Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Midden-Delfland

Antennebeleid Midden-Delfland 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMidden-Delfland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAntennebeleid Midden-Delfland 2023
CiteertitelAntennebeleid Midden-Delfland 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  3. afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-05-2023nieuwe regeling

18-04-2023

gmb-2023-197029

Tekst van de regeling

Intitulé

Antennebeleid Midden-Delfland 2023

Burgemeester en wethouders van Midden-Delfland;

 

Overwegende dat het wenselijk is op de wettelijke voorschriften aanvullende beleidsregels vast te stellen over het plaatsen van de volgende mobiele zendinstallaties:

 

  • -

    Omgevingswet-vergunningvrije small cells die geplaatst worden op of aan de gemeentelijke infrastructuur;

  • -

    Omgevingswet-vergunningplichtige antenne-installaties;

dat de hoofdlijnen voor de plaatsing van mobiele zendinstallaties juridisch voornamelijk is vastgelegd in de Telecommunicatiewet en de Omgevingswet;

 

dat de gemeente een beperkte beleidsvrijheid heeft, die zij zo optimaal wil invullen vanuit de belangen van de inwoners en het Bijzonder Provinciaal Landschap van Midden-Delfland;

 

dat aanvullend op het nationale Antenneconvenant tussen het Rijk, telecomproviders en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgangspunten zijn vastgelegd in een gemeentelijk antennebeleid;

 

dat deze beleidsnota tot stand is gekomen na het volgen van de openbare voorbereidingsprocedure op basis van de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op artikel 4:81, eerste lid, en artikel 1:3, vierde lid, en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

mede gelet op de Telecommunicatiewet en de Omgevingswet;

 

BESLUITEN:

 

vast te stellen het volgende:

 

ANTENNEBELEID MIDDEN-DELFLAND 2023

 

Uitgangspunten bij plaatsing van verguninningvrije en omgevingsvergunningplichtige antenne-installaties voor mobiele communicatie

 

de beleidsregels Antennebeleid Midden-Delfland 2023 en daarbij behorende bijlagen treden in werking op de dag van opname in het publicatieblad;

 

deze beleidsregels worden aangehaald als Antennebeleid Midden-Delfland 2023.

 

1. Wat regelt het Antennebeleid?

 

Mobiele communicatie is in de huidige maatschappelijke context te beschouwen als een maatschappelijke basisbehoefte. Inwoners, instellingen en bedrijven hechten veel belang aan de beschikbaarheid van snelle en betrouwbare mobiele verbindingen. Het gebruik van mobiele communicatie groeit elk jaar. Daarnaast zijn mobiele netwerken essentieel om hulpdiensten te kunnen bereiken. Telecomproviders met landelijke multibandvergunningen zijn verplicht in elke gemeente voldoende mobiele dekking te bieden. Dit alles brengt met zich mee dat ook de fysieke infrastructuur die hiervoor vereist is, de antenne-installaties, regelmatig uitgebreid wordt. Antenne-installaties kunnen een negatieve impact hebben op de leefomgeving. Binnen de beperkte juridische mogelijkheden vindt bij de plaatsing van antenne-installaties door de gemeente een beleidsmatige afweging van twee belangen plaats: connectiviteit en kwaliteit van de leefomgeving. Het is daarom wenselijk als gemeente voor een goede mobiele dekking, een goede ruimtelijke ordening en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, richtinggevend beleid en voorwaarden te hebben ten aanzien van de plaatsing van antennes voor mobiele communicatie.

 

Dit gemeentelijk beleidskader beschrijft de verschillende relevante aspecten zoals een uniforme en efficiënte toepassing van regelgeving, de samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden, de locatiekeuze en het aanzicht van vergunningplichtige antenne-installaties. Er is aansluiting gezocht bij het Nationaal Antennebeleid en het Antenneconvenant tussen de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), telecomoperators en het Rijk. Deze nota stelt de aanvullende kaders en te hanteren randvoorwaarden voor de plaatsing van antennes voor mobiele communicatie binnen de gemeente Midden-Delfland.

 

Doel van het antennebeleid

Doel van het gemeentelijke antennebeleid is om instellingen, bedrijven, inwoners en aanbieders van mobiele netwerken voorafgaand aan het plaatsingsproces duidelijkheid te bieden over de aanvullende kaders die de gemeente stelt bij de aanleg van infrastructuur voor digitale connectiviteit en antennes voor mobiele communicatie in het bijzonder.

 

Reikwijdte van het antennebeleid

 

Deze nota richt zich specifiek op:

 

  • -

    aanvullende criteria voor de plaatsing van vergunningplichtige antenne-installaties voor mobiele communicatie1. Het stelt de uitgangspunten voor antenne-installaties die gehanteerd als uitwerking en of aanvulling bij het proces voor het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning; hierbij geldt dat het wettelijk proces leidend is en deze beleidsnota aanvullend is op die criteria;

  • -

    het proces waarmee de gemeente haar wettelijke plicht invult om mee te moeten werken aan vergunningvrije plaatsing van small cells op gemeentelijke infrastructuur. Voor de vergunningvrije plaatsing van antennes voor mobiele communicatie (waaronder small cells), geldt deze nota als aanvullend beleidsdocument op het Antenneconvenant tussen VNG, Rijk en telecomproviders.

Over welke antennes gaat deze nota niet

 

Deze nota richt zich niet op antennes die op kleinere schaal worden geplaatst, zoals die van omroepzenders, C2000, radiozendamateurs en particulieren. Antennes tot 5 meter hoogte en schotelantennes met een doorsnede tot 2 meter zijn veelal omgevingsvergunningvrij.2 Antennes die binnen worden geplaatst zijn ook vergunningvrij en vallen daarmee buiten de reikwijdte van het gemeentelijk antennebeleid. Voorbeelden hiervan zijn de (indoor) aanleg van mobiele of wifinetwerken in woningen, kantoren, scholen en winkels.

 

1.1 Begrippenlijst

Antennes voor mobiele communicatie worden in de praktijk aangeduid met verschillende termen, bijvoorbeeld met zendmast. De Telecomwet (Tw) bevat de termen antennes, antennesystemen en opstelpunten. Het Besluit omgevingsrecht en het Besluit bouwwerken leefomgeving hanteren het begrip antenne-installatie. Hieronder volgt een uitleg van de belangrijkste termen.

 

Aanbieder: Een aanbieder van een elektronisch communicatienetwerk, -dienst of bijbehorende faciliteit. Doorgaans is een aanbieder een landelijke telecomprovider (operator) of een beheerder van antenne-opstelpunten (ook wel tower company genoemd).

 

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI): De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur voert de wet- en regelgeving uit die gaat over de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de digitale infrastructuur. De RDI houdt toezicht op relevante regels, eisen en voorwaarden. De organisatie verdeelt onder andere de frequentieruimte en verleent frequentievergunningen aan gebruikers. Ook het toezicht op frequentiegebruik behoort tot de hoofdtaken. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur valt onder het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).

 

Antenne: Een antenne is een onderdeel van een antenne-installatie. In het dagelijks taalgebruik bedoelt men met antenne vaak een typische antenne-installatie voor mobiele communicatie met drie antennepanelen. Een antennepaneel ziet er aan de buitenkant vaak uit als een rechthoekige bak. Een antennepaneel van een antenne-installatie voor mobiele communicatie bevat meerdere antennes.

 

Antennebureau: Het informatie- en voorlichtingsbureau van de rijksoverheid over antennes en de beheerder van het Antenneregister (www.antennebureau.nl). Het Antennebureau is ondergebracht bij de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.

 

Antenne-installatie: Een antenne-installatie betreft het bij elkaar behorend geheel van één of meer antennes, antennedragers, bedrading en apparatuur- of techniekkast(en) met bijbehorende bevestigingsconstructie dat gebruikt wordt door een telecomoperator voor het verzenden en/of ontvangen van radiofrequente elektromagnetische velden.

 

Mobiele netwerken: Er zijn drie netwerken voor mobiele communicatie met landelijke dekking. Elke netwerkoperator heeft via een zendvergunning zijn eigen frequenties. De antenne-installaties zenden daarmee gegevens naar en ontvangen gegevens van gebruikerstoestellen in het verzorgingsgebied van de antenne-installatie. Een mobiel netwerk heeft een cellulaire structuur te vergelijken met een honingraat. Iedere raat staat voor een specifiek gebied, een cel. Een antenne-installatie verzorgt het bereik in een cel. De cellen samen vormen het mobiele netwerk. Het frequentiegebruik in de cellen wordt nauwkeurig op elkaar afgestemd om een goede mobiele verbinding te kunnen garanderen: de radioplanning. Elke cel (antenne) heeft een bepaalde capaciteit en kan een beperkt aantal gebruikers bedienen. Meer gebruikers en meer datagebruik betekent een grotere capaciteitsbehoefte en daardoor mogelijk meer antennes. Een te kort aan capaciteit in het netwerk kan bij de gebruiker de beleving van ‘geen bereik’ geven.

 

Mobiele Network Operator: Bedrijf dat een mobiel netwerk exploiteert en beschikt over een zendvergunning voor het gebruik van frequenties voor mobiele communicatie. De netwerkoperator verzorgt alle techniek die nodig is voor het gebruik en beheer van het mobiele netwerk. Naast toegang aan gebruikers via een eigen abonnementen biedt een netwerkoperator ook toegang aan derden, de zogenaamde Mobiele Virtuele Netwerk Operators.

 

Monet: Vereniging van Nederlandse netwerkoperators met een landelijke vergunning voor mobiele telecommunicatie.

 

Opstelpunt: Een opstelpunt is een bouwwerk waarop één of meerdere antenne-installaties geplaatst wordt. Een opstelpunt kan bijvoorbeeld het dak van een gebouw, een zendmast, een schoorsteen, licht- of een hoogspanningsmast zijn. Voor small cells kunnen dit bestaande opstelpunten van mobiele operators zijn, maar ook bushokjes, lantaarnpalen en gevels van gebouwen.

 

Small cell: Een small cell is een kleine antenne-installatie met klein bereik dat onderdeel is van een mobiel netwerk. Ten opzichte van de traditionele antenne-installaties zijn small cells kleiner van formaat en gewicht, hebben ze een lager vermogen en een kleiner bereik. In de Europese verordening EU 2020/1070 zijn de eigenschappen gespecificeerd van een small cell die vergunningvrij geplaatst kan worden. Er geldt bijvoorbeeld een maximale omvang van 30 liter.

 

Tower company / mastbeheerder: Bedrijf dat opstelpunten (vaak masten) exploiteert voor antenneplaatsing, meestal antenne-installaties voor mobiele communicatie. Mobiele operators en andere aanbieders kunnen ruimte huren van een mastbeheerder voor de plaatsing van een antenne-installatie.

 

Zendmast: Een zendmast is een vrijstaande mast die als opstelpunt gebruikt kan worden door meerdere antenne-eigenaren met verschillende toepassingen. In een zendmast kunnen meerdere antenne-installaties geplaatst worden.

 

1.2 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de wettelijke kaders. Hoofdstuk 3 start met de inspanningsverplichtingen die de gemeente zichzelf oplegt. Daarna volgen algemene beleidsuitgangspunten en de kaders voor het medegebruik van gemeentelijke infrastructuur. Hoofdstuk 4 beschrijft de uitgangspunten voor communicatie bij antenneplaatsing.

2. Wettelijke kaders

 

Op Europees, nationaal en provinciaal niveau gelden wetten, regels en verdragen die van toepassing zijn bij de plaatsing van een antenne-installatie voor mobiele communicatie. Figuur 1 geeft een overzicht van de belangrijkste daarvan. De gemeente is bij de Omgevingswet het bevoegd gezag bij vergunningplichtige antennes en algemene welstandeisen. Binnen de kaders van de Omgevingswet is de gemeente autonoom in het bepalen van het beleid voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Voor de antenneplaatsing gelden op basis van de Omgevingswet de technische bouwregels uit het Besluit bouwwerken leefomgeving en de beoordelingsregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving. In het omgevingsplan op basis van de Omgevingswet kan de gemeente uiterlijk in 2029 eigen ruimtelijke regels en vrijstellingen vastleggen. Te zijner tijd wordt gekozen of deze beleidsnota, voor onderwerpen die een juridische relatie met de Omgevingswet hebben, wordt geïntegreerd in het omgevingsplan of als aparte nota, met verwijzing in het omgevingsplan, blijft bestaan.

 

Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Tot aan de inwerkingtreding van deze wet geldt de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo). De regelgeving op het aspect van deze nota is beleidsarm omgezet van Wabo naar Omgevingswet. In de situatie dat de Wabo nog geldend recht is, is deze nota overeenkomstig van toepassing.

 

Figuur 1: kernregelgeving antennes voor mobiele communicatie

 

Kernregelgeving antennes voor mobiele communicatie

Omgevingswet

 

antenne-installaties tot 5 meter zijn

Antenneconvenant

 

afspraken plaatsing vergunningvrije antennes

Telecommunicatiewet (Tw)

 

  • frequentieverdeling

  • blootstellingslimieten

  • medegebruik

  • antenneregister

Europese small cell verordening 

 

small cells zijn vergunningvrij*

 

* - niet op monumenten

 

** - hoger geplaatst dan 3 of 9 m, afhankelijk van het bouwwerk

 

De Wabo bepaalt via bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) welke antennes vergunningvrij zijn. Deze regels zijn beleidsneutraal overgezet naar de Omgevingswet in het Besluit bouwwerken leefomgeving. Voor de volledigheid is deze omzetting schematisch weergegeven in figuur 2. Paragraaf 2.1 beschrijft de regelgeving die geldt na de inwerkingtreding van de Omgevingswet3.

 

Figuur 2: regels voor het bepalen van de vergunningsplicht bij antenneplaatsing

 

Regels voor het bepalen van de vergunningsplicht bij antenneplaatsing

Wabo

Omgevingswet

Activiteit milieu

Bor* bijlage I cat. 20

Milieubelastende activiteit

Bal** art. 3.9

Activiteit bouwen

Bor bijlage II

art. 2 onder 15

Technische bouwactiviteit

Bbl*** art. 2.26

Afwijken ruimtelijke ordening

Bor bijlage II

art. 2 onder 15

Omgevingsplanactiviteit bouwen

Bbl art. 2.29 onder m

Rijksmonument

Bor bijlage II

art. 3a

art. 4a lid 1

Rijksmonument

Bbl art. 2.30

Rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten

Bor bijlage II

art. 4a lid 2

Rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten

Bbl art. 2.30 lid 3

Bbl art. 8.2

Gemeentelijk monument

Gemeentelijke verordening

Gemeentelijk monument

Bbl art. 2.30

* Besluit omgevingsrecht

** Besluit activiteiten leefomgeving

*** Besluit bouwwerken leefomgeving

 

2.1 Recht fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

Het bestemmingsplan en de beheersverordening zijn via het overgangsrecht van de Omgevingswet onderdeel van het ‘tijdelijk deel omgevingsplan’. Dit is geregeld in artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet. Zo blijven de planologische toetsingskaders op basis van de Wabo geldig na inwerkingtreding van de Omgevingswet. Bestaande regels gericht op het begrip 'goede ruimtelijke ordening' uit de Wro zijn overgeheveld naar een omgevingsplan, waarmee die voldoen aan het formele begrip 'evenwichtige toedeling van functies aan locaties'. Dat kan gedurende de overgangsfase tot eind 2029. Via artikel 2.29 onder m van het Besluit bouwwerken leefomgeving en de artikelen 22.26 en 22.27 van het Invoeringsbesluit (bruidsschat) geldt het plaatsen van een antenne-installatie hoger dan 5 meter tijdens de overgangsfase als een vergunningplichtige binnenplanse omgevingsplanactiviteit.

 

Met de invoering van de Omgevingswet wordt bouwen in een technisch en ruimtelijk deel gescheiden. De zogenaamde ‘knip’ levert twee activiteiten op: de technische bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk. Voor antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie die niet hoger zijn dan 5 meter (gemeten vanaf de voet van de installatie) geldt dat geen omgevingsvergunning nodig is voor de technische bouwactiviteit (Bbl, art. 2.26) en ook niet voor de omgevingsplanactiviteit (Bbl, art. 2.29 onder m).

2.1.1 Omgevingsplan

Het omgevingsplan bevat voor het gehele grondgebied van de gemeente in ieder geval de regels die nodig zijn met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (art. 4.2 Omgevingswet). De gemeente bepaalt in het omgevingsplan onder andere of voor bepaalde activiteiten een omgevingsvergunning verplicht is. Dit is niet mogelijk voor antenne-installaties die op basis van de Tw vergunningvrij zijn.

2.1.2 Technische bouwactiviteit

Een zendmast is een bouwwerk zonder dak en hoger dan 5 meter. Het plaatsen ervan levert een vergunningplicht op voor de technische bouwactiviteit. (Bbl art. 2.26). De gemeente toetst een omgevingsvergunningaanvraag voor een bouwactiviteit aan de technische regels van het Bbl en de beoordelingsregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving.

 

Antennes tot 20 meter hoogte zijn bouwwerken in gevolgklasse 1 (Bbl, art. 2.17 lid 3 onder g). De Wet kwaliteitsborging bepaalt voor antenne-installaties van 5 tot 20 meter hoogte een bouwmeldingsplicht (art. 2.18 Bbl) in plaats van een vergunningplicht voor de technische bouwactiviteit. Een onafhankelijke kwaliteitsborger ziet toe of aan de voorschriften van het Bbl wordt voldaan. Dit staat los van de vergunningplicht voor de omgevingsplanactiviteit.

2.1.3 Omgevingsplanactiviteit voor het bouwen van een bouwwerk

Uit artikel 22.26 Invoeringsbesluit (“bruidsschat” omgevingsplan) volgt dat het verboden is een bouwactiviteit te verrichten. Dit heet een binnenplanse omgevingsplanactiviteit. Het is mogelijk in het omgevingsplan specifieke activiteiten aan te wijzen waarvoor een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. Door beoordelingsregels op te nemen voor de activiteit bouwen van een antenne-installatie voor mobiele communicatie kan dan bijvoorbeeld een binnenplanse omgevingsplanactiviteit ontstaan (artikel 5.1 lid 1 onder a Omgevingswet).

 

Een gemeente kan ook de regels van de “bruidsschat” aanpassen. Een antenne-installatie met bepaalde karakteristieken kan (aanvullend) vergunningvrij gemaakt worden voor het omgevingsplan door de vergunningsvrije uitzonderingen in artikel 22.27 “bruidsschat” uit te breiden. Dan is geen vergunning nodig voor de omgevingsplanactiviteit als voldaan wordt aan de algemene regels uit het omgevingsplan.

 

De Tw geeft aanbieders specifieke beschermde rechten. In Midden-Delfland is er voor gekozen niet af te wijken van de systematiek van de Omgevingswet voor antenne-installaties. Hiermee zou dan anders een afwijkend besluitvormingsproces gecreëerd worden. Bij een dergelijke afwijking ontstaan geen extra (ruimtelijk) beschermende criteria, anders dan de uitwerking van de bevoegdheden zoals die ook zijn verwoord in deze beleidsnota, de (model) overeenkomst medegebruik publieke infrastructuur voor plaatsen small cells en de voorwaarden medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells.

 

Als het bouwen van een antenne-installatie niet overeen komt met de regels uit het omgevingsplan is sprake van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt dan getoetst aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 8.0a, lid 2 Bkl). Verder gelden de beoordelingsregels uit artikel 8.0b tot en met 8.0e van het Bkl.

2.1.4 Monumenten en beschermde stads en dorpsgezichten

Het plaatsen van een antenne-installatie op een monument of in een (rijks)beschermd stad- of dorpsgezicht is in de meeste gevallen een vergunningplichtige omgevingsplanactiviteit. Dit geldt voor rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten. De rijksmonumentenactiviteit is vergunningplichtig op grond van artikel 5.1 lid 1, onder b van de Omgevingswet. De vergunningvrijheid voor het plaatsen van antenne-installaties (Bbl, art. 2.29 onder m) geldt niet voor antenneplaatsing in, aan, op of bij een gemeentelijk monument, voorbeschermd gemeentelijk monument, provinciaal monument, voorbeschermd provinciaal monument, rijksmonument of voorbeschermd rijksmonument (Bbl, art. 2.30 lid 1 en 2). Voor antenneplaatsing binnen een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht is de vergunningvrijheid onder meer beperkt tot wijzigingen die niet naar openbaar toegankelijk gebied zijn gekeerd (Bbl, art. 2.30 lid 3). Voor Midden-Delfland geldt als beleid dit soort objecten niet of alleen in uiterste nood te gebruiken voor plaatsing.

2.1.5 Natuurgebieden

Bij het plaatsen van een antenne-installatie in natuurgebieden kan sprake zijn van een Natura 2000-activiteit (art. 5.1, lid 1, onder e Ow) en flora- en fauna-activiteit (art. 5.1, lid 2, onder g Ow). Daarnaast kan de provincie in haar omgevingsverordening regels stellen voor gebieden die onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). De Wet natuurbescherming is het wettelijk kader bij ontheffing of vergunningplicht voor activiteiten voor antenneplaatsing in een Natura 2000-gebied of in een gebied met beschermde flora en fauna. Bij een aanvraag worden de gevolgen afgewogen voor de natuur. De provincie is doorgaans bevoegd gezag. Plaatsing binnen het Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland is in principe niet gewenst.

2.1.6 Milieubelastende activiteit

Paragraaf 3.2.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) bepaalt dat een zendmast een milieubelastende activiteit is als het opgenomen vermogen dat wordt omgezet in stralingsenergie groter is dan 4 kW. Antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie vallen hier meestal niet onder. Er zijn geen algemene gebruiksregels in het Bal aangewezen voor de milieubelastende activiteit zendmast. Op het moment dat de basisrestricties voor elektromagnetische velden (EMV) formeel zijn opgenomen in het Frequentiebesluit 2013 geldt een landelijk EMV-regime waardoor deze milieuregelgeving naar verwachting terugtreedt4.

2.1.7 Regels over participatie bij antenneplaatsing

De Omgevingswet bepaalt dat bij elke vergunningsaanvraag, ook voor antenneplaatsing, aangegeven wordt of participatie heeft plaatsgevonden (Omgevingsregeling art. 7.4 lid 1 en 2). Bij de aanvraag geeft de initiatiefnemer aan of derden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen) bij de voorbereiding zijn betrokken. Als dit het geval is meldt de aanvrager ook hoe deze partijen zijn betrokken en wat de resultaten zijn. De gemeente betrekt die informatie bij de behandeling van de aanvraag.

2.1.8 Informatie inwinnen door gemeente

Als van derden onvoldoende informatie beschikbaar is om tot een goede belangenafweging te komen, kan de gemeente eventueel zelf informatie verzamelen bij belanghebbenden. Dat kan op drie manieren:

 

  • -

    de ontwerpaanvraag wordt in overleg met de aanvrager ter inzage gelegd;

  • -

    de definitieve aanvraag wordt ter inzage gelegd voor zienswijzen;

  • -

    de gemeente benadert zelf belanghebbenden.

De gemeente kan eventueel van tevoren in de procedureregels van het omgevingsplan specifieke activiteiten aanwijzen waarbij de gemeente zelf participatie organiseert, als het aanvraagtraject daartoe aanleiding geeft. De gemeenteraad kan van tevoren activiteiten of activiteiten in bepaalde gebieden aanwijzen waarbij participatie door de initiatiefnemer verplicht is. Dit kan alleen bij een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (art 16.55 lid 7 Ow). De aanvrager moet laten zien hoe belanghebbenden zijn betrokken. Er gelden geen vereisten voor de manier waarop de participatie is vormgegeven. Heeft er geen participatie plaatsgevonden bij een aangewezen buitenplanse participatieplichtige omgevingsplanactiviteit? Dan kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten. In Midden-Delfland is de verwachting dat het aantal buitenplanse omgevingsplanactiviteiten zeer beperkt zal zijn. Een aparte vastgelegde regeling voor participatie bij antenne-installaties is dan van beperkte meerwaarde doordat een nadere plaatsgerelateerde uitwerking in die specifieke situatie noodzakelijk is en dan aanvullende afspraken met de aanbieder vraagt. Specifieke afspraken worden daarom dan ook meegenomen in het plaatsingsplangesprek en het vooroverleg (zie toelichting hierna).

 

Voor binnenplanse omgevingsplanactiviteiten kan een gemeente participatie niet als aanvraagvereiste of beoordelingsregel opnemen in het omgevingsplan. Midden-Delfland heeft hiervoor wel algemene uitgangspunten opgenomen in deze beleidsnota, de (model) overeenkomst medegebruik publieke infrastructuur voor plaatsen small cells en de voorwaarden medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells.

 

2.2 Antenneconvenant en plaatsingsplan

Het Rijk, VNG en de aanbieders van mobiele communicatie hebben in het Antenneconvenant 2021-2025 afspraken gemaakt over de plaatsing van antennes waar geen omgevingsvergunning voor nodig is. Midden-Delfland is formeel geen partij in het convenant, maar kan wel nakoming van de afspraken vorderen. Elk jaar ontvangt de gemeente een plaatsingsplan van Monet, de vereniging van Nederlandse mobiele operators. Het plaatsingsplan is vertrouwelijk en daardoor niet openbaar voor inwoners en derden. In het plaatsingsplan staan de vergunningvrije en vergunningplichtig geplaatste antennes in Midden-Delfland en eventueel de zoekgebieden waar de aanbieders antennes willen plaatsen. Het plan is op uitnodiging van Monet de basis voor het plaatsingsplangesprek. In dat overleg kan de gemeente met operators de voorgenomen antenneplaatsing(en) bespreken. Het gesprek gaat over de plannen van de aanbieders en over de mogelijke knelpunten en ontwikkelingen ten aanzien van dekking, bestaande en nieuwe locaties, ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en communicatie.

 

Doel van het Antenneconvenant is een zorgvuldige plaatsing ondersteunen door het bevorderen van samenwerking tussen operators, het bevorderen van informatie-uitwisseling tussen operators en gemeenten en met objectieve communicatie het beperken van maatschappelijke onrust. Het Antenneconvenant bevat voorts afspraken over de visuele inpasbaarheid van antennes en kennisgeving van grootschalige plaatsing van small cells door Monet via de VNG. Daarnaast bevat het convenant specifieke afspraken over inspraak van huurders in woongebouwen en een zo gering mogelijke blootstelling van mensen aan elektromagnetische velden. Inmiddels is de verwachting dat gedurende de looptijd van het convenant geen grootschalige plaatsing van small cells zal plaatsvinden, zeker niet in Midden-Delfland.

 

Bij plaatsing van small cells op een woongebouw is in het convenant afgesproken dat de operators de eigenaar en verhuurder informeren waar informatiemateriaal te vinden is voor bewoners. Midden-Delfland heeft via de VNG5 de gemeentelijke contactgegevens geregistreerd. Over een enkele small cell zal de gemeente niet vooraf worden geïnformeerd, net zoals dat bij een reguliere vergunningvrije antenne niet het geval is. Wel zal zoveel mogelijk gegevensuitwisseling plaatsvinden tijdens het plaatsingsplangesprek. Bij een eventuele grootschalige uitrol is samenwerking en coördinatie gewenst. Onder andere vanwege afspraken over aanpassing in boven- en ondergrondse infrastructuur. Na plaatsing zijn small cells zichtbaar in het Antenneregister. Het huidige Antenneconvenant geldt tot en met 2025.

 

2.3 Europese kaders

De Europese Unie (EU) bepaalt voor een belangrijk deel de telecommunicatieregelgeving in de Europese lidstaten. De Nederlandse telecommunicatieregelgeving, waarvan de Tw de belangrijkste is, is grotendeels gebaseerd op Europese richtlijnen. Zo schrijft de Europese Telecomcode (EU 2018/1972) voor dat infrastructuur onder zeggenschap van overheden tegen redelijke voorwaarden beschikbaar moet worden gesteld voor antenneplaatsing. De Telecomcode biedt ook ruimte aan gemeenten om bij antenneplaatsing in sommige gevallen gedeeld gebruik van infrastructuur op te leggen.

 

Uit de Telecomcode volgt ook dat small cells in principe vergunningvrij zijn. De afbakening en voorwaarden voor Nederland staan in de Tw. De Telecomcode bepaalt dat overheden geen vergunningplicht mogen opleggen voor de plaatsing van small cells (vergunningvrije bouwwerken). Uitzonding is een eventuele vergunningplicht voor antenneplaatsing bij monumenten, in beschermde stads- of dorpsgezichten en natuurgebieden.

 

In de EU-verordening 2020/1070 staan de kenmerken van een small cell die omgevingswetvergunningvrij geplaatst mag worden. Uitgangspunt is een minimale visuele impact. Een vergunningvrije small cell is bijvoorbeeld volledig geïntegreerd in de draagconstructie of het zichtbare deel is in omvang niet groter dan 30 liter6. De gemeente is het bevoegd gezag wat betreft het toezicht op de visuele plaatsingseisen.

 

Een small cell voor mobiele communicatie wordt binnen twee weken na plaatsing door de antenne-eigenaar aangemeld bij het landelijke Antenneregister. Op die manier is het voor inwoners inzichtelijk waar small cells zijn geplaatst. Indien een small cell wordt aangebracht op de gemeentelijke infrastructuur is de aanbieder verplicht hierover privaatrechtelijke afspraken te maken. De basisafspraken zijn onderdeel van de (model) overeenkomst medegebruik publieke infrastructuur voor plaatsen small cells. Dat model is onderdeel van dit beleidsplan (bijlage 1).

 

2.4 Nationaal Antennebeleid

Sinds de uitrol van het 3G-netwerk is er een landelijk antennebeleid dat zorgvuldige plaatsing van antennes mogelijk maakt. Het doel van dit Nationaal Antennebeleid7 is het binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid stimuleren en faciliteren van voldoende ruimte voor antenne-opstelpunten. De beleidspunten zijn verankerd in wetgeving en het Antenneconvenant.

 

2.5 Telecommunicatiewet (Tw)

Voor zover van direct belang voor deze beleidsnota regelt de Tw onder andere de uitgifte van frequenties en telefoonnummers, de sectorspecifieke mededinging, bescherming van de consument, veiligheid, gedeeld en medegebruik van infrastructuur, blootstellingslimieten, het Antenneregister en het toezicht op deze thema’s. De uitgifte van frequenties, gedeeld en medegebruik en de blootstellingslimieten zijn vooral relevant in het licht van dit gemeentelijk antennebeleid. Een ander belangrijk doel van deze wet is de bescherming van rechten van burgers bij digitale communicatie. Dat deel is geen onderdeel van deze beleidsnota.

2.5.1 Dekkings- en snelheidseis

De drie landelijke mobiele operators zijn via hun frequentievergunning gebonden aan een landelijke dekkings- en snelheidseis. In de vergunning voor het gebruik van de 700 MHz frequentieband staat een verplichting om in juli 2022 8 Mbit/s en in 2026 10 Mbit/s aan te bieden op 98% van het grondgebied van elke gemeente afzonderlijk. Hiervan zijn Natura-2000 gebieden uitgezonderd; in Midden-Delfland zijn deze gebieden niet aanwezig. Om te voldoen aan de dekkings- en snelheidseisen kan een operator een omgevingsvergunning aanvragen voor antenneplaatsing. Gemeenten zijn vanuit de Tw niet verplicht een aanvraag toe te kennen op grond van de dekkingseis van de operators voor dekking binnen het grondgebied van Midden-Delfland. Binnen de wettelijke kaders vindt een afweging van belangen plaats bij de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning voor een antenneplaatsing.

 

In gebieden waar geen bouwwerken beschikbaar zijn voor vergunningvrije antennes kan de gemeente richtinggevend zijn bij het mogelijk maken van de opgelegde dekking. Overleg tussen gemeenten en operators, onder andere in het plaatsingsplangesprek, draagt bij aan het voorkomen van gaten in de dekking binnen het gemeentelijk grondgebied en het vinden van geschikte locaties voor de plaatsing van antennes. De beoordeling heeft ook een directe relatie met economische, veiligheids- en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals smart mobility.

2.5.2 Gedeeld gebruik en medegebruik van infrastructuur

Voor de ruimtelijke ordening zijn voor de gemeente in sommige gevallen de regels uit de Tw relevant die gaan over gedeeld gebruik en medegebruik van infrastructuur. Waar mogelijk zal Midden-Delfland dit zo veel mogelijk stimuleren om daarmee de ruimtelijke kwaliteit zo min mogelijk aan te tasten en beperkingen voor andere vormen van ruimtegebruik te voorkomen.

2.5.2a Site-sharing

Telecom- en radio-operators en beheerders van telecominfra moeten over en weer infrastructuur delen na een onderling redelijk verzoek (site-sharing). De gemeente heeft hierin geen formele rol, maar laat zich over de (on)mogelijkheden informeren tijdens het plaatsingsplangesprek. Site-sharing houdt in dat operators of mastbeheerders technisch, constructief, financieel en juridisch het delen van een bouwwerk voor antenneplaatsing met elkaar afstemmen. Het gaat vaak om een vrijstaande zendmast. Een masteigenaar kan het medegebruik in het algemeen slechts weigeren wanneer dit op technische bezwaren stuit, zoals storing op de gebruikte frequenties, beschikbare ruimte of draagkracht van de installatie. Deze regel van site-sharing slaat niet op private eigenaren van opstelpunten zoals een woningbouwcoöperatie. Zij bepalen zelf hoeveel ‘huurders’ zij toestaan op hun dak (Tw, art. 5a.3 lid 2 en 3).

2.5.2b Medegebruik bij gedoogplicht

Aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken moeten over en weer voldoen aan redelijke verzoeken tot medegebruik van fysieke infrastructuur waarop de gedoogplicht van toepassing is (Tw, art. 5a.3 lid 4). Het gaat om de passieve elementen van een bekabeld netwerk, zoals mantelbuizen en kabelgoten. Die kunnen bijvoorbeeld nodig zijn voor de aansluiting van antennes op een vast glasvezelnetwerk. De gemeente heeft een taak bij het faciliteren en coördineren van werkzaamheden in de openbare ondergrond en kan in haar instemmingsbesluit voorschriften opnemen over het bevorderen van medegebruik van ondergrondse voorzieningen (Tw art. 5.2, 5.4 en 5.5). Voor het beleid rond graven en aanleg kabels en leidingen wordt verwezen naar de specifieke gemeentelijke regelgeving, zoals de AVKL Midden-Delfland. Daarnaast worden bij werkzaamheden in de ondergrond specifieke werk- en bekostigingsafspraken gemaakt op basis van het privaatrechtelijk eigendom van de gemeentelijke gronden.

2.5.2c Opleggen colocatie of gedeeld gebruik

Artikel 5b.1 Tw stelt dat in specifieke gebieden een gemeente op basis van publieke belangen aan aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten en aan aanbieders van bijbehorende faciliteiten, colocatie of gedeeld gebruik kan opleggen van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten en gedeeld gebruik van eigendom. Een gemeente kan alleen in specifieke afgebakende gebieden colocatie of gedeeld gebruik opleggen en alleen op basis van een publiek belang (bescherming milieu, volksgezondheid, openbare veiligheid, stedenbouwkundige of planologische doelstellingen). Bij het opleggen van colocatie of gedeeld gebruik geldt als voorwaarde dat de betreffende infrastructuur is aangelegd onder de gedoogplicht (H5 Tw), of dat er sprake is van bestaande site-sharing (H5a Tw), of van medegebruik van publieke infrastructuur (H5c Tw). Opleggen kan alleen als eerst een openbare voorbereidingsprocedure is gevolgd.

 

Voorkeur is dat binnen de gemeentelijke grenzen van het Bijzonder Provinciaal Landschap antenne-installaties benut worden als colocatie of gedeeld gebruik. Gelet op de oppervlakte van dit gebied in combinatie met technische randvoorwaarden ten aanzien van dekking, is het opleggen een te zwaar middel. Dit zal niet altijd juridisch gehandhaafd kunnen blijven. Uitgangspunt om dit te bevorderen is wel integraal onderdeel van deze nota, de voorwaarden medegebruik en onderwerp van bespreking in vooroverleg en tijdens plaatsingsplangesprek. Verwachting is dat aan de gemeentelijke voorkeur binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid gevolg kan worden gegeven.

2.5.2d Medegebruik van publieke infrastructuur

Hoofdstuk 5c Tw stelt dat overheden na een redelijk verzoek van een telecomnetwerkbeheerder hun publieke infrastructuur beschikbaar moeten stellen voor het plaatsen van small cells. Voor Midden-Delfland geldt in ieder geval dat bij infrastructuur die technisch onvoldoende geschikt is voor small cells geen medewerking wordt verleend. Specifiek gaat het hierbij om de meeste lichtmasten die technisch niet gedimensioneerd zijn op het dragen van meer dan alleen de armatuur. Dit beleid voor medegebruik geldt voor gebouwen of straatmeubilair waar de gemeente eigenaar is of economisch eigendom heeft. In een privaatrechtelijke overeenkomst worden afspraken vastgelegd, zoals voorwaarden waaronder het medegebruik plaatsvindt en een vergoeding voor het medegebruik. De gemeente kan voor het medegebruik een marktconforme vergoeding vragen. In Midden-Delfland zijn deze gebaseerd op de Leidraad medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells8.

2.5.3 Blootstellinglimieten

Alle antennes in een mobiel netwerk moeten voldoen aan de wettelijke vereisten. De basisrestricties voor radiofrequente elektromagnetische velden (EMV) worden opgenomen in het Frequentiebesluit 2013. Hiermee geldt een juridisch gebonden landelijk EMV-regime. De gemeente kan zelf geen ruimere of strengere limieten hanteren. Het EMV-regime betreft internationaal erkende blootstellingslimieten die het algemeen publiek beschermen tegen een te hoge blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden. De limieten gelden voor mobiele communicatie, maar bijvoorbeeld ook voor antennes van radio, televisie en hulpverleningsdiensten (C2000). De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur ziet toe op de naleving van de blootstellingslimieten.

2.5.4 Antenneregister

Via www.antenneregister.nl zijn de locaties zichtbaar van antennes voor mobiele communicatie binnen de gemeente. Dit zijn vergunningplichtige en omgevingsvergunningvrije antenne-installaties. In het antenneregister staan de vast opgestelde antenne-installaties met een zendvermogen groter dan 10 decibelwatt Effective Radiated Power (ERP) en antennes op een vaste locatie met minder zendvermogen als ze deel uitmaken van een netwerk waarvan meer dan 50% van de antenne-installaties met meer dan 10 dBW uitzendt. Small cells die worden geplaatst conform EU-verordening 2020/1070 worden door de antenne-eigenaar aangemeld voor het register. Verder staan onder andere de antennes van radiozendamateurs en omroepzenders in het Antenneregister. C2000-antennes zijn om veiligheidsredenen niet opgenomen in het register. Daarnaast staan de EMV-metingen van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur in het Antenneregister.

 

2.6 Bescherming volksgezondheid

De Nederlandse Gezondheidsraad en Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geven aan dat bij naleving van de blootstellingslimieten negatieve gezondheidseffecten door elektromagnetische velden van antennes en zendmasten niet zijn aangetoond. Deze limieten zijn opgesteld door een onafhankelijke groep internationale wetenschappers, de Internationale Commissie voor Bescherming tegen Niet-Ioniserende Straling (ICNIRP). Nederland hanteert deze ICNIRP-limieten; hiermee volgt Nederland de wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen van de Europese Unie en de Nederlandse Gezondheidsraad. De limieten bevatten uit voorzorg een ruime veiligheidsmarge om op die manier ook rekening te houden met kinderen en mensen met een zwakke gezondheid. De blootstellingslimieten gelden voor alle bronnen van elektromagnetische velden waaronder Wifi, radio-omroep, C2000 en alle generaties mobiele communicatie (2G/3G/4G/5G).

 

De rijksoverheid volgt de ontwikkelingen en nieuwste wetenschappelijke resultaten en inzichten op het gebied van antennes en elektromagnetische straling. Indien wetenschappelijk onderzoek daartoe aanleiding geeft, treft de rijksoverheid passende maatregelen9. Het onafhankelijke Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid biedt informatie over EMV en gezondheid en duidt relevant wetenschappelijk onderzoek10. Deze eventuele toekomstige wijzigingen werken onverkort door in het Antennebeleid Midden-Delfland 2023.

2.6.1 Verantwoordelijkheden

De rijksoverheid heeft in 2020 een infographic11 gepubliceerd waarin is uitgelegd hoe het beleid rond straling en gezondheid is geregeld in Nederland. De basisrestricties voor radiofrequente elektromagnetische velden (EMV) ter bescherming van de volksgezondheid zijn opgenomen in het Frequentiebesluit 2013. Daarmee geldt een landelijk EMV-regime waarbij gemeenten geen rol en aanvullende bevoegdheden hebben. De frequentiegebruikers moeten zich houden aan de basisrestricties voor radiofrequente EMV. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur is de toezichthouder. De RDI meet regelmatig de elektromagnetische straling en toetst of de optelsom van alle bronnen van radiofrequente elektromagnetische straling onder de blootstellingslimieten blijft (cumulatieve vermogensdichtheid). De metingen zijn openbaar en staan in het Antenneregister.

3. Voorwaarden bij antenneplaatsing

 

Dit hoofdstuk begint met de uitwerking van de gemeentelijke inspanningsverplichtingen. De beschrijving van eisen aan plaatsing van vergunningplichtige antenne-installaties start in paragraaf 3.2 met algemene uitgangspunten. Paragraaf 3.3 gaat in op tijdelijke antenneplaatsing. De voorwaarden voor plaatsing in een monumentale context staan in 3.4. In paragraaf 3.5 staat waar vergunningplichtige antenne-installaties bij voorkeur worden geplaatst. In paragraaf 3.6 komt de plaatsing van small cells op gemeentelijke infrastructuur aan bod. Figuur 3 geeft ter illustratie een overzicht van het proces van antenneplaatsing.

 

3.1 Inspanningen vanuit de gemeente Midden-Delfland

Voor de plaatsing van small cells is een gemeente in beginsel verplicht gebouwen en publieke infrastructuur zoals straatmeubilair, verkeerslichten en lantaarnpalen beschikbaar te stellen. Het beschikbaar stellen volgt na een redelijk verzoek van een exploitant (aanbieder). Deze verplichting is gebaseerd op de Europese Telecomcode en opgenomen in de Tw. Gezien deze formele verplichting, het nationale beleid en het publieke belang van digitale connectiviteit stelt Midden-Delfland in beginsel haar eigendommen beschikbaar voor de plaatsing van small cells en reguliere antenne-installaties.

 

De randvoorwaarden waaronder openbare infrastructuur beschikbaar is, zijn afhankelijk van de locatie en het type antenne. De algemene voorwaarden zijn vastgelegd in deze beleidsnota. Het medegebruik is onderdeel van privaatrechtelijke contracten met de gebruikers. Deze overeenkomst is als gemeentelijk model aan deze beleidsnota toegevoegd (Overeenkomst medegebruik publieke infrastructuur voor plaatsen small cells). Tevens heeft Midden-Delfland de “Voorwaarden medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells Midden-Delfland 2023” gepubliceerd.

 

Per verzoek van een aanbieder zijn in de overeenkomst afspraken opgenomen over rechten en verplichtingen, wijziging medegebruik als gevolg van gewijzigde omstandigheden en kosten voor medegebruik. Uitgangspunt daarbij is dat de exploitant voor eigen kosten noodzakelijke wijzigingen aanbrengt, antennes verwijdert of verplaatst. Voor het gebruik van de openbare infrastructuur is sprake van een marktconforme privaatrechtelijke vergoeding. Voor de afhandeling van verzoeken en beschikbaarstelling van gemeentelijke infrastructuur rekent Midden-Delfland in de vorm van leges een eenmalige kostendekkende vergoeding.

3.1.1 Plaatsingsplangesprek

De gemeente ontvangt jaarlijks een plaatsingsplan van Monet met een uitnodiging voor een plaatsingsplangesprek met telecomaanbieders, zoals volgt uit het Antenneconvenant. De gemeente maakt bij nieuwe locaties of potentiële wijzigingen bij bestaande locaties gebruik van het plaatsingsplangesprek. Coördinatie hiervan vindt plaats vanuit het Omgevingsrecht, waarvan de contactgegevens bekend zijn bij Monet. In het gesprek bespreken partijen de voorgenomen antenneplaatsing, mogelijke antennelocaties, mogelijkheden rond visuele inpasbaarheid en communicatie-activiteiten, eventuele lokale knelpunten bij plaatsing en de uitgangspunten van het gemeentelijke antennebeleid.

3.1.2 Communicatie en participatie

De gemeente hanteert bij de communicatie rondom antenneplaatsing de volgende uitgangspunten:

 

  • -

    In het plaatsingsplangesprek worden afspraken gemaakt over participatie en communicatie met direct belanghebbenden. Midden-Delfland heeft geen publiekrechtelijke bevoegdheid om formele eisen te stellen aan de communicatie bij vergunningvrije antennes, zoals small cells;

  • -

    Bij plaatsing op publieke eigendommen zijn participatie en communicatie onderdeel van het privaatrechtelijk contract (artikel 21 model contract);

  • -

    Bij een eventuele grootschalige uitrol van small cells maakt de gemeente met de antenne-eigenaar specifieke afspraken over de communicatie. Verwachting is dat deze situatie zich in Midden-Delfland niet voordoet. In dit beleidsplan is dit onderdeel dan ook niet verder uitgewerkt. In voorkomende situaties is dit beleidsplan wel de basis voor dit type afspraken;

  • -

    Midden-Delfland verwacht van een initiatiefnemer van antenneplaatsing dat deze een vooroverleg voert, alvorens een omgevingsvergunning voor antenneplaatsing aan te vragen. Een wettelijke plicht is hiervoor niet aanwezig. In die situatie dat geen vooroverleg is gehouden vindt de formele procedure op basis van de Omgevingswet plaats;

  • -

    Het plaatsen van antennes vraagt vanuit gezondheidsbeleving en ruimtelijke kwaliteit een zorgvuldig proces naar inwoners. Primaire verantwoordelijkheid over communicatie en participatie ligt bij de initiatiefnemer. Midden-Delfland stimuleert de aanvrager om de omgeving en belanghebbenden tijdig te informeren. Aan de hand van te maken afspraken bepaalt Midden-Delfland of aanvullende communicatieve maatregelen noodzakelijk en van toegevoegde waarde zijn. Dit staat los van de wettelijke publicatieverplichtingen;

  • -

    Midden-Delfland hanteert bij communicatie het uitgangspunt dat zij met praktische ondersteuning de communicatie en participatie van initiatiefnemers ondersteunt. Zelfstandige gemeentelijke communicatie vindt plaats als initiatiefnemer deze taak niet op zich neemt. In die situatie geeft de gemeente helder aan dat deze taak wordt opgepakt door het in gebreke blijven van de initiatiefnemer.

Bovenstaande uitgangspunten zijn nader uitgewerkt in hoofdstuk 4.

3.1.3 Gebieden met minder dekking

Gebieden met een verminderde mobiele dekking of capaciteit door een gebrek aan antennemasten zijn onderwerp van overleg tijdens het plaatsingsgesprek. Bij het overleg met de telecomaanbieders is de Handreiking mobiele bereikbaarheid12 van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (tot 31 december 2022 Agentschap Telecom) de leidraad.

3.1.4 Vergunningvrije antennes

Bij vergunningvrije antennes kan de gemeente geen welstandscriteria opleggen. Hierdoor is een beperkt invloed op een verantwoorde inpassing bij plaatsing van deze antennes. In het Antenneconvenant is daarom afgesproken dat de mogelijkheden rond visuele inpasbaarheid van antenne-installaties onderdeel kunnen zijn van het plaatsingsplangesprek. Midden-Delfland benut deze mogelijkheid, waardoor voorafgaand over de exacte locatie en wijze van inpassing aanwijzingen kunnen worden meegegeven. Aanvullend hierop geldt ook het uitgangspunt dat geen medewerking wordt verleend als de gemeentelijke infrastructuur technisch ongeschikt is voor medegebruik. In het plaatsingsplangesprek wordt dit meegedeeld, onder de voorwaarde dat tijdig voorafgaand aan de afspraak de exacte locatie is doorgegeven.

 

Voor welstandseisen wordt aangesloten op de Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1070. Hierin is bepaald dat vergunningvrije small cells zoveel mogelijk onzichtbaar worden verwerkt in de bestaande infrastructuur en gecamoufleerd aan gevels. Deze wijze van plaatsing komt overeen met de gemeentelijke voorkeur. In het plaatsingsplangesprek verwijst de gemeente ook naar de status van het Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland. Deze status vraagt als uitgangspunt dat bij een onvermijdelijke plaatsing wordt zorggedragen voor ruimtelijke kwaliteit en compensatie van de aantasting van het landschap. Naast de ruimtelijke inpassing brengt Midden-Delfland ook tijdens het plaatsingsplangesprek de voorkeur in om geen vergunningvrije antennes in de buurt van gebruiksgevoelige bestemmingen te plaatsen.

 

3.2 Algemene beleidsuitgangspunten antenneplaatsing

In deze paragraaf staan de criteria die van toepassing zijn bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een antenne-installatie voor mobiele communicatie. Figuur 3 geeft ter illustratie een overzicht van het proces van antenneplaatsing.

 

Figuur 3: proces bij plaatsing vergunningplichtige antennes

 

3.2.1 Uitgangspunt: binnenplans afwijken

Binnen bestemmingen als wonen, werken, verkeer en recreatie zijn antennes nodig voor mobiel bereik. Een zendmast is in planologische zin geen zelfstandige functie. Een vrijstaande mast vraagt relatief weinig bouwoppervlak, zodat het apart intekenen in een bestemmingsplan of omgevingsplan niet noodzakelijk is. Een antenne-installatie heeft hoogte én rondom vrij zicht nodig. Dat is noodzakelijk voor een goede verbinding met mobiele apparaten die zich op straatniveau bevinden.

 

In het omgevingsplan wordt het bouwen van een antenne-installatie voor mobiele communicatie aangewezen als een binnenplanse omgevingsplanactiviteit voor zendmasten tot 40 meter hoogte. Een hoogte tot 40 meter biedt doorgaans voldoende ruimte om van drie aanbieders de afzonderlijke antenne-installaties onder elkaar te plaatsen.

 

  • Een hoogte van 40 meter sluit aan bij de kruimellijst in het Besluit omgevingsrecht en is in bestaand antennebeleid vaak de standaard. Door een aparte antennebeleidsnota of door binnenplanse beoordelingsregels in het omgevingsplan krijgen belanghebbenden vooraf duidelijkheid onder welke voorwaarden een antenne-installatie kan worden geplaatst; daarnaast moet bij een vergunde buitenplanse omgevingsplanactiviteit op termijn het omgevingsplan alsnog worden aangepast (artikel 4.17 Omgevingswet).

     

  • -

    Gemeenten kunnen na inwerkingtreding van de Omgevingswet er ook voor kiezen een zendmast niet als binnenplanse omgevingsplanactiviteit op te nemen. Dit kan door de uitzondering uit artikel 2.29 Bbl uit te breiden door artikel 22.27 bruidsschat in het omgevingsplan aan te passen. Bijvoorbeeld door een antenne-installatie hoger dan 5 meter op te nemen. Dan wordt een zendmast alleen getoetst als technische bouwactiviteit.

  • -

    Neemt een gemeente in het nieuwe omgevingsplan artikel 22.26 bruidsschat niet of gewijzigd over waardoor antenneplaatsing een buitenplanse omgevingsplanactiviteit wordt, bijvoorbeeld om participatie te verplichten? Dan wordt onder de Omgevingswet een aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit getoetst aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 8.0a, lid 2 Bkl). Ook dan kunnen de uitgangspunten uit deze nota gehanteerd worden en in een aparte antennebeleidsnota worden vastgesteld.

3.2.2 Algemene uitgangspunten vergunningplichtige antenne-installaties

Vanuit het (inter)nationaal beleid is het doel van de antenneplaatsing een verbeterde dekking en/of capaciteit van een mobiel netwerk. Vanuit die constatering hanteert Midden-Delfland de volgende algemene uitgangspunten:

 

  • a.

    De plaatsing van vergunningsvrije antenne-installaties op bestaande zendmasten, de gemeentelijke infrastructuur of andere bestaande bouwwerken, zoals lichtmasten en verkeersportalen heeft nadrukkelijk de voorkeur boven een vergunningplichtige antenne-installatie.

  • b.

    Antenne-installaties moeten zo goed mogelijk ingepast zijn in de omgeving en van minimale invloed zijn op de ruimtelijke kwaliteit. Anders gezegd: ze moeten zo beperkt mogelijk zichtbaar zijn.

  • c.

    Bij de locatiekeuze van antenne-installaties en opstelpunten (vrijstaande zendmasten), moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij bestaande hoge bebouwing en/of hoge verticale elementen binnen en buiten de bebouwde kom.

  • d.

    Bij antenneplaatsing moet gestreefd worden naar een zo klein mogelijke impact op de ondergrond. Aansluitingen op ondergrondse infra moet plaatsvinden door zo weinig mogelijk ruimtebeslag in die ondergrond en zo weinig mogelijk graafwerkzaamheden.

  • e.

    Het heeft de voorkeur dat aanbieders zoveel mogelijk opstelpunten delen (site-sharing).

3.2.3 Objectgerichte criteria vergunningplichtige antenne-installaties

Rekening houdend met technische eisen voor antenneplaatsing gelden de volgende specifieke criteria:

 

  • a.

    De antenne-installatie wordt zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst.

  • b.

    De antenne-installatie en bijbehorende apparatuur dienen zoveel mogelijk te worden geïntegreerd in de architectuur en/of omgeving.

  • c.

    De antenne-installaties, de bijbehorende technische installaties en de bedrading moeten door middel van zorgvuldige materiaal- en kleurkeuze in de omgeving ingepast worden.

  • d.

    De installaties moeten voldoen aan de redelijke eisen van Welstand, indien de beoogde locatie voor antenneplaatsing binnen het Bijzonder Provinciaal Landschap of een gebied ligt waar gemeentelijke welstandscriteria van toepassing zijn.

  • e.

    Bij de antenneplaatsing dienen maatregelen te worden getroffen om vandalisme en vernieling zovele mogelijk te voorkomen.

3.2.4 Indieningsvereisten

De onderbouwing van een aanvraag voor omgevingsvergunning bevat aanvullend op de formele vereisten van de Omgevingswet in elk geval de volgende punten:

 

  • a.

    Een inhoudelijke toelichting op de locatiekeuze vanuit de gewenste mobiele connectiviteit en vanuit netwerktechnisch oogpunt voor tenminste één van de netwerken van de mobiele operators.

  • b.

    Een toelichting of er is gekeken naar vergunningsvrije plaatsing op bestaande antenne-opstelpunten, inclusief een conclusie op basis van het onderzoek naar site-sharing.

  • c.

    Een toelichting op het communicatie- en participatietraject in hoeverre de omgeving (omwonenden en belanghebbenden) bij de locatiekeuze en antenneplaatsing zijn betrokken. Deze toelichting bevat een conclusie wat met de inbreng is gedaan.

  • d.

    Het bij een aanvraag van een omgevingsvergunning ter beoordeling voor te leggen materiaal dient een goed beeld te geven van de inpassing van de beoogde installatie in zijn omgeving, compleet met toebehorende infrastructuur.

3.3 Gebiedsgerichte aanpak vergunningplichtige antennes

De gemeente maakt onderscheid tussen faciliterend en restrictief beleid voor antenneplaatsing voor bepaalde gebieden, vooral gericht op het verminderen van de visuele impact van installaties. Er geldt formeel geen beperking in afstand tot woningen, scholen of kindercentra, omdat er landelijke normen zijn die beschermen tegen een te hoge blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden. De blootstelling mag nergens te hoog zijn, ongeacht de afstand tot antennes. Ondanks de wetenschappelijke adviezen en wettelijke verankering, kunnen dergelijke plaatsingspunten gevoelig liggen vanuit vrees voor aantasting van de volksgezondheid. Midden-Delfland vraagt dan ook in het plaatsingsplangesprek om rekening hiermee te houden en afstand te houden van deze gevoelige objecten.

 

Een vergunningsaanvraag tot plaatsing van een antenne-installatie wordt binnen de wettelijke mogelijkheden getoetst aan stedenbouwkundige, landschappelijke, bouwtechnische, welstand, monumentale en maatschappelijke criteria, rekening houdend met het vastgelegde (inter)nationale belang van verhoogde mobiele connectiviteit. In een als ‘restrictief’ aangemerkt gebied gelden de ruimtelijke aspecten in versterkte mate.

3.3.1 Gebiedstypen en functies

Een gebiedsgerichte aanpak betekent dat bij de toetsingscriteria onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende gebiedstypen. De volgende gebieden worden onderscheiden:

 

  • 1.

    Bebouwde kom

  • 2.

    Bedrijventerreinen

  • 3.

    Sportterreinen

  • 4.

    Buitengebied

Vervolgens worden in elk gebied globaal vijf mogelijke functies onderscheiden:

 

  • 1.

    woonfunctie (wonen/zorginstellingen)

  • 2.

    werkfunctie (bedrijvigheid)

  • 3.

    recreatieve functie (groen, sportaccommodaties)

  • 4.

    infrastructurele functie (auto- spoor- en vaarwegen)

  • 5.

    Bijzonder Provinciaal Landschap / natuur

3.3.2 Faciliterend en restrictief beleid

In deze paragraaf staan de gebieden opgesomd waar faciliterend of restrictief beleid geldt voor de plaatsing van vergunningplichtige antenne-installaties voor mobiele communicatie. In de praktijk gaat het meestal om vrijstaande zendmasten.

 

Faciliterend beleid wil zeggen dat in principe medewerking wordt verleend aan de realisering van een omgevingsvergunningplichtige antenne-installatie. Deze medewerking is afhankelijk van de functie van de locatie in een bepaald gebied. Medewerking vindt plaats als in elk geval is voldaan aan de algemene beleidsuitgangspunten uit paragraaf 3.2. Afwijking daarvan kan alleen bij een voldoende motivering met deugdelijke onderbouwing.

 

Bij restrictief beleid wordt medewerking verleend aan de realisering van antenne-installaties in de aangegeven gebieden als de mobiele connectiviteit in het geding is en door de aanvrager wordt aangetoond dat in gebieden waar een faciliterend beleid wordt gevoerd geen adequate locatie of oplossing gevonden kan worden. De gebieden met een restrictief beleid zijn mede ingegeven vanuit de ervaring dat een vergunningplichtige antenne-installatie, vaak een zendmast, daar meer bezwaren oplevert met soms lange procedures tot gevolg.

 

De tabel geeft eerst een overzicht in welke gebieden een faciliterend of restrictief beleid geldt. Vervolgens volgt een toelichting met de voorwaarden.

 

Beleid per gebied

Faciliterend

Restrictief

  • Bebouwde kom:

    werk- of recreatieve functie

  • Bedrijventerreinen

  • Sportterreinen

  • Buitengebied: infrastructurele functie bedrijfsmatige functie

  • Bebouwde kom:

    woonfunctie

    gevoelige bestemming

  • Buitengebied: Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland

    Natuurnetwerk Nederland

 

 

Faciliterend: bebouwde kom: werk- of recreatieve functie

 

In gebieden binnen de bebouwde kom met een werk- of recreatieve functie voert de gemeente een faciliterend beleid ten aanzien van omgevingsvergunningplichtige antenne-installaties. Voor het faciliterende beleid op deze locaties gelden de volgende voorwaarden:

 

  • a.

    zoveel mogelijk op bestaande gebouwen of bouwwerken plaatsen. Door de aanvrager dient aangetoond te worden dat plaatsing van een vergunningvrije installatie niet mogelijk is;

  • b.

    zoveel mogelijk plaatsen uit het zicht, voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie of het Bijzonder Provinciaal Landschap;

  • c.

    minimaliseren qua aantal, waarbij nadrukkelijk rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid tot site-sharing;

  • d.

    zoveel mogelijk integreren in architectuur en/of omgeving.

Faciliterend: bedrijventerreinen

 

Bedrijventerreinen zijn aangewezen gebieden waar een clustering van bedrijven is. Het esthetische aspect van antenne-installaties is van minder groot belang in deze gebieden. Inpassing van vergunningplichtige antenne-installaties is op bedrijventerreinen daarom makkelijker te realiseren. Voor bedrijventerreinen voert de gemeente een faciliterend beleid ten aanzien van vergunningplichtige antenne-installaties. De specifieke voorwaarden hiervoor zijn:

 

  • a.

    zoveel mogelijk op bestaande gebouwen of bouwwerken, hierbij dient door de aanvrager aangetoond te worden dat plaatsing van een vergunningvrije installatie niet mogelijk is;

  • b.

    vrijstaande masten worden zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst, voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie of het Bijzonder Provinciaal Landschap.

Faciliterend: sportterreinen

 

Sportterreinen zijn buitenterreinen waar verenigingen actief zijn. Net als bij bedrijventerreinen geldt hier dat het esthetische aspect van minder groot belang is. Wel dient hierbij rekening te worden gehouden met een grotere maatschappelijke gevoeligheid door de aanwezigheid van kinderen en jongeren. Voorwaarden bij plaatsing op sportterreinen zijn:

 

  • a.

    zoveel mogelijk op bestaande bouwwerken of in combinatie met andere functionaliteit, zoals een veldverlichting;

  • b.

    vrijstaande masten worden zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst, voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie of het Bijzonder Provinciaal Landschap.

Restrictief: bebouwde kom, woonfunctie

 

Binnen de bebouwde kom is het realiseren van vrijstaande zendmasten vanwege de grote zichtbaarheid minder gewenst. Daarom geldt voor locaties met een woonfunctie binnen de bebouwde kom een restrictief beleid. Alleen bij aantoonbaar onvoldoende plaatsingsmogelijkheden voor omgevingsvergunningvrije antenne-installaties op bijvoorbeeld daken wil de gemeente een aanvraag in behandeling nemen.

 

Restrictief: buitengebied

 

Onder het buitengebied worden de gebieden buiten de bebouwde kom verstaan. Deze gebieden vallen grotendeels binnen de status en begrenzing van het Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland. Hieronder vallen de agrarische gebieden met de grondgebonden veehouderij, (cultuurhistorische) landschapselementen en de natuur- en recreatiegebieden. De gemeente streeft naar een zo gunstig mogelijke landschappelijke inpassing waarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden of natuurwaarden. Antenne-installaties dienen op zo´n manier en op zo’n locatie gerealiseerd te worden, dat ze de minste verstoring van de horizon opleveren. Voorwaarden voor plaatsing in het landelijk gebied zijn:

 

  • a.

    zoveel mogelijk bij reeds gebouwde of gerealiseerde elementen in het gebied. Denk hierbij aan infrastructurele voorzieningen zoals wegen, viaducten, hoogspanningsmasten en verkeersportalen en eventueel daar aanwezige hogere bouwwerken, zoals silo’s. Bij afwijking dient door de aanvrager aangetoond te worden dat alternatieve plaatsing niet mogelijk is;

  • b.

    in beschermd natuurgebied of het Bijzonder Provinciaal Landschap dient een grote mate van terughoudendheid te worden betracht bij de plaatsing van nieuwe installaties. Bij dergelijke aanvragen dient de aanbieder nadrukkelijk aan te tonen dat een alternatieve locatie niet mogelijk is en hij daarom een beroep doet op de Telecommunicatiewet en daarop gebaseerd beleid;

  • c.

    bij een aanvraag voor plaatsing van een antenne-installatie in het Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland, zoals bedoeld onder b, dient aanvrager een ruimtelijk inpassingsplan te overleggen en dienen binnen grenzen van redelijkheid en billijkheid afspraken te worden gemaakt over een voldoende compensatie van de aantasting van het landschap.

Restrictief: Natuurnetwerk Nederland

 

Voor antenneplaatsing in het Natuurnetwerk Nederland gebieden waaronder Natura 2000-gebieden geldt terughoudendheid en moeten aanvragen worden afgestemd met de provincie Zuid-Holland als bevoegd gezag. Op het grondgebied van Midden-Delfland zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. Wel zijn diverse gebieden onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland.

 

3.4 Tijdelijke antenneplaatsing

Er zijn verschillende situaties denkbaar waarbij tijdelijke of kortdurende antenneplaatsing gewenst is om de mobiele bereikbaarheid te garanderen. Op basis van nu geldende jurisprudentie geldt een periode tot 31 dagen in elk geval als kortdurend. Voor langdurige plaatsing vraagt een aanbieder een (tijdelijke) omgevingsvergunning aan.

3.4.1 Calamiteiten

Als een aanbieder op een locatie tijdelijk geen dekking kan bieden door overmacht, zoals stormschade is kortdurende antenneplaatsing mogelijk na overleg met de gemeente. Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de uitgangspunten uit deze beleidsnota.

3.4.2 Evenementen

Bij grote evenementen en op feestdagen is kortdurende antenneplaatsing vaak noodzakelijk voor extra netwerkcapaciteit en het waarborgen van 112-bereik. Hiervoor geldt ook dat rekening wordt gehouden met de uitgangspunten van deze beleidsnota, waarbij de verwachting is dat deze situatie zich in Midden-Delfland niet snel zal voordoen.

3.4.3 Ruimtelijke herontwikkeling

Door ruimtelijke herontwikkeling moet een vergunningvrije antenne-installatie soms verplaatst worden. In afwachting van een geschikte locatie kan een telecomprovider ter overbrugging een tijdelijke omgevingsvergunning aanvragen. In het plaatsingsplangesprek deelt de gemeente zoveel ontwikkelingen die van belang kunnen zijn. Voor nieuwe plaatsingslocaties wordt specifiek gekeken naar mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen, waardoor een tijdelijke locatie voor verplaatsing zoveel mogelijk wordt vermeden.

 

3.5 Criteria bij monumenten en beschermde dorps- of stadsgezichten

De gemeente hanteert zoveel mogelijk de leidraad van de Rijksdienst voor cultureel erfgoed Plaatsing van telecommunicatieapparatuur op, in en aan monumentale gebouwen. Het beleid van de gemeente is dat er in principe geen antenne-installaties zichtbaar geplaatst mogen worden op monumenten en dat in beschermde stads- en dorpsgezichten terughoudendheid wordt betracht bij het plaatsen van zichtbare antennes. Antenne-installaties mogen geen onevenredige of onomkeerbare afbreuk doen aan de waarde van monumentale gebouwen of beschermde gebieden. Plaatsing van een antenne op, aan of bij een monument of cultuurhistorisch gebouw of gebied dient daarom zorgvuldig te worden bekeken met vroegtijdige inbreng van de commissie Welstand en erfgoed.

 

Bij een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antenne-installatie of een small cell op, aan of bij een monument en in rijksbeschermde stads- of dorpsgezichten gelden de volgende voorwaarden:

 

  • a.

    Blijvende bouwkundige aantasting of (gevolg)schade aan het monument moet worden voorkomen.

  • b.

    De zichtbaarheid van de antenne vanaf de openbare ruimte moet worden geminimaliseerd.

  • c.

    Bliksem- en brandbeveiliging moeten worden aangepast op de nieuwe situatie.

  • d.

    Restauratie- en onderhoudswerkzaamheden in, aan of op het monument moeten ongehinderd doorgang kunnen vinden.

3.6 Plaatsing small cells op gemeentelijke infrastructuur

Voor de plaatsing van small cells voldoet Midden-Delfland vanuit haar wettelijke plicht aan redelijke verzoeken tot toegang tot haar infrastructuur. Bij een verzoek om medegebruik van onder haar zeggenschap staande publieke infrastructuur ten dienste van de aanleg en exploitatie van small cells hanteert de gemeente de landelijke Leidraad medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells.

4. Communicatie, participatie en antenneplaatsing

 

Dit hoofdstuk beschrijft de communicatie-inspanningen die de gemeente zichzelf oplegt bij een aanvraag voor een vergunningplichtige antenne-installatie.

 

4.1 Uitgangspunten communicatie door de gemeente

De aanbieder is primair verantwoordelijk voor de antenne-installatie en daarmee ook voor de communicatie en eventuele participatie tijdens en na het plaatsingsproces. Tegelijkertijd heeft Midden-Delfland extra aandacht voor eventuele zorgen van inwoners over de impact van antennes op hun leefomgeving. Een groot deel van de antenneplaatsingen is omgevingsvergunningvrij, waardoor de gemeente niet formeel betrokken is bij eventuele communicatie over de plaatsing.

 

Het beleid van Midden-Delfland is er op gericht om aanbieders op hun verantwoordelijkheid te wijzen en te zorgen dat zij deze op een kwalitatief verantwoorde wijze invullen. Tegelijk richten inwoners zich vaak in eerste instantie tot de gemeente als ze worden geconfronteerd met veranderingen in de openbare ruimte, ook bij antenneplaatsing. Raads- en commissieleden, bestuurders en ambtenaren kunnen door inwoners aangesproken worden als binnen de gemeente een nieuwe antenne-installatie wordt geplaatst. In afstemming met aanbieders bevordert Midden-Delfland dat aanbieders gebruik maken van objectieve informatie over antenne-plaatsing met factsheets en infographics, zoals die informatie in brede zin beschikbaar is op www.rdi.nl en www.overalsnelinternet.nl. Objectieve informatie over EMV en gezondheid is beschikbaar op www.ggdleefomgeving.nl/straling/ en www.kennisplatform.nl.

 

Onbekendheid, onduidelijke of niet-objectieve informatie en geen invloed op de besluitvorming en geen direct individueel voordeel kan de meningsvorming op de beleving bij antenneplaatsing negatief beïnvloeden. Het vooraf betrekken van belanghebbenden bevordert het draagvlak en draagt bij aan een zorgvuldige belangenafweging door de gemeente. Het communicatiebeleid van Midden-Delfland is gebaseerd op het verstrekken van goede en objectieve informatie en waar mogelijk het betrekken van inwoners bij de locatiekeuze van antenne-installaties. In samenwerking met de initiatiefnemer is maatwerk in de communicatie het uitgangspunt. Indien dit vanuit de aanbieder niet of in onvoldoende mate wordt geleverd verwijst Midden-Delfland zelfstandig naar de objectieve factsheets en infographics.

4.1.1 Vergunningvrije antennes

Voorafgaand aan het plaatsingsplangesprek vormt de gemeente zich een beeld van de beoogde locatie(s) voor antenneplaatsing en de omgeving. Hierbij gelden de volgende beleidsmatige uitgangspunten over communicatie:

 

  • -

    De gemeente brengt tijdens het plaatsingsplangesprek kennis in over de lokale situatie en aandachtspunten voor de communicatie en eventuele participatie.

  • -

    Midden-Delfland stimuleert aanbieders via het plaatsingsplangesprek om de omgeving actief en tijdig te informeren over een antenneplaatsing. Bij plaatsing van small cells op een woongebouw is in het Antenneconvenant afgesproken dat de operators de eigenaar en/of verhuurder informeren waar informatiemateriaal te vinden is voor bewoners. Afhankelijk van de situatie kan de gemeente zelf extra bijdragen in de informatievoorziening.

  • -

    Bij een eventuele grootschalige uitrol van small cells en bij plaatsing van antennes en small cells op eigen gemeentelijke infrastructuur maakt Midden-Delfland specifieke afspraken met de antenne-eigenaar over algemene en locatie-specifieke communicatie aan inwoners en andere belanghebbenden.

  • -

    In het plaatsingsplangesprek en het overleg met de aanbieders stemt Midden-Delfland af welke vorm van aanvullende en ondersteunende communicatie wenselijk is en de gemeente eventueel zelf kan aanbieden om de objectiviteit en een breed bereik van communicatiemiddelen te realiseren.

4.1.2 Aanvraag omgevingsvergunning

Op basis van het vooroverleg bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning vormt de gemeente zich een beeld van de beoogde locatie voor antenneplaatsing en de omgeving. In het overleg kunnen afspraken worden gemaakt over de gewenste communicatieaanpak en eventuele samenwerking daarbij tussen aanvrager en gemeente. Bij dit type aanvragen geldt het wettelijke uitgangspunt dat de aanvrager verantwoordelijk is voor de communicatie en participatie. Binnen de wettelijke criteria is sprake van een procesverantwoordelijkheid, waardoor aanvullend uitgangspunten kunnen worden meegeven aan de aanbieder. Formele afdwingbaarheid blijft beperkt. Vanuit de afspraken uit het Antenneconvenant en hun ervaringen bij andere locaties, is de verwachting dat de aanbieders zelfstandig kiezen voor een inhoudelijk verantwoord communicatietraject.

 

Participatie door de aanvrager van een vergunning voor antenneplaatsing wordt gestimuleerd omdat het betrekken van de omgeving waardevolle inzichten op kan leveren over de beoogde locatie. Daarnaast voorkomt het vroegtijdig betrekken van belanghebbenden vaak bezwaren en langere procestijden later in het traject. Aanvullend op de uitgangspunten bij vergunningvrije antennes hanteert Midden-Delfland de volgende uitgangspunten bij een aanvraag omgevingsvergunning:

 

  • -

    Midden-Delfland stimuleert aanbieders om actief de omgeving te betrekken bij antenneplaatsing (participatie) en denkt mee over de invulling. Daarbij moet aan belanghebbenden vooraf duidelijkheid gegeven worden over de inhoudelijke uitgangspunten en noodzaak van plaatsing, mate van betrokkenheid en mogelijkheden van beïnvloeding van de plaatsing (verwachtingsmanagement).

  • -

    Onderdeel van het verwachtingsmanagement is dat de aanbieder aangeeft welke trede van de ‘participatieladder’ van toepassing is, variërend van informeren, raadplegen, adviseren of coproduceren.

  • -

    De gemeente beoordeelt per aanvraag voor antenneplaatsing of en welke vorm van aanvullende en ondersteunende gemeentelijke communicatie nodig is om de objectiviteit en een breed bereik van communicatiemiddelen te realiseren.

  • -

    Bij de communicatie wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaardbrieven van het Antennebureau en eventueel wordt een adviseur van het Antennebureau uitgenodigd voor uitleg over de antenneplaatsing.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland op 18 april 2023

De secretaris,

drs. M.A.I. Born

De burgemeester,

drs. A.P.J. van Hemmen

Bijlage 1  

(model) OVEREENKOMST

 

MEDEGEBRUIK PUBLIEKE INFRASTRUCTUUR

 

VOOR PLAATSEN SMALL CELLS

 

tussen

 

de gemeente Midden-Delfland

 

en

 

[BEDRIJFSNAAM]

 

inzake het medegebruik van … voor de plaatsing van small cells als bedoeld in hoofdstuk 5c van de Telecommunicatiewet

 

De ondergetekenden:

  • a)

    De publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente Midden-Delfland, gevestigd en kantoorhoudende aan de Anna van Raesfeltstraat 36 (2636 HX) Schipluiden, hierbij op grond van artikel 171, tweede lid, Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer P.A. van den Heuvel, directeur afdeling Beheer Openbare Ruimte, hierna te noemen: “de gemeente”;

  • b)

    <volledige bedrijfsnaam>, statutair gevestigd en kantoorhoudend te <postcode - vestigingsplaats> aan de <adres>, ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te <plaatsnaam>, nummer: <nummer>, hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar gemachtigde, <naam>, hierna te noemen: “de medegebruiker”;

Nemen het volgende in aanmerking:

  • a)

    De publieke infrastructuur, gespecificeerd met [kadastrale nummers/ identificatienummers/ tekeningen], zoals nader geduid in bijlage 1 van deze overeenkomst, onder zeggenschap van de gemeente staat;

  • b)

    De medegebruiker aan de gemeente heeft verzocht voornoemde publieke infrastructuur mede te gebruiken voor de plaatsing van één of meerdere Small cells op grond van hoofdstuk 5c van de Telecommunicatiewet;

  • c)

    De gemeente na een redelijk verzoek verplicht is in te stemmen met een aanvraag van een aanbieder voor medegebruik conform hoofdstuk 5c van de Telecommunicatiewet;

  • d)

    Medegebruiker een aanbieder als bedoeld in de Telecommunicatiewet is;

  • e)

    De medegebruiker small cells plaatst die voldoen aan de Uitvoeringsverordening EU 2020/1070;

  • f)

    De gemeente instemt met medegebruik op basis van de Telecommunicatiewet, deze overeenkomst en daarop gebaseerde afspraken met de medegebruiker;

  • g)

    Voor zover sprake is van onduidelijkheden voortvloeiende uit deze overeenkomst, wordt gehandeld binnen de context en het doel van hoofdstuk 5c van de Telecommunicatiewet.

Verklaren het navolgende overeen te zijn gekomen:

 

DEFINITIES

 

Aanbieder: aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk en/of -dienst of de aanbieder van bijbehorende faciliteiten zoals gedefinieerd in de Telecommunicatiewet (hierna: Tw).

 

Small cells: draadloze toegangspunten met klein bereik, zoals gedefinieerd in de Uitvoeringsverordening EU 2020/1070.

 

Publieke infrastructuur: een onder zeggenschap van de gemeente staand openbaar gebouw, fysieke infrastructuur of installatie die onderdeel is van het straatmeubilair, zoals gedefinieerd in artikel 5c.1 van de Tw.

 

ALGEMEEN

 

Artikel 1: Publieke infrastructuur

De gemeente en de medegebruiker verklaren in medegebruik te hebben gegeven, respectievelijk in medegebruik te hebben aangenomen de publieke infrastructuur zoals nader gedefinieerd en beschreven in bijlage 1.

Artikel 2: Continuïteit

Gedurende de looptijd van deze overeenkomst staat het de gemeente en de medegebruiker vrij in gezamenlijke overeenstemming de aangewezen publieke infrastructuur te wijzigen en de small cells te verplaatsen. Bijlage 1 dient in geval van een dergelijke wijziging te worden geactualiseerd, waaronder in ieder geval praktische afspraken, zoals over aansluiting en bevestiging.

.

Artikel 3: Eigendom small cells

De small cells en bijbehorende apparatuur en verbindingen blijven eigendom van de medegebruiker. Indien de small cells van rechtswege door natrekking of vermenging tot de publieke infrastructuur is gaan behoren, zal de gemeente met vergoeding van de verwijderingskosten bij het einde van de overeenkomst de small cells om niet terug leveren aan de medegebruiker.

 

AANVANG EN DUUR OVEREENKOMST:

 

Artikel 4: Aanvang en duur

Deze overeenkomst tot medegebruik gaat in op .. ……. 20.. en geldt voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 5: Geheel of gedeeltelijke opzegging overeenkomst door de gemeente

Deze overeenkomst kan geheel of gedeeltelijk door de gemeente worden opgezegd, met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste zes maanden. Van deze bevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien de gemeente aantoont dat een wijziging is opgetreden waardoor een situatie is ontstaan waarbij sprake is van een weigeringsgrond, zoals omschreven in artikel 5c.3 Tw en daardoor de publieke infrastructuur niet langer beschikbaar kan worden gesteld voor medegebruik, onder andere bij:

  • a)

    een wijziging in het Omgevingsplan;

  • b)

    wijzigingen aan straatmeubilair om redenen van (verkeers)veiligheid;

  • c)

    het feit dat de gemeente de publieke infrastructuur teniet laat gaan.

Artikel 6: Opzegging overeenkomst door de medegebruiker

Deze overeenkomst kan op elk moment, met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden, schriftelijk door de medegebruiker worden opgezegd indien de medegebruiker van mening is dat door een verandering in de bebouwing of omgeving van de publieke infrastructuur als vermeld in Bijlage 1, of door een verandering in de netwerkplanning de publieke infrastructuur geen waarde meer heeft voor de medegebruiker. Alleen de medegebruiker beoordeelt of een dergelijke situatie zich voordoet.

 

Artikel 7: Tussentijdse evaluatie [optioneel]

Partijen spreken af jaarlijks een evaluatiemoment over het medegebruik in te plannen. De gemeente organiseert dit overleg. Partijen kunnen op basis van de tussenevaluatie in onderling overleg de voorwaarden van de overeenkomst wijzigen. (Toelichting: toe te passen bij gevoelige objecten. Indien niet gebruikt tekst verwijderen en invullen: vervallen)

 

Artikel 8: Ingebruikname

  • a)

    De in medegebruik gegeven publieke infrastructuur wordt uiterlijk 16 weken na het ingaan van deze overeenkomst in gebruik genomen door feitelijke plaatsing van de small cells ten behoeve van een openbaar elektronisch communicatienetwerk en/of dienst.

  • b)

    De overeenkomst eindigt automatisch 16 weken na in het ingaan van de overeenkomst indien de Small cells niet geplaatst zijn.

  • c)

    De medegebruiker is na het ingaan van deze overeenkomst verplicht tot betaling van de marktconforme vergoeding, ook wanneer de small cells niet zijn geplaatst.

  • d)

    Plaatsingswerkzaamheden voor de small cells vinden plaats in overleg met de gemeente.

BESTEMMING EN GEBRUIK

 

Artikel 9: Doelbinding

De in medegebruik gegeven publieke infrastructuur zal gedurende de gehele duur van de overeenkomst door de medegebruiker vanuit de doelen van de Tw slechts gebruikt worden voor:

  • a)

    Het plaatsen en exploiteren van Small cells;

  • b)

    Het verbinden van Small cells met een backbonenetwerk.

Indien de publieke infrastructuur door de medegebruiker wordt gebruikt voor andere dan bovengenoemde zaken, kan de gemeente die andere zaken op kosten van de medegebruiker verwijderen, nadat de medegebruiker in gebreke is gesteld om die andere zaken binnen een redelijke termijn te verwijderen.

Artikel 10: Uitsluiting exploitatie derden

De medegebruiker is op grond van deze overeenkomst niet gerechtigd om de in medegebruik gegeven publieke infrastructuur aan een derde beschikbaar te stellen ter exploitatie, tenzij sprake is van gedeeld gebruik als bedoeld in artikel 11.

 

Artikel 11: Colocatie en gedeeld gebruik

Het staat de gemeente vrij om na plaatsing van de small cells, de publieke infrastructuur als vermeld in Bijlage 1 aan te wijzen voor colocatie of gedeeld gebruik zoals bedoeld in artikel 5b.1 van de Tw, zonder dat de medegebruiker recht heeft op vermindering van de vergoeding.

 

Artikel 12: Primaire functie

De medegebruiker ziet erop toe dat de plaatsing en het gebruik van de small cells op de publieke infrastructuur de primaire functie en het gebruik daarvan op geen enkele manier verstoren.

 

Artikel 12: Hinder

De medegebruiker is verplicht er zorg voor te dragen dat hij, dan wel een derde die voor hem werkzaam is, geen onredelijke hinder veroorzaakt bij het gebruik, plaatsing, verwijdering, vervanging en onderhoud aan small cells die geplaatst zijn op de publieke infrastructuur waarvoor medegebruik geldt. Dit geldt ook voor de directe omgeving van de small cells. Onredelijke hinder in de betekenis van dit artikel is onder andere:

  • a)

    Het onnodig lang blokkeren van toegangsroutes bij de publieke infrastructuur in verband met werkzaamheden bij de small cells;

  • b)

    Het veroorzaken van belemmeringen aan het primaire doel van de publieke infrastructuur door het gebruik, plaatsing of onderhoud, tenzij met voorafgaande toestemming van de gemeente;

  • c)

    Het uitvoeren van werkzaamheden tijdens de gebruikelijke rusturen, tenzij met voorafgaande toestemming van de gemeente of ingeval van storingen en//of calamiteiten;

  • d)

    Het uitvoeren van werkzaamheden tijdens publieke evenementen, tenzij met voorafgaande toestemming van de gemeente.

Artikel 13: Onderhoud en wijzigingen Small cells en bevestigingsconstructie

  • a)

    Indien de medegebruiker (onderhouds)werkzaamheden aan de small cells of de bevestigingsconstructie verricht dan wel laat verrichten, stelt de medegebruiker de gemeente hiervan tijdig, maar uiterlijk tien werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden, via het mailadres gemeente@middendelfland.nl in kennis. Deze termijn is niet van toepassing bij storingen of calamiteiten.

  • b)

    De medegebruiker is niet bevoegd, anders dan na voorafgaande schriftelijke toestemming, wijzigingen aan te brengen aan de technische constructie van de in medegebruik gegeven publieke infrastructuur, dan wel in, op, aan of rond de publieke infrastructuur uitbreidingen en/of verbouwingen of andere wijzigingen aan te brengen.

Artikel 14: Oplevering bij einde overeenkomst

  • a)

    Na beëindiging van deze overeenkomst draagt de medegebruiker er zorg voor dat de small cells voor diens rekening zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen één maand na afloop van de overeenkomst, zonder schade verwijderd worden van de publieke infrastructuur. Gedurende deze periode draagt de gemeente conform artikel 31 geen aansprakelijkheid voor schade aan de small cells, tenzij sprake is van schuld of nalatigheid door de gemeente.

  • b)

    Indien zich schade voordoet aan de publieke infrastructuur, herstelt de medegebruiker deze schade op eigen kosten of wordt deze door de gemeente na een ingebrekestelling verhaald op de medegebruiker.

  • c)

    Indien na een ingebrekestelling de medegebruiker de small cells niet binnen afgesproken tijd verwijdert, behoudt de gemeente zich het recht voor om zelf tot verwijdering van de small cells over te gaan en de kosten daarvan op de medegebruiker te verhalen.

PLICHTEN GEMEENTE

 

Artikel 16: Overdracht publieke infrastructuur

Overdracht van de publieke infrastructuur, waarop de overeenkomst tot medegebruik betrekking heeft, doen de rechten en verplichtingen van de gemeente uit deze overeenkomst, die daarna opeisbaar worden, overgaan op de verkrijger van de overgedragen infrastructuur.

Artikel 17: Plichten van de gemeente

  • a)

    De gemeente zal de medegebruiker binnen redelijke grenzen in staat stellen om haar rechten uit deze overeenkomst uit te oefenen. De gemeente zal de medegebruiker in staat stellen de small cells te plaatsen, te onderhouden, te exploiteren en te inspecteren.

  • b)

    Het is de gemeente of derden die in haar opdracht werken, niet toegestaan small cells en aanverwante apparatuur dan wel de elektriciteitsvoorziening van de medegebruiker te verplaatsen, te verwijderen, te beschadigen of uit te schakelen, zonder voorafgaande toestemming van de medegebruiker.

Artikel 18: Gebrekenregeling

Anders dan bepaald bij het regelend recht worden de volgende situaties niet gezien als een gebrek in de zin van artikel 7:204, tweede lid, BW:

  • -

    Gebreken van welke aard en omvang dan ook door wijzigingen in de directe omgeving die van invloed zijn op het functioneren van de small cells, signaalkwaliteit, dekking en de bijbehorende netwerkverbindingen en straalverbindingen;

  • -

    Zichtbare en/of onzichtbare gebreken van welke aard dan ook aan de publieke infrastructuur, behalve voor zover de gebreken het gevolg zijn van schuld of nalatigheid van de gemeente met betrekking tot het voor haar rekening komend onderhoud.

Artikel 19: Onderhoud door de gemeente

  • a)

    Tenzij het werkzaamheden betreffen aan zaken die niet door of vanwege de gemeente zijn aangebracht, zijn alle werkzaamheden en onderhoud aan de publieke infrastructuur voor rekening van de gemeente.

  • b)

    Indien de gemeente (onderhouds)werkzaamheden, waaronder renovatie en/of vernieuwing, verricht of laat verrichten aan de publieke infrastructuur, stelt de gemeente de medegebruiker hiervan tijdig, maar uiterlijk dertig werkdagen voor aanvang van de (onderhouds)werkzaamheden schriftelijk in kennis. Deze kennisgeving is bedoeld om de medegebruiker in overleg met de gemeente of derden die in haar opdracht werken in de gelegenheid te stellen afdoende maatregelen te nemen om verstoring van de doorgifte van radiosignalen ten gevolge van de werkzaamheden te voorkomen.

Artikel 20: Tijdelijk alternatief bij wijzigingen aan de Publieke infrastructuur

  • a)

    Wijzigingen door de gemeente aan in medegebruik gegeven publieke infrastructuur zijn toegestaan, mits deze geschikt blijft voor plaatsing van de small cells.

  • b)

    Indien infrastructurele wijzigingen plaatsvinden gedurende de looptijd van de overeenkomst, zoals de uitvoering van grootschalige renovaties en/of bouwwerkzaamheden, waardoor tijdelijke verwijdering van publieke infrastructuur vereist is, bespreken de gemeente en de medegebruiker gezamenlijk welk tijdelijk alternatief mogelijk is om de small cells te plaatsen. Dit tijdelijke alternatief dient geschikt te zijn voor het oorspronkelijke doel waarvoor de small cells werden geplaatst. Met wederzijdse instemming en wijziging van Bijlage 1 van deze overeenkomst kan het alternatief permanent worden in plaats van de originele publieke infrastructuur.

  • c)

    In geval van een noodzakelijke verplaatsing van de geplaatste small cells in verband met infrastructurele wijzigingen door de gemeente treden partijen in overleg over een redelijke verdeling van de kosten van verplaatsing.

Artikel 21: Informatieverstrekking derden en contactgegevens

  • a)

    Bij vragen van derden over het medegebruik in deze overeenkomst is de gemeente het aanspreekpunt. Bij informatieverstrekking door de medegebruiker vindt afstemming met de gemeente plaats.

  • b)

    De medegebruiker is gehouden voor de plaatsing zorg te dragen voor een objectieve openbare communicatievoorziening en een participatieproces met direct belanghebbenden, dat is gebaseerd op de uitgangspunten van de Omgevingswet. De medegebruiker stemt deze beide trajecten af met de gemeente.

  • c)

    Bij verwijdering en eventueel bij tussentijdse vragen is de medegebruiker verplicht zorg te dragen voor objectieve openbare communicatie.

PLICHTEN MEDEGEBRUIKER

 

Artikel 22: Kosten

De medegebruiker is verantwoordelijk voor alle kosten van plaatsing, exploitatie en onderhoud van de small cells inclusief de werkzaamheden en materialen die benodigd zijn voor het aansluiten en in werking stellen van de small cells.

 

Artikel 23: Overdracht rechten en verplichtingen

Het recht op medegebruik is vatbaar voor een geheel of gedeeltelijke overdracht aan een andere Aanbieder als bedoeld in de Tw, mits deze aanspraak kan maken op het recht op medegebruik zoals vervat in hoofdstuk 5C van de Tw. De medegebruiker stelt de gemeente hiervan tijdig, doch uiterlijk twee maanden voor de overdracht, schriftelijk in kennis.

  • a)

    Na gehele overdracht van het recht op medegebruik van de publieke infrastructuur zoals gedefinieerd in Bijlage 1 wordt een nieuwe overeenkomst opgesteld tussen de gemeente en de partij die de rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst heeft overgenomen van de medegebruiker. Hierbij is het uitgangspunt dat de onderlinge rechten en plichten op basis van deze overeenkomst ongewijzigd worden overgenomen.

  • b)

    Bij gedeeltelijke overdracht van het recht op medegebruik van de Publieke infrastructuur zoals gedefinieerd in Bijlage 1 zal de huidige overeenkomst worden gewijzigd door een aanpassing van de in Bijlage 1 vermelde en in medegebruik gegeven publieke infrastructuur en de marktconforme vergoeding. Tussen de gemeente en de partij die de overeenkomst tot medegebruik gedeeltelijk heeft overgenomen van de medegebruiker, zal een nieuwe overeenkomst worden opgesteld, inclusief een overzicht zoals gesteld in Bijlage 1, omvattende de betreffende Publieke infrastructuur.

  • c)

    Wanneer er sprake is van rechtsopvolging onder algemene titel blijft de huidige overeenkomst onverkort van toepassing.

PRIJSBEPALING

 

Artikel 24: Marktconforme vergoeding

De medegebruiker is jaarlijks aan de gemeente voor het medegebruik van de publieke infrastructuur een marktconforme vergoeding verschuldigd van € … (zegge: … euro). Deze vergoeding is in ieder geval ter dekking van de hierna te noemen gemaakte kosten:

  • -

    afschrijvingskosten;

  • -

    onderhoudskosten fysieke infrastructuur;

  • -

    1e controle na plaatsing;

  • -

    periodiek toezicht op de naleving van deze overeenkomst;

  • -

    gebruiksvergoeding publieke infrastructuur.

De gemeente maakt de prijsopbouw inzichtelijk voor de medegebruiker. Voor de 1e controle na plaatsing rekent de gemeente eenmalig een tarief van vier mensuren, te weten: € … (zegge: … euro).

 

Artikel 25: Energiekosten

  • a)

    Bij gebruik van de energietoevoer van de gemeente wordt jaarlijks een vast gebruikstarief voor het gemiddelde verbruik van een small Cell in rekening gebracht.

  • b)

    De medegebruiker verstrekt aan de gemeente een onderbouwde bestuurdersverklaring van het gemiddeld gebruikte vermogen per small cell per jaar. De gemeente zal dit opgeven bij en afrekenen met de netbeheerder en de energiekosten verrekenen met de medegebruiker.

  • c)

    Partijen kunnen onderling afspreken voor de uitvoering van de leden a) en b) van dit artikel te werken met een tussenmeter voor het energieverbruik.

Artikel 26: Prijsindexatie

  • a)

    De marktconforme vergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd, voor het eerst op 1 januari van het jaar volgend op de datum van ondertekening van deze overeenkomst. Indexatie vindt plaats op basis van het Consumptieprijsindexcijfer (CPI), reeks alle huishoudens (2015=100), zoals dit cijfer wordt berekend en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS). Bij een negatieve indexering wordt het bedrag niet verlaagd.

  • b)

    Indien de gemeente de indexatie niet doorvoert in een jaar, mag zij indexeren vanaf het jaar dat zij voor het laatst de vergoeding heeft geïndexeerd. Er vindt geen naheffing plaats voor eventueel niet-geïndexeerde jaren.

Artikel 29: Doorbelasting belastingen en heffingen

De medegebruiker is verplicht alle (gemeentelijke) belastingen en heffingen, verband houdende met het plaatsen, houden en exploiteren van de Small cells, inclusief verhogingen hiervan, op correcte wijze aan de betreffende instanties te betalen, ook indien De gemeente hiervoor wordt aangeslagen.

 

Artikel 28: Toekomstige toeslagen

Eventuele toekomstige wettelijk verplichte toeslagen als gevolg van medegebruik van de publieke infrastructuur worden door de gemeente één op één aan de medegebruiker doorbelast.

 

BETALING

 

Artikel 29: Vooruitbetaling

  • a)

    Betaling van de marktconforme vergoeding ingevolge artikel 24 dient jaarlijks op verzoek van de gemeente te geschieden. Voor het eerst uiterlijk op de ingangsdatum van deze overeenkomst. De gemeente brengt het verschuldigde bedrag conform een op basis van artikel 24 gespecificeerde factuur in rekening, onder vermelding van [referentienummer medegebruiker].

  • b)

    De eerste betaling heeft betrekking op de periode vanaf de ingangsdatum tot het einde van dat kalenderjaar en wordt naar rato worden berekend. De factuur voor het eerste jaar wordt voor het einde van het eerste jaar verstuurd. Bij tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst vindt geen restitutie van de vooruitbetaalde som van dat jaar plaats.

Artikel 30: Verzuim/ wettelijke rente

Indien de medegebruiker de kosten niet tijdig voldoet, is de medegebruiker over het niet betaalde deel van de marktconforme vergoeding de wettelijke rente verschuldigd, nadat de gemeente de medegebruiker hiervoor in gebreke heeft gesteld.

 

SCHADE EN AANSPRAKELIJKHEID

 

Artikel 31: Uitsluiting aansprakelijkheid

De gemeente is niet aansprakelijk voor:

  • a)

    de gevolgen van welke aard en omvang dan ook van zichtbare en/of onzichtbare gebreken aan de publieke infrastructuur, behalve voor zover de gebreken het gevolg zijn van schuld of nalatigheid van de gemeente met betrekking tot het voor zijn rekening komend onderhoud, maar beperkt tot de kosten van de vervanging en installatie van de small cells;

  • b)

    de gevolgen van welke aard en omvang dan ook van schade aan de small cells welke veroorzaakt worden door derden of natuurlijke omstandigheden;

  • c)

    enige vorm van schade van de medegebruiker of haar klanten door verstoring van of wijziging in de dienstverlening die plaats vindt via de small cells, ongeacht de oorzaak, tenzij sprake is van niet nakoming van artikel 17 van deze overeenkomst door schuld of nalatigheid van de gemeente;

  • d)

    de gevolgen van welke aard en omvang dan ook van wijzigingen in de openbare ruimte die van invloed zijn op het functioneren van de small cell, signaalkwaliteit, dekking en de bijbehorende netwerkverbindingen en straalverbindingen;

  • e)

    enige vorm van gevolgschade die bij de medegebruiker ontstaat uit werkzaamheden of onderhoud aan de infrastructuur, de openbare ruimte en omgeving door de gemeente of derden, behalve voor zover de schade het gevolg is van schuld en/of nalatigheid van de gemeente.

Artikel 32: Voorkomen van schade

  • a)

    De medegebruiker is gehouden om alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen om schade aan de publieke infrastructuur te voorkomen.

  • b)

    De medegebruiker is voorts gehouden de gemeente tijdig, zo mogelijk schriftelijk, op de hoogte te brengen indien aan de publieke infrastructuur, schade is of dreigt te ontstaan.

  • c)

    De gemeente is gehouden de medegebruiker tijdig, zo mogelijk schriftelijk, op de hoogte te brengen indien aan de small cells schade is of dreigt te ontstaan.

SLOTBEPALING

 

Artikel 33: Toepasselijk recht en bevoegde rechter

  • a)

    Op deze overeenkomst is het Nederlands recht van toepassing.

  • b)

    Geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst of naar aanleiding van overeenkomsten die hiervan het gevolg zijn omtrent de uitleg van hoofdstuk 5c van de Tw worden voorgelegd aan de Autoriteit Consument en Markt.

  • c)

    Alle overige geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst of naar aanleiding van overeenkomsten die hiervan het gevolg zijn, worden bij uitsluiting voorgelegd aan de bevoegde rechter van het arrondissement van de gemeente.

Aldus in tweevoud opgemaakt en overeengekomen:

 

De gemeente

 

_____________________________

 

Plaats:

Datum:

 

De medegebruiker

 

_____________________________

 

Plaats:

Datum:

 

 

Bijlage 1

(ter voldoening aan het bepaalde in artikel 1 van deze overeenkomst)

 

Toelichting: wees er bij het opstellen of toevoegen van een tekening van deze bijlage alert op dat voldoende duidelijk is op welk deel of oppervlak van de publieke infrastructuur het medegebruik betrekking heeft. Denk aan een beschrijving of tekening waardoor een deel van een gevel in medegebruik wordt gegeven in plaats van een geheel gebouw.

Bijlage  

VOORWAARDEN MEDEGEBRUIK GEMEENTELIJKE INFRASTRUCTUUR VOOR PLAATSEN SMALL CELLS MIDDEN-DELFLAND 2023

 

Met de publicatie van deze voorwaarden geeft Midden-Delfland invulling aan artikel 5c.3 van de Telecommunicatiewet.

De gemeente stemt in met een verzoek om medegebruik van onder haar zeggenschap staande publieke infrastructuur ten dienste van de aanleg en exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik (small cells) als minimaal voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden.

 

Indienen van een verzoek

Wie kan een verzoek indienen?

Aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten en aanbieders van bijbehorende faciliteiten kunnen een verzoek om medegebruik indienen. Bijvoorbeeld een landelijke telecomprovider (operator) of een beheerder van antenne-opstelpunten (tower company). Aanbieders van niet-openbare netwerken zijn uitgesloten. Aanbieders van openbare netwerken en bijbehorende faciliteiten zijn geregistreerd bij de ACM (Autoriteit consument en markt).

 

Correspondentie

Een verzoek om medegebruik wordt ingediend via het e-mailadres gemeente@middendelfland.nl. Als informatie bedrijfsvertrouwelijk is, moet dat in het verzoek worden aangegeven. Bij voorkeur verzoekt de aanbieder voorafgaand aan het indienen van een verzoek om een vooroverleg.

 

Doorlooptijd

De indiener van een verzoek ontvangt uiterlijk binnen vier weken een bericht van instemming of een gemotiveerde weigering van de gemeente. Deze termijn kan met vier weken worden verdaagd, bijvoorbeeld voor gemeentelijk onderzoek om de technische geschiktheid te beoordelen. Bij een gelijktijdig instemming voor graafwerkzaamheden voor de aanleg van kabels coördineert Midden-Delfland beide processen in de interne organisatie gedurende deze tijdsperiode.

  • I.

    Inhoud van het verzoek

Het verzoek tot medegebruik bevat in elk geval informatie over de vier onderstaande thema’s.

  • 1.

    Onderbouwing van het verzoek

    • a.

      Bedrijfsnaam van de indiener van het verzoek, contactpersoon en contactgegevens.

    • b.

      Vermelding wat voor aanbieder de indiener van het verzoek is: een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk of -dienst, óf een aanbieder van bijbehorende faciliteiten.

    • c.

      Een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk of -dienst geeft een beschrijving waarom medegebruik nodig is vanuit netwerktechnisch oogpunt en de gewenste connectiviteit.

    • d.

      Een aanbieder van bijbehorende faciliteiten geeft een onderbouwing waarom medegebruik nodig is vanuit de gewenste connectiviteit inclusief uitleg over de aansluiting op een openbaar communicatienetwerk, bijvoorbeeld het netwerk van een frequentievergunninghouder.

    • e.

      Een toelichting dat plaatsing op bestaande antenne-opstelpunten niet voldoet.

    • f.

      Een toelichting indien het medegebruik nodig is voor het verbinden van een small cell met een backbonenetwerk.

  • 2.

    Beschrijving gemeentelijke infrastructuur

    • a.

      Beschrijving van de gemeentelijke infrastructuur waarvoor medegebruik wordt aangevraagd, bij voorkeur aan de hand van de Basisregistratie Grootschalige Topografie.

    • b.

      Aanduiding van de locatie(s) op een geografische kaart of het actuele plaatsingsplan.

    • c.

      Visualisatie van de feitelijke situatie na plaatsing van de small cells.

  • 3.

    Technische gegevens small cell(s)

    • a.

      Vermelding van het aantal te plaatsen small cells.

    • b.

      Vermelding van de omvang en het gewicht van de small cell(s).

    • c.

      Vermelding van de installatieklasse van de small cell.

    • d.

      Beschrijving van de beoogde manier van bevestiging op de infrastructuur, inclusief beoogde aansluiting op het elektriciteitsnet en het backbonenetwerk.

    • e.

      Vermelding overige werkzaamheden die nodig zijn, zoals graven.

    • f.

      Vermelding beoogde plaatsingsdatum, waarbij rekening wordt gehouden met het zorgvuldig kunnen doorlopen van het instemmingsproces en eventuele coördinatie van kabels in de ondergrond.

  • 4.

    Kabelaanleg

    • a.

      Vermelding met onderbouwing of medegebruik van de fysieke infrastructuur van andere elektronische communicatienetwerken wel of niet mogelijk is.

    • b.

      Vermelding of coördinatie nodig is met een beroep op de gedoogplicht voor het aanleggen van kabels in openbare grond.

    • c.

      Vermelding of coördinatie nodig is met een aanvraag voor instemming met graafwerkzaamheden voor het aanleggen van kabels in openbare grond.

  • II.

    Voorwaarden voor medegebruik

De gemeente toetst de redelijkheid van een verzoek aan de volgende drie thematisch randvoorwaarden.

  • 1.

    Inhoudelijke voorbehouden

    • a.

      De infrastructuur staat onder zeggenschap van gemeente.

    • b.

      Het betreft passieve infrastructuur, zoals straatmeubilair, verkeersborden, verkeerslichten en gemeentelijke gebouwen.

    • c.

      De infrastructuur is technisch geschikt voor het plaatsen van small cells: een small cell mag in ieder geval niet de stabiliteit van de draagconstructie in gevaar brengen en door zijn gewicht of vorm geen structurele versterking van de gebruikte draagconstructie vereisen. Plaatsing gebeurt conform de Omgevingswet en daarop gebaseerde wet- en regelgeving.

    • d.

      De infrastructuur is noodzakelijk voor de verbinding van een small cell(s) met een backbonenetwerk (indien van toepassing).

    • e.

      De infrastructuur wordt op basis van bestaande planvorming niet binnen een jaar verwijderd door de gemeente.

    • f.

      Tijdens het plaatsingsplangesprek of uiterlijk bij de aanvraag maken aanbieder en de gemeente afspraken over de visuele inpassing van antenne-installaties, waarbij deze dienen te voldoen aan minimale eisen van welstand.

    • g.

      De formele status van het Bijzonder Provinciaal Landschap van Midden-Delfland vraagt bij een overmijdbare plaatsing van een antenne-installatie een hoogwaardige inpassing om de ruimtelijke kwaliteiten van het landschap te waarborgen en compensatie voor de aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.

  • 2.

    Veiligheidseisen

    • a.

      De infrastructuur kan normaal blijven functioneren.

    • b.

      De integriteit en veiligheid van alle reeds aangelegde netwerken of van kritieke nationale infrastructuur is niet in het geding.

    • c.

      Er is geen risico op ernstige verstoring van de geplande elektronische communicatiediensten wanneer andere diensten via dezelfde infrastructuur worden verstrekt.

 

  • 3.

    Procedurele voorwaarden

    • a.

      Afspraken over het medegebruik waaronder een marktconform tarief worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst.

    • b.

      In de overeenkomst wordt een datum van ingebruikname van de infrastructuur vastgelegd.

    • c.

      In de overeenkomst worden afspraken vastgelegd over onderhoud, aansprakelijkheid en situaties waarin gemeentelijke plannen de infrastructuur wijzigen.

    • d.

      Eventuele extra (eenmalige) kosten veroorzaakt door medegebruik worden door de medegebruiker betaald.

    • e.

      De overeenkomst laat ruimte voor colocatie of gedeeld gebruik zoals bedoeld in artikel 5a.3 en 5b.1 van de Telecommunicatiewet.

    • f.

      Indien uit de bestaande planvorming een redelijk vermoeden bestaat dat de gemeentelijke infrastructuur binnen afzienbare tijd verwijderd wordt, onderzoeken de gemeente en de aanbieder tijdens het instemmingsproces of een andere locatie voor beide partijen aanvaardbaar is.

  • III.

    Onderwerpen voor afstemming

De gemeente bespreekt met de aanbieder de volgende onderwerpen, bij voorkeur in het vooroverleg of anders tijdens de afhandeling van een verzoek.

  • a.

    Geplande en verwachte werkzaamheden, veranderingen en verwijderingen aan infrastructuur door de gemeente die van invloed kunnen zijn op het medegebruik en de bijbehorende infrastructuur.

  • b.

    Invulling van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1070 wat betreft visuele inpassing van small cells en mogelijke aansluiting op welstandscriteria. Hierbij vanuit de aanbieder rekening houdend met de gemeentelijke voorkeur geen plaatsing binnen de grenzen van het Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland en in bebouwd gebied geen plaatsing in de nabijheid van gevoelige objecten.

  • c.

    Indien door zowel gemeente als aanbieder gewenst: aanpak en afspraken over aanpassing van de infrastructuur voor visuele inpassing en/of technische aansluitingen.

  • d.

    Mogelijkheden aansluiting stroomvoorziening en de manier waarop energiekosten kunnen worden berekend, waarvan de afspraken in de overeenkomst medegebruik worden vastgelegd.

  • e.

    Informatie van de aanbieder over de partij die de small cells gaat plaatsen en de beoogde datum van plaatsing.

  • f.

    Procesafspraken over planning en uitvoering van werkzaamheden.

  • g.

    Afspraken over externe communicatie en eventuele participatie van omwonenden vanuit het principe dat deze geïnitieerd en bekostigd worden door de aanbieder.

  • IV.

    Kosten

Voor de afhandeling van verzoeken tot medegebruik van infrastructuur voor het plaatsen van small cells vraagt de gemeente een kostendekkende vergoeding. Berekening hiervan is opgenomen in de (model) overeenkomst medegebruik publieke infrastructuur voor plaatsen small cells. Tevens worden voor de behandeling van verzoeken leges in rekening gebracht.


3

Kijk op Informatiepunt Leefomgeving voor de actuele stand van zaken: www.iplo.nl

4

www.internetconsultatie.nl/emvbesluit De ‘Wijziging Frequentiebesluit 2013 ter bescherming van de volksgezondheid tegen radiofrequente elektromagnetische velden’ is procedureel nog in de consultatiefase en daarom nog niet formeel vastgesteld als geldend recht.

5

Artikel 8 Antenneconvenant: een gemeente geeft contactgegevens door via antenneconvenant@vng.nl