarief

Het tarief dat wordt aangehouden dient, afgezien van verschuldigde leges voor het in behandeling nemen van een verzoek voor een vergunning, als volgt te worden vastgesteld:

-standplaatsvergunningen: € 2,41 per dag, per strekkende meter.

 

8. Vergunningen

 

De te verlenen vergunningen zullen worden afgegeven onder de daarvoor gebruikelijke voorwaarden. Aangezien deze als zodanig geen aanleiding geven tot het maken van opmerkingen, volstaan wij er mee om te verwijzen naar de bij deze nota behorende bijlagen, waarin standaardvergunningen zijn opgenomen.

Feit is dat vergunninghouders, nadat een vergunning is verleend, hier gedurende vele jaren gebruik van maken. Hierin zien wij aanleiding om ook op het gebied van standplaatsen, uit praktische overwegingen, er toe over te gaan om meerjarige vergunningen te verlenen. Daarbij geldt dat de ambulante handelaar niet meer jaarlijks gehouden is een vergunning aan te vragen, wel zijn jaarlijks de gebruikelijke vergoedingen aan de gemeente verschuldigd.

 

Kernen zonder standplaats

Uit het bij deze notitie gevoede overzicht blijkt dat voor een aantal kernen geen standplaatsvergunningen zijn uitgegeven. Teneinde voor deze kernen de afgifte van vergunningen mogelijk te maken, is de bijlage zodanig aangepast dat in die kernen tenminste 3 standplaatsen kunnen worden ingenomen.

 

Evaluatie

De indruk bestaat dat het overzicht van standplaatsvergunningen niet toereikend is. Het is namelijk niet uitgesloten dat in een aantal gevallen zonder vergunning standplaats wordt ingenomen. In het kader van de vaststelling van deze nota zal extra toezicht op dit onderdeel worden ingezet, hetgeen met zich kan meebrengen dat na enige tijd aan een bijstelling van het gestelde in deze nota niet valt te ontkomen.

 

Overig

Onze voorzichtige indruk is dat het overzicht van standplaatsvergunningen, niet compleet is. Onder het gestelde ter zak de rijdende winkels is dat reeds gemeld. Bij de controle en handhaving van het onderhavige taakveld zal hier dan ook in het bijzonder aandacht moeten worden besteed, teneinde zicht te houden op het totaal.

 

10. Handhaving

 

Na vaststelling van de beleidsnota is het gewenst om periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, controles uit te voerenrond de naleving van de verleende vergunningen en de daarbij gestelde voorwaarden. Vergunning verlening is geen doel op zich, doch een middel om de daarmee beoogde gevolgen te controleren en te handhaven. Controel heeft niet slecht betrekking op het innemen van de standplaats als zodanig, maar ook op het aantal strekkende meters openbare ruimte dat in gebruik is. Uitgaande van 35 standplaatsvergunningen verdeeld over de 13 kernen van de gemeenten geef het volgende beslag op uren handhaving-controle:

- standplaatsen 13 kernen controles 1 x per jaar 1 uur = 13 uur/ afgerond 15 uur.

 

11. Procedure voorstel

 

-vaststellen nota in concept door college;

-Overlegplatform ez, r en t;

-openbare voorbereidingsprocedure conform Inspraakverordening –

Tijdens deze procedure kunnen ook adviezen worden ingewonnen bij het Hoofdbedrijfschap voor de ambulante handel.

 

 

 

 

Op basis van het vorenstaande hebben wij besloten om de Nota standplaatsenbeleid vast te stellen. De inwerking treding van deze beleidsregels vindt plaats gelijktijdig met het van kracht worden van de nieuwe Algemeen plaatselijke verordening en dat is op 1 januari 1999.

Burgemeester en wethouders van Veere

BIJLAGE 1, overzicht verleende standplaatsvergunningen 1998

 

Overzicht invulling maximumstelsel standplaatsvergunningen per februari 1998.

In dit overzicht zijn bijzondere standplaatsen die slechts incidenteel worden ingenomen buiten beschouwing gelaten.

 

Kern - dag

locatie

Standplaatsen - branche

Aagtekerke

-maandag

-woensdag

-vrijdag

-zaterdag

Porrenaerstraat en Blumstraat

3

-kaas-zuivel

-frites (2x)

-vis

Biggekerke

  • woensdag

Schuitvlotstraat

3

-bloemen-planten

-afg

-kaas-zuivel

Domburg

-donderdag

Parkeerterrein bij de Molen

1

-kaas-zuivel

 

Gapinge

--

--

Grijpskerke

-vrijdag

Parkeerterrein ger. kerk

1

-kaas-zuivel

Koudekerke

-woensdag

-donderdag

Dorpsplein

4

-CZ-groep

-kaas-zuivel

-vis

-agf

Meliskerke

-maandag

-dinsdag

-vrijdag

-zaterdag

Parkeerterrein Dorpsstraat

3

-vis

-kaas-zuivel

-frites (2x)

Oostkapelle

-donderdag

Parkeerterrein ’t Dompje

5

-vis

-noten-zuidvruchten

-kaas-zuivel

-brood-banket

-agf

Serooskerke

-dagelijks

Zwembad

1

-ijs-snoep

Veere

-woensdag

Oranjeplein

2

-agf

-vis-ijs

Vrouwenpolder

-dagelijks

Fort den Haakweg Veersedam

2

-consumpties

-vis

Westkapelle

-vrijdag

Markt

7

-agf

-spijkerkleding

-noten-zuidvruchten

-snoep

-vis

-kaas-zuivel

-poelierswaren

Zoutelande

-dinsdag

Boulevard en nabij muziektent

3

-bloemen-planten

-ijs-frites

-vis

 

 

BIJLAGE 2  

Raakvlakken met andere regelgeving

 

Grondwet

In de grondwet is in artikel 7 de vrijheid van meningsuiting gewaarborgd. Dit is in verband hiermee verboden om het gebruik maken van dit recht aan een vergunningen systeem te koppelen.

 

Gemeentewet

In het vorenstaande is reeds aangegeven dat het instellen van een markt op grond van artikel 151 van de Gemeentewet een bevoegdheid is van de gemeenteraad.

 

Wet op de Ruimtelijke Ordening – Woningwet

Bepalingen uit het bestemmingsplan leggen in beginsel geen beperkingen op ten aanzien van het innemen van een standplaats. Wel moet daarbij de kanttekening worden geplaatste dat voor het innemen van een permanente standplaats middels een bouwwerk, natuurlijk wel een bouwvergunning benodigd is en uit dien hoofde het bestemmingsplan wel een juridisch toetsingskader is.

 

Vestigingswet bedrijven

Op dit wettelijk regime is reeds ingegaan, zodat volstaan wordt om daar naar te verwijzen.

 

Wegenverkeerswetgeving

De belangen die deze wetgeving beoogt te beschermen, kunnen wel als toetsingskader worden aangehouden bij het beoordelen van verzokeen tot het mogen innemen van stnadplaatsen. In het bijzonder wordt daarbij gedoeld op aspeten van verkeersveiligheid. Aan deze bezwaren kan op voorhand worden tegemoet gekomen door bij de vaststelling van de beleidsnota locaties aan te wijzen waar wel en waar geen standplaatsen mogen worden ingenomen.

 

Winkeltijdenwet

De verkoopactiviteiten die vanuit een standplaats, vallen buiten het werkingsgebied van deze wet.

 

Wet milieubeheer

Deze wet is ook van toepassing voor het geval incidenteel strandplaats wordt ingenomen. De milieueigen gelden dan ook onverkort.

 

Legesverordening

In deze verordening is vastgelegd dat voor het indienen van een aanvraag voor een vergunning leges verschuldigd zijn aan de gemeente. Daarnaast worden leges in rekening gebracht voor de afgifte van de vergunning zelf. Voor zover gebruik wordt gemaakt van gemeentelijke eigendommen is ook hier een vergoeding voor verschuldigd.

 

BIJLAGE 4 standaardvergunningen standplaats

 

Aan deze vergunning verbinden wij de volgende voorwaarden:

- de standplaats dient op locaties vermelde, alsmede dagdeel en uren gedurende welke de standplaats mag worden ingenomen;

- de standplaats dient dusdanig ingenomen te worden dat andere weggebruikers hiervan geen hinder ondervinden;

- de standplaats dient door u persoonlijk te worden ingenomen;

- het afval, kennelijk afkomstig van de standplaats en binnen een straal van 10 meter, dient bij vertrek te worden verwijderd;

- u dient in het bezit te zijn van een geldige vestigingsvergunning;

- u dient ingeschreven te zijn in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

- u dient in het bezit te zijn van een geldig bewijs van registratie bij het Centraal Registratie kantoor (CRK-kaart);

- u dient ingevolge uw wettelijke aansprakelijkheid voldoende verzekerd te zijn;

- indien door u zonder geldige reden driemaal achtereenvolgens of zesmaal per jaar geen gebruik wordt gemaakt van deze vergunning, dan kan deze worden ingetrokken;

- als vergunninghouder bent u verplicht alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat de gemeente, danwel derden, ten gevolge van het gebruik maken van deze vergunning enige schade lijden of onevenredige hinder ondervinden.

 

BIJLAGE 5 uitwerking beleidsvoorstel maximumstelsel standplaatsen

 

a. Standplaatsen

Beleidsvoorstel maximumstelsel standplaatsvergunningen

In dit overzicht zijn bijzondere standplaatsen die slechts incidenteel worden ingenomen buiten beschouwing gelaten.

Voor zover bestaande vergunningen hiervan afwijken blijven deze op grond van het overgangsrecht van kracht. Nieuwe aanvragen dienen aan het navolgende te worden getoetst:

 

 

Kern - dag

locatie

Standplaatsen - branche

Aagtekerke

-woensdag

-zaterdag

Porrenaerstraat en Blumstraat

3

Biggekerke

-woensdag

Schuitvlotstraat

3 in totaal

Gapinge

--

3

Grijpskerke

-vrijdag

Parkeerterrein ger. kerk

1 (vervallen)

Koudekerke

-woensdag

-donderdag

Dorpsplein

4 in totaal

Meliskerke

-dinsdag

-zaterdag

Parkeerterrein Dorpsstraat

3

Oostkapelle

-donderdag

Parkeerterrein ’t Dompje

5 in totaal

Serooskerke

-dagelijks

Zwembad

1 totaal

Veere

-woensdag

Oranjeplein

2 in totaal

Vrouwenpolder

-dagelijks

Fort den Haakweg Veersedam

2 in totaal

Westkapelle

-vrijdag

Markt

7 in totaal

Zoutelande

-dinsdag

nabij muziektent

3 in totaal

Inspraakreacties Nota standplaatsenbeleid

 

1. Openbare voorbereidingsprocedure

De concept nota is overeenkomstig het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Inspraakverordening van deze gemeente vanaf 6 oktober 1998 gedurende 4 weken ter inzag gelegd. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld om een mondelinge of schriftelijke zienswijze in te brengen. Tevens is de nota geagendeerd voor de vergadering van het Overlegplatform economische zaken, recreatie en toerisme.

 

2. Inspraakreacties

De nota heeft 2 reacties opgeleverd. Het gaat hierbij om het advies dat het Overlegplatform heeft uitgebracht tijdens de vergadering van 21 september, en de schriftelijke zienswijze van de heer Simpelaar uit Biggekerke.

De reacties vat ik als volgt samen:

1. Overlegplatform

- voor de kern Koudekerke is gevraagd om het maximum uit te geven aantal standplaatsen te verhogen van 4 naar 8;

- voor de kern Veere is gevraagd om geen standplaatsen uit te geven in concurrerende branches.

2. de heer Simpelaar

de heer Simpelaar heeft overwegende bezwaren tegen de verhoging van de tarieven. voor ventvergunningen gaan de tarieven van f 155 naar f 310 per jaar.

De bedenkingen van de heer Simpelaar bestaat er nu hieruit dat degenen die op het strand met een handkar moeten venten evenveel verschuldigd zijn als degenen die met een voertuig op het strand mogen venten. Tevens is de heer Simpelaar van mening dat het tarief aan de hoge kant is, omdat van deze vergunning slechts een beperkt deel van het jaar gebruik kan worden gemaakt.

 

3. Reactie

De inspraakreacties geven ons aanleiding om het volgende naar voren te brengen:

-het verhogen van het aantal standplaatsen voor de kern Koudekerke van 4 naar 8 stuit op praktische bezwaren. Nu al zijn er problemen om de ruimte die nodig is voor 4 plaatsen vrij te houden. Optrekken naar 8 zal dit probleem alleen maar versterken. Vandaar dat het meer voor de hand ligt om vast te houden aan 4 standplaatsen;

-het wijzigen van de dag waarop in Zoutelande standplaats mag worden ingenomen, kan ook in de notitie worden aangepast. Aangezien wij hier de meerwaarde niet van kunnen inzien, hebben wij besloten om op dit onderdeel geen wijzigingen door te voeren;

-het in kern Veere niet toewijzen van standplaatsen in niet-concurrerende branches is niet mogelijk. Enerzijds omdat de regelingsbevoegdheid van de gemeente niet zo ver reikt en anderzijds vanwege het feit dat er geen zicht is op de reeds bestaande branches in de kern Veere (ook deze branches kunnen zich wijzigen);

-bij de vaststelling van de hoogte van de legestarieven speelt geen rol met welk middel daadwerkelijk wordt gevent. De hoogte van de leges is gerelateerd aan tijdsbesteding die gemoeid is met de afgifte van een vergunning. Dit is bepaald op 2 uur.

Daarnaast is het ook zo dat het venten met een handkar weinig investeringen vergt, in relatie tot het venten met een auto. Derhalve vinden wij de argumentatie van de heer Simpelaar niet erg sterk. Dat de tareiven fors zijn verhoogd is ook het gevolg van het feit dat de aanvankelijk in rekening gebrachte leges van f 155 veel te laag was.

 

4. Conclusie