Beleidskader voor plaatsing van kleine windmolens in Buren

1 ALGEMEEN

• 1.1

  Energie voor eigen gebruik

  De opgewekte energie wordt door de initiatiefnemer grotendeels zelf gebruikt. Daarbij geldt dat ‘terug levering’ aan het elektriciteitsnet is toegestaan, om enige variatie in productie en gebruik op te vangen. Op jaarbasis wordt maximaal ongeveer 30% overcapaciteit terug geleverd aan het elektriciteitsnet. Opslag van de energie op eigen terrein wordt positief gewaardeerd.

2 MILIEU

• 2.1

  Milieuaspecten

  Windmolens dienen te voldoen aan wet- en regelgeving voor het aspect milieu. Denk hierbij aan geluidbelasting op gevoelige functies en beschermingszones voor buisleidingen, hoogspanningsleidingen en waterkeringen. Er dient voldoende afstand te bestaan tussen de windmolen en wegen en spoorlijnen.

  De afstand tot woningen, zowel van aanvrager(s) en omwonenden wordt bepaald op basis van de milieucategorie en de tabellen uit Bedrijven en milieuzonering en het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer. De afstand tot woningen en andere gevoelige functies bedraagt bij voorkeur 50 tot 100 meter afhankelijk van de geluidproductie van de windmolen.

   

• 2.2

  Opruimplicht

  De molens worden verwijderd aan het einde van de levensduur.

3 AFMETING EN LOCATIE

• 3.1

  Hoogte maximaal 25 meter

  De hoogte (hoogste punt met wiek of tiphoogte of hoogste punt van windmolens met verticale as) bedraagt niet meer dan 25 meter conform het Coalitieprogramma 2022-2026: “Kleine windmolens voor eigen gebruik met een tiphoogte van 25 meter, zonder subsidie van de gemeente, zijn mogelijk.” In het Uitvoeringsprogramma Coalitieakkoord 2022-2026 (afspraak 4.4) staat: “We maken het mogelijk dat bedrijven windmolens tot 25 meter hoog voor eigen gebruik kunnen realiseren. Hiervoor stellen we aanvullende kaders op. We maken het proces eenvoudig en makkelijk voor de aanvrager.”

   

• 3.2

  Locatie: buitengebied en bedrijventerreinen

  Windmolens worden geplaatst in het buitengebied en op bedrijventerreinen.

  Windmolens worden niet geplaatst in een woonomgeving, dus niet in de bebouwde kommen, buurtschappen of bebouwingsconcentraties in verband met mogelijke visuele overlast, geluidhinder of slagschaduw.

• 3.3

  Locatie: op of nabij het erf

  Voor een goede ruimtelijke inpassing wordt een windmolen in principe op het bestaande erf in de nabijheid van (bedrijfs)bebouwing geplaatst. Dit betekent voor bedrijven plaatsing binnen het agrarisch bouwvlak of het bestemmingsvlak. Vanaf de openbare weg gezien staat de windmolen zoveel mogelijk achter de woning en de bedrijfsgebouwen. Een windmolen kan geplaatst worden tot maximaal 25 meter buiten het bouwvlak of bestemmingsvlak indien dat landschappelijk en vanuit opbrengst van de windmolen wenselijk is.

   

• 3.4

  Omgevingsverordening Gelderland (geconsolideerde versie januari 2023)

  Windturbines zijn op basis van de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland uitgesloten in:

  - de gebieden windenergie uitgesloten (art. 2.63)

  - de weidevogelgebieden (art. 2.51a).

  De ‘Beleidslijn Windenergie’ van de provincie Gelderland geeft aan dat kleine windmolens volgens de Elektriciteitswet tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoren. In delen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, het Gelders Natuurnetwerk, Natura 2000-gebieden en Ganzenrustgebieden vindt de provincie het plaatsen van (grote) windturbines ‘niet kansrijk’, maar worden deze niet op voorhand uitgesloten. Dit geldt ook voor kleine windmolens.

   

• 3.5

  Omgevingsvisie Buren

  De aanwijzing van weidevogelgebieden in de Omgevingsvisie van Buren komt niet volledig overeen met de Omgevingsverordening Gelderland. Ook in de weidevogelgebieden die zijn aangeduid in de Omgevingsvisie zijn windmolens niet toegestaan.

   

• 3.6

  Nationaal Landschap (zie Omgevingsverordening):

  Windmolens worden landschappelijk goed ingepast en de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap: rivierengebied worden niet aangetast.

  Het grootste deel van onze gemeente is aangemerkt als ‘Nationaal Landschap: rivierengebied’. Een juiste landschappelijke inpassing is daarom van belang. Zie hiervoor de omgevingsverordening Gelderland, artikel 2.55 (ontwikkeling in Waardevol open gebied)’ en ‘Artikel 2.58 (ontwikkeling in Nationaal Landschap)’. Een goede landschappelijke inpassing is afhankelijk van de landschappelijke opbouw, de omgeving en de locatie zelf.

   

4 UITERLIJK WINDMOLEN

• 4.1

  Positief advies Commissie ruimtelijke kwaliteit

  De vormgeving en de kleur van de windmolen dienen landschappelijk passend te zijn. Dat betekent een terughoudend kleurgebruik en geen toepassing van reclame-uitingen. De Commissie ruimtelijke kwaliteit dient een positief advies te geven over vormgeving en kleurgebruik van de windmolen.

   

5 PARTICIPATIE

De initiatiefnemer voor plaatsing van een kleine windmolen betrekt de omgeving en doet daarvan verslag bij indiening van een principeverzoek door:

- overleg met omwonenden binnen 250 meter van de te plaatsen windmolen

- schriftelijk verslag van wijze van informatieverstrekking en de reacties

De omgevingswet stelt verplicht dat een initiatiefnemer de omgeving informeert. Draagvlak onder omwonenden is van belang en kan ook leiden tot maatwerkvoorschriften in de Omgevingsvergunning.

6 MAXIMAAL AANTAL

Wij willen een wildgroei aan windmolens voorkomen. Het aantal kleine windmolens dat op grond van dit beleidskader geplaatst kan worden in de gemeente, bedraagt daarom twintig. Na een positieve evaluatie van dit beleidskader en/of eventuele aanpassing daarvan, kunnen meer kleine windmolens geplaatst worden.

7 OVERIG

• 7.1

  Maatwerk

  De gemeente kan nadere eisen stellen als maatwerk afhankelijk van de locatie onder andere voor de plaats, omvang en het gebruik.

• 7.2

  Leges

  Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor een kleine windmolen wordt de aanvraag ingedeeld in de categorie ‘kleine initiatieven’.