Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Land van Cuijk

Erfgoedverordening Land van Cuijk 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLand van Cuijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingErfgoedverordening Land van Cuijk 2023
CiteertitelErfgoedverordening Land van Cuijk 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlageBeleidsplan Erfgoed

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

In afwijking van het eerste lid, treden artikel 23 en artikel 24 in werking op de dag dat dat de Omgevingswet in werking treedt.

Deze regeling vervangt de Erfgoedverordening Boxmeer 2016, Erfgoedverordening Cuijk 2016, Erfgoedverordening Grave 2017, Erfgoedverordening Mill en Sint Hubert 2017 en Erfgoedverordening Sint Anthonis 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 3.16 van de Erfgoedwet
  2. artikel 9.1 van de Erfgoedwet
  3. Monumentenwet 1988
  4. artikel 149 van de Gemeentewet
  5. artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  6. artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  7. artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-05-2023nieuwe regeling

06-04-2023

gmb-2023-196984

RIS 2023-R-52

Tekst van de regeling

Intitulé

Erfgoedverordening Land van Cuijk 2023

De raad van de gemeente Land van Cuijk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 februari 2023;

 

gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988, artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevings- recht en toekomstig tevens artikel 5.1 van de Omgevingswet, in samenhang met artikel 4.6, eerste lid, aanhef en onder d, en paragraaf 22.1.2 van de Invoeringswet Omgevingswet en gelet op het gestelde in artikel 5.130 van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving;

 

gelezen het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit;

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende verordening overeenkomstig de volgende bepalingen:

 

Erfgoedverordening Land van Cuijk 2023

 

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • 1.

    Adviescommissie:

    • De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, met als taak, burgemeester en wethouders op hun verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet in samenhang met de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, deze verordening en het cultuurhistorisch beleid.

    • De welstand-monumentencommissie, met als taak, burgemeester en wethouders te adviseren over cultuurgoed in relatie tot artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht;

  • 2.

    Archeologische beleidsadvieskaart:

    Door burgemeester en wethouders vastgestelde topografische kaart van het gemeentelijk grondgebied, waarop de archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven met uitvoeringsgerichte beleidsadviezen ten behoeve van een omgevingsplan;

  • 3.

    Gemeentelijk beschermd cultuurgoed:

    Cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;

  • 4.

    Gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht:

    Stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 16;

  • 5.

    Gemeentelijk beschermde verzameling:

    Verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid;

  • 6.

    Gemeentelijk monument:

    Monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • 7.

    Minister:

    Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • 8.

    Omgevingsvergunning:

    Vergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht;

  • 9.

    Plan van aanpak:

    Plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen gemotiveerd denkt te gaan beantwoorden;

  • 10.

    Programma van eisen:

    Programma dat door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld en waarmee juridisch afdwingbare kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.

Voor meer bepalingen van begrippen wordt verwezen naar artikel 1.1 van de Erfgoedwet.

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht.

§ 2. Aanwijzing gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.

  • 3.

    Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat, of een verzameling die, aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4.

    Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijk beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

    • b.

      cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

    • b.

      beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

     

§ 3. Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 7. Voorbescherming

  • 1.

    De bescherming van paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is bekendgemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.

Artikel 8. Advies gemeentelijke adviescommissie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, advies aan een gemeentelijke adviescommissie waarbinnen in ieder geval enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. Van de adviescommissie maken geen deel uit leden van het gemeentebestuur.

  • 2.

    De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

  • 3.

    De gemeentelijke adviescommissie brengt binnen acht weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.

Artikel 9. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 10. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1.

    De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 20 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 3.

    Paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

     

§ 4. Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 13. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of

    • b.

      inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg zonder betekenis is, of

    • c.

      het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

      • 1°.

        plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

      • 2°.

        doen van begravingen of asbijzettingen, of

      • 3°.

        ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

Artikel 15. Weigeringsgronden

  • 1.

    De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14, eerste lid, kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

     

§ 5. Nadere regels

Artikel 16. Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot:

  • 1.

    de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in artikel 14, eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in artikel 14, tweede lid.

  • 2.

    de uitvoering van werkzaamheden op, aan, in, onder en bij een rijksmonument, waarvoor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid aanhef en onder a van de Omgevingswet is vereist. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van de vergunningsplicht, of een plicht tot het melden van handelingen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ter invulling van de beginselen zoals geformuleerd in artikel 5.130, tweede lid onder d van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de omgeving van een beschermd gemeentelijk monument of rijksmonument. Deze regels kunnen mede inhouden een (vrijstelling van de) vergunningsplicht, of een plicht tot het melden van handelingen.

§ 6. Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Artikel 17. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, of een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 6.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het geldende bestemmingsplan of tijdelijk omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 18. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 18, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 18, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, of

    • b.

      beschermd stads- en dorpsgezicht op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    • c.

      beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 19. Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    artikel 15 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

     

§ 7. Handhaving en toezicht

Artikel 20. Strafbepaling

  • 1.

    Degene die handelt in strijd met artikel 13, artikel 20, eerste lid, of met het bepaalde krachtens artikel 14, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

  • 2.

    Degene die handelt in strijd met artikel 24, eerste lid, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 21. Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe bevoegde met opsporing belaste ambtenaren.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

     

§ 8. Vangnet archeologie

Artikel 22. Vangnet archeologie

  • 1.

    Het is verboden de bodem te verstoren in, aan, op, onder of bij een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening of in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend, of

    • b.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke door burgemeester en wethouders goed te keuren gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige en/of onomkeerbare schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    • c.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten, of

    • d.

      het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de door burgemeester en wethouders vastgestelde gemeentelijke archeologische beleidsadvies-, waarden- of verwachtingskaart, waarbij de verstoring kleiner is dan de voor dat gebied vastgestelde ondergrens voor de vrijstelling van archeologisch onderzoek conform de vastgestelde gemeentelijke archeologische beleidsadvies-, waarden- of verwachtingskaart.. Hierbij wordt rekening gehouden met cumulatieve verstoringen. Hierbij geldt dat op het moment dat binnen een plangebied meerdere archeologische verwachtingswaarden aanwezig zijn, wordt uitgegaan van de hoogste archeologische verwachtingswaarde.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

Artikel 23. Opgravingen en begeleiding

  • 1.

    Als binnen het grondgebied van de gemeente Land van Cuijk onderzoek wordt gepland om te worden uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid van de Erfgoedwet, moeten, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    • a.

      burgemeester en wethouders een programma van eisen vaststellen als bedoeld in artikel 1, waarbij nadere regels worden gesteld voor het onderzoek;

    • b.

      de verstoorder, voorafgaand aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1, ter goedkeuring aan burgemeester en wethouders overleggen.

  • 2.

    In nadere regels nemen burgemeester en wethouders bepalingen op over het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek moeten aanwijzingen van of namens burgemeester en wethouders in acht worden genomen.

  • 3.

    Om te kunnen beoordelen of het programma van eisen, plan van aanpak en eventuele nadere regels voldoen, vragen burgemeester en wethouders voorafgaand aan de geplande verstoring, advies aan een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg.

     

§ 9. Slotbepalingen

Artikel 24. Intrekken oude regelgeving

  • 1.

    De volgende verordeningen per datum inwerkingtreding van de Erfgoedverordening Land van Cuijk 2023 vervallen:

    • Erfgoedverordening Boxmeer 2016,

    • Erfgoedverordening Cuijk 2016,

    • Erfgoedverordening Grave 2017,

    • Erfgoedverordening Mill en Sint Hubert 2017 en

    • Erfgoedverordening Sint Anthonis 2010.

Artikel 25. Overgangsrecht

  • 1.

    Een krachtens de erfgoedverordening Boxmeer 2016, erfgoedverordening Cuijk 2016, erfgoedverordening Grave 2017, erfgoedverordening Mill en Sint Hubert 2017 en erfgoedverordening Sint Anthonis 2010 aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument, wordt geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Totdat de Omgevingswet in werking is getreden blijven artikel 24 en 25 van de erfgoedverordening Boxmeer 2016, erfgoedverordening Cuijk 2016, erfgoedverordening Grave 2017, erfgoedverordening Mill en Sint Hubert 2017 en erfgoedverordening Sint Anthonis 2010, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze verordening, van toepassing.

  • 3.

    Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de erfgoedverordening Boxmeer 2016, erfgoedverordening Cuijk 2016, erfgoedverordening Grave 2017, erfgoedverordening Mill en Sint Hubert 2017 of erfgoedverordening Sint Anthonis 2010, afhankelijk van de locatie van het monument.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van officiële bekendmaking.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, treden artikel 23 en artikel 24 in werking op de dag dat dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Erfgoedverordening Land van Cuijk 2023’.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Land van Cuijk

in zijn openbare vergadering van 6 april 2023.

De griffier,

Richard van der Weegen

De voorzitter,

Marieke Moorman