Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waadhoeke

Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving van de fysieke leefomgeving Gemeente Waadhoeke 2023-2025

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaadhoeke
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving van de fysieke leefomgeving Gemeente Waadhoeke 2023-2025
CiteertitelBeleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving van de fysieke leefomgeving Gemeente Waadhoeke 2023-2025
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving van de fysieke leefomgeving Gemeente Waadhoeke 2019-2022.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-05-2023nieuwe regeling

18-04-2023

gmb-2023-194674

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving van de fysieke leefomgeving Gemeente Waadhoeke 2023-2025

Samenvatting

 

Het beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) van de fysieke leefomgeving geeft richting aan de uitvoering van de VTH-taken door de gemeente Waadhoeke. Dit beleidsplan geeft de juridische kaders, koers en de ambitie weer.

 

De reikwijdte van dit beleidsplan is de fysieke leefomgeving. Hieronder vallen de taakvelden op het gebied van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid), Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetten (zoals Alcoholwet en de Opiumwet).

 

In het beleidsplan is de onderstaande visie opgenomen die betrekking heeft op de uitvoering van de VTH-taken;

“We willen een veilige, gezonde, aantrekkelijke en duurzame gemeente zijn. Om dit te behouden en te verbeteren voeren we onder meer vergunningverlening, toezicht en handhaving uit.”

 

Met onderstaande doelstellingen wordt invulling gegeven aan onze visie.

 

  • 1.

    Wij werken professioneel

  • 2.

    Wij stellen prioriteiten

  • 3.

    Wij werken klantgericht

  • 4.

    Wij gaan mee in de ontwikkeling

De doelen worden verder geconcretiseerd in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma en hierover zal eveneens jaarlijks verslag worden gedaan.

 

Voor de uitvoering van de VTH-taken moet de gemeente keuzes maken. Het is onmogelijk om alle wet- en regelgeving waarvoor wij verantwoordelijk zijn binnen de beschikbare capaciteit te toetsen en te controleren. Ook het voorkomen van risico’s door middel van vergunningverlening, toezicht en handhaving is niet voor 100% mogelijk. Een VTH-beleidsplan opstellen betekent dan ook keuzes maken en prioriteiten stellen. Dit gebeurt aan de hand van een prioriteitstelling waar een risicoanalyse aan ten grondslag ligt. Hiermee maken we keuzes ten aanzien van de inzet van capaciteit en middelen. Op basis van de ingevulde risicoanalyse scoren onderstaande onderwerpen hoog op de prioritering voor vergunningverlening, toezicht en handhaving:

 

  • Nieuwbouw appartementen en publiekstoegankelijke bouwwerken

  • Illegale bouw (bouwen zonder vergunning)

  • Omgevingsvergunning monumenten

  • Brandveilig gebruik bouwwerken

  • Niet in stand houden/onderhouden inrichting en erfbeplanting overeenkomstig plan

  • Sloopwerkzaamheden met asbest

  • Grote evenementen;

  • jeugdoverlast;

  • parkeren winkelgebieden;

  • betogingen;

In het beleidsplan VTH zijn verder de uitvoeringsstrategieën opgenomen, deze beschrijven de werkwijze van de uit te voeren taken.

 

Tot slot is aangegeven op welke wijze de organisatie van de VTH-taken is geregeld, denk hierbij aan mandatering en de scheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving.

 

1. Inleiding en leeswijzer

Een veilige, leefbare en gezonde leefomgeving is een groot goed, maar niet vanzelfsprekend. Het vraagt de nodige inspanningen van inwoners en bedrijven om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te behouden en waar mogelijk te versterken. De overheid, en vooral de gemeente, heeft een belangrijke taak in het bewaken en het bevorderen ervan. Eén van de instrumenten die hier actief voor wordt ingezet is vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH).

 

Dit beleidsplan VTH voor de fysieke leefomgeving geeft richting aan de uitvoering van de VTH-taken door de gemeente Waadhoeke voor de jaren 2023-2025. De periode is beperkt gehouden tot drie jaar i.v.m. de invoering van de Omgevingswet. Door deze nieuwe wet gaat o.a. de beleidscyclus wijzigen en gaat het VTH-beleid onderdeel vormen van de algehele beleidscyclus van de verschillende instrumenten die de Omgevingswet kent.

 

Het is een wettelijke verplichting voor de gemeente om de juridische kaders vast te leggen in het beleidsplan. Hierdoor krijgt het rechtsgeldigheid. Tegelijkertijd geeft het beleidsplan duidelijk de koers en de ambitie weer van de gemeente Waadhoeke op het gebied van de VTH-taken.

 

In dit beleid zijn de visie en de doelstellingen met betrekking tot de VTH-taken benoemd (hoofdstuk twee). Vervolgens worden de prioriteiten voor de uitvoering benoemd in hoofdstuk drie. In hoofdstuk vier wordt een toelichting gegeven op de uitvoeringsstrategieën. Deze zijn leidend voor de uitvoering van de VTH-taken. Vervolgens wordt in hoofdstuk vijf de organisatie van de VTH-taken beschreven en hoofdstuk zes de evaluatie van de VTH-beleidscyclus.

 

1.1. Kader en reikwijdte

Dit VTH-beleidsplan is het strategisch kader voor de uitvoering van VTH-taken in de fysieke leefomgeving voor de periode 2023-2025. Ieder jaar zullen de beleidsuitgangspunten uit dit beleidsplan uitgewerkt worden in een VTH-uitvoeringsprogramma. Hierin wordt beschreven welke VTH-taken de gemeente Waadhoeke dat jaar uitvoert en welke capaciteit en financiële middelen hiervoor worden ingezet. De uitvoering wordt vervolgens gemonitord. Op basis van deze monitoring wordt gecontroleerd of de planning is uitgevoerd en hierover wordt verslag gedaan. Dit verslag wordt geëvalueerd en naar aanleiding hiervan wordt het beleid eventueel aangepast. Hiermee is de beleidscyclus, de zogenaamde Big-8 (zie figuur 1) rond.

 

 

Figuur 1: BIG 8 cyclus

 

De reikwijdte van dit beleidsplan is de fysieke leefomgeving. Hieronder vallen de taakvelden bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid, Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetten (zoals Alcoholwet en de Wet op de kansspelen). Deze bovengenoemde taken zijn de ‘thuistaken’ op basis van de Wabo. Net als de taken op het gebied van de APV en bijzondere wetten worden deze door de gemeente zelf uitgevoerd. De Veiligheidsregio Fryslân houdt toezicht op brandveiligheid. De uitvoering van de VTH-taken milieu is opgedragen aan de Fryske Utfieringstjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO). De deelnemers aan deze omgevingsdienst hebben hier gezamenlijk beleid voor vastgesteld, dit beleid geldt echter alleen voor de basistaken. Met de FUMO is afgesproken dat de zogenoemde plustaken ook conform het VTH-beleid Fryslân voor de basistaken worden uitgevoerd.

 

1.2. Landelijke ontwikkelingen

In de afgelopen jaren zijn er veel landelijke ontwikkelingen geweest waar de gemeente op moet inspelen. Deze ontwikkelingen vergen van de gemeente een daadkrachtige verandering in werken, in houding en de blik naar de omgeving. Bij het opstellen van dit beleidsplan is zoveel mogelijk rekening gehouden met deze voortdurende ontwikkelingen. De belangrijkste ontwikkelingen staan in de volgende sub paragrafen beschreven.

1.2.1. Omgevingswet

De Omgevingswet treedt naar verwachting op 1 januari 2024 in werking, de gemeente dient zich hierop goed voor te bereiden. Daarom wordt in deze paragraaf uitgebreid ingegaan op de Omgevingswet en wat er voor de VTH-taken verandert.

 

Achtergrond

 

Het huidige Omgevingsrecht is verbrokkeld en verdeeld over vele tientallen wetten, besluiten (AMvB’s) en ministeriële regelingen. Er zijn aparte wetten voor ruimtelijke ordening, bouwen, verschillende milieuthema’s (geluid, lucht, geur, bodem, etc.), externe veiligheid, water, mijnbouw, monumentenzorg, natuur, landschap en ecologie. Deze verbrokkeling leidt tot afstemmings- en coördinatieproblemen en verminderde herkenbaarheid en bruikbaarheid voor alle gebruikers.

 

Er wordt door diverse overheden en hun partners hard gewerkt aan de invoering van de Omgevingswet. Met de Omgevingswet worden de 26 bestaande wetten gebundeld in één wet en komt er een samenhangend stelsel van wetten, regelingen en besluiten dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving en de activiteiten daarin.

 

Veel meer nog is de wet een andere manier waarop we met de fysieke leefomgeving om willen gaan. Dit vraagt om een cultuuromslag. Zo biedt de wet meer ruimte voor particuliere ideeën. Dit komt omdat er meer algemene regels gelden, in plaats van gedetailleerde regelgeving met bijbehorende vergunningen. Het doel staat voorop en niet het middel om er te komen. De houding bij het beoordelen van plannen is ‘ja mits’, met een daarbij behorende integrale aanpak en participatie. Hiermee ontstaat ruimte voor bijvoorbeeld bedrijven, inwoners en organisaties om met ideeën te komen. Dit sluit goed aan bij de ambities van de gemeente Waadhoeke, zoals verwoord in diverse visies en documenten. Het College van B&W van de gemeente Waadhoeke heeft een implementatieplan voor de invoering van de Omgevingswet in juni 2019 vastgesteld.

 

Wat verandert er voor vergunningverlening, toezicht en handhaving?

 

Het belangrijkste instrument, de omgevingsvergunning, blijft bestaan onder de Omgevingswet. Toch zal er ten aanzien van vergunningverlening het nodige veranderen. Allereerst omdat het (toetsings)kader op inhoud verandert (meer algemene zorgplichten en regels, minder vergunningen, nieuw omgevingsplan met meer lokale afwegingsruimte). Toetsing zal nog meer integraal plaatsvinden. Het Omgevingsplan zal mogelijk meer ‘open normen’ bevatten, waardoor de toetsing nu meer maatwerk wordt. Tot slot wordt de dialoog met de omgeving nog belangrijker dan hij nu al is. Net als een integrale samenwerking met andere overheden en ketenpartners.

 

Op het eerste gezicht zal er onder de Omgevingswet juridisch gezien weinig veranderen op het terrein van toezicht en handhaving. De handhavingsinstrumenten blijven dezelfde en staan grotendeels in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bijzondere bepalingen in de Omgevingswet zijn gebaseerd op de huidige Wabo.

 

Uitgaande van het beoogde resultaat van de Omgevingswet, waarbij er minder vergunningen en meer zorgplichten en algemene regels zijn, verschuift het toetsmoment van het bevoegd gezag van meer vooraf naar een toets achteraf. Juridisch gezien betekent dat een verschuiving van vergunningverlening naar toezicht en handhaving. In de praktijk ligt de nadruk op de initiatieffase waarbij volop ingezet wordt op participatie, vooroverleg en ‘ja, mits’.

1.2.2. Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Parallel aan het traject voor de invoering van de Omgevingswet loopt het traject voor de invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Die wet heeft als doel de bouwkwaliteit en het bouwtoezicht te verbeteren door inschakeling van private kwaliteitsborgers. Daarnaast wordt de aansprakelijkheid van aannemers ten opzichte van particuliere en professionele opdrachtgevers uitgebreid. De wet gaat gefaseerd in. Er wordt gestart met de eenvoudigere bouwprojecten, daarna volgen eventueel de meer complexe bouwprojecten.

 

De Wet Kwaliteitsborging heeft drie doelen:

  • verbeterde (borging van de) bouwkwaliteit;

  • verbeterde positie van de consument;

  • stimuleren van kwaliteitsverbetering en faalkostenvermindering.

Om de doelen van de Wkb te bewerkstelligen wordt het proces voor vergunningverlening in tweeën opgeknipt:

  • De ruimtelijke component (toets aan omgevingsplan en -veiligheid): deze loopt via de gemeente.

  • De bouwtechnische component: hiervoor wordt de papieren toets op het bouwplan vooraf vervangen door toetsing in de praktijk op het bouwwerk zoals gebouwd.

De vergunninghouder wordt verplicht een onafhankelijke kwaliteitsborger in te schakelen die tijdens de bouw toetst op conformiteit met de bouwtechnische voorschriften uit het Bouwbesluit en verklaart of de getoetste onderdelen aan de voorschriften voldoen. Dit wordt bij private partijen belegd. Het bouw- en woningtoezicht, zoals gemeenten dat nu uitvoeren, wordt een taak van marktpartijen. Een verklaring van de kwaliteitsborger zal bij oplevering voorwaarde zijn voor ingebruikname.

 

De gemeente blijft verantwoordelijk voor het toezicht op de bestaande bouw en omgevingsveiligheid en blijft het bevoegd gezag. De vergunninghouder legt inhoudelijk verantwoording af aan het bevoegd gezag. Dit doet hij door de risicobeoordeling voor de aanvang van de bouw en het dossier bevoegd gezag tijdens en bij de afronding van het bouwtraject. De risicobeoordeling kan door het bevoegd gezag worden gebruikt om zijn handhavende taak van waarnemen, beoordelen en interveniëren vooraf inhoud en richting te geven. Voor zijn handhavende taak kan het bevoegd gezag, als hij daarvoor in specifieke gevallen aanleiding ziet op basis van deze risicoanalyse en het bijbehorende borgingsplan, tijdens de bouw informatiemomenten en stopmomenten aan de vergunninghouder opleggen. Deze situatie geldt voor aanvragen die vanaf de invoeringsdatum van de Wet zijn ingediend, voor de afhandeling van de aanvragen voor deze datum geldt de huidige regelgeving nog.

1.2.3. Kwaliteitscriteria

Het beleidsplan sluit aan bij de kwaliteitscriteria 2.2. De set kwaliteitscriteria is beschikbaar voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (de VTH taken) op het gebied van de Wabo. Deze maken inzichtelijk welke kwaliteit verwacht wordt bij de uitvoering of de invulling van de VTH-taken. Op grond van de Wet VTH moet het bevoegd gezag regels stellen om een goede kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) op het gebied van het omgevingsrecht te waarborgen. De Friese gemeenten en de provincie Fryslân hebben besloten dit gezamenlijk op te pakken. Dit heeft geresulteerd in een Verordening kwaliteit VTH Omgevingsrecht met bijbehorende Friese Kwaliteitscriteria, het zogenaamde Frysk Peil F2. Hierdoor wordt in heel Friesland dezelfde kwaliteit voorgeschreven voor de uitvoering de VTH- taken.

 

Aan de gemeente is de taak om inzichtelijk te maken en te houden in hoeverre wordt voldaan aan de Friese kwaliteitscriteria. Hiervoor wordt een verbeter- en opleidingsplan opgesteld en hierover wordt verslag gedaan in het jaarverslag VTH.

1.2.4. Versterking van het stelsel van VTH voor milieu

Een adviescommissie onder leiding van Jozias van Aartsen heeft geadviseerd over maatregelen die het VTH-stelsel op milieugebied slagvaardiger en effectiever kunnen maken. Aanleiding waren de frequent voorkomende milieu-incidenten bij onder meer Tata Steel en Chemelot.

 

In het rapport “Om de leefomgeving” kwam de commissie tot een hard oordeel: De 29 omgevingsdiensten in ons land – verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving op milieugebied – kunnen hun werk nu niet goed doen. Milieu en leefomgeving lijden daaronder. Het belangrijkste knelpunt is volgens de commissie dat de omgevingsdiensten onvoldoende onafhankelijk kunnen opereren van het bevoegd gezag, de gemeente- en provinciebesturen. Dat wordt enerzijds veroorzaakt door een tekortschietend mandaat en anderzijds doordat een deel van de omgevingsdiensten niet goed is opgewassen tegen de hoeveelheid en diversiteit aan taken. Ze zijn krap gefinancierd en de systematiek van outputfinanciering werkt contraproductief. Dit leidt ertoe dat het bij veel omgevingsdiensten ontbreekt aan benodigde kennis en specialisatie.

 

De commissie heeft in dit rapport tien aanbevelingen gedaan om binnen het bestaande VTH-stelsel tot essentiële verbeteringen te komen.

 

Het voert te ver om inhoudelijk in te gaan op alle aanbevelingen. Wel betekent dit een veranderende opgave van de inzet van de Friese Uitvoeringsdienst Milieu en Omgeving (FUMO). Wat deze opgave wordt en de gevolgen daarvan is nog niet bekend. In dit beleidsplan is hier dan ook geen rekening mee worden gehouden. Wel heeft de gemeente Waadhoeke gekozen om alle VTH-milieutaken te beleggen bij de FUMO.

 

1.3. Lokale ontwikkelingen

Naast de landelijke ontwikkelingen spelen er ook lokale uitdagingen waarmee de afdeling V&VTH rekening moet houden. Verder zijn er in het collegeprogramma doelstellingen gesteld die betrekking hebben op de VTH-taken. De lokale uitdagingen staan in de volgende sub paragrafen beschreven.

1.3.1. Huisvesten van doelgroepen

Al geruime tijd speelt het thema van huisvesting van doelgroepen in de gemeente. Het kader voor de huisvesting wordt op dit moment herzien. Inzet van VTH is gericht op het toetsen van aanvragen voor huisvesting en de controle op de huisvesting en locaties die niet in overeenstemming zijn met het beleid of waar overlast wordt ervaren. Het beleid zal naar verwachting in 2023 worden herzien.

1.3.2. Openbare orde en veiligheid

Naast VTH maakt ook het team Openbare Orde en Veiligheid (OOV) onderdeel uit van de afdeling Veiligheid & VTH. Er ligt een nauwe relatie met OOV, dit omdat voor de diverse onderwerpen onderling samengewerkt moet worden. Denk hierbij aan onderwerpen zoals ondermijning, de Wet Bibob, controle van de basisregistratie personen, digitaal opkopers register (DOR) en de aanpak van jeugdoverlast. Ook valt hieronder de samenwerking met de politie, hiervoor is o.a. een handhavingsarrangement opgesteld waarin de uitvoering van de taken is geregeld.

Voor vergunningverlening ligt de nadruk op het herkennen van ondermijnende activiteiten, dit door bijvoorbeeld het inzetten van een integriteitsonderzoek (Wet Bibob). Voor toezicht en handhaving zal de inzet zitten op het signaleren en aanpakken van o.a. jeugdoverlast, toezicht op het DOR en de ondersteuning bij de sluiting van drugspanden (artikel 13B Opiumwet). De komende jaren worden de aandachtpunten bij OOV nader uitgewerkt, dit zal naar verwachting ook gevolgen hebben voor de inzet van VTH. In het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma zullen de taken die voortvloeien uit OOV worden opgenomen en uitgewerkt.

1.3.3. Boa-organisatie

De afgelopen jaren is ingezet op het optuigen van een team met buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) voor de openbare ruimte. Dit omvat o.a. het toezicht op de APV klachten en meldingen, parkeertoezicht en alcoholcontroles bij de horeca en evenementen. De voorgaande jaren was de coördinatie versnipperd door de organisatie en uitgezet bij diverse externe partijen. Er is gekozen om de taken in eigen huis uit te voeren en hiervoor een team op te zetten. Dit team staat ondertussen. In het voorgaande VTH-beleidsplan waren de boa-taken onvoldoende benoemd, in dit plan is hiermee rekening gehouden en is o.a. een prioritering opgenomen. De boa’s zullen gemeentebreed worden ingezet, waar dat het meest nodig is. Een voorbeeld hiervan is de aanstelling van een jeugdboa voor de aanpak van jeugdoverlast, naast toezicht valt hieronder ook het geven van voorlichting aan jongeren over bijvoorbeeld social media. De uitgangspunten van het VTH-beleid, zoals de toezichts- en handhavingsstrategie ook van toepassing op de werkzaamheden van de boa’s.

2. Visie en doelen

Naast de verplichte uitvoering van wet- en regelgeving is de bestuurlijke ambitie en visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving bepalend voor de wijze waarop het werk wordt gedaan. Het uitgangspunt voor het VTH-beleidsplan is het Collegeprogramma 2022-2026 met als titel “Sûn wurkje oan ‘e takomst”. Ook de bestaande documenten, zoals de Dienstverleningsvisie en het Ontwikkelperspectief zijn uitgangspunten voor dit beleidsplan.

 

2.1. Visie

Het stellen van regels, het houden van toezicht op de naleving van regels en het optreden tegen overtredingen is een kerntaak van de gemeente. Wij willen hiermee voorkomen dat het overtreden van regels de belangen van de overheid, burgers en de fysieke leefomgeving schaadt. Onze visie daarop is:

 

We willen een veilige, gezonde, aantrekkelijke en duurzame gemeente zijn. Om dit te behouden en te verbeteren voeren we onder meer vergunningverlening, toezicht en handhaving uit.

 

Vergunningverlening, toezicht en handhaving levert een bijdrage door:

 

  • Het op integrale, efficiënte en effectieve wijze verlenen van vergunningen waarbij een klantgerichte en digitale dienstverlening centraal staat;

  • Met oog voor de wensen van inwoners en het bedrijfsleven en creatief meedenken over oplossingen;

  • Een consequente vergunningverlening en handhaving.

  • Toezicht en handhaving op de naleving van de wettelijke regels waardoor overtredingen zoveel mogelijk worden opgeheven, overlast en onveiligheid wordt voorkomen of verminderd en vervuiling en vernieling van de openbare ruimte tegen wordt gegaan.

Het is onze ambitie dit samen met onze uitvoeringsorganisaties en partners op te pakken en onze aanpak open en transparant te communiceren naar onze bedrijven en inwoners.

 

2.2. Doelstellingen

Naast de primaire doelstelling, het bevorderen van naleving van wet- en regelgeving om een veilige, gezonde, aantrekkelijke en duurzame fysieke leefomgeving te bereiken, hebben we doelstellingen voor de komende beleidsperiode opgesteld. Deze doelstellingen geven invulling aan onze visie.

 

  • 1.

    Wij werken professioneel

    Wij zetten in op een professionalisering van de vergunningverlening, toezicht en handhaving. De medewerkers voldoen aan de VTH-kwaliteitscriteria en passen de VTH-strategieën toe. Vergunningen worden getoetst volgens vast te stellen toetsingsprotocollen en het toezicht is risico gestuurd. De inhoudelijke kennis van de medewerkers is actueel door periodieke scholing van zowel nieuwe als bestaande medewerkers.

  • 2.

    Wij stellen prioriteiten

    De capaciteit is afgestemd op en in evenwicht met het uit te voeren werk. Wij hebben inzicht in het uit te voeren werk en de benodigde formatie om het werk adequaat te kunnen uitvoeren. Hierbij houden wij rekening met de minimale kwaliteit van het werk, actuele ontwikkelingen, de dienstverleningsvisie, en benodigde opleidingen en traingen. Wij stellen prioriteiten en maken keuzes over de inzet van de capaciteit.

  • 3.

    Wij werken inwonergericht

    Een klantgerichte dienstverlening staat centraal bij de werkzaamheden. Wij werken volgens de dienstverleningsvisie. Wij gaan in gesprek met klanten en denken mee in oplossingen met een ja, mits houding en maatwerk staat centraal. Daarbij streven we naar een snelle en doelmatige dienstverlening aan inwoners en ondernemers.

  • 4.

    Wij gaan mee in de ontwikkeling

    De afdeling vergunningverlening, toezicht en handhaving is klaar voor de Omgevingswet wanneer deze in werking treedt. De VTH-taken worden aangepast op de Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen. De medewerkers worden gericht bijgeschoold en zijn bij inwerkingtreding in staat om de taken adequaat uit te voeren.

3. Risicoanalyse en prioriteitsstelling

De gemeente kan onmogelijk alle wet- en regelgeving waarvoor zij verantwoordelijk is binnen de beschikbare capaciteit toetsen en controleren. Ook het voorkomen van risico’s door middel van vergunningverlening, toezicht en handhaving is niet voor 100% mogelijk. Een VTH-beleidsplan opstellen betekent dan ook keuzes maken en prioriteiten stellen. Dit gebeurt aan de hand van een prioriteitstelling waar een risicoanalyse aan ten grondslag ligt. Hiermee maken we keuzes ten aanzien van de inzet van capaciteit en middelen.

 

Door het maken van keuzes kan de beschikbare capaciteit gerichter worden ingezet. Om die keuzes weloverwogen te kunnen maken, moeten de risico’s die in de omgeving spelen in beeld gebracht en gewaardeerd worden door middel van een uitgevoerde risicoanalyse. Op basis van deze uitkomsten worden prioriteiten gesteld. Dit wil niet zeggen dat de inzet uitsluitend gericht is op deze prioriteiten. Het betekent wel dat de grootste inzet gericht is op deze prioriteiten.

 

De inzet op activiteiten met een lage prioriteit is minder dan op activiteiten met een hoge prioriteit. Hierbij kan gedacht worden aan de diepgang van toetsing van een vergunningaanvraag of een toezichtmoment, de bezoekfrequentie van toezicht en de wijze waarop klachten en meldingen in behandeling worden genomen (nu doen of later inplannen).

 

Hierbij dient opgemerkt te worden dat het VTH-beleid, als het gaat om toezicht en handhaving, er niet toe mag strekken dat tegen overtredingen met een lage prioriteit niet wordt opgetreden. Dit betekent echter niet dat bij toezicht en handhaving geen prioriteiten mogen worden gesteld. Prioriteitstelling is toegestaan om in het kader van doelmatige handhaving onderscheid te maken in de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de handhavingstaak. Zo kan prioritering bepalend zijn voor de mate waarin toezicht wordt gehouden op de naleving van voorschriften. Ook mag prioritering inhouden dat bij bepaalde lichte overtredingen alleen naar aanleiding van een klacht of een verzoek van een belanghebbende wordt beoordeeld of handhavend moet worden opgetreden. Wanneer door een belanghebbende om handhaving wordt verzocht, kan echter niet uitsluitend onder verwijzing naar de prioriteitstelling van handhaving worden afgezien. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van handhaving worden afgezien. De keuze van een bestuursorgaan om in verband met een beperkte handhavingscapaciteit een bepaalde overtreding een lage prioriteit toe te kennen, geldt niet als een bijzondere omstandigheid. Het orgaan zal dus na een verzoek om handhaving een afweging moeten maken in het individuele geval, waarbij de belangen van de verzoeker worden betrokken. Bij deze afweging moet het bestuursorgaan bezien of het ondanks de prioritering in dit geval toch moet optreden. Het resultaat van die afweging kan zijn dat van handhaving wordt afgezien, gelet op het karakter van het overtreden voorschrift, het daarbij betrokken algemene belang en de belangen van de verzoeker. Leidt de naar aanleiding van een verzoek van een belanghebbende uitgevoerde beoordeling of handhavend moet worden opgetreden daarentegen tot het nemen van een sanctiebesluit, dan levert dat op zichzelf geen strijd met het gelijkheidsbeginsel op ten opzichte van gevallen waarin niet om handhaving is verzocht en geen sanctiebesluit is genomen. In die gevallen doet zich immers niet de omstandigheid voor dat een verzoek is gedaan waarmee in de bestuurlijke afweging rekening moet worden gehouden.

 

3.1. Toelichting op risicoanalyse en prioritering

Voor de risicoanalyse is een overzicht opgesteld van de activiteiten/taakvelden bij vergunningverlening, toezicht en handhaving. Van alle te onderscheiden activiteiten is de kans bepaald dat dit voorkomt en vervolgens afgezet tegen de ernst van de gevolgen daarvan. De uitkomst van de risicoanalyse is bepalend voor de mate van prioriteit die aan een onderwerp wordt toegekend. De afzonderlijke activiteiten hebben door het invullen van de risicoanalyse een hoge, gemiddelde of lage prioriteit. Verschil in prioriteit leidt tot verschil in inzet.

 

Bestuurlijke aandacht wordt in belangrijke mate bepaald door de interne en externe risico’s die de gemeente loopt. Op basis van ervaring en bestuurlijke wensen kunnen hier vervolgens accenten in worden aangebracht en kan een vertaling naar prioriteiten plaatsvinden voor zowel vergunningverlening als voor toezicht en handhaving.

 

3.2. Prioriteiten

In bijlage 1 is de risicoanalyse voor de VTH-taken opgenomen. Er is gekozen voor één risicoanalyse voor zowel de vergunningsverleningstaken als voor toezicht en handhaving. De reden hiervoor is dat als bij vergunningverlening een hoge prioriteit wordt gesteld het ook logisch is dat bij toezicht en handhaving dezelfde prioriteit wordt aangehouden, dit geldt ook andersom. Prioriteiten die hoog scoren zijn:

  • Nieuwbouw appartementen en publiekstoegankelijke bouwwerken

  • Illegale bouw (bouwen zonder vergunning)

  • Omgevingsvergunning monumenten

  • Brandveilig gebruik bouwwerken

  • Niet in stand houden/onderhouden inrichting en erfbeplanting overeenkomstig plan

  • Sloopwerkzaamheden met asbest

  • Jeugdoverlast

  • Grote evenementen

  • Parkeren winkelgebieden

Niet alleen de grootste risico’s uit de risicoanalyse moeten prioriteit krijgen binnen het onderhavige beleidsplan VTH, maar ook landelijke en regionale ontwikkelingen en bestuurlijke prioriteiten en lokale aandachtspunten voortkomend uit beleid kunnen ervoor zorgen dat taken de komende beleidsperiode uitgevoerd dienen te worden. De landelijke, regionale en lokale prioriteiten en projecten worden verder uitgewerkt in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Verder zal de gemeente naar aanleiding van meldingen of handhavingsverzoeken, ongeacht de prioriteit, altijd een actie ondernemen behoudens anonieme meldingen.

 

3.3. Doorwerking van prioriteiten

Prioriteren houdt in dat we taken wel uitvoeren maar ook dat we taken niet of in beperkte mate uitvoeren. Door risico’s te duiden en te prioriteren kan de beschikbare capaciteit voor uitvoering van de VTH-taken risicogericht worden ingezet. De meeste aandacht gaat uit naar activiteiten met een hoge prioriteit en minder of geen aandacht naar activiteiten met een gemiddelde of lage prioriteit.

 

Door het stellen van prioriteiten is niet gezegd dat geen aandacht wordt besteed aan de beleidsvelden met een lage prioriteit. Daarbij moet ook steeds in acht worden genomen, zoals hiervoor omschreven, dat een verzoek om handhaving in behandeling moet worden genomen, vanwege de beginselplicht tot handhaving en niet zomaar terzijde kan worden geschoven. De wettelijke beginselplicht tot handhaving kan dus de prioriteiten uit dit beleid doorkruisen!

 

Elk beleidsveld heeft zijn specifieke taken die uitgevoerd moeten worden. Wel is de wijze waarop het toezicht en de handhaving wordt uitgevoerd verschillend qua frequentie van toezicht en intensiteit. Dit vertaalt zich uiteindelijk ook in de inzet van mensen en middelen.

 

In bijlage 2 is nader uitgewerkt hoe wij uitvoering geven aan de prioriteiten.

4. Strategieën & werkwijzen

De werkwijze waarop wij de doelen willen bereiken en prioritair werken, is vastgelegd in de uitvoeringstrategieën. De strategieën zijn gebaseerd op landelijke strategieën (gedogen en sanctioneren) en zijn aangevuld met gemeentelijke strategieën. De strategieën worden hieronder kort toegelicht en zijn nader uitgewerkt in bijlage 3.

 

4.1. Vergunningenstrategie

De vergunningenstrategie geeft de algemene werkwijze, de wijze aan waarop wordt getoetst, de prioritering en de diepgang van de te toetsen elementen. Uitgangspunt is dat burgers, bedrijven en instellingen verantwoordelijk zijn voor het indienen van goede en volledige aanvragen.

 

4.2. Preventiestrategie

Bij preventie gaat het om het voorkomen van aantasting van de leefomgeving of ontstaan van risico’s, door het geven van voorlichting en zorgdragen voor een heldere communicatie over de kaders waar partijen in de samenleving zich aan moeten houden. Veel schade aan de fysieke leefomgeving kan worden voorkomen door vroegtijdig helder te maken welke kaders en regels er gelden. Dit vereist een goede en gerichte voorlichting en communicatie richting inwoners, bedrijfsleven, bezoekers en, in algemene zin, belanghebbenden. Het vroegtijdig betrekken van en waar mogelijk samenwerken met partners en stakeholders is belangrijk. Het vraagt ook om gevallen integraal te behandelen en op te pakken.

 

4.3. Toezichtstrategie

In de toezichtstrategie worden de verschillende vormen van toezicht onderscheiden en wat daarbij de basiswerkwijze is. Niet voor elke situatie kan het toezicht hetzelfde zijn. De soort controle moet afgestemd zijn op de situatie. Er kan onderscheid gemaakt worden in de volgende vormen van toezicht:

 

  • Periodiek of routinematig toezicht: dit is systematisch toezicht op eenzelfde project, bedrijf of gebied, op basis van een bepaalde controlefrequentie.

  • Tijdelijk toezicht: dit is toezicht op tijdelijke activiteiten, zoals bouwen en slopen.

  • Projectmatig toezicht: dit is toezicht dat zich richt op een specifiek thema, branche of gebied en een projectmatige aanpak vergt.

  • Administratief toezicht: dit is het beoordelen van administratieve bescheiden, zoals rapportages, bewijsstukken e.d. De beoordeling kan zowel tijdens een controlebezoek als vanachter het bureau (wanneer gegevens worden opgestuurd in geval van een rapportageverplichting).

  • Signaaltoezicht: dit is toezicht waarbij een toezichthouder een signaal doorgeeft als de geconstateerde overtreding buiten zijn of haar expertise valt. Ook kunnen burgers, bedrijven, politiek, externe partijen zoals belangenorganisaties signalen doorgeven aan de gemeente.

  • Toezicht naar aanleiding van klachten en meldingen: is toezicht naar aanleiding van een klacht of melding van burgers/bedrijven (extern) of van andere afdelingen/collega’s/bestuur (intern).

4.4. (Landelijke) handhavingsstrategie

Indien toezicht niet leidt tot beëindiging van de overtreding is de gemeente in beginsel verplicht om hiertegen op te treden. Professionele handhaving kenmerkt zich onder andere door een consequente uitvoering. Handhaving kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk. Om te bepalen wanneer en hoe handhavend wordt opgetreden wordt de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) gevolgd.

De landelijke handhavingsstrategie wordt momenteel geactualiseerd. De LHSO moet de LHS uit 2014 opvolgen. In de kern zal de strategie nagenoeg niet veranderen. Wat anders wordt, is dat de aansluiting op de Omgevingswet goed wordt gelegd, terminologie geactualiseerd wordt en de bestuurlijke boete wordt toegevoegd. Verder is de relatie tussen bestuursrecht en strafrecht (nog) beter beschreven en geborgd. Zodra de LHSO wordt ingevoerd, zal deze geïmplementeerd worden.

 

4.5. Gedoogstrategie

Er zijn uitzonderlijke situaties denkbaar waarin het opleggen van sancties niet gewenst is. In dat geval kunnen we een overtreding gedogen. Onder gedogen wordt verstaan: het expliciete schriftelijke besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden terwijl het bestuursorgaan in beginsel juridisch bevoegd is op te treden. De gemeente Waadhoeke beperkt het gedogen tot zeer bijzondere situaties, waarbij er op korte termijn uitzicht bestaat op het opheffen van de overtreding of op het legaliseren van de situatie, bijvoorbeeld doordat een vergunning verleend kan worden.

 

4.6. Handhavingsstrategie Alcoholwet

De gemeente is verantwoordelijk voor de handhaving van de Alcoholwet (AW) en kan sancties opleggen. Met betrekking tot de handhaving wordt de strategie van de LHS gevolgd.

 

In bijlage 4 staat de uitwerking van de handhavings- en sanctiestrategie m.b.t. overtredingen van de AW.

5. Organisatie van de VTH taken

Op de afdeling Veiligheid & VTH wordt o.a. gewerkt aan de taken vergunningverlening, toezicht en handhaving, welke onderverdeeld zijn in verschillende taakvelden. Deze taakvelden bestaan uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (o.a. bouw, ruimtelijke ordening), APV en bijzondere wetgeving en openbare orde en veiligheid. De VTH-taken worden uitgevoerd op basis van dit beleidsplan. Voor deze uitvoering wordt jaarlijks een uitvoeringsprogramma opgesteld. Hierin wordt op basis van de uitkomsten van de risicoanalyse en de toezichtstrategie een plan gemaakt hoe vergunningverlening, toezicht en handhaving dat jaar wordt ingezet. Verder wordt hierin uitgewerkt op welke reguliere taken, projecten en bestuurlijke prioriteiten toezicht en handhaving worden uitgevoerd. Hierbij rekening houdend met de beschikbare middelen en capaciteit.

 

 

Figuur 1 Organogram afdeling V&VTH

 

5.1. Scheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving

Op grond van de Wabo en de landelijke kwaliteitscriteria moeten binnen de gemeentelijke organisatie regelingen getroffen zijn voor een zo optimaal mogelijke scheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving. De functiescheiding tussen vergunningverlening enerzijds en toezicht en handhaving anderzijds draagt bij aan de objectiviteit van de handhaving. Op deze manier hoeft niet eenzelfde persoon, die een rol bij het verlenen van een bepaalde vergunning heeft gespeeld, nogmaals een oordeel te geven over de eventuele niet naleving van (een deel van) die vergunning. Daarnaast zijn vergunningverlening en handhaving aparte gebieden, die elk specifieke eisen stellen aan de kwaliteiten van de personen die zich hiermee bezig houden.

 

De gemeente Waadhoeke heeft haar eigen organisatie zo ingericht dat alle Wabo vergunningverlening en toezicht en handhaving gescheiden zijn op organisatorisch en persoonsniveau. Op bestuurlijk niveau is dit niet het geval. Daarnaast dient volgens de kwaliteitscriteria voor de juristen een scheiding op objectniveau te zijn. De gemeente Waadhoeke voldoet aan deze eis.

 

5.2. Roulatiesysteem

Conform de eisen uit het Bor en de landelijke kwaliteitscriteria dient de gemeente Waadhoeke te beschikken over een roulatiesysteem bij objecten, partijen en inrichtingen waar frequent en intensief controles worden uitgevoerd. De gemeente voldoet aan de eisen voor een roulatiesysteem via de FUMO waar de gemeente haar VTH-taken voor milieu heeft ondergebracht.

 

5.3. Bereikbaarheid- en beschikbaarheidsregeling

Op de website van de gemeente staat beschreven welke meldingen met betrekking tot de woon- en leefomgeving ingediend kunnen worden en op welke manier. De website vermeldt altijd de meeste actuele mogelijkheden met betreffende telefoonnummers. Voor meldingen buiten kantoortijden is de FUMO bereikbaar, de FUMO heeft een piketregeling waarvan de gemeente gebruik maakt.

 

5.4. Mandaat bij vergunningverlening en toezicht en handhaving

De bevoegdheid tot het verlenen dan wel weigeren van vergunningaanvragen en het handhavend optreden tegen overtredingen komt toe aan bestuursorganen. Deze bevoegdheid kan gemandateerd worden aan de ambtelijke organisatie. De gemeente Waadhoeke beschikt over een mandaatregeling. Het mandaat is primair gelegd op het niveau van de medewerker. Daarnaast is een ruim mandaat verleend aan de FUMO voor de uitoefening van de VTH-taken.

 

5.5. Interne en externe afstemming

Interne afstemming vindt zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau plaats evenals tussen verschillende disciplines. De afstemming vindt plaats over zowel algemene afspraken als individuele dossiers. Externe afstemming is essentieel om lokale en regionale problemen op te lossen. Er vindt overleg plaats met diverse partners om deze lokale en regionale problemen aan te pakken of te voorkomen. De afstemming is deels wettelijk vastgelegd en vindt plaats op het moment dat de externe partij een meerwaarde heeft of als de gemeente een meerwaarde heeft voor de externe partij. De belangrijkste partners, maar niet limitatief, zijn de VRF, politie/OM, provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en de FUMO.

6. Evaluatie

De laatste stap van de BIG 8 cyclus is de evaluatie. In dit hoofdstuk beschrijven wij de onderdelen en op welke manier wij deze evalueren.

 

Evaluatie uitvoeringsprogramma

 

Jaarlijks voor 1 mei moeten wij rapporteren over de uitvoering van het vastgestelde uitvoeringsprogramma en evalueren in hoeverre de gestelde doelen zijn bereikt en activiteiten zijn uitgevoerd. Hierbij wordt minimaal beoordeeld of:

 

  • Voorgenomen activiteiten uit het uitvoeringsprogramma zijn uitgevoerd;

  • De uitvoering van deze activiteiten uit het uitvoeringsprogramma van zowel de eigen organisatie als de omgevingsdienst hebben bijgedragen aan het bereiken van de doelstellingen uit het VTH-beleidsplan;

  • Voldaan is aan de kwaliteitscriteria VTH voor zowel de eigen organisatie als de omgevingsdienst;

  • Het VTH-beleidsplan (mede op basis van bovenstaande) en het uitvoeringsprogramma van de eigen organisatie en de omgevingsdienst eventueel aangepast dient te worden.

De rapportage en evaluatie documenteren wij in een jaarverslag. De resultaten van de evaluatie worden gebruikt voor het uitvoeringsprogramma van het volgende jaar.

 

Evaluatie VTH-beleidsplan

 

Periodiek, maar in ieder geval nadat een beleidsperiode verstreken is en ook voor 1 mei, evalueren wij het VTH-beleidsplan. Er wordt dan beoordeeld:

 

  • Of vastgestelde doelstellingen uit het VTH-beleidsplan zijn bereikt;

  • Wat de ervaringen van uitvoerders van beleid zijn;

  • Of rekening is gehouden met wat in welke situatie voor wie geldt;

  • Of het VTH-beleidsplan aangepast moet worden.

Ook deze evaluatie documenteren wij in het jaarverslag en de resultaten worden gebruikt voor het eventueel aanpassen van het huidige VTH-beleid, het opstellen van VTH-beleid voor de volgende beleidsperiode en het uitvoeringsprogramma van het volgende jaar.

Bijlage 1: Risicoanalyse

 

Onderstaand de resultaten van de risicoanalyse van de Wabo-activiteiten, APV en bijzondere wetgeving.

 

Activiteiten

Prioriteit

Bouwen

Nieuwbouw woningen (appartementen)

Hoog

Nieuwbouw publiekstoegankelijke bouwwerken

Hoog

Verbouw publiekstoegankelijke bouwwerken

Hoog

Nieuwbouw en verbouw bedrijfsgebouwen

Gemiddeld

Nieuwbouw grondgebonden woningen

Gemiddeld

Aan-/ uitbouw, dakkapel, gevelwijziging

Laag

Bijgebouw (schuurtjes e.d.)

Laag

Bouwwerken geen gebouw zijnde

Gemiddeld

Tijdelijke bouwwerken

Laag

Illegale bouw (bouwen zonder vergunning)

Hoog

Vergunningvrije bouwwerken (strijdigheid met bouwregelgeving of bestemmingsplan)

Laag

Welstand en monumenten

Welstandsexcessen

Gemiddeld

Omgevingsvergunning monumenten

Hoog

Gebruik bouwwerken en gronden

Gebruik en staat van open erven en terreinen

Gemiddeld

Gebruik en technische staat van bestaande bouwwerken (bouwvalligheid)

Laag

Plichten tijdens en bij voltooiing bouw en ingebruikneming bouwwerk

Gemiddeld

Niet in stand houden/onderhouden inrichting en

erfbeplanting overeenkomstig erfinrichtingsplan

Hoog

Illegale permanente bewoning recreatiewoningen

Gemiddeld

Ruimtelijke ordening

Gebruik in strijd met bestemmingsplan

Gemiddeld

Gebruik in strijd met een vergunde afwijking van een bestemmingsplan

Gemiddeld

Het uitvoeren van werken en werkzaamheden zonder omgevingsvergunning

Gemiddeld

Het uitvoeren van werkzaamheden in strijd met vergunning

Gemiddeld

Brandveilig gebruik bouwwerken

Regulier toezicht naleving omgevingsvergunningen brandveilig gebruik

Hoog

Regulier toezicht naleving Besluit brandveilig gebruik bouwwerken

Gemiddeld

Gebruik zonder omgevingsvergunning

Hoog

Gebruik in afwijking van omgevingsvergunning

Hoog

Gebruik zonder melding volgens bepalingen bouwbesluit

Gemiddeld

Gebruik in strijd met melding volgens bepalingen bouwbesluit

Gemiddeld

Brandveilig gebruik bouwwerken zonder vergunning- of meldingsplicht

Hoog

Slopen

Slopen zonder melding of omgevingsvergunning met asbest

Hoog

Slopen zonder melding of omgevingsvergunning zonder asbest

Gemiddeld

Slopen in afwijking melding of omgevingsvergunning met asbest

Hoog

Slopen in afwijking melding of omgevingsvergunning zonder asbest

Gemiddeld

 

Activiteiten

Prioriteit

Algemene plaatselijke verordening/bijzondere wetgeving

Jeugdoverlast

Hoog

Evenement C (grote evenementen bijv. AD, PC en Rypstermerke)

Hoog

Overlast vuurwerk

Gemiddeld

Parkeren winkelgebieden

Hoog

Betogingen

Hoog

Evenement B (middelgrote evenementen)

Gemiddeld

Afvaldumping

Gemiddeld

Grote voertuigen in woonwijken

Gemiddeld

Standplaatsen

Laag

Parkeren overige gebieden

Gemiddeld

Hondenoverlast

Gemiddeld

Zwerfafval

Laag

Stoken

Laag

Kappen

Laag

Gebruik openbaar groen

Gemiddeld

Caravans/aanhangers/boten binnen de bebouwde kom

Gemiddeld

Voorwerpen op, aan of boven de weg

Gemiddeld

Terrassen

Laag

In-/ uitritten

Laag

Kansspelautomaten

Laag

Openingstijden winkeltijdenwet

Laag

Illegaal afmeren bootjes

Gemiddeld

Alcoholwet

Evenementen

Hoog

Horeca

Gemiddeld

Sportkantines

Gemiddeld

Wijk- en dorpshuizen

Gemiddeld

Supermarkten

Laag

Slijterijen

Laag

 

Alles wat niet genoemd is, krijgt automatisch de prioriteit laag. Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat er ontwikkelingen kunnen komen die een hoge of gemiddelde prioriteit kennen. In dat geval zal het onderwerp opgenomen worden in het uitvoeringsprogramma en zal uitgewerkt worden welke inzet hieraan besteed wordt.

Bijlage 2 Doorwerking van prioriteiten naar vergunningverlening, toezicht en handhaving

 

Vergunningverlening

 

Een hoge prioriteit betekent een relatief groot potentieel risico in het geval er iets fout mocht gaan. Dat betekent dat aanvragen of meldingen met een hoge prioriteit intensiever worden getoetst door de vergunningverleners dan aanvragen met een lage prioriteit. Hiervoor maken we gebruik van onderscheid in toetsniveaus uit het CKB toetsprotocol (Collectieve Kwaliteitsnormering Bouwvergunningen).

 

  • 1.

    Sneltoets (volledigheid)

    • Bevat de aanvraag alle benodigde documenten?

    • Kloppen globaal de uitgangspunten van de aanvraag en wordt met alle benodigde aspecten rekening gehouden?

    • Bevat de aanvraag voldoende informatie voor een eventuele uitgebreide toetsing?

  • 2.

    Visuele toets

    • Bevat de aanvraag alle benodigde documenten?

    • Kloppen de uitgangspunten op de aangeleverde stukken?

    • Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomstenplausibel zijn.

  • 3.

    Inhoudelijke toets

    • Bevat de aanvraag alle benodigde documenten?

    • Kloppen de uitgangspunten in de aangeleverde stukken?

    • Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn.

    • Bij berekeningen en rapportages worden de belangrijkste berekeningen en conclusies gecontroleerd dan wel nagerekend.

  • 4.

    Complete toets

    • Bevat de aanvraag alle benodigde documenten?

    • Kloppen de uitgangspunten op de aangeleverde stukken?

    • Volledige toets waarbij alle documenten en alle te toetsen aspecten gedetailleerd worden getoetst.

    • Bij berekeningen en rapportages wordt alles gecontroleerd en nagerekend.

    • In de hier volgende matrix is het toetsniveau bepaald van verschillende typen bouwwerken (functie van het bouwwerk) in combinatie met aspecten waarop wordt getoetst, met betrekking tot de bouwvoorschriften.

De onderstaande tabel geeft aan hoe voor alle typen vergunningaanvragen de prioriteiten doorwerken in de toetsing.

 

Prioriteit

Consequentie

Hoog

Een goede en volledige aanvraag is belangrijk, dus de volledigheidtoets wordt uitgebreid uitgevoerd en indien nodig wordt de aanvrager hier actief bij betrokken. Het risico op een van rechtswege verleende vergunning wordt actief geminimaliseerd (extra monitoring) in het werkproces.

Er vindt actieve afstemming met toezicht en handhaving plaats. Een toetsaspect met een hoge prioriteit krijgt een complete toets of een inhoudelijke toets.

Gemiddeld

Er worden normale eisen aan de volledigheid gesteld en indien nodig wordt de aanvrager hier actief bij betrokken.

De aanvraag doorloopt het reguliere werkproces en alleen indien nodig vindt afstemming plaats met toezicht en handhaving. Bij een toetsaspect met een gemiddelde prioriteit wordt vooral inhoudelijke getoetst of in meer eenvoudige gevallen door middel van de visuele toets.

Laag

Er worden normale eisen aan de volledigheid gesteld en indien nodig wordt de aanvrager hier actief bij betrokken.

De aanvraag doorloopt het reguliere werkproces en er vindt geen specifieke afstemming plaats met toezicht en handhaving. Bij een toetsaspect met een lage prioriteit wordt een sneltoets uitgevoerd en doen we steekproeven waarbij intensiever wordt getoetst.

 

Toezicht en handhaving

Het is niet mogelijk om tegen alle overtredingen waarvoor de gemeente of de burgemeester bevoegd gezag is, op te treden. Daarom stellen we prioriteiten. Dit doen we aan de hand van de resultaten van de risicoanalyse in bijlage 1.

 

Door het stellen van prioriteiten is niet gezegd dat geen aandacht wordt besteed aan de beleidsvelden met een lage prioriteit. Daarbij moet ook steeds in acht worden genomen, zoals hiervoor omschreven, dat een verzoek om handhaving in behandeling moet worden genomen, vanwege de beginselplicht tot handhaving en niet zomaar terzijde kan worden geschoven. De wettelijke beginselplicht tot handhaving kan dus de prioriteiten uit dit beleid doorkruisen!

Elk beleidsveld heeft zijn specifieke taken die uitgevoerd moeten worden. Wel is de wijze waarop het toezicht en de handhaving wordt uitgevoerd verschillend qua frequentie van toezicht en intensiteit. Dit vertaalt zich uiteindelijk ook in de inzet van mensen en middelen.

 

De vertaling laat zich als volgt omschrijven:

  • 1.

    Actief handhaven

    Er wordt systematisch en op een gestructureerde wijze gehandhaafd op basis van bestaande dan wel toe te delen capaciteit. Er wordt gehandhaafd om mogelijke overtredingen tegen te gaan.

  • 2.

    Thematisch handhaven

    Op basis van een vastgesteld en geprioriteerd thema of voor een bepaald project worden gerichte controles uitgevoerd op de naleving van de betreffende voorschriften. Dit zal zich met name voordoen als het vermoeden bestaat dat binnen een bepaald beleidsveld of een bepaald gebied regels worden overtreden.

  • 3.

    Passief handhaven

    Alleen indien uit een klacht of melding rechtstreeks een vermoeden bestaat dat regels worden overtreden, zal worden gehandhaafd. Indien geen sprake is van een klacht of een melding blijft het toezicht of de handhaving achterwege.

     

    Prioriteit

    Consequentie

    Hoog

    Het toezicht op naleving van de regels vindt actief plaats op basis van een (indien mogelijk) vaste controlefrequentie. Actief toezicht wordt ingezet, zoals waarnemingen ter plaatse, surveillance, gevelcontroles en bureaucontroles (advertenties, luchtfoto’s)

    Gemiddeld

    Het toezicht vindt minder intensief (al dan niet met een lagere controlefrequentie) en vooral themagericht plaats, dan wel door gebiedsgerichte controles.

    Laag

    Er is sprake van passief toezicht, al dan niet met een zeer lage controlefrequentie. Naar aanleiding van handhavingsverzoeken of meldingen wordt toezicht gehouden op naleving van de regels.

     

Milieutaken

De VTH-taken op het gebied van milieu worden door de FUMO uitgevoerd en zijn niet meegenomen in deze risicoanalyse. In het Besluit Omgevingsrecht is wettelijk bepaald dat de deelnemers een gemeenschappelijk uitvoeringskader moeten vaststellen voor de uitvoering van in ieder geval de wettelijke basistaken door de Omgevingsdienst. In 2021 is het VTH-beleid Fryslân voor de basistaken vastgesteld.

Bijlage 3: Uitvoeringsstrategieën

 

1.Vergunningenstrategie

De vergunningenstrategie geeft de algemene werkwijze, de wijze aan waarop wordt getoetst, de prioritering en de diepgang van de te toetsen elementen. Uitgangspunt is dat burgers, bedrijven en instellingen verantwoordelijk zijn voor het indienen van goede en volledige aanvragen.

 

Met de komst van de Wabo in 2010 was ‘casemanagement’ een van de speerpunten voor de behandeling van omgevingsvergunningen. Dit fenomeen wordt met de komst van de Omgevingswet, waar integraal werken en participatie de speerpunten zijn, verder uitgerold. Voor een integrale werkwijze bij vergunningverlening is casemanagement onontbeerlijk. Casemanagement wordt in die zin dan ook steeds belangrijker binnen vergunningverlening. De afdeling vergunningverlening van de gemeente Waadhoeke werkt bij verzoeken en aanvragen om een omgevingsvergunning met casemanagement. Bij elke aanvraag of een verzoek wordt een behandelend ambtenaar toegewezen (de casemanager). De aanvrager beschikt hierdoor over één vast aanspreekpunt.

 

Bij de casemanager staat de dienstverlening centraal. Zo wordt er gehandeld vanuit het doel van de aanvraag en wordt (waar mogelijk) het ‘ja, mits’ principe toegepast. De casemanager heeft de taak om de verschillende belangen vanuit de verschillende disciplines integraal te coördineren en draagt zorg voor het vragen van interne en externe adviezen en de verwerking ervan.

Bij nieuwe plannen wordt, afhankelijk van de impact op de omgeving, aangestuurd op een vooroverleg. Op deze manier kan eventueel worden bijgestuurd en kan de haalbaarheid van plannen in een vroeg stadium worden ingeschat. Dit werkt de dienstverlening in de hand.

De gemeente houdt zich bij de taakuitvoering aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het vertrouwensbeginsel, het motiveringsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.

 

1.1.Ruimtelijke Ordening

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moet een gemeente beschikken over grondgebied- dekkende ruimtelijke plannen. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen is het nodig dat diverse interne disciplines worden betrokken. De medewerkers die deze disciplines in hun takenpakket hebben, worden gedurende de conceptfase van de op te stellen structuurvisies en bestemmingsplannen betrokken bij het totstandkomingsproces. Voor de afdeling Veiligheid en VTH betekent dit een vaste inbreng bij de totstandkoming van bestemmingsplannen. Een ruimtelijk plan wordt, voordat deze in procedure wordt gebracht, ter controle voorgelegd aan de afdeling VTH. Hierbij kan worden meegedacht over de juridische juistheid en werkbaarheid van de opgestelde concept planregels en verbeelding.

 

1.1.1.Afwijkingsbesluiten

Het is mogelijk dat een gewenste ruimtelijke ontwikkeling wordt beperkt door de regels van een geldend bestemmingsplan. Daarom zijn in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) regels opgenomen die het mogelijk maken om af te wijken van een bestemmingsplan. De Wabo benoemt drie mogelijke afwijkingen, namelijk de binnenplanse afwijking, de kleine buitenplanse afwijking (‘kruimelgevallenregeling’), al dan niet met een tijdelijke instandhoudingstermijn en het Wabo projectbesluit. Afwijkingsbesluiten worden genomen in de vorm van het verlenen van een omgevingsvergunning ‘handelen in strijd met de regels Ruimtelijke ordening’. Het College van B&W is het bevoegde gezag voor het nemen van deze besluiten.

 

Voor de drie mogelijke afwijkingsbesluiten wordt een vaste werkwijze gehanteerd om te beoordelen of medewerking mogelijk is. Maatwerk binnen deze werkwijze is leidend. Aanvullend hierop gelden een aantal vaste toetsingscriteria om willekeur en rechtsongelijkheid te voorkomen. Iedere aanvraag (vooroverleg) voor een omgevingsvergunning die niet ‘bij recht’ past binnen het bestemmingsplan en niet past binnen het afwijkingsbeleid, wordt geagendeerd voor het planologisch overleg. Dit is een wekelijks terugkerende overlegvorm op ambtelijk en bestuurlijk niveau, waarbinnen vanuit verschillende vakdisciplines wordt beoordeeld of medewerking kan worden verleend. Op deze manier vindt per aanvraag een gedegen en integrale afweging plaats.

 

De binnenplanse afwijking en buitenplanse ‘kruimelgevallen’

Alle gemeentelijke bestemmingsplannen kennen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden. Aan deze afwijkingsmogelijkheden worden algemene en specifieke criteria genoemd waaraan voldaan moet worden. Op basis van deze randvoorwaarden en rekening houdend met neergelegde visies en beleidskaders van het Rijk, provincie en de gemeente, zal er in deze beleidscyclus ook afwijkingsbeleid worden opgesteld.

Kan er op basis van het afwijkingsbeleid geen medewerking worden verleend, dan wordt tijdens het Planologisch Overleg nader beoordeeld of medewerking (maatwerk) mogelijk is. In dat geval zal er door de aanvrager een ruimtelijke onderbouwing moeten worden opgesteld. Daarnaast moet er, voordat tot de planologische maatregel wordt besloten, een planschadeverhaalovereenkomst worden afgesloten, indien planschade op basis van klaarblijkelijkheid niet kan worden uitgesloten.

 

Wabo projectbesluit

Als er geen binnenplanse vrijstellingsmogelijkheden zijn, noch dat er de planologische strijdigheden in de kruimellijst staan, dan is er nog een mogelijkheid om met het ‘Wabo projectbesluit’ af te wijken van het bestemmingsplan. Met een dergelijke planologische maatregel kan in principe alles planologisch worden geborgd. Uiteraard zal dit besluit genoegzaam moeten worden gemotiveerd middels een ruimtelijke onderbouwing en mag de planologische maatregel niet in strijd zijn met andere wet- en regelgeving. Een deskundige levert deze onderbouwing aan namens de aanvrager. In alle gevallen wordt er een planschadeverhaalsovereenkomst afgesloten. Voornemens van besluitvorming dienen vanuit het Besluit omgevingsrecht voor advisering te worden voorgelegd aan de vaste wettelijke overlegpartners, zoals Provincie en het Waterschap. Hier bovenop geldt als aanvullende eis dat het college van B&W deze vergunning alleen kan verlenen als de Gemeenteraad vooraf heeft verklaard hiertegen geen bedenkingen te hebben. De Gemeenteraad heeft een algemene lijst van gevallen vastgesteld waarin de Raad op voorhand heeft aangegeven in welke gevallen hij geen bedenkingen heeft.

 

Voor het verlenen van medewerking om te komen tot een omgevingsvergunning op basis van het Wabo projectbesluit, kunnen de volgende criteria van toepassing zijn:

  • 1.

    De activiteit moet passen binnen de geldende of in ontwerp neergelegde visies en beleidskaders van het Rijk, provincie en de gemeente.

  • 2.

    De ruimtelijke uitstraling van de ontwikkeling moet passen binnen het (woon)gebied. Er mag geen aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu die niet redelijkerwijs te verwachten valt in de betreffende omgeving.

  • 3.

    De aanwezige waarden waaronder stedenbouwkundige, cultuurhistorische of landschappelijke waarden mogen niet nadelig worden beïnvloed door de activiteit.

  • 4.

    Er moet sprake zijn van een normale afwikkeling van verkeer en er mag geen sprake zijn van een onaanvaardbare parkeerdruk. De regel is dat parkeren op eigen erf dient plaats te vinden of dat de initiatiefnemer op eigen kosten parkeerplaatsen aanlegt in het openbaar gebied.

  • 5.

    De ontwikkeling mag geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of belangen van belanghebbenden.

  • 6.

    De ontwikkeling moet voldoen aan de wettelijke eisen ten aanzien van milieu.

  • 7.

    Het afdichten van een mogelijk planschaderisico met een planschadeverhaalsovereenkomst (kruimelgevallenregeling)

  • 8.

    De economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling moet in beeld worden gebracht, inclusief het afdichten van een mogelijk planschaderisico met een planschadeverhaalsovereenkomst (Wabo projectbesluit).

Op basis van de hierboven genoemde criteria wordt tijdens het Planologisch Overleg beoordeeld of (principe) medewerking mogelijk is.

 

1.1.2.Afwijkingsbeleid

In beginsel vindt een beoordeling plaats van geval tot geval, waarbij getoetst wordt aan de relevante beleidskaders en omgevingsaspecten. Binnen de gemeente Waadhoeke zijn beleidsnota’s vastgesteld met de kaders en uitgangspunten. Per geval wordt beoordeeld of het plan passend is binnen deze kaders.

 

1.2.Omgevingsvergunning

Aanvragen voor een omgevingsvergunning op grond van de Wabo kennen verschillende aspecten waaraan getoetst kan worden. Hieronder worden de verschillende aspecten beschreven.

 

Toetsing aan ruimtelijke ordening/bestemmingsplan

Bij iedere aanvraag om omgevingsvergunning wordt altijd getoetst of deze past binnen het vigerende bestemmingsplan. Is dit niet het geval, dan wordt er gekeken of er kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. (Zie ook paragraaf 4.1.1)

 

Toetsing aan welstand

Indien een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voldoet aan het bestemmingsplan en/of er geen sprake is van planologisch strijdig gebruik, wordt het plan voorgelegd ter advisering aan de onafhankelijke Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (Hûs en Hiem). Deze commissie toetst de aanvragen aan het door de Gemeenteraad vastgestelde welstandsbeleid.

 

Bouwtechnische toetsing/Bouwbesluit 2012

Het Bouwbesluit 2012 geeft landelijk geldende regels voor de technische eisen waaraan bouwwerken dienen te voldoen. In deze beleidsperiode zal de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 (LTB) worden uitgewerkt om te dienen als leidraad bij het toetsen van vergunningaanvragen aan het Bouwbesluit 2012. Het LTB is speciaal ontwikkeld om te kunnen differentiëren in toetsintensiteit per onderdeel van het Bouwbesluit, naar gelang het bouwwerktype en de risico’s die daarbij zijn voorzien. De LTB-methodiek biedt de ruimte om als gemeente een toetsniveau op de verschillende onderdelen vast te stellen, op basis van de eigen risico-inschattingen, naleefgedrag en beschikbare capaciteit.

 

Toetsing aan Bouwverordening

Een aantal bouwregels zijn lokaal en daardoor opgenomen in een bouwverordening. Aangezien steeds meer regelgeving landelijk geregeld is, is het aantal regels in de bouwverordening nog maar minimaal. De verwachting is dat de bouwverordening op termijn helemaal zal verdwijnen. Zolang de bouwverordening bestaat zal iedere aanvraag aan de daarin opgenomen voorschriften worden getoetst.

 

Beoordelingskader monumenten

Aanvragen om omgevingsvergunningen voor monumenten (het wijzigen ervan) vragen bijzondere aandacht om te voorkomen dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan cultuurhistorisch erfgoed. Dergelijke aanvragen worden altijd ter advisering voorgelegd aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit. Verder wordt aangesloten bij de strategie voor aanvragen om omgevingsvergunning activiteit bouwen, aangezien voor vrijwel alle veranderingen aan een monument ook een dergelijke vergunning vereist is.

 

Meldingen sloop en asbestverwijdering

Toetsing vindt plaats aan de hand van de hiervoor bestemde regelgeving. Deze wordt bij asbest gedaan door de FUMO, in het geval van particuliere meldingen ligt de toetsing bij de gemeente.

 

Bodem, bouwstoffen en grondstromen

Voor deze aspecten wordt advies gevraagd bij de FUMO. Als het om zelfstandige aanvragen of meldingen gaat dan worden deze in behandeling genomen door de FUMO.

 

Natuurbescherming, flora en fauna

Indien een aanvraag betrekking heeft op de activiteit handelen in een natuurbeschermingsgebied of dat deze activiteit nadelige gevolgen kan veroorzaken voor de aanwezige flora en fauna vanwege verstoring of vernietiging van de habitat van soorten dan dient hiervoor een verklaring van geen bedenkingen te worden aangevraagd bij de provincie. De activiteit maakt onderdeel uit van de vergunning. De toets of de Wet Natuurbescherming aan de orde is wordt door de casemanager gedaan. De inhoudelijke toetsing ten aanzien van natuurbescherming en/of flora en fauna vindt plaats door de provincie. De resultaten worden opgenomen in de vergunning.

 

Aanleggen van een in/uitrit

Om een inrit te mogen aanleggen moet voldaan worden aan regels uit de APV. Toetsing vindt plaats op grond van de bepaling in de APV. Voor de uitleg van de APV is een beleidsregel vastgesteld (beleidsregel voor het aanleggen van een uitweg, 2019). Hieraan wordt getoetst. Naast deze publiekrechtelijke toetsing dienen ook privaatrechtelijke afspraken gemaakt te worden als de activiteiten plaatsvinden op publieke gronden. Dit is met name het geval bij het aanleggen van inritten. Dit wordt afgestemd met Openbare Ruimte.

 

Brandveilig gebruik

De toets op de brandveiligheidsaspecten die betrekking hebben op het brandveilig gebruik van een bouwwerk wordt uitgevoerd door de brandweer(onderdeel van de Veiligheidsregio’s).

 

1.3.Wet Bibob

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) geeft de gemeente de mogelijkheid de achtergrond van een bedrijf of persoon te laten onderzoeken. De wet is bedoeld om vermenging tussen de boven- en onderwereld tegen te gaan. Er wordt bijvoorbeeld een vergunning aangevraagd voor de exploitatie van een horecabedrijf, terwijl er in de praktijk geen klanten komen. Het is met enige zekerheid te zeggen dat het bedrijf een dekmantel is om geld wit te wassen. Als dit soort signalen aan de orde zijn, dan kan de gemeente de aanvraag weigeren of de verleende vergunning intrekken.

 

In de gemeente Waadhoeke moeten aanvragers van een Alcoholwetvergunning of een vergunning voor een seksinrichting een Bibob vragenlijst invullen. Hierin staan onder meer vragen over een bedrijfsplan en de wijze van financiering. Onder bepaalde omstandigheden kan advies worden gevraagd bij het Regionaal Inlichtingen en Expertisecentrum (RIEC) of het Landelijk Bureau BIBOB. Het toepassen van de BIBOB vragenlijst werkt preventief en kan het kaf van het koren scheiden. Het is mogelijk om voor alle vergunningaanvragen en subsidies een BIBOB lijst te laten invullen. Deze aanpak vindt al vaker plaats, zo worden er tegenwoordig ook bij aanvragen om een omgevingsvergunning bouwen de Bibob-toets toegepast. Een consequent beleid is wenselijk om de Bibob goed toe te passen, om deze reden wordt er in 2023 beleid opgesteld.

 

1.4.Alcoholwet

Aanvragen om een vergunning i.h.k.v. de Alcoholwet, het wijzigen van leidinggevenden of inrichting worden getoetst aan de Alcoholwet en aanverwante wetgeving zoals de inrichtingseisen voor een horecalokaliteit. Tevens vindt er een integriteitsbeoordeling plaats op basis van de Wet Bibob.

 

Voor paracommerciële rechtspersonen gelden nadere regels. De Alcoholwet verplicht gemeenten om door middel van een verordening lokale regels af te spreken over de schenktijden bij paracommercie en bijeenkomsten van persoonlijke aard bij paracommercie. Paracommercie is een verzamelnaam voor o.a. de sportkantines, verenigingsgebouwen, dorpshuizen en jeugdhonken. In juni 2019 heeft de gemeenteraad van Waadhoeke deze regels vastgesteld, de regels zijn opgenomen in de APV.

 

1.5.Algemene plaatselijke verordening (APV)

In de APV staan de lokale regels opgenomen die in de gemeente Waadhoeke gelden. Een groot deel van de APV Waadhoeke kent sterke overeenkomsten met de APV’s van andere gemeenten maar er zijn ook regels die Waadhoeke kenmerken zoals het in 2019 opgenomen verbod op het oplaten van ballonnen. De regels in de APV zijn bedoeld als richtlijn voor onze inwoners. Het biedt de gemeente de bevoegdheid om te handhaven bij overtreding van de richtlijnen.

Alle vergunningen, ontheffingen en meldingen die op basis van de APV worden aangevraagd, worden in principe getoetst aan de geldende regels. Zo nodig wordt bij collega’s en externe partijen om advies gevraagd. De diepgang van de toetsing hangt af van de prioritering. Vanuit de APV kan het College van B&W diverse beleidsuitgangspunten verder uitwerken. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld beleid voor inritten, ligplaatsenbeleid, beleid voor reclame-uitingen, uitstallingen en terrassen.

In de landelijke Handreiking APV en ondermijning (2020), het Plan van Aanpak ondermijning gemeente Waadhoeke (2020), de weerbaarheidsscan gemeente Waadhoeke (2022) en de intentieverklaring Friese Norm (2022) wordt het aanpassen van de APV genoemd als aanbeveling om in de gemeente Waadhoeke (meer) drempels op te werpen in de aanpak van de ondermijnende criminaliteit. In 2023 wordt deze aanpassing uitgewerkt. De aanpassing zal naar verwachting ook gevolgen hebben voor de VTH-taken, met naar verwachting de invoering van het exploitatiestelsel.

 

1.6.Evenementenbeleid

De APV maakt onderscheid tussen vergunningsplichtige en meldingsplichtige evenementen. Meldingsplichtige evenementen hebben een beperkte impact op de directe omgeving en moeten voldoen aan een aantal criteria. De meldingen worden door de gemeente getoetst op eventuele meldingsplichtige elementen. Dit kan bijvoorbeeld een verkeersbesluit zijn of een ontheffing in het kader van de Alcoholwet. De melder ontvangt een bericht van de acceptatie van de melding met daarbij eventuele aanvullende voorschriften en/of aandachtspunten bij het organiseren van het evenement. Vergunningsplichtige evenementen hebben een grotere impact op de directe omgevingen en een hoger risico voor wat betreft veiligheid en openbare orde. Aanvragen worden standaard getoetst op volledigheid, veiligheid en of er overlast beperkende maatregelen moeten worden getroffen. Als er constructies zoals tribunes of tenten geplaatst worden, dan wordt er advies gevraagd aan de bouwspecialisten. Ook wordt er aandacht besteed aan geluid en mogelijk geluidsoverlast Er vinden relatief veel evenementen plaats in de stads- en dorpskernen. Tijdens deze evenementen kan overlast worden ervaren. De gemeente moet daarom altijd een belangenafweging maken, waarbij enerzijds ruimte geboden wordt voor mooie initiatieven en evenementen en anderzijds rekening gehouden wordt met omwonenden. Het kader voor evenementen is beschreven in het Evenementenbeleid 2019-2023

 

1.7.Marktbeleid

In juni 2019 heeft de Gemeenteraad geharmoniseerd beleid voor de markt vastgesteld met een marktverordening. Op dit moment kent Waadhoeke twee weekmarkten. Op woensdag en op zaterdag in Franeker. In de marktverordening worden de regels voor het verkrijgen en het innemen van een standplaats op een weekmarkt geregeld. De marktverordening is alleen van toepassing op weekmarkten en niet op losse standplaatsen, braderieën of jaarmarkten. Gelijktijdig aan het harmoniseren is ook het actualiseren van de verordening meegenomen. Hierbij is rekening gehouden met recente ontwikkelingen vanuit (Europese) wet- en regelgeving en jurisprudentie. Door één geharmoniseerde en geactualiseerde marktverordening vast te stellen gelden in heel Waadhoeke dezelfde kaders. Voor de losse standplaatsen in de gemeente dient nog beleid ontwikkeld te worden.

 

2.Nalevingsstrategie

 

In dit hoofdstuk staat beschreven op welke wijze het naleefgedrag onder burgers, bedrijven en instellingen bevorderd wordt en zo nodig afgedwongen. De nalevingstrategie laat zien op welke wijze en met de inzet van welke instrumenten, naleving van wet- en regelgeving en de daarmee samenhangende gestelde doelen, kan worden bereikt. Het effectief bevorderen van naleving van wet- en regelgeving begint bij een bewuste keuze van het instrument om die naleving te beïnvloeden. Dat betekent dat de verschillende instrumenten moeten zijn afgestemd op de doelgroep. Soms kan voorlichting en informeren voldoende zijn. In andere gevallen zal er meer druk moeten worden uitgeoefend om naleving af te dwingen.

Eén van de uitgangspunten is dat burgers, bedrijven en instanties zelf verantwoordelijk zijn voor het naleven van wet- en regelgeving. Als men hier niet in slaagt, dan is het de taak van de gemeente om die burger, dat bedrijf of die instantie weer op het goede spoor te zetten. Daarvoor heeft de gemeente een aantal instrumenten tot haar beschikking.

De nalevingsstrategie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • De preventiestrategie

  • De toezichtstrategie

  • De handhavingsstrategie

  • De gedoogstrategie

Deze instrumenten kunnen niet los van elkaar worden gezien, maar zijn complementair aan elkaar, kunnen elkaar aanvullen en versterken. In de volgende paragrafen worden de naleving strategieën verder uitgewerkt.

 

2.1.Preventiestrategie

Bij preventie gaat het om het voorkomen van aantasting van de leefomgeving of ontstaan van risico’s, door het geven van voorlichting en zorgdragen voor een heldere communicatie over de kaders waar partijen in de samenleving zich aan moeten houden. Veel schade aan de fysieke leefomgeving kan worden voorkomen door vroegtijdig helder te maken welke kaders en regels er gelden. Dit vereist een goede en gerichte voorlichting en communicatie richting inwoners, bedrijfsleven, bezoekers en, in algemene zin, belanghebbenden. Het vroegtijdig betrekken van en waar mogelijk samenwerken met partners en stakeholders is belangrijk. Het vraagt ook om gevallen integraal te behandelen en op te pakken.

Waar mogelijk zet de gemeente Waadhoeke voorlichting en communicatie in als preventiemiddel. Met het team Communicatie wordt overlegd over de inzet van dit instrument en de strategie. Bij nieuwe wet- en regelgeving of nieuw beleid worden inwoners en bedrijven geïnformeerd. Dit kan door middel van inloopavonden, folders, maar ook via social media en de gemeentelijke website. Ook de vergunningverleners en toezichthouders nemen hun verantwoordelijkheid, door tijdens de vergunningenprocedure en tijdens het toezicht informatie te delen, met als doel overtredingen te voorkomen. Daarnaast is in sommige gevallen preventie wettelijk verplicht gesteld. Zo is de gemeente bijvoorbeeld op grond van de Alcoholwet verplicht om een preventieplan alcohol op te stellen.

 

2.2.Toezichtstrategie

In de toezichtstrategie worden de verschillende vormen van toezicht onderscheiden en wat daarbij de basiswerkwijze is. Niet voor elke situatie kan het toezicht hetzelfde zijn. De soort controle moet afgestemd zijn op de situatie. Er kan onderscheid gemaakt worden in de volgende vormen van toezicht:

  • Periodiek of routinematig toezicht: dit is systematisch toezicht op eenzelfde project, bedrijf of gebied, op basis van een bepaalde controlefrequentie.

  • Tijdelijk toezicht: dit is toezicht op tijdelijke activiteiten, zoals bouwen en slopen.

  • Projectmatig toezicht: dit is toezicht dat zich richt op een specifiek thema, branche of gebied en een projectmatige aanpak vergt.

  • Administratief toezicht: dit is het beoordelen van administratieve bescheiden, zoals rapportages, bewijsstukken e.d. De beoordeling kan zowel tijdens een controlebezoek als vanachter het bureau (wanneer gegevens worden opgestuurd in geval van een rapportageverplichting).

  • Signaaltoezicht: dit is toezicht waarbij een toezichthouder een signaal doorgeeft als de geconstateerde overtreding buiten zijn of haar expertise valt. Ook kunnen burgers, bedrijven, politiek, externe partijen zoals belangenorganisaties signalen doorgeven aan de gemeente.

  • Toezicht naar aanleiding van klachten en meldingen: is toezicht naar aanleiding van een klacht of melding van burgers/bedrijven (extern) of van andere afdelingen/collega’s/bestuur (intern).

Toezichtstrategie per VTH-taakveld

Voor het toezicht op de realisatie van initiatieven, waarvoor een omgevingsvergunning is afgegeven, zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt gaan worden van het Landelijke Toezichtsprotocol. Dit zal in de loop van de beleidsperiode worden opgesteld met inachtneming van de prioriteiten. Hieronder zal in het kort de toezichtstrategie per taakveld nader toegelicht worden.

 

Wabo/omgevingsrecht

Voor het toezicht op de realisatie van initiatieven, waarvoor een omgevingsvergunning is afgegeven, zal gebruik gemaakt gaan worden voor de activiteit bouwen landelijk Toezichtsprotocol (ITP). Dit zal gedurende de beleidsperiode worden opgesteld met inachtneming van de prioriteitenmatrix voor vergunningen.

Het toezicht op de realisatie van bouwwerken vormt voor de medewerker handhaving de grootste taak. Ook andere zaken, zoals illegale bouw en gebruik zullen de nodige aandacht krijgen. Met de afdeling Beheer openbare ruimte zullen afspraken gemaakt worden voor de controles in het kader van omgevingsvergunningen kappen en inritvergunningen.

 

Brandveilig gebruik

Het toezicht op brandveilig gebruik van gebouwen wordt namens de gemeente uitgevoerd door Veiligheidsregio Fryslân (VRF). Zij hanteren voor het bepalen van de risico’s en het stellen van prioriteiten het landelijke gebruikte PREVAP methode. De bouwwerken worden op basis van functies, omvang, het aantal aanwezige personen en de zelfredzaamheid van deze personen, etc. ingedeeld in een viertal prioriteitsklassen. Hieruit volgt een planning van controles brandveilig gebruik, waarbij gebouwen, zoals verzorgingstehuizen, met de grootste risico’s vaker gecontroleerd zullen worden. Dit resulteert in een jaarlijkse lijst van controles. Daarbij wordt inzet gepleegd op preventie door de afdeling brandveilig leven van de Veiligheidsregio. Inwoners worden hierbij gewezen op brandgevaarlijke situaties in huis en hoe dit te voorkomen.

 

Milieu

Het toezicht op de milieu-inrichtingen wordt uitgevoerd door de FUMO. Zoals al eerder aangegeven worden milieu-inrichtingen volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer ingedeeld als Type A, B en C bedrijven. Type A bedrijven leveren de laagste milieubelasting, type C bedrijven de hoogste milieubelasting. Logischerwijs krijgen de bedrijven met de laagste milieubelasting minder prioriteit dan de bedrijven met de hoogste milieubelasting. Er is een ontwikkeling op het gebied van toezicht op milieu-inrichtingen, namelijk om de nadruk te leggen op die activiteiten van een bedrijf die milieubelastend zijn. De overige activiteiten worden niet meer gecontroleerd. Zo wordt er meer inzet gepleegd op het bewerkstelligen van een positief effect van de controle en wordt er efficiënter met de middelen omgegaan. Momenteel vindt er een eerste proeve hiervan plaats in Friesland. De FUMO is deels gemandateerd voor het nemen van (ontwerp)besluiten en het verzenden van controlebrieven. Voor het verlenen van omgevingsvergunning of het nemen van handhavingsbesluiten is geen mandaat gegeven.

 

APV/evenementen

Het toezicht op bepalingen uit de APV, of naar aanleiding van verleende vergunningen en/of ontheffingen op grond van de APV, liggen bij de toezichthouders. In het uitvoeringsprogramma zal vastgesteld worden welke zaken prioriteit krijgen tijdens de controles.

De vergunningverleners bijzondere wetten zetten verleende vergunningen en ontheffingen door naar de toezichthouders zodat zij op de hoogte zijn. Zo nodig worden de toezichthouders gevraagd naar de handhaafbaarheid van eventuele vergunningvoorschriften. De FUMO verricht op verzoek of bij klachten geluidmetingen bij evenementen of horeca inrichtingen. Verder speelt de samenwerking met politie en andere hulpdiensten een rol als het gaat om bijvoorbeeld verkeersbesluiten of besluiten die invloed kunnen hebben op het verkeer. Dat geldt des te meer voor grote evenementen.

 

Alcoholwet

In de Alcoholwet is de verplichting opgenomen dat de gemeente beschikt over een vastgesteld Preventie- en Handhavingsplan alcohol. Dit plan geeft het beleid weer op welke wijze de gemeente de alcoholpreventie en de handhaving op het alcoholgebruik onder de jongeren heeft vormgegeven. De gemeente Waadhoeke heeft dit plan opgesplitst is twee delen, het preventieplan komt als onderdeel terug is het gezondheidsbeleid. Het handhavingsplan maakt onderdeel uit van dit VTH-beleid. De beide plannen worden wel op elkaar afgestemd, waarbij de inzet in eerste instantie gericht zal zijn op preventie

 

De gemeente controleert horeca, paracommercie, slijterijen en supermarkten op het naleven van de vergunningsvoorwaarden en de schenktijden. Daarnaast voert de gemeente controles uit op het schenken en verkopen van alcohol aan jongeren onder de 18 jaar.

 

In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt het aantal controles en de soort controle opgenomen.

 

Opiumwet

Met artikel 13b van de Opiumwet is het juridisch mogelijk om op te treden tegen illegale verkooppunten en/of productie van verdovende middelen. In samenwerking met de politie worden panden gesloten en verzegeld voor een bepaalde periode. Tijdens deze periode worden de verzegeling gecontroleerd door de toezichthouders. Na afloop van de sluitingsperiode wordt het pand weer geopend.

 

2.3.(Landelijke) handhavingsstrategie

Indien toezicht niet leidt tot beëindiging van de overtreding is de gemeente in beginsel verplicht om hiertegen op te treden. Professionele handhaving kenmerkt zich onder andere door een consequente uitvoering. Handhaving kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk. Voor het laatste zijn de mogelijkheden beperkt: naast de politie kunnen alleen de Boa’s strafrechtelijk optreden. Als zij dat doen, handelen zij echter niet in naam van het College van B&W maar doen zij dat namens het Openbaar Ministerie. Strafrechtelijk optreden zal, als het om andere werkvelden gaat dan de APV en de Wegenverkeerswet, veelal in samenwerking met externe partners als de politie moeten plaatsvinden. Onder handhaving zoals dat bedoeld is in dit beleidsplan wordt de bestuursrechtelijke handhaving verstaan: het afdwingen van normconform gedrag door de inzet van bestuursrechtelijke maatregelen zoals het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang, het intrekken van de vergunning, de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking. Handhaving is een bevoegdheid. Dit betekent dat het College van B&W, of in sommige gevallen de burgemeester, ook kan afzien van handhaving. Vanwege beperkte capaciteit moeten keuzes worden gemaakt met betrekking tot de zaken die men wel en niet oppakt. In deze paragraaf worden de kaders geschetst op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden.

 

Om te bepalen wanneer en hoe handhavend wordt opgetreden wordt de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) gevolgd.

 

In 2014 is de LHS vastgesteld. Deze strategie is opgesteld door IPO en het OM, in samenwerking met de VNG, de UvW, het ministerie van I&M, de Inspectie Leefomgeving en Transport, ISZW, politie en de vereniging van omgevingsdiensten. In Fryslân hebben politie, OM, gemeenten en provincie met elkaar afgesproken zich bij het toezicht en de handhaving te conformeren aan de Landelijke Handhavingsstrategie De LHS komt voort uit de wens van alle betrokken instantiesom de organisatie en uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving te verbeteren en om een gelijk speelveld te creëren voor natuurlijke personen en rechtspersonen voor wie bepaalde voorschriften gelden. Een ander doel van de LHS is dat de samenleving ervan uit mag gaan dat handhavers zo optreden dat het rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft. De LHS geeft hier inhoud aan door een kader te scheppen voor het passend interveniëren bij iedere bevinding. Een korte samenvatting van de LHS is opgenomen in bijlage 2.

 

Afhankelijk van de situatie kan op basis van de LHS weloverwogen gekozen worden welk instrument ingezet wordt. Om de strategie van sanctie-instrumenten te bepalen wordt in de LHS enerzijds naar het gedrag van de overtreder gekeken en anderzijds naar de ernst van de overtreding. Bewust gemaakte overtredingen met ernstige gevolgen worden zwaarder aangepakt, bijvoorbeeld met een mix van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen. Bij de inzet van strafrechtelijke middelen is nauwe samenwerking met politie en Openbaar Ministerie vereist.

 

De LHS wordt in Waadhoeke gehanteerd, waarbij op het gebied van omgevingsrecht het volgende stappenplan wordt gevolgd:

  • 1.

    Na constatering van de overtreding ontvangt betrokkene een constateringsbrief of waarschuwingsbrief waarin deze geïnformeerd wordt over de geconstateerde overtreding. Betrokkene krijgt de gelegenheid om binnen een bepaalde termijn de overtreding ongedaan te maken. Ook wordt aangekondigd dat als bij hercontrole blijkt dat de overtreding niet ongedaan is gemaakt, er bestuursrechtelijke maatregelen kunnen worden getroffen.

  • 2.

    Indien bij hercontrole blijkt dat de overtreding niet of niet geheel ongedaan is gemaakt, ontvangt de betrokkene een voornemen tot het opleggen van een bestuursrechtelijk maatregel. Dat is meestal een last onder dwangsom. Betrokkene krijgt de mogelijkheid om ten aanzien van dit voornemen binnen een gestelde termijn een zienswijze in te dienen.

  • 3.

    Indien na beoordeling van de zienswijze niet wordt afgezien van handhaving, en de overtreding voortduurt, wordt het besluit genomen tot het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel.

Dit stappenplan is het uitgangspunt bij reguliere situaties. Er zijn echter situaties waarbij hiervan kan worden afgeweken:

  • Gevaar: bij acuut gevaar voor personen en/of de omgeving, is direct optreden noodzakelijk;

  • Onherstelbare schade: indien onherstelbare schade plaatsvindt of dreigt plaats te vinden zal direct dan wel versneld optredende meest aangewezen werkwijze zijn;

  • Ernstige hinder: in deze situatie wordt stap 1 overgeslagen om de overtreding snel ongedaan te laten maken;

  • Herhaling van (vergelijkbare) overtredingen: indien optreden tegen een eerdere overtreding geeneffect heeft gehad, kan bij herhaling van de overtreding gekozen worden voor een versnelde/direct aanpak. Het informeren van de betrokkene (stap 1) is in deze gevallen weinig zinvol omdat de eerdere waarschuwing niet tot het gewenste gedrag heeft geleid.

In een schema ziet dit er als volgt uit:

 

Categorie

Stappenplan

Aantal stappen

Omschrijving stappen

1

Regulier

3

De 3 stappen zoals hierboven omschreven worden doorlopen.

2

Versneld

2

Stap 1 uit het reguliere stappenplan wordt overgeslagen. Bij de eerste constatering van de overtreding wordt stap 2 ingezet (nemen voorgenomen besluit).

3

Direct

1

Stap 1 en 2 uit het regulieren stappenplan worden overgeslagen. Bij de eerste constatering vande overtreding volgt direct stap 3 (nemen besluit).

 

Tabel 13: Stappenplan LHS

 

Hoogte dwangsom en begunstigingstermijnen

De hoogte van de dwangsom kan en moet op de ernst van de overtreding worden afgestemd (evenredigheid) en tot doel hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (effectiviteit), dit staat beschreven in artikel 5.32 van de Awb. De dwangsom per tijdseenheid of per overtreding moet dus in redelijke verhouding staan tot de ernst van de overtreding. De op te leggen sanctie wordt per situatie bepaald. Dit geldt ook voor het bedrag dat aan de sanctie wordt gekoppeld en voor de begunstigingstermijn.

 

Als uitgangspunt hanteren we de 'Leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen', opgesteld door Infomil. Deze leidraad biedt handhavers enig houvast bij het bepalen van de hoogte van een dwangsom en het maximum te verbeuren bedrag. De lijst met overtredingen in de leidraad is niet uitputtend en kan gebruikt worden als richtlijn. De handhaver dient altijd zelf een deugdelijke motivering over de hoogte van de gekozen bedragen in het besluit op te nemen. De dwangsom dient voldoende prikkelend te werken, zodanig dat de overtreder de overtreding zal beëindigen. Bovendien mag de dwangsom niet zodanig hoog zijn dat deze als straf kan worden gezien. De leidraad is afgestemd op de uitgangspunten van de Landelijke handhavingsstrategie.

 

De leidraad is in ontwikkeling, de handhaver zal bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom uitgaan van de meest recente versie van dit document.

 

Voor overtredingen op de Alcoholwet en daaraan gerelateerde wetgeving zijn de sanctiemogelijkheden wel uitgewerkt. In paragraaf 5.5 is dit nader toegelicht.

 

2.4.Gedoogstrategie

Er zijn uitzonderlijke situaties denkbaar waarin het opleggen van sancties niet gewenst is. In dat geval kunnen we een overtreding gedogen. Onder gedogen wordt verstaan: het expliciete schriftelijke besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden terwijl het bestuursorgaan in beginsel juridisch bevoegd is op te treden. De gemeente Waadhoeke beperkt het gedogen tot zeer bijzondere situaties, waarbij er op korte termijn uitzicht bestaat op het opheffen van de overtreding of op het legaliseren van de situatie, bijvoorbeeld doordat een vergunning verleend kan worden.

Bijlage 4: Handhavingsstrategie Alcoholwet

 

De Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht en de Alcoholwet geven aan welke sancties het bevoegde gezag kan inzetten tegen het voorkomen of voortduren van overtredingen. Het betreft:

 

  • Opleggen van een last onder bestuursdwang, waarbij door feitelijk handelen de overtreding door of namens de gemeente ongedaan wordt gemaakt (artikel 125 van de Gemeentewet en afdeling 5.3 van de Awb). Hieronder valt ook het sluiten en verzegelen van gebouwen en terreinen. De kosten van het toepassen van bestuursdwang kunnen worden verhaald op de overtreder.

  • Opleggen van een last onder dwangsom, waarbij onder dreiging van het invorderen van een geldbedrag de overtreding ongedaan moet worden gemaakt en/of voortduren en herhaling moet worden voorkomen. De last kan ook preventief worden opgelegd (afdeling 5.4 van de Awb).

  • (Tijdelijke) sluiting van de inrichting ingevolge de APV, de Alcoholwet en artikel 174 Gemeentewet.

  • Ontzeggen van de toegang tot een ruimte indien in strijd met de Alcoholwet alcoholhoudende drank wordt verstrekt (artikel 36 AW).

  • Intrekken van de vergunning op grond van artikel 31, eerste lid (imperatief) en artikel 31, tweede en derde lid (facultatief) van de Alcoholwet.

  • Opleggen van een bestuurlijke boete (artikel 44a Alcoholwet en Alcoholbesluit)

  • Schorsen van de vergunning (artikel 32 AW)

  • Tijdelijk stilleggen van de alcoholverkoop in de detailhandel (three-strikes-out: artikel 19a AW).

De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), voorheen belast met toezicht op de naleving van de Alcoholwet, hanteerde een interventiebeleid waarbij een onderscheid werd gemaakt in drie soorten overtredingen:

 

  • I.

    ernstige overtredingen: overtreding met een ernstig risico voor de gezondheid of de veiligheid van de mens of een overtreding met een ernstig risico dat snel ingrijpen van de overheid vereist);

  • II.

    II. overtredingen: handeling of gedraging in strijd met de daarop van toepassing zijnde wettelijke voorschriften en normen met een zodanig karakter, dat er weliswaar geen sprake is van een ernstige overtreding, maar dat de handeling of gedraging dusdanig ongewenst is dat herhaling van de overtreding moet worden voorkomen, mede ter voorkoming van het ontstaan van een ernstige overtreding; en

  • III.

    III. geringe overtredingen: handelingen of gedragingen, die niet in overeenstemming zijn met de wettelijke voorschriften en normen, maar welke niet - ook niet bij herhaalde handeling of gedrag - leiden tot een (ernstige) overtreding).

Het “Alcoholbesluit” gaat uit van een driedeling in beboetbare gedragingen:

 

  • A.

    administratieve tekortkomingen;

  • B.

    overige geboden en verboden; en

  • C.

    speerpunten illegale exploitatie en overtreding leeftijdsgrenzen.

Een voorbeeld van een administratieve tekortkoming (boetecategorie A) is het niet in de inrichting aanwezig hebben van een afschrift van de vergunning (artikel 29, tweede lid Alcoholwet). Een voorbeeld van illegale exploitatie (boetecategorie C) is het uitoefenen van het horeca- of slijtersbedrijf zonder dat daartoe een vergunning is aangevraagd (artikel 3 Alcoholwet). Een voorbeeld van overtreding van de leeftijdsgrenzen (ook boetecategorie C) is het verstrekken van alcoholhoudende drank aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt (artikel 20, eerste lid Alcoholwet). Alle overtredingen die bestuurlijk beboetbaar zijn en niet in categorie A of C vallen, worden beboet volgens het tarief behorend bij categorie B. Het gaat hier bijvoorbeeld om het verrichten van andere bedrijfsactiviteiten in een slijterij (artikel 14, eerste lid, Alcoholwet).

 

In navolging van het interventiebeleid van de NVWA en de categorisering zoals die in het Alcoholbesluit is opgenomen, is ervoor gekozen om uit te gaan van 3 categorieën. De categorieën zijn van licht naar zwaar:

 

Categorie A

De overtredingen in deze categorie zijn van minder ernstige overtredingen, bijvoorbeeld administratieve vereisten, signaleringen en gedragingen.

Categorie B

De overtredingen in deze categorie zijn ernstige overtredingen, maar er is geen sprake van een acute (gevaar)situatie. Een overtreding kan ook als categorie B worden aangemerkt als er verzwarende omstandigheden met betrekking tot de overtreder aan de orde zijn voor overtredingen die normaliter onder categorie A zouden vallen.

Categorie C

Deze overtredingen in deze categorie zijn ernstige overtredingen waarbij het gaat om urgente, ernstige zaken die direct dienen te worden beëindigd. Er is sprake van acuut gevaar voor de volksgezondheid of de veiligheid is in het geding. Er is snelheid vereist om tot beëindiging van de overtreding te komen.

 

Voor het handhaven wordt het volgende stappenplan gehanteerd:

 

Overtreding

Acties

Categorie A

Stap 1 → brief met hersteltermijn

 

Indien niet tijdig hersteld:

Stap 2 → waarschuwing

voornemen met hersteltermijn bekendmaken

termijn zienswijze

 

Indien niet tijdig hersteld:

Stap 3 → herstelsanctie en/of bestuurlijke boete

 

Indien niet tijdig hersteld:

Stap 4 → (van rechtswege) verbeuren dwangsom en invorderingsbeschikking of ten uitvoer leggen bestuursdwang

Categorie B

Stap 1 → waarschuwing

voornemen met hersteltermijn bekendmaken

termijn zienswijze

 

Indien niet tijdig hersteld:

Stap 2 → herstelsanctie en/of bestuurlijke boete

 

Indien niet tijdig hersteld: Stap 3 → (van rechtswege) verbeuren dwangsom en invorderingsbeschikking of ten uitvoer leggen bestuursdwang

Categorie C

Stap 1 → direct bestuurlijke boete of herstelsanctie (zo kort mogelijke begunstigingstermijn)

 

In de praktijk zal moeten blijken wat de best passende handhavingsstrategie is. Wordt direct ingezet op het waar mogelijk toepassen van de bestuurlijke boete of wordt daar juist terughoudend mee omgesprongen? Een bestuurlijke boete vraagt veel van de toezichthouder. Een goed boeterapport is daarbij van wezenlijk belang en dient aan veel zwaardere eisen te voldoen dan een rapport van bevindingen dat kan worden gebruikt voor bestuurlijke sancties als bestuursdwang en dwangsom. Vooralsnog zal eerder worden gekozen voor bestuurlijke handhaving.

 

Spoedeisende bestuursdwang

 

Spoedeisende bestuursdwang in de vorm van sluiting van een openbare inrichting kan bijvoorbeeld geschieden wanneer:

 

  • daar door misdrijf verkregen voorwerpen zijn verworven, voorhanden zijn of worden overgedragen dan wel zijn bewaard of verborgen;

  • daar wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning dan wel verlof is verleend;

  • zich daar andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van die ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde;

  • daar is gehandeld in strijd met het bepaalde in de Opiumwet.

Sanctietabel

 

De mogelijke overtredingen en de bestuurlijke opvolging die daarop kan worden toegepast, is weergegeven in de onderstaande sanctietabel.

 

Sanctietabel Alcoholwet

 

APV: Algemene Plaatselijke Verordening

AW: Alcoholwet

 

Artikel

Overtreding

Toelichting

Cate-gorie

Bestuurlijke actie

Sanctie per:

Beguns-tigings-termijn

Bestuurlijke boete in euro’s

bij <50 werknemers

Bestuurlijke boete in euro’s

bij 50 > werknemers

3 AW

Bedrijf exploiteert zonder (rechtsgeldige) vergunning, wel zicht op legalisatie

A

Last onder dwangsom

€ 1.500,-

Week

2 weken

€ 680

€ 1360

3 AW

Bedrijf exploiteert zonder (rechtsgeldige) vergunning, geen zicht op legalisatie

B

Last onder dwangsom

€ 5.000,-

Week

2 weken

€ 1360

€ 2720

Last onder bestuursdwang

n.v.t.

Max 1 week

4 lid 1 AW

i.c.m. 2:14b en 2:14c APV

Paracommercieel horecabedrijf houdt zich niet aan de schenktijden voor alcoholhoudende drank

B

Last onder dwangsom

€ 1.000,-

Overtreding

1 dag

€ 1020

€ 2040

4 lid 1 AW i.c.m. 2:14c APV

Paracommercieel horecabedrijf schenkt alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard of niet-verenigingsgebonden bijeenkomsten

Geldt voor bijeenkomsten waar geen melding o.g.v. art. 2:14c APV voor is ingediend

B

Last onder dwangsom

€ 1.000,-

Overtreding

1 dag

€ 1020

€ 2040

 

4 lid 5 AW

Ontheffing niet aanwezig

A

Last onder dwangsom

€ 750,-

Overtreding

1 dag

€ 680

€ 1360

8 AW

Leidinggevende voldoet niet (langer) aan één of meerdere aan hem gestelde vereisten

Artikel 31 AW verplicht in dat geval tot intrekking van de vergunning

C

Intrekking vergunning

n.v.t.

1 tot 12 weken, afhankelijke van vereiste

Niet mogelijk (art. 44a AW)

Niet mogelijk (art. 44a AW)

9 AW

Geen registratie van barvrijwilligers of reglement aanwezig in een paracommercieel horecabedrijf

A

Last onder dwangsom

€ 750,-

Week

1 week

€ 680

€ 1360

10 AW

Inrichting voldoet niet langer aan één of meerdere gestelde inrichtingseisen

Artikel 31 AW verplicht in dat geval tot intrekking van de vergunning

B

Intrekking vergunning

n.v.t.

1 tot 12 weken, afhankelijk van inrichtings-aanpassingen

Niet mogelijk (art. 44a AW)

Niet mogelijk (art. 44a AW)

12 AW

Verstekken van alcoholhoudende drank in een niet op de vergunning vermelde lokaliteit

A

Last onder dwangsom

€ 1.500,-

week

2 weken

€ 1020

€ 2040

13 lid 1 AW

Verbod op verstekken alcoholhoudende drank op een terras of in een horeca-inrichting voor gebruik elders dan ter plaatse

B

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1360

€ 2720

13 lid 2 AW

Verbod op verstrekking alcoholhoudende drank in een slijterij voor gebruik ter plaatse

Slechts toegestaan indien een klant erom vraagt de alcoholhoudende drank eerst te proeven

B

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1360

€ 2720

14 lid 1 AW

Verbod andere bedrijfsactiviteiten in slijtersbedrijf

B

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1020

€ 2040

14 lid 2 en 15 lid 1 AW

Verbod kleinhandel op terras of in horecalokaliteit

B

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1020

€ 2040

16 AW

Verbod automatenverkoop alcohol

m.u.v. hotelkamers

B

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1020

€ 2040

17 AW

Verbod verstrekken alcoholhoudende drank anders dan in gesloten verpakking

Dit geldt voor supermarkten en slijterijen, niet voor horeca-inrichtingen

B

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1020

€ 2040

18 lid 1 en 2 AW

Verbod verkoop zwak-alcoholhoudende drank aan particulieren anders dan in slijtersbedrijf

m.u.v. :

- Winkels waar in overwegende mate levensmiddelen of tabak en aanverwante artikelen of uitsluitend zwak-alcoholhoudende dranken al dan niet tezamen met alcoholvrije dranken worden verkocht (bv. supermarkten, tabakszaken, poeliers, delicatessenzake, slagers, viswinkel, melk- en groentezaken en speciaalzaken in bijvoorbeeld bier of wijnen);

- een warenhuis met een levensmiddelenafdeling met een vloeroppervlakte van tenminste 15m² waarop een gevarieerd assortiment aan verpakte en onverpakte eetwaren wordt verkocht;

- een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin hoofdzakelijk gerede eetwaren voor gebruik te plaatse en elders dan ter plaatse plegen te worden verkocht, niet

C

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1360

€ 2720

18 lid 3 AW

Geen duidelijk onderscheid tussen zwak-alcoholhoudende drank en alcoholvrije drank in de ruimte van het levensmiddelenbedrijf

B

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1020

€ 2040

19 lid 1 AW

Verbod op bestelservice sterke drank voor ander bedrijf dan slijtersbedrijf en partijencatering

B

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1020

€ 2040

19 lid 2 AW

Verbod bestelservice zwak-alcoholhoudende drank, anders dan vanuit de in het artikel genoemde uitzonderingen

B

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1020

€ 2040

20 lid 1 AW

Verkoop alcohol aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt

Is ook van toepassing op verstrekking alcohol aan een persoon van 18 jaar of ouder, maar drank is kennelijk bestemd voor een persoon jonger dan 18 jaar

C

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

Max. 1 uur

€ 1360

€ 2720

20 lid 3 AW

Niet duidelijk aangegeven leeftijdsgrenzen

A

Last onder dwangsom

€ 750,-

Overtreding

1 dag

€ 680

€ 1360

20 lid 4 AW

Toelaten van een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen verkeert in een slijt- of horecalokaliteit

B

Last onder dwangsom

€ 1.500,-

Overtreding

Max. 1 uur

Niet mogelijk (art 44a AW)

Niet mogelijk (art 44a AW)

20 lid 5 AW

Dienst doen in een slijters- of horecalokaliteit in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van psychotrope stoffen

B

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

Max. 1 uur

Niet mogelijk (art 44a AW)

Niet mogelijk (art 44a AW)

21 AW

Verbod op verstrekken alcoholhoudende drank indien redelijkerwijs moet worden vermoed dat dit tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid zal leiden.

C

Last onder bestuursdwang

Sluiting alcoholverkoop

Overtreding

Max. 1 uur

Niet mogelijk (art 44a AW)

Niet mogelijk (art 44a Aw)

22 lid 1 AW

Verbod alcoholhoudende drank te verstrekken in tankstations of winkels gelegen langs een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 als autoweg aangeduide weg.

B

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1360

€ 2720

22 lid 2 AW

Bij AMvB opgelegd verbod op verstrekking alcoholhoudende drank in stadions betaald voetbal en gebouwen van gezondheids- en onderwijsinstellingen en in zwembaden

Geen AMvB vastgesteld, dus geen verbod van kracht

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

24 lid 1 en 2 AW

Geen leidinggevende of vereiste persoon aanwezig in horeca- of slijtersbedrijf

B

Last onder dwangsom

€ 1.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1020

€ 2040

24 lid 3 AW

Verbod personen jonger dan 16 jaar dienst te laten doen in een bedrijf waar alcohol wordt verstrekt

B

Last onder dwangsom

€ 1.500,-

Overtreding

Max. 1 uur

€ 1020

€ 2040

25 lid 1 AW

Verbod aanwezigheid alcoholhoudende drank anders dan in horeca- of slijtersbedrijf behoudens een aantal in dit artikel genoemde uitzonderingen

C

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1360

€ 2720

25 lid 2 AW

Verbod nuttiging alcoholhoudende drank ter plaatse anders dan in een horeca- of slijtersbedrijf, behoudens een aantal in dit artikel genoemde uitzonderingen

B

Last onder dwangsom

€ 2.500,-

Overtreding

1 dag

€ 1360

€ 2720

25 lid 3 AW

Verbod alcoholhoudende drank in vervoermiddel wat in gebruik is voor het uitoefenen van kleinhandel, behoudens een aantal in dit artikel genoemde uitzonderingen

B

Last onder dwangsom

€ 1.500,-

Overtreding

1 dag

Niet mogelijk door burgemeester (art 44a AW), wel door NVWA (art. 44aa lid 1 AW)

Niet mogelijk door burgemeester (art 44a AW), wel door NVWA (art. 44aa lid 1 AW)

29 lid 3 AW

Vergunning en/of aanhangsel zijn niet aanwezig in de inrichting

A

Last onder dwangsom

€ 750,-

Overtreding

1 dag

€ 680

€ 1360

30 AW

Vergunninghouder heeft geen melding gedaan van wijziging van de inrichting

Imperatieve intrekkingsgrond art. 31 AW

C

Intrekking vergunning

n.v.t.

1 week

Niet mogelijk (art. 44a AW)

Niet mogelijk (art. 44a AW)

30a lid 1 AW

Geen melding nieuwe leidinggevende of doorhaling van leidinggevende dat deze geen bemoeienis heeft met de bedrijfsvoering

Imperatieve intrekkingsgrond art. 31 AW

B

Intrekking vergunning

n.v.t.

1 week

Niet mogelijk (art. 44a AW)

Niet mogelijk (art. 44a AW)

31 lid 1 AW

Vrees dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid

Imperatieve intrekkingsgrond art. 31 AW

C

Intrekking vergunning

n.v.t.

1 dag

Niet mogelijk (art. 44a AW)

Niet mogelijk (art. 44a AW)

31 lid 2 AW

Handelen in strijd met vergunningvoorschriften of regels uit de AW

Facultatieve intrekkingsgrond

B

Schorsing vergunning (art. 32 AW)

Intrekking vergunning

Overtreding

1 week

Niet mogelijk (art. 44a AW)

Niet mogelijk (art. 44a AW)

31 lid 3 AW

Resultaat Wet Bibob en minimaal 3x weigering bijschrijving om een leidinggevende bij te schrijven op aanhangsel

Facultatieve intrekkingsgrond

B

Schorsing vergunning (art. 32 AW)

Intrekking vergunning

Overtreding

1 week

Niet mogelijk (art. 44a AW)

Niet mogelijk (art. 44a AW)

35 lid 1 AW

Zonder ontheffing zwak-alcoholhoudende drank verstrekken

Ontheffing geldt voor bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen

C

Last onder bestuursdwang

Sluiting alcoholverkoop

Overtreding

Max. 1 uur

Niet mogelijk (art. 44a AW)

Niet mogelijk (art. 44a AW)

35 lid 2 AW

Niet voldoen aan beperkingen/voorschriften die zijn gekoppeld aan de ontheffing

B

Last onder bestuursdwang

Sluiting alcoholverkoop

Overtreding

Max. 1 uur

€ 1020

€ 2040

35 lid 4 AW

Ontheffing niet aanwezig

A

Last onder dwangsom

€ 750,-

Overtreding

Max. 1 uur

€ 680

€ 1360

38 lid 1 AW

Verboden ter zake van een vergunning of ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken.

B

Last onder dwangsom

€ 1.500,-

Overtreding

1 uur

€ 1020

€ 2040

44 lid 1 AW

Bevoegdheid alcoholverkoop ontzeggen aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die in een periode van 12 maanden ter plaatse driemaal art. 20 lid 1 heeft overtreden.

C

Bevel – indien nodig op grond van art. 44 lid 4 met toepassing van een last onder bestuursdwang.

Overtreding

Niet mogelijk (art. 44a AW)

Niet mogelijk (art. 44a AW)

45 AW

Alcoholhoudende drank aanwezig hebben op voor publiek toegankelijke plaatsen of voor consumptie gereed hebben onder de 18 jaar

m.u.v. personen van 16 en 17 jaar die in dienst zijn bij een horecabedrijf of werkzaam als barvrijwilliger

*

Strafrechtelijk (PV)

n.v.t.

n.v.t.

Niet mogelijk (art. 44a AW)

Niet mogelijk (art. 44a AW)

45a AW

Het is personen die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, verboden op voor publiek toegankelijke plaatsen anders dan bedrijfsmatig alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

*

Strafrechtelijk (PV)

n.v.t.

n.v.t.

Niet mogelijk (art. 44a AW)

Niet mogelijk (art. 44a AW)

2:48 APV

Verboden op een openbare plaats alcoholhoudende drank en/of middelen of daarop gelijkende waar te nuttigen of te gebruiken of bij zich te hebben met het kennelijk doel dat op een openbare plaats te nuttigen of te gebruiken

Geldt voor een door het college aangewezen gebied

*

Strafrechtelijk (PV)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Bijlage 5: Handhavingsstrategie helingbestrijding voor handelaren in ongeregelde en gebruikte goederen

 

Inleiding

Straatroven, woninginbraken en overvallen hebben een grote impact op de slachtoffers en vormen een gevaar voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De gestolen goederen worden vaak doorverkocht. Heling is dus veelal het gevolg van een high-impact-crime. Daarom is er alle belang bij om het doorverkopen van gestolen goederen zo moeilijk mogelijk te maken.

 

In artikel 437 en artikel 437bis van het Wetboek van Strafrecht zijn verplichtingen vastgesteld voor handelaren in gebruikte en ongeregelde goederen. Daarnaast zijn in afdeling 10 onder de artikelen 2:34 tot en met 2:36 van de Algemene Plaatselijke Verordening Waadhoeke (APV) ook een aantal verplichtingen vastgelegd voor handelaren in voornoemde goederen. Het niet voldoen aan deze verplichtingen levert, vooral bij herhaling, de aanmerkelijke kans op dat er heling plaatsvindt en levert dus een inbreuk op de openbare orde op. Als een handelaar deze verplichtingen niet nakomt, kan de burgemeester dan ook ter bescherming van de openbare orde bestuurlijke maatregelen nemen. Een maatregel kan zijn dat de burgemeester op basis van artikel 174 Gemeentewet het pand sluit van waaruit de overtreding plaatsvindt.

 

Doel handhavingsstrategie

De doelstelling van de bestuurlijke maatregel is de naleving van de geldende wet- en regelgeving door handelaren, waarmee wordt getracht de afzetmarkt voor goederen die afkomstig zijn van een misdrijf te verkleinen. Dader- en gelegenheidsstructuren ten aanzien van high-impact-crime en ondermijnende criminaliteit worden bestreden met als uiteindelijke doel om hiermee de openbare orde en het woon- en leefklimaat voor alle inwoners van de gemeente Waadhoeke te beschermen.

 

In deze strategie worden de wettelijke verplichtingen voor handelaren in tweedehands goederen beschreven en daarnaast op welke wijze gehandhaafd wordt tegen geconstateerde overtredingen.

 

Wettelijke verplichtingen handelaren

Voor de aanpak van heling zijn opkopers en handelaren in tweedehands goederen op grond van artikel 437 Wetboek van Strafrecht (WvSr), artikel 1 van het uitvoeringsbesluit artikel 437 WvSr en artikel 2:35 Algemene Plaatselijke Verordening (APV), verplicht tot het registeren van alle gebruikte of ongeregelde goederen die worden ingekocht dan wel verkocht. Hieronder worden de wettelijke verplichtingen nader toegelicht.

 

Wetboek van Strafrecht artikel 437

 

  • 1.

    Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen handelaar die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf:

    • a)

      niet met inachtneming van de bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels aantekening houdt van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij heeft verworven dan wel voorhanden heeft,

    • b)

      een gebruikt of ongeregeld goed verwerft van iemand, zonder dat diegene zijn identificerende persoonsgegevens heeft opgegeven of zonder dat hij die gegevens in zijn administratie heeft aangetekend,

    • c)

      nalaat zijn administratie op eerste aanvraag ter inzage te geven aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 552 van het Wetboek van Strafvordering,

    • d)

      nalaat een gebruikt of ongeregeld goed dat hij heeft verworven of voorhanden heeft, op eerste vordering van een ambtenaar als bedoeld in onderdeel c, ter bezichtiging af te staan en deze te laten zien waar dit goed in zijn administratie staat ingeschreven,

    • e)

      een goed dat bij hem door of vanwege de politie met een duidelijke schriftelijke omschrijving als door misdrijf aan de rechthebbende is onttrokken of als verloren is aangegeven, verwerft of voorhanden heeft,

    • f)

      aan een hem schriftelijk uitgereikt last van een ambtenaar, zoals bedoeld in onderdeel c, tot het gedurende een daarbij aangegeven tijd, veertien dagen niet te boven gaande, bewaren of in bewaring geven van een goed dat hij voorhanden heeft, of aan een hem bij die last gegeven aanwijzing, geen gevolg geeft, of

    • g)

      nalaat de van hem bij schriftelijke vordering van een ambtenaar, zoals bedoeld in onderdeel c, gevraagde opgaven betreffende door hem verworven of bij hem voorhanden zijnde goederen binnen de termijn, bij de vordering gesteld, naar waarheid te verschaffen.

    • h)

      Met dezelfde straf wordt gestraft de voor de handelaar uit het eerste lid optredende persoon die een feit begaat als in dit lid onder a tot en met g omschreven;

  • 2.

    De schuldige kan worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij de overtreding begaat.

  • 3.

    Onder ongeregelde goederen worden verstaan goederen die wegens hun aard of uitvoering, hun herkomst of de staat waarin zij verkeren, niet tot de algemeen gangbare goederen kunnen worden gerekend.

Uitvoeringsbesluit ex artikel 437, eerste lid, van het wetboek van strafrecht

 

Artikel 1

  • 1.

    De handelaren, bedoeld in artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zijn opkopers en handelaren in gebruikte en ongeregelde goederen, metalen, edelstenen, uurwerken, kunstvoorwerpen, auto's, motorfietsen, bromfietsen, fietsen, foto-, film-, radio-, audio- en videoapparatuur en apparatuur voor automatische registratie.

  • 2.

    In het eerste lid wordt onder metalen mede verstaan: legeringen en metalloïden.

Artikel 2

  • 1.

    Indien de in artikel 1 aangewezen handelaar de koopprijs van koper en koperlegeringen in contant geld voldoet, controleert hij de identiteit van de aanbieder aan de hand van een identiteitsbewijs in de zin van artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 2.

    De handelaar, aangewezen in artikel 1van dit besluit, voldoet aan de verplichting ingevolge artikel 437, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht tot het aantekening houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij heeft verworven of voorhanden heeft indien hij een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register houdt en daarin onverwijld vermeldt:

    • a)

      het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • b)

      de datum van verkrijging van het goed;

    • c)

      een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;

    • d)

      de koopprijs of andere voorwaarden van verkrijging van het goed;

    • e)

      de naam en het adres van degene van wie het goed is verkregen;

    • f)

      zowel een omschrijving als het nummer van het document bedoeld in het eerste lid waarmee hij de identiteit van de aanbieder heeft vastgesteld, voor zover het de inkoop van koper en koperlegeringen betreft en de koopprijs van dat goed in contant geld wordt uitbetaald.

Algemene Plaatselijke Verordening Waadhoeke

 

Artikel 2:34

In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 2:35 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1.

    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:

    • a)

      het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • b)

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c)

      een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is – soort, merk en nummer van het goed;

    • d)

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;

    • e)

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2.

    De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.

Toelichting artikel 2:35 verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

De burgemeester heeft het digitaal opkopers register (DOR) middels het besluit van 2 oktober 2019 gewaarmerkt. In het DOR is zowel het inkoop- als verkoopregister weergegeven. Het DOR is in een beveiligde omgeving beschikbaar gesteld via https://opkopersregister.stopheling.nl/.

 

Artikel 2:36 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

  • 1.

    De burgemeester binnen 3 dagen schriftelijk in kennis te stellen:

    • a.

      Dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging:

    • b.

      van een verandering van de onder 1, sub a, bedoelde adressen;

    • c.

      als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

    • d.

      dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan.

  • 2.

    de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

  • 3.

    aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

  • 4.

    een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste 3 dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

Voor handelaren is een landelijk Digitaal Opkopers Loket (DOL)ingericht waar ondernemers, die werkzaam zijn of willen zijn als handelaar, zich kunnen laten registeren en melding kunnen maken van feiten zoals beschreven in artikel 2:68 lid a van de APV. Het DOL is in een beveiligde omgeving beschikbaar gesteld via https://www.ikbenhandelaar.nl.

 

Handhaven op geconstateerde overtredingen

 

Actieve houding handelaar tegengaan heling

Van een handelaar wordt verwacht dat hij zich aan de geldende wet- en regelgeving houdt. Juist van een handelaar moet uitmuntend gedrag worden verwacht om heling actief tegen te gaan. Heling is het gevolg van een high-impact-crime en heeft een grote impact op het woon- en leefklimaat en tast de openbare orde aan. Heling wordt als een zeer ernstig incident gezien.

 

Om de handelaar hierin tegemoet te komen is het Digitaal Opkopers Register (DOR) als gewaarmerkt register aangewezen. Daarnaast maakt de gemeente Waadhoeke gebruik van het landelijk Digitaal Opkopers Loket (DOL) waar de handelaar zich eenvoudig kan aanmelden als handelaar.

 

Wanneer het aannemelijk is dat een handelaar zich schuldig maakt aan heling is dat een buitengewoon ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat en de aantasting van de openbare orde. De handelaar is de centrale spil in het voorkomen dat uit diefstal afkomstige goederen hun weg vinden naar de reguliere markt. Daarmee vervult de handelaar óók een belangrijke maatschappelijke functie. Om deze reden hebben we de omstandigheden gecreëerd waaronder de handelaar zijn bedrijfsactiviteiten op een correcte en integere wijze kan uitvoeren. Als blijkt dat de handelaar het nalaat om in overeenstemming hiermee te handelen en zich hierdoor schuldig maakt aan heling, wordt dit de handelaar buitengewoon zwaar aangerekend. Hierbij zal dan ook direct over worden gegaan tot sluiting van de inrichting voor de duur van in beginsel drie maanden. Bij recidive wordt de inrichting voor onbepaalde tijd gesloten. Er is dan geen vertrouwen meer dat de handelaar zich voldoende zal inzetten om heling tegen te gaan. Hieronder wordt de sluitingsbevoegdheid omschreven.

 

Sluitingsbevoegdheid Gemeentewet en Algemene Plaatselijke Verordening

De sluitingsbevoegdheid wordt ontleent op grond van artikel 174 Gemeentewet. In dit artikel is opgenomen dat de burgemeester belast is met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.

 

Niet voldoen aan voorschriften

Het niet voldoen aan de voorschriften uit afdeling 10 APV Waadhoeke en de artikel 437 en 437bis van het Wetboek van Strafrecht betekent niet direct dat sprake is van heling. Het betekent wel dat een handelaar nalatig is in zijn plicht om heling actief tegen te gaan. Het (herhaaldelijk) niet naleven van deze voorschriften levert de aanmerkelijke kans op dat er heling plaatsvindt, hetgeen een inbreuk op de openbare orde oplevert.

 

Op het niet voldoen aan deze voorschriften volgt daarom in beginsel een bestuurlijke waarschuwing. De handelaar krijgt daarbij de ruimte om zijn gedrag aan te passen en maatregelen te nemen.

 

Het hangt van de ernst van de overtredingen af hoeveel waarschuwingen er worden gegeven, voor er daadwerkelijk wordt overgegaan tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie.

 

Het wordt een handelaar bijvoorbeeld zwaarder aangerekend wanneer hij vermoedens van een strafbaar feit niet meldt, dan wanneer hij zijn in- en/of verkoopregister niet (volledig) heeft bijgehouden.

 

Ook wordt een handelaar zwaarder aangerekend, indien hij een toezichthouder geen medewerking verleent bij het controleren van het in- en/of verkoopregister. Immers, heling kan alleen voorkomen worden als handelaren en toezichthouders daarbij samenwerken. Wordt geen medewerking verleend aan een toezichthouder, wordt derhalve eveneens eenmalig een waarschuwing gegeven, waarna bij een tweede constatering sluiting voor de duur van in beginsel drie maanden volgt. Hetzelfde geldt voor het niet naleven van een last van de toezichthouder om een verdacht goed voor een bepaalde periode onder zich te houden dan wel een andere aanwijzing gegeven bij die last (artikel 437, lid 1, sub f WvSr). Een handelaar die zich hier niet aan houdt, geeft toezichthouders onvoldoende ruimte om strafbare feiten te constateren. Ook in deze situaties wordt slecht eenmalig gewaarschuwd.

 

Ook het verwerven van een goed van een minderjarige wordt zwaar aangerekend. Jeugdcriminaliteit is zeer kwalijk, een gevaar voor de openbare orde en het leefklimaat en dit dient zoveel mogelijk voorkomen en bestreden te worden. Indien een goed van een minderjarige wordt verworven, wordt derhalve eveneens eenmalig een waarschuwing gegeven, waarna bij een tweede constatering sluiting voor de duur van in beginsel drie maanden volgt. Een eerdere bestuurlijke maatregel wordt bij overtredingen in de twee daaropvolgende jaren nadat de overtreding is geconstateerd, meegewogen bij eventuele opvolgende bestuurlijke besluiten jegens de handelaar.

 

In onderstaand schema wordt per soort overtreding aangegeven op welke wijze hier mee om wordt gegaan.

 

Overtreding

Bestuurlijke maatregel

Niet hebben of niet correct bijhouden in en/of verkoopregister (waaronder identificatieplicht)

1. Schriftelijke waarschuwing

2. Last onder dwangsom van € 750,- per keer met een maximum van € 1500,-

3. Sluiting voor een maand

4. Sluiting voor drie maanden

5. Sluiting voor een jaar

Nalaten melding te doen indien redelijkerwijs kan worden vermoed dat het goed van diefstal afkomstig is

1. Schriftelijke waarschuwing

2. Sluiting voor drie maanden

3. Sluiting voor onbepaalde tijd

Het verwerven van een goed van een minderjarige

1. Schriftelijke waarschuwing

2. Sluiting voor drie maanden

3. Sluiting voor onbepaalde tijd

Ingekocht goed korter dan drie dagen onder zich houden

1. Schriftelijke waarschuwing

2. Last onder dwangsom van € 750,- per keer met een maximum van € 1500,-

3. Sluiting voor een maand

4. Sluiting voor drie maanden

5. Sluiting voor een jaar

Nalaten medewerking te verlenen aan de toezichthouder bij de controle van het in- en of verkoopregister

1. Schriftelijke waarschuwing

2. Sluiting voor drie maanden

3. Sluiting voor onbepaalde tijd

Niet-naleven last toezichthouder tot langer onder zich houden van een verdacht goed dan wel een andere aanwijzing uit de last

1. Schriftelijke waarschuwing

2.Sluiting voor drie maanden

3. Sluiting voor onbepaalde tijd

Heling

1. Sluiting voor drie maanden

2. Sluiting voor onbepaalde tijd