Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Breda

Bredaas Groenkompas, Koers naar de eerste Europese stad in een park 2021-2030

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBreda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBredaas Groenkompas, Koers naar de eerste Europese stad in een park 2021-2030
CiteertitelBredaas Groenkompas, Koers naar de eerste Europese stad in een park 2021-2030
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-05-2023bijlage 2

23-03-2023

gmb-2023-199195

2291497
26-03-202206-05-2023nieuwe regeling

23-12-2021

gmb-2022-134294

Tekst van de regeling

Intitulé

Bredaas Groenkompas, Koers naar de eerste Europese stad in een park 2021-2030

 

 

 

 

 

 

Begrippen

Biodiversiteit

Biodiversiteit is kortweg de verscheidenheid aan leven in een bepaaldgebied - van een waterdruppel tot een compleet bos of zelfs de aarde als geheel. Biodiversiteit omvat alle soorten planten, dieren en micro-organismen, maar ook de genetische variatie binnen die soorten en de variatie aan ecosystemen waar ze deel van uitmaken, vanmoerassen tot woestijnen. Het begrip omvat het totaalpakket aan levende organismen en systemen en de interacties daartussen.

Cultuurgroen

Groen waarbij het faciliteren van één of meerdere menselijke functies de hoofddoelstelling is.

Ecologie

De wisselwerking tussen organismen en levensgemeenschappen en hun omgeving.

Ecologische groenstructuur

Samenhangend netwerk bestaande uit geplande en gerealiseerde natuurgebieden en verbindingen daartussen met als doel de biodiversiteit in stand te houden en te herstellen.

Ecologisch groen

Groen waarbijhet ontwikkelen van biodiversiteit en de natuurlijke processen die daarmee samengaan hoofddoelstelling is.

Ecologische verbindingszone

Natuurweg die er voor zorg draagt dat dieren zich kunnen verplaatsen tussen natuurgebieden. Breda kent hierbij een gemeentelijke ambitie en een opgave vanuit het Rijk/de provincie. Een ecologische verbindingszone heeft in het buitengebied een breedte van 25 meter en in hetstedelijk gebied een breedte van 50 meterin verband met de aanwezige verstoring.

Ecosysteemdiensten

Met de verzamelnaam 'ecosysteemdiensten' bedoelen we het vermogen van ecosystemen of natuurlijk kapitaal om goederen en diensten te leveren. Het is gebruikelijk dit vermogen van ecosystemen onder te verdelen in (1) het voorzien in goederen, zoals voedsel of hout; (2) het reguleren van processen, zoals het zuiverenvan water en (3) het leveren van culturele diensten, zoals natuurgebieden waarje ter ontspanning kunt wandelen of fietsen.

Faunapassage

Voorziening die hetmogelijk maakt dat(wilde) dieren menselijke infrastructuur (wegen, spoorwegen) veilig passeren.

Gemeentelijke Ecologische Verbindingszone (GEVZ)

Gemeentelijke ecologische verbindingszone voortkomende uit gemeentelijke ambitie zoalsgeformuleerd in de structuurvisie Breda2030 aanvullend op de ambities van Rijk en Provincie.

Gemeentelijk Natuur Netwerk (GNN)

Natuurnetwerk Brabant plus de gemeentelijke ambitie.

Groen

Onder groen worden in dit document en de bijbehorende bijlagen levende beplantingen verstaan. Kunstgras en anderegroen gekleurde oppervlakken worden nadrukkelijk nietbedoeld.

Hoofdbomenstructuur

Alle Structuurbomen tezamen.

Hoofdgroenstructuur

Het geheel aan groenvoorzieningen, natuurgebieden en ecologische verbindingszones datop stads-, wijk- of dorpsniveau van belang is.

Natuur

Alle levende organismen, hun habitat, het ecosysteem waarvanzij deel uitmaken en de daarmee verbonden uit zichzelf functionerende ecologische processen, ongeacht of ze al dan niet voorkomen onder invloed van menselijk handelen, met uitsluiting van cultuurgewassen, landbouwdieren en huisdieren.

Natura 2000-gebied

Gebied wat vanwege zijn bijzondere natuurwaarden beschermd is krachtens de Europese Vogelrichtlijn of Habitatrichtlijn. In Breda is dit het Habitatrichtlijn gebied Ulvenhoutse Bos.

Natuurgebied

Een natuurgebied is een gebiedmet opvallende eigenschappen als het gaat om flora,fauna, geologische of landschappelijke gesteldheid, zoals dit tot uiting komt in een grote uitgestrektheid of biodiversiteit, een gebied dat niet of weinig door mensen gebruikt wordt.

Natuurnetwerk Brabant

Provinciaal vastgesteld netwerk bestaande uit natuurgebieden en ecologische verbindingszones met als doel de biodiversiteit in Brabant te behouden en versterken. Dit netwerk dient in 2027 gerealiseerd te zijn.

 

Omgevingsbomen

Omgevingsbomen vormen de verdere groene bedekking van de stad en zijn voornamelijk van belang voor de directe omgeving waarin ze staan. De levenscyclus van de omgevingsbomen wordt aangepast aan de onderhoudscyclus van overige elementen in de openbare ruimte van de woonstraten. Dit betekent dat de bomen gelijktijdig met de onderhoudswerkzaamheden aan de kabels,leidingen of de riolering kunnen worden vervangen. Voor het ophalen van wensen voor de plaatsing van nieuw groen wordt afstemming gezocht met de omwonenden. Uitgangspunt blijft namelijk om zoveel mogelijk groen in de stad te realiseren en te behouden.

Omgevingsgroen

Groen dat met nameeen lokale waardeheeft (buurtgericht) en van belangis voor de directe omgeving.

Structuurbomen

Structuurbomen vormen kenmerkende lijnen door hetstedelijk of landelijk gebied van Breda die altijd groen moeten blijven. De structuren hebben een algemeen belang enzijn hierdoor relevant voor de gehele stad, wijk of buurt. Om de continuïteit van de groene structuren door de stad te behouden geldt hiervoor een herplantplicht.

Afhankelijk van de boomsoort en de benodigde groeiplaats wordt het aantal terugte plaatsen bomen bepaald.

Structuurgroen

Groenvoorzieningen die op stads-, wijk- of dorpsniveau van belang zijn.

Waardevolle bomen

Structuurbomen vormen kenmerkende lijnen door hetstedelijk of landelijk gebied van Breda die altijd groen moeten blijven. De structuren hebben een algemeen belang enzijn hierdoor relevant voor de gehele stad, wijk of buurt. Om de continuïteit van de groene structuren door de stad te behouden geldt hiervoor een herplantplicht.

Afhankelijk van de boomsoort en de benodigde groeiplaats wordt het aantal terugte plaatsen bomen bepaald.

1 Groen in Breda

1.1 Inleiding

Groen vormt een belangrijke drager van de stad, de dorpen en het buitengebied. Onder andere de singels, de parken, de groenstructuren in de wijken en de (gevel)tuinen vormen gezamenlijk het groene raamwerk van Breda. Dit groene raamwerk levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid en de gezondheid van onze bewoners, doordat groen uitnodigt om te bewegen en elkaar te ontmoeten. Een diverse samenstelling van het groen en robuuste verbindingen zorgen daarnaast voor een hoge biodiversiteit en vormen het leefgebied voor diverse organismen. Alle groene elementen samen dragen op hun beurt weer bij aan verkoeling en een betere luchtkwaliteit. Bovendien draagt het groene raamwerk bij aan de herkenbaarheid van de verschillende delen van de stad. Kortom, groen is een essentieel onderdeel van het leven in de stad en het landelijk gebied voor zowel mens als dier.

 

Breda, Stad in een park

Breda heeft de ambitie om in 2030 de eerste Europese Stad in een park te zijn. Deze ambitie is gesteld in het Verhaal van Breda. Het Verhaal van Breda is vastgesteld in 2016 en vormt de basis voor een strategie waarmee Breda zichzelf op de kaart zet en om nieuwe investeerders, bedrijven, studenten en bezoekers aan te trekken. De groene, ecologische kwaliteit die Breda op dit moment te bieden heeft, is daarin aangestipt als één van de drie focuspunten om nog meer op uit te blinken en de kwaliteit van de stad en het buitengebied voor ieder organisme te versterken. De andere twee focuspunten onder de noemer ‘Breda brengt het Samen’ zijn grenzeloos en gastvrij. Door te investeren in deze drie focuspunten profileert Breda zich als een aantrekkelijke internationale stad om te wonen, te werken en te verblijven.

 

Omgevingsvisie Breda 2040: sterk en veerkrachtig

De kwaliteit van het leven in de stad en het landelijk gebied staat ook centraal in de Omgevingsvisie. Hiervoor zijn twee hoofdpijlers benoemd: Sterk Breda en Veerkrachtig Breda. Beide hoofdpijlers geven uitwerking aan het grenzeloze, gastvrije en groene Breda. Sterk Breda door het versterken van onze positie als internationaal knooppunt, te zorgen voor een ongedeelde stad en door te verbinden met groen. Veerkrachtig Breda door te zorgen voor een aantrekkelijke vestigingsplek, een vitale gemeenschap voor mens, plant en dier en een duurzame omgeving.

 

Verbinden met groen is mogelijk door een intensiever partnerschap aan te gaan met het groen, natuur de ruimte te geven en groen een integraal onderdeel te laten zijn van de activiteiten in de stad en het landelijk gebied. De openbare ruimte maken we klimaatadaptief, duurzaam, biodivers en voor iedereen toegankelijk, zodat deze uitnodigt tot bewegen en ontmoeten in een groene buitenruimte. Hierdoor dragen we bij aan de verbetering van de gezondheid van onze bewoners en de ontwikkeling van natuurwaarden. Het areaal aan groen wordt uitgebreid, door onder andere de aanleg van nieuwe parken, bossen en het vervolmaken van ecologische verbindingen. Op deze manier is groen voor iedereen dichtbij en stimuleren we een gezondere levensstijl en versterken we de biodiversiteit.

 

1.2 Opgaven voor de stad

Breda telt de komende jaren diverse ontwikkel- en transformatieopgaven. Zo zijn er in deze bestuursperiode extra middelen vrijgemaakt om de woningbouw te versnellen. Leegstaande locaties en ongebruikte terreinen binnen bestaand stedelijk gebied krijgen een nieuwe bestemming. Deze verdichtingsopgave verhoogt de druk op het stedelijk groen. Niet alleen de bouw van woningen en bedrijven, maar ook de benodigde infrastructuur, zowel bovengronds als ondergronds, leggen een claim op de beschikbare ruimte. Enkele voorbeelden hiervan zijn de uitrol van het glasvezelnetwerk en de introductie van nieuwe mobiliteitsvormen.

Om ervoor te zorgen dat de leefbaarheid in de compacte stad op niveau blijft, is het van belang om naast ruimte voor woningen, bedrijven, voorzieningen en infrastructuur, ook voldoende ruimte vrij te houden en te maken voor robuuste groene elementen. Daarnaast zetten we in op het behouden en versterken van de huidige groenelementen en de achteruitgang van de biodiversiteit om te buigen in vooruitgang.

 

1.3 We maken van Breda een Stad in een park

In dit Groenkompas ontvouwen we onze ambitie, doelen en opgaven voor het groen in Breda. We laten zien hoe en waar we de kansen pakken en op welke manier we de bedreigingen en uitdagingen te lijf gaan. Door goed voor het bestaande groen (cultuurgroen en ecologisch groen) te zorgen en kansen te benutten om dit verder uit te breiden, maken we samen Breda toekomstbestendig. Hierbij stellen we de volgende doelen:

 

Beschermen van de bestaande basis voor een Stad in een Park

Om de eerste Europese Stad in een park te worden, is het allereerst van belang om het bestaande groen te behouden. Het gaat hierbij om het beschermen van het groen dat onderdeel is van de hoofdgroenstructuur, het compenseren van groen dat moet wijken voor andere ontwikkelingen en ook het beheer van het groen speelt een cruciale rol bij het behoud. Voldoende en duurzaam beheer is essentieel om de kwaliteit van het bestaande groen te behouden en mogelijkerwijs te verbeteren.

 

Ontwikkelen van een robuust ecologisch netwerk

De waterlopen door Breda vormen de verbinding tussen de op Europees niveau beschermde Natura 2000-gebieden, gelegen ten noorden en ten zuiden van Breda. Breda heeft hiermee een belangrijke schakelfunctie in het Europese netwerk en de verantwoordelijkheid om deze schakelfunctie in de vorm van een robuust ecologisch netwerk door de stad in te vullen. Naast het robuuste netwerk langs de beekdalen werkt Breda aan ecologische verbindingen tot in de haarvaten van de buurten. Door het groen in de wijken in verbinding te brengen met grotere natuurgebieden wordt gewerkt aan een netwerk door de gehele stad.

 

Ontwikkelen van groen in ieders directe nabijheid

Om groen een belangrijk onderdeel te laten zijn van het dagelijks leven van alle inwoners in Breda, streven we ernaar dat elke inwoner in 2030 op pantoffelafstand (200 meter) van een park, een bos of het buitengebied woont. Bovendien zetten we in op het vergroenen van de straten en de centrale knooppunten in buurten, zoals schoolpleinen, winkelcentra en zorginstellingen. Door groen, in verschillende vormen en maten, voor iedereen toegankelijk te maken en ruimte te bieden aan spelen, sporten en ontmoeten, wordt een bijdrage geleverd aan een gezonder leven voor alle inwoners.

 

Samenwerken aan een Stad in een park

Om de groene ambitie van Breda te kunnen bereiken, is het van belang dat bewoners, woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars, bedrijven en overige partijen uit de stad deze ambitie ondersteunen en ook een bijdrage leveren aan de vergroening van Breda. Het vormt een gezamenlijke opgave, die niet enkel gerealiseerd kan worden in het openbaar gebied. Het informeren en stimuleren van partijen om een bijdrage te leveren op privaat terrein is daarom essentieel. Om de ambities te verankeren, stelt Breda groennormen op voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen, waardoor ook daar het groene raamwerk gegarandeerd wordt voor de toekomst. Daarnaast wordt verder ingezet op het versterken van de community rondom ‘Stad in een park’: een verzameling van mensen en organisaties die zich inzetten en sterk maken voor een groener Breda.

 

Versterken van de Bredase groene identiteit

Groen is een van de pijlers van Breda en bepaalt hierdoor ook de aantrekkingskracht van de stad, voor nu en in de toekomst. Door in te zetten op het herstel van het historische landschap, het accentueren van de groene kwaliteiten en bovendien het vergroten van de variëteit aan groene elementen, wordt de aantrekkingskracht versterkt.

Daarnaast wordt ingezet op het vergroenen van de routes en entreegebieden naar de stad, waardoor iedere bezoeker van de stad kennis maakt met de groene identiteit van Breda. Bijvoorbeeld door de realisatie van het Spoorlandschap en de vergroening van de Claudius Prinsenlaan.

 

1.4 Omgevingsprogramma Groen

Om de ambitie van Breda ‘Stad in een park’ te realiseren en bovendien heldere kaders te stellen in relatie tot de stedelijke opgaven waar Breda de komende jaren voor staat, zijn duidelijke doelstellingen en een helder programma essentieel. De Gemeente Breda beschikt op dit moment niet over een integrale visie of strategie voor het groen. Het Groenkompas geeft invulling aan deze behoefte. Het voorliggende kompas vormt het kader voor het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groene stad en een robuuste groenstructuur met daarin passende functies.

 

Per 1 juli 2022 treedt de Omgevingswet in werking. De Omgevingswet bundelt alle wetten voor de fysieke leefomgeving in één wet, waaronder ook de kaders voor de groene elementen. Het Groenkompas vormt het inhoudelijke onderdeel voor het programma op basis van de Omgevingswet voor alle groene elementen in Breda en sluit aan bij de Omgevingsvisie Breda 2040. In het Groenkompas wordt onderbouwd hoe we het bestaande groen beschermen (kwantitatief en kwalitatief) en waar we meer groen willen realiseren. Dit wordt vastgelegd in het paraplubestemmingsplan groen en water en het Omgevingsplan Breda en gereguleerd via Omgevingsvergunningen.

 

Daarnaast vormt het Groenkompas een inhoudelijke basis voor te actualiseren beheerplannen.

 

Doelstelling Groenkompas

Het Groenkompas is de uitwerking van de Bredase groene ambities, zoals geformuleerd in de in de Omgevingsvisie. Het Groenkompas vormt:

  • de leidraad voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen (mede afgestemd op de groene netwerken in de regio);

  • het kader voor de bescherming en het behoud van het bestaande groen;

  • het kader voor het beheer en de inrichting van de gemeentelijke groene gebieden en gebieden van derden;

  • het inspiratiekader voor onze partners om samen te werken aan de groene ambitie van Breda.

Het Groenkompas is gekoppeld aan de Omgevingsvisie. Op basis van de uitgangspunten van de Omgevingsvisie en de beschreven ambities in het Groenkompas wordt op termijn een uitvoeringsprogramma voor de groene ambities uitgewerkt.

 

In het verlengde van groen spreken we ook over water, wat onlosmakelijk verbonden is aan groen. Expliciet voor water is in 2016 een Waterkompas opgesteld, een inventarisatie van de Bredase waterkansen. Op termijn wordt het Waterkompas geëvalueerd en geactualiseerd.

 

1.5 Proces

Bij het opstellen van het Groenkompas is gekozen voor een integrale aanpak, waarbij diverse beleidsterreinen zijn betrokken, zoals ecologie & biodiversiteit, gezondheid, klimaat, duurzaamheid en cultuurhistorie.

Aangezien het Groenkompas betrekking heeft op alle groene elementen binnen Breda en daardoor ook de elementen die geen eigendom zijn van de gemeente, is er voor de samenstelling van de visie samenwerking gezocht met diverse partners uit Breda, waaronder Natuurplein de Baronie. Op 10 december 2019 is er een gesprek met de bewoners en partijen in de stad georganiseerd tijdens de Week van de Toekomst. Daarnaast zijn diverse partijen gevraagd om mee te lezen en schrijven aan het Groenkompas.

 

1.6 Zo vind je de weg in het Groenkompas

Het Groenkompas bestaat uit de volgende delen:

  • In ‘Groen in Beeld’ wordt de analyse van het bestaande groen gepresenteerd.

  • In Dit gaan we doen zijn de doelstellingen op het gebied van groen nader uitgewerkt.

  • In Op weg naar een Stad in een park zijn de vervolgacties opgenomen.

  • In Bijlagen zijn enkele verdiepingen opgenomen.

2 Groen in beeld

2.1 Thema’s

Aan de hand van diverse thema’s is het belang van groen beschreven en hoe dit in de diverse wijken en dorpen uitpakt. Daarbij worden kernkwaliteiten (te behouden voor de toekomst) en de aandachtpunten (onderdelen die aangepakt dienen te worden) onderscheiden. De thema’s die worden behandeld betreffen:

 

  • Leefbaarheid & Gezondheid

  • Ecologie & biodiversiteit

  • Economie

  • Klimaat & Duurzaamheid

  • Identiteit

  • Educatie, communicatie & participatie

Leefbaarheid & Gezondheid

Een groene stad is aantrekkelijk om in te wonen, te werken en te verblijven en draagt bij aan de gezondheid van mens, dier en plant. De aanwezigheid van groen nodigt uit tot bewegen. Overgewicht, hartproblemen, hoge bloeddruk en/of cholesterol en de aanmaak van stresshormonen worden er door verminderd. Hierdoor zijn ouderen, volwassenen en kinderen minder vaak ziek en voelen zich fitter. Bovendien zorgt een groene omgeving voor een sneller herstel na ziekte, doordat groen afleidt van pijn en stress en mensen zich daardoor mentaal sterker voelen. Een groene omgeving biedt kinderen de ruimte om te spelen, wat bijdraagt aan de ontplooiing, welbevinden en gezondheid.

Groen stimuleert ook positieve gevoelens. Personen ervaren minder woede, depressie of angstgevoelens wanneer zij zich in een groene omgeving bevinden. Ook is een groene omgeving een goede remedie tegen stress. Wandelen in het groen geeft het gevoel ‘er even tussenuit te zijn’ en zorgt op die manier voor ontspanning.

 

Groen zuivert de lucht en heeft een positief effect op de luchtvochtigheid. De combinatie van beide zorgt voor een betere concentratie en minder last van hoofdpijn. Bovendien verbetert contact met de natuur in een biodiverse omgeving het immuunsysteem. Een hoge variëteit aan inheemse bomen en planten en een hoge biodiversiteit verminderen niet alleen de kans op immuniteitsziekten, zoals astma, ziekte van Crohn en allergieën, maar ook de kans op het optreden van psychische aandoeningen. Opgroeien in een groene omgeving kan de kans op psychische aandoeningen op latere leeftijd dan ook met meer dan de helft verkleinen. Het ontbreken van voldoende contact met biodiversiteit wordt gezien als een van de grootste gezondheidsrisico’s en is gerelateerd aan de sterke opkomst van onder meer allergieën en psychische aandoeningen na de jaren ’50. Deze toename leidt er onder meer toe dat de zorgkosten binnen nu en 20 jaar de helft van ons Bruto Nationaal Product dreigen te gaan bedragen. Investeren in preventie is dan ook van groot belang.

 

Meer groen draagt met name bij aan de kwaliteit van leven in kwetsbare wijken en verhoogt het gezondheids- perspectief van de bewoners. Op die manier kan groen worden gekoppeld aan de inzet voor kwaliteit van de sociale leefomgeving.

 

Daarnaast stimuleert groen ontmoetingen tussen jong en oud en draagt het bij aan de sociale cohesie binnen de wijk. In groene wijken is er meer animo voor buurtinitiatieven. Openbare (moes)tuinen en parken nodigen bijvoorbeeld uit voor gezamenlijke activiteiten. Het gezamenlijk onderhouden van de groene ruimte via de Bredase Wijkdeals of een voetbalwedstrijdje op het grasveld in de wijk creëren ontmoetingen en voorkomen eenzaamheid.

 

Figuur| Analyse Gezondheid & groen

 

Figuur| Analyse Leefbaarheid & groen

Analyse Gezondheid & Leefbaarheid

Kernkwaliteiten

  • Inwoners van de Gemeente Breda ervaren over het algemeen weinig gezondheidsklachten, met uitzondering van enkele wijken (zie aandachtspunten).

  • Inwoners uit de Gemeente Breda zijn over het algemeen tevreden over de hoeveelheid groen in de wijken en de mogelijkheden om daar te verblijven, te bewegen en te ontmoeten.

Aandachtspunten

  • Op dit moment ervaren bewoners uit de wijken Hoge Vucht/Doornbos-Linie, Heuvel/Princenhage, Tuinzigt, Brabantpark/Heusdenhout en Haagse Beemden diverse gezondheidsklachten. Dit percentage ligt hoger ten opzichte van andere wijken in Breda.

  • De hoeveelheid openbaar groen in de wijken Tuinzigt en Brabantpark/Heusdenhout is beduidend minder dan in de andere wijken met een gezondheidsachterstand. Daarbij zijn de bewoners in de wijken Tuinzigt, Heuvel/ Princenhage ook minder tevreden over de hoeveelheid groen in hun wijk.

  • Over het algemeen geldt dat een groot deel van de bewoners van Breda toegang heeft tot een park of een groen buitengebied in de directe nabijheid. Dit geldt niet voor Tuinzigt en Prinsenbeek. In Prinsenbeek wordt het woongebied omringd door een matig toegankelijk landbouwgebied.

  • De aanwezigheid van groen vormt op locaties waar grootschalige stedelijke ontwikkelingen zijn gepland (het Havenkwartier, Spoorzone en Bavel) een aandachtspunt. Investeringen in rood (stedelijke ontwikkeling) dienen hier gepaard te gaan met investeringen in groen.

Ecologie & Biodiversiteit

Een hoge biodiversiteit - een veelheid van verschillende soorten planten en dieren - en de daaraan verbonden micro-organismen, is van groot belang voor Breda. Inwoners, bedrijven en bezoekers profiteren van een hoge biodiversiteit, vanwege de ecosysteemdiensten die micro-organismen, planten en dieren aan ons leveren.

 

Ecosysteemdiensten zijn de positieve resultaten van natuurlijke processen. Zo nemen bomen en struiken CO2 uit de lucht op en filteren ze de lucht die wij inademen. Ook zorgt een evenwichtige en diverse samenstelling van planten en dieren ervoor dat plagen, zoals bijvoorbeeld de eikenprocessierups, worden onderdrukt. Daarnaast zorgen natuurlijke processen voor bestuiving van gewassen en een optimale bodemvruchtbaarheid hetgeen van groot belang is voor de voedselproductie.

 

Figuur| Ecologie & Biodiversiteit

 

Analyse Ecologie & Biodiversiteit

 

Kernkwaliteiten

  • In de gemeente ligt een grote verscheidenheid aan biotopen, waardoor Breda rijk is aan verschillende dier- en plantsoorten. De gemeente zet zich actief in voor de bescherming van de verschillende biotopen en dat werpt zijn vruchten af. Zo heeft Breda de natuuropgave vanuit het Rijk en de provincie voor een groot deel gerealiseerd. Daarmee is het leefgebied van bepaalde dier- en plantsoorten versterkt, zoals het leefgebied van de boomkikker en groeiplaatsen van witte rapunzel.

Aandachtspunten

  • Rode lijstsoorten vormen de soorten planten en dieren die kwetsbaar zijn en die hierdoor extra bescherming nodig hebben. In de afgelopen jaren zijn in totaal 220 Rode Lijstsoorten waargenomen. Met name dieren en planten uit de categorie zoogdieren, vogels, reptielen & amfibieën, vaatplanten en schimmels/paddenstoelen zijn regelmatig gesignaleerd in Breda.

  • Op basis van de natuuropgave vanuit het Rijk en de provincie Noord-Brabant dient in Breda in totaal 2.884 hectare natuurgebied gerealiseerd te worden (Natuurnetwerk Brabant). Hiervan is op dit moment (anno 1 januari 2021) 2.579 hectare gerealiseerd. Daarnaast heeft Breda ook de opgave om in totaal 53 kilometer (anno 1 januari 2021) aan ecologische verbindingszones te realiseren (EVZ). Inmiddels is 26 kilometer gerealiseerd (Natuurnetwerk Brabant (NNB) - Provincie Noord-Brabant). De overige delen van het NNB en EVZ dienen nog gerealiseerd te worden voor 2027.

  • In de structuurvisie Breda 2030/Omgevingsvisie Breda 2040 heeft de Gemeente Breda daarnaast nog gemeentelijke ambities geformuleerd in het kader van de realisatie van natuur. In totaal heeft de Gemeente Breda de ambitie om 531 hectare natuur te ontwikkelen (Gemeentelijk Natuurnetwerk). Hiervan is 264 hectare (anno 1 januari 2021) gerealiseerd. Breda heeft tevens de ambitie om 62 kilometer aan gemeentelijke ecologische verbindingszones te realiseren. Op dit moment (anno 1 januari 2021) is 25 kilometer aan gemeentelijke ecologische verbindingszones gerealiseerd (kaart GNN, structuurvisie 2030).

  • Om de totale ecologische groenstructuur goed te laten functioneren zijn faunapassages noodzakelijk die verschil- lende groene gebieden met elkaar verbinden. In totaal dienen er binnen Breda 275 faunapassages te worden gerealiseerd. Hiervan zijn er al 143 gerealiseerd (anno 1 januari 2021). De overige 132 faunapassages moeten voornamelijk door de gemeente worden gerealiseerd (112), maar ook door de provincie of het Rijk (20).

  • De natuur en de ecologische waarden worden geconfronteerd met diverse bedreigingen. Voorbeelden hiervan zijn de toename van de recreatieve druk op natuurgebieden, de gevaren van extreme droogte op planten en dieren en de verstedelijkingsopgaven die de ruimte voor natuur en groen beperken. Ook komen er steeds meer exoten, zowel planten als dieren, waardoor inheemse soorten in gevaar komen. Intensieve landbouw zorgt ervoor dat weide- en akkervogels minder plek hebben. Hierdoor is het onder andere essentieel om gebieden aan te wijzen waar de natuur niet verstoord wordt.

Economie

Het groen in Breda biedt economische kansen voor bedrijven. Een groene omgeving zorgt voor een waarde- vermeerdering van het vastgoed, zowel bij kantoren en winkels als bij overige bedrijfslocaties. Een groene aankleding van een bedrijventerrein of bedrijfspanden heeft een positief effect op de uitstraling van het gebied en het bedrijf. Bij bedrijfslocaties in de categorie logistiek speelt dit minder, maar met name op de werklocaties met hoge bezoekersintensiteiten en veel arbeidsplaatsen biedt vergroening de mogelijkheid om de profilering van het bedrijf te versterken en de arbeidsomstandigheden voor werknemers te verbeteren. Een groene omgeving nodigt uit tot bewegen, zoals het maken van een wandeling in de pauze. Op die manier bevordert het de gezondheid en concentratie van medewerkers en daarmee kan het leiden tot vermindering van het ziekteverzuim. Voor de werklocaties zien we groen ook nadrukkelijk in samenhang, of ten dienste van, andere opgaven, zoals verduurzaming en de energietransitie. Doordat groene muren of daken tijdens warme dagen voor extra verkoeling zorgen en tijdens koude periodes warmte vasthouden, levert het groen een bijdrage aan het verminderen van het energieverbruik.

 

Investeringen in groen in en rondom winkelgebieden, dragen bij aan het verlengen van de verblijfsduur van het winkelend publiek, het verhogen van de bestedingen en meer waardering bij klanten. Doordat het online-winkelen steeds meer toeneemt, is de concurrentiepositie van steden ten opzichte van de meer groene perifere gebieden achteruitgegaan. Investeren in een groene winkel- en horecaomgeving is daarmee van belang om Breda aantrekkelijk te houden.

 

In een krappe arbeidsmarkt met een vergrijzende beroepsbevolking is een aantrekkelijke woonomgeving van groot belang om werknemers aan te trekken en aan de regio te binden. Naast een rijk cultureel aanbod is een aantrekkelijke, groene omgeving hierbij van groot belang.

 

De aanwezigheid van het groene buitengebied met een grote diversiteit aan kwalitatief hoogstaande landschap- pen, vormt de basis voor een rijk recreatief aanbod. Niet alleen voor de eigen inwoners, maar ook voor bezoekers. De recreatieve mogelijkheden, zoals het verblijven, wandelen en fietsen in het groene buitengebied, bieden kansen om Breda op de kaart te zetten. Ook de plattelandseconomie (verbrede landbouw) vaart hier wel bij.

 

De preventieve inzet van groen en biodiversiteit (zie kopje Leefbaarheid & gezondheid) kan voor een belangrijk deel bijdragen aan het binnen de perken houden van de zorgkosten.

 

Figuur| Analyse Economie & groen

Analyse Economie

 

Kernkwaliteiten

  • Breda biedt diverse recreatieve mogelijkheden. Een groot deel van deze recreatieve mogelijkheden is verbonden aan de bossen, parken en zwemplassen. Ook de vele fiets- en wandelroutes door het agrarisch gebied vormen een groot aandeel.

Aandachtspunten

  • De afgelopen periode is als gevolg van Corona en de diverse lockdowns die hiermee samenhangen, de recreatieve druk op de natuurgebieden flink verhoogd. Met name in het Mastbos en het Markdal is het druk, waardoor de natuurwaarden onder druk komen te staan..

  • Veel werklocaties en winkelgebieden worden op dit moment gekenmerkt door een hoog percentage aan verharding. Op dit moment worden eerste stappen gezet om de winkelgebieden in Breda te vergroenen, zoals de herinrichting van winkelcentrum Heksenwiel, de eerste fase van de Oostflank en de blauwe regen op de Haagdijk. Ook lopen er diverse trajecten voor het vergroenen van bedrijventerreinen, waaronder Emer-zuid en Park 16.

  • Land- en tuinbouw vormen een belangrijke groene dragers voor de stad en samen beslaan ze bovendien een groot oppervlakte van de stad. De teruggang van de biodiversiteit in deze gebieden maakt de noodzaak voor meer natuurinclusieve en klimaatbestendige vormen van land- en tuinbouw noodzakelijk.

Klimaat & Duurzaamheid

Door de klimaatverandering nemen hittestress, langdurige droogte en wateroverlast door hevigere buien toe. Dit heeft verschillende sociale, economische en gezondheidseffecten tot gevolg. De langere perioden van droogte leiden tot mislukte oogsten en verdroging van groen- en natuurgebieden, waardoor de voedselproductie en biodiversiteit verder afneemt. De hogere temperaturen kunnen leiden tot stress of zelfs sterfte bij (oudere/kwetsbare) personen. Daarnaast kunnen woningen, bedrijfsgebouwen, infrastructuur en landbouwgronden schade oplopen of onbereikbaar worden door wateroverlast.

 

Groen speelt een centrale rol bij het weerbaar maken van Breda voor de veranderingen van het klimaat. Ontharding en vergroening van de openbare ruimte, corporatiebezit en privétuinen (tegels eruit, gazon, bomen en planten er in) wordt ingezet om de versteende omgeving van de stad te verkoelen en de kans op hittestress te verkleinen. Groen reguleert namelijk de luchtvochtigheid en temperatuur door verdamping en zorgt voor voldoende schaduw. Bovendien heeft groen een groter waterabsorberend vermogen dan een stenen omgeving, hetgeen wateroverlast tegengaat.

 

Daarnaast wordt ingezet op het vastleggen van CO2, door bijvoorbeeld de aanleg van bossen, het verminderen van de uitstoot hiervan en de stimulering van duurzame energiebronnen (energietransitie).

 

Figuur| Analyse Klimaat & groen

Analyse Klimaat & Duurzaamheid

Kernkwaliteiten

  • Via uitvoeren van stresstesten heeft de Gemeente Breda de mogelijke klimaateffecten in beeld gebracht.

  • Er is een subsidiemogelijkheid gecreëerd voor het vergroenen van daken en gevels, ontharden van tuinen en het treffen van regenwatervoorzieningen. Daarnaast zijn er diverse bewustwordingsacties gestart, zoals Groene Buurtjes en de Toffe Perenactie.

  • De Parkstraat, Nelson Mandelaplein, Driesprong, Concordiaplein vormen enkele voorbeelden waarbij ruimtelijke adaptatie verankerd is in projecten in de openbare ruimte.

Aandachtspunten

  • Het landelijk en stedelijk gebied van Breda wordt geconfronteerd met diverse effecten van de verandering van het klimaat. Op het gebied van droogte worden de zwaarste effecten verwacht in het Ulvenhoutse bos (aantasting natuurwaarden door verdroging) en de hoger gelegen zandgronden in het landelijk gebied.

  • Op het gebied van hitte-overlast ligt het zwaartepunt in de woonbuurten binnenstad, Doornbos-Linie, Ginneken/ IJpelaar en Tuinzigt. Daarnaast geldt dat alle grootschalige werklocaties te maken hebben met nadelige effecten op het gebied van hitte (Krogten, Steenakker, Emer, Hoogeind, Hazeldonk en Heilaar).

  • De kans op overstroming is het hoogst in de noordelijke buurten van Breda, met in name de gebieden aan weerszijden van de Mark (benedenstrooms) zoals de Krogten, Haagse Beemden, Hagebeemd.

  • De grootste risico’s omtrent wateroverlast richten zich op de woonbuurten IJpelaar, Tuinzigt en Doornbos-Linie. En op de werklocaties Heilaar, Hoogeind, Emer, Krogten, Steenakker en Hazeldonk. Hier is de infiltratie van regenwater een aandachtspunt.

Identiteit

Groen levert een belangrijke bijdrage aan de uitstraling en beleving van de stad. Dit is zowel van belang voor bezoekers, als voor de manier waarop de inwoners en gebruikers naar hun eigen buurt en stad of dorp kijken. Hoe hoger de waardering, hoe hoger het woon- en gebruiksgenot en hoe zorgzamer mensen met het groen in hun eigen omgeving omspringen.

 

Groen kent vele verschijningsvormen. Dit is afhankelijk van de periode waarin het is aangelegd, de hand van de ontwerper, soortkeuze, maatschappelijke trends en de intensiteit qua beheer.

 

Verschillende landschappen, landgoederen, buitenplaatsen, lanen, verdedigingswerken etc. verwijzen naar belangrijke periodes in de geschiedenis. Daarnaast is de historie van een stad of dorp vaak ook te af te lezen uit de groenaanleg. In elke periode werden andere keuzes gemaakt ten aanzien van gebruik (alleen flaneren op de paden of ook sportmogelijkheden in het groen), weelderigheid van beplanting (veel kleur en bloemen of juist heel sober) en mate van natuurlijkheid (strak vormgegeven en/of intensief beheer of organische vormgeving en/of extensief beheer) (zie bijlage 4 Groen erfgoed).

 

Door de juiste variatie aan te brengen in de groenvoorzieningen, wordt het onderscheidend vermogen versterkt en ontstaat er een groter onderscheid aan vestigingsmilieus (voor ieder wat wils). Door oog te hebben voor het oorspronkelijke gedachtengoed en door de identiteit waar mogelijk te versterken, worden belevings- en gebruiks- waarde verhoogd.

 

Analyse Identiteit

Kernkwaliteiten

  • Breda is lange tijd Residentiestad voor de Nassaus geweest, waardoor er een waar landgoederenlandschap is ontstaan.

  • Breda fungeert al heel lang als Garnizoensstad, waarbij diverse groene kazerneterreinen zijn aangelegd. Dit zijn nu de groene gebieden in het centrum van de stad en bepalend voor de kwaliteit.

  • Groen wordt al sinds de slechting van de vestingwerken gezien als een belangrijk element voor het vestigingsklimaat. Eind 19e eeuw/begin 20ste eeuw zijn de singels en boulevards, het Wilhelminapark en het Burgemeester van Sonsbeeckpark aangelegd.

  • Tijdens de wederopbouw werd gewerkt met een groen raamwerk als casco voor de grootschalige uitbreiding van de stad. Daarnaast werden diverse parkways aangelegd, groene routes voor de auto tussen stad en buitengebied.

  • Dit werd voortgezet bij de bouw van de Haagse Beemden in de jaren ’80 en ’90 en tijdens de Bredase aanpak van de Vinex-opgave. Hierbij is aan iedere Vinex-wijk een park of groene natuurlijke buffer toegevoegd.

  • Het buitengebied kent een grote variëteit aan landschappen door verschillen in de natuurlijke ondergrond, door de verschillende ontginningsperiodes en door het Nassauverleden. De Lage Vuchtpolder is een bijzonder voorbeeld waarbij de perceellering nog sterk verwijst naar de ontginningsfase en daarmee het karakter van het gebied bepalen. Dit gebied heeft een hoge cultuurhistorische waarde en dient hierdoor beschermd te worden. Ook de polder Rooskensdonk is sinds de ontginning niet meer veranderd en daardoor beschermenswaardig. De openheid van deze gebieden (polderlandschap) is een belangrijke kwaliteit die behouden dient te blijven. Ditzelfde geldt voor de beekdalen en zandlandschappen rondom het stedelijk gebied van Breda, waaronder de Rith en delen van het buitengebied van Teteringen. De kleinschaligheid van deze zandlandschappen bepalen hier de kwaliteit.

  • Het buitengebied komt via de vele beekdalen tot ver in de stad, waardoor er sprake is van een sterke verweving tussen stad, water en land.

Aandachtspunten

  • Met name in de wijken uit de jaren ’60 en ‘70 is de kwaliteit van het openbaar groen afgenomen en is een impuls nodig. Dit geldt voor het Wilhelminapark, het Liniepark en het Van Koolwijkpark.

Educatie, communicatie en participatie

Het vergroenen van Breda is niet enkel een opgave van de overheid. Bewoners, scholen en bedrijven hebben profijt van een groene omgeving, dus het is van belang om deze partijen hierin mee te nemen. Dit gebeurt onder andere door het faciliteren van een groen en duurzaam activiteitenprogramma bij Boerderij Wolfslaar. Door bewoners te informeren over het belang van groen, bewustwording te creëren en ze te stimuleren om ook een bijdrage aan de vergroening te leveren, kan de ambitie van Breda ‘Stad in een park’ gezamenlijk worden gerealiseerd. Dit zorgt ervoor dat bewoners en gebruikers zorgzamer met het groen omgaan. Wanneer bijvoorbeeld jongeren al vroeg kennis maken met de positieve effecten van groen, waarderen zij dit op latere leeftijd ook en inspireren zij andere personen.

 

Analyse Educatie

 

Kernkwaliteiten

  • Sinds enkele jaren faciliteert en organiseert de gemeente diverse activiteiten om het belang van groen onder de aandacht te krijgen bij kinderen en volwassenen. Dit gebeurt door het faciliteren van een webportaal met educatiematerialen via Boerderij Wolfslaar. Educatieve materialen en projecten van partners uit Breda, van de boerderij zelf en landelijk materiaal is zo toegankelijk voor het onderwijs. Het aanbod kan ook gevoed worden worden door thema’s vanuit verschillende beleidsvelden, zoals groen, klimaat, gezondheid en duurzame energie. Ook faciliteert Boerderij Wolfslaar haar terrein en ruimtes voor de verschillende groene organisaties en zzp-ers uit de stad, zoals de Groenmarkt van Groei&Bloei, of een cursus door VELT.

  • Gemeente Breda organiseert in samenwerking met partners (o.a. waterschap) diverse activiteiten, zoals Boomfeestweek, Week van Ons Water, bijenteldagen, buitenlesdag, Dag van de duurzaamheid etc.

    Doel van deze activiteiten is het betrekken van het onderwijs en inwoners bij groen en water en het stimuleren van duurzame keuzes.

  • De Gemeente Breda investeert in het vergroenen van semi-openbare schoolpleinen. Tot en met 2020 zijn er 12 groene schoolpleinen gerealiseerd en vervolgens in 2021 nog 4. Er zijn 14 openbare natuurlijke speellocaties gerealiseerd.

  • Er wordt gebouwd aan een community ‘Stad in een park’.

Aandachtspunten

  • Groen- en duurzaamheidseducatie zijn op dit moment nog niet structureel ingebed in het Bredase onderwijsveld. De aandacht voor groen vanuit het onderwijs is de afgelopen jaren wel toegenomen.

Figuur| Analyse Identiteit & groen

3 Dit gaan we doen

3.1 Beschermen van bestaande basis voor Stad in een park

Om de eerste Europese Stad in een park te worden, is het allereerst van belang om het reeds bestaande groen te behouden. Het gaat hierbij om het beschermen van het groen, dat onderdeel is van de hoofdgroenstructuur, het compenseren van groen dat noodzakelijkerwijs moet wijken voor andere ontwikkelingen en ook het beheer van groen speelt een cruciale rol bij het behoud. Voldoende en duurzaam beheer is essentieel om de kwaliteit van het bestaande groen te behouden en mogelijkerwijs te verbeteren.

 

Voor de bescherming van natuur geeft Breda invulling aan haar zorgplicht, zoals geformuleerd in de wet natuurbescherming. De bescherming van natuur is grotendeels geregeld via Europese, landelijke en provinciale wet- en regelgeving. Deze wet- en regelgeving wordt verankerd op lokaal niveau in het (nog op te stellen) omgevingsplan. Aanvullend op deze wetgeving hebben de gemeenteraad en het college regelingen vastgesteld voor groen en natuur in de Structuurvisie 2030, in de APV (kapverbod waardevolle houtopstanden) en in het Gemeentelijk plan Bomen. De inhoud van deze regelingen is uitgewerkt in bijlage 1. Aanvullend op deze regelingen zet Breda in op de onderstaande doelstellingen.

3.1.1 Doelen

Hoeveelheid groen in de stad blijft op niveau door het compensatieprincipe

Uitgangspunt is dat het bestaande groen behouden blijft, waardoor het groene raamwerk van Breda ten alle tijden op niveau blijft. Indien het behoud van het bestaand groen niet mogelijk is, geldt het uitgangspunt dat de kwaliteit van het groen op niveau moet blijven. Het verwijderen van groen, of het nu gaat om Structuurgroen of Omgevingsgroen (zie kader), moet ten alle tijden gecompenseerd worden. Binnen het compensatieprincipe (zie kader) wordt er meer flexibiliteit geboden voor het omgevingsgroen in vergelijking met het structuurgroen.

 

Groenstructuurkaart

De wijze waarop groen gecompenseerd dient te worden, is afhankelijk van het type groen. In het kader van dit compensatieprincipe is al het groen in Breda in kaart gebracht, waarbij twee typen worden onderscheiden.

 

  • Structuurgroen: dit betreft al het groen dat op stads-, wijk- of dorpsniveau van belang is. De hoofdgroenstructuur op stadsniveau bestaat uit een groene ring rondom de stad gevormd door het buitengebied en de singels als groene binnenring met diverse verbindingen daartussen in de vorm van beken en parkways. Ook de parken en natuurgebieden in de bebouwde kom maken deel uit van de hoofdgroenstructuur op stadsniveau. De hoofd- groenstructuur op stadsniveau is integraal opgenomen in de Omgevingsvisie Breda 2040. Op wijk- of dorps- niveau wordt de hoofdgroenstructuur aangevuld met de volgende onderdelen:

    • Parken en groene (woon)hofjes

    • Groene verbindingen tussen parken en/of (woon)hofjes

    • Groen langs hoofdwegen, recreatieve verbindingen en/of historische routes

    • Groene entrees van wijken en buurten

    • Ecologisch beheerd groen, o.a. plasdras-zones, overgangen tussen water en groen

    • Groene buffers tussen natuurgebieden en stedelijke functies

    • Groene buffers tussen hoog- en laagbouw

    • Groene buffers tussen voor- en achterkanten van woningen en/of bedrijven

    • Groene identiteitsdragers van bepaalde woonmilieus (bijvoorbeeld de groene bermen in villawijken)

  • Omgevingsgroen: dit betreft het groen dat met name een lokale waarde heeft (buurtgericht) en van belang is voor de directe omgeving.

 

Figuur| Hoofdgroenstructuur op stadsniveau

 

Figuur| Hoofdgroenstructuur stedelijk gebied

 

Compensatieprincipe

Breda introduceert een compensatieprincipe voor de verwijdering van groen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen structuurgroen en omgevingsgroen.

 

Compensatie structuurgroen

Compensatie van structuurgroen moet ten alle tijden plaatsvinden binnen of nabij het plangebied om op die manier de structuur, functie en kwaliteit te behouden. De te compenseren waarde zit hem niet in exacte aantallen en zorgt hierdoor voor enige flexibiliteit. Voor bijvoorbeeld de bomen uit de hoofdgroenstructuur moet rekening worden gehouden met de beschikbare groeiruimte. Dit kan betekenen dat er bijvoorbeeld minder bomen worden terug geplant, maar dat de bomen zich beter kunnen ontwikkelen, verder uitgroeien en langer blijven leven. In het kader van de ecologische functie van de structuur kan het echter wel van belang zijn om de aaneengeslotenheid van de bomen, als vliegroute voor vleermuizen, te behouden. Er dient op een integrale manier gekeken te worden naar de waarde, functie en kwaliteit van de huidige structuur om de compensatie te kunnen bepalen.

 

Compensatie omgevingsgroen

Compensatie van omgevingsgroen moet in principe plaatsvinden binnen of nabij het plangebied, om op die manier de waarde in het gebied te behouden. In geval van beperkte ruimte of probleemsituaties, die ontstaan zijn met de huidige inrichting (bijvoorbeeld wortelopdruk), geldt voor omgevingsgroen dat er gekeken wordt naar alternatieve groene elementen op dezelfde locatie. Het behoud van de waarde van het groen (op het gebied van ecologie, landschap, cultuurhistorie, verkoeling, beeldbepalendheid etc.) is daarbij leidend.

 

Omgevingsgroen biedt meer flexibiliteit in de openbare ruimte. Ondanks dat de hoeveelheid groen vergelijkbaar moet blijven, kan omgevingsgroen sneller worden vervangen/verplaatst indien dit gewenst is vanuit overige stedelijke opgaven en beheeropgaven (o.a. verleggen van kabels en leidingen, herinrichting straatprofiel, vernieuwen van bestrating of riolering etc.). Voor het omgevingsgroen geldt een lagere levensverwachting en daardoor is een snellere vervangingsronde acceptabel.

 

Om de groene elementen (omgevingsgroen) in het straatbeeld te behouden, is het mogelijk om voor omgevings- groen technische oplossingen toe te passen en bepaalde risico’s te accepteren. Dit geldt enkel in situaties wanneer het niet mogelijk is om groene elementen in de volle grond te plaatsen in verband met gebrek aan ruimte en alleen in centrumgebieden.

Indien bovenstaande opties niet mogelijk zijn, moet compensatie plaatsvinden op een alternatieve locatie. Er moet daarbij eerst gezocht worden naar een geschikte locatie binnen dezelfde buurt/wijk, voordat alternatieve locaties buiten de directe omgeving kunnen worden ingezet. Ook hierbij geldt dat de waarde die het groen vertegenwoordigt (o.a. het gebied van ecologie, landschap, cultuurhistorie, verkoeling, beeldbepalendheid etc.) op hetzelfde niveau moet blijven.

 

Groen wordt op een passende wijze gebruikt

Om de waarden van de bestaande en nieuw te realiseren groengebieden op niveau te houden, is het van belang dat deze gebieden op een gepaste wijze worden gebruikt. Via de gebruikersregeling (zie kader) wordt voor het aangewezen gebied bepaald welke vormen van recreatieve activiteiten zijn toegestaan: van wandelen en fietsen tot aan mogelijkheden voor een evenement. Daarnaast worden er ook algemene gebruiksregels opgesteld.

 

Gebruikersregeling

Breda introduceert een gebruikersregeling om het evenwicht tussen recreatieve activiteiten en groen en natuurwaarden te behouden. Op basis van de hier beschreven uitgangspunten wordt deze gebruikersregeling nader uitgewerkt. In de gebruikersregeling wordt gewerkt met drie sfeercodes:

  • Rust (groen): de groene rustgebieden in en rondom de stad vormen de locaties waar Bredanaars en bezoekers kunnen ontspannen en/of waar de natuur de ruimte krijgt. In de rustgebieden is slechts extensieve recreatie mogelijk, zoals wandelen, ontspannen en fietsen. In een aantal natuurgebieden is geen recreatie mogelijk of is het natuurgebied gedurende een periode van het jaar (broedseizoen) niet toegankelijk.

  • Reuring (blauw): de blauwe gebieden worden gekenmerkt door hogere bezoekersaantallen en bieden ruimte aan intensievere vormen van recreatie, waaronder de organisatie van sportevenementen (hardlopen, toertochten e.d.), evenementen gericht op de buurt of wijk en de aanwezigheid van een horecagelegenheid.

  • Ruis (rood): de rode gebieden worden gekenmerkt door een hoge bezoekersintensiteit in een bepaalde periode (pieken). Bijvoorbeeld bij mooi weer worden gebieden zoals de Galderse Meren druk bezocht door recreanten. Enkele van deze gebieden vormen ook de locaties die zich onder bepaalde voorwaarden lenen voor de organisatie van muziekevenementen. De spelregels voor evenementen zijn verankerd in het evenementenbeleid. Uiteindelijk wordt per evenement maatwerk geleverd.

Figuur| Gebruikersregeling

 

Aanvullende gebruiksregels

 

  • Wandelen en fietsen is over het algemeen overal toegestaan. In natuurgebieden dienen bezoekers gebruik te maken van de hiervoor aangelegde paden (o.a. laarzenpaden). In bepaalde gevallen zijn gebieden geheel niet toegankelijk of slechts in een bepaalde periode.

  • Loslopende honden zijn enkel toegestaan in de hiervoor aangewezen locaties.

  • Jacht is enkel toegestaan in de hiervoor aangewezen jachtgebieden. In gemeentelijke natuurgebieden is jacht niet toegestaan, mits op basis van een opdracht vanuit natuurbeheer (dit wordt nader uitgewerkt in een Gemeentelijk Plan Ecologie).

  • Het is niet toegestaan om afval achter te laten in natuur- en groengebieden; dit geldt ook voor de overige delen van Breda.

  • Het houden van honingbijen is niet toegestaan in en nabij de aangewezen natuurgebieden en ecologische netwerken (binnen een zone van 100 meter rondom het natuurgebied) in verband met de voedselconcurrentie en de mogelijkheid tot het overdragen van ziekten (dit wordt nader uitgewerkt in een Gemeentelijk Plan Ecologie).

  • Vissen is enkel toegestaan op de grotere wateren (singels, Mark en Aa of Weerijs) in verband met de aanwezige doorstroming. Op andere locaties is vissen niet toegestaan om vervuiling van het water en verstoring van vogels te voorkomen. De vislocaties en nadere regels worden nader uitgewerkt in een Gemeentelijk Plan Ecologie.

Sturen op nieuwe voorzieningen in de openbare ruimte

De energietransitie, mobiliteitstransitie en digitalisering hebben de nodige effecten op het groen. In de toekomst moet er een groot aantal nieuwe voorzieningen een plek krijgen in de openbare ruimte, zoals trafostations, buurtbatterijen, warmte-koude-opslag-systemen, etc. Om het bestaande groen in de openbare ruimte te beschermen en te sturen op de situering van deze voorzieningen, hanteert Breda een Ladder voor de openbare ruimte. Deze Ladder vormt het afwegingskader voor de ontwikkeling van nieuwe voorzieningen. Uitgangspunt van dit kader is het onderzoeken van de ontwikkelmogelijkheden voor dergelijke voorzieningen op het eigen terrein of inpandig. Indien dit niet mogelijk is dan kan naar het openbaar gebied gekeken worden. Bij het openbaar gebied geldt dat de realisatie op een verhard oppervlak de voorkeur heeft boven realisatie in het groen. Op deze manier wordt het groen beschermd.

 

Bescherming van Rode Lijst soorten

Breda heeft een taak als het gaat om het beschermen van zeldzame soorten (zie bijlage 1). Bovenop deze wettelijke verplichting heeft Breda de ambitie om de Rode Lijst soorten te beschermen door bij ruimtelijke ontwikkelingen dezelfde eisen op te leggen als de eisen die gelden voor de wettelijk verplichte soorten. Dit betekent onder andere de verplichting aan te tonen dat de geplande ontwikkeling niet tot schade leidt en/of overlast veroorzaakt voor de Rode Lijst soorten en hun leefgebied.

 

Groen wordt op een duurzame wijze beheerd

Naast bescherming is het essentieel dat het groen op een duurzame wijze wordt beheerd. Via een passend beheer wordt de kwaliteit van het bestaande ecologisch en cultuurgroen verhoogd en wordt voorkomen dat er op een later moment grootschalig onderhoud of vervanging nodig is. Ook in relatie tot het voorkomen van exoten, zowel planten als dieren, is een adequate beheerstrategie (plaagbestrijding) essentieel.

Voor het beheer van het gemeentelijk groen is enerzijds het Gemeentelijk Plan Bomen opgesteld, dat in de loop van 2021 wordt geëvalueerd en geactualiseerd, en wordt anderzijds een Gemeentelijk Plan Ecologie opgesteld. In het Gemeentelijk plan Ecologie wordt onder andere aandacht besteed aan het ontwikkelen van een monitorings- programma voor soorten, het voorkomen van exoten en plagen, de bescherming van de rode lijstsoorten en het bij-vriendelijk berm- en slootbeheer.

 

3.2 Ontwikkelen van een robuust ecologisch netwerk

De waterlopen door Breda vormen de verbinding tussen de op Europees niveau beschermde Natura 2000-gebieden gelegen ten noorden en ten zuiden van Breda. Breda heeft hiermee een belangrijke schakelfunctie in het Europese netwerk en de verantwoordelijkheid om deze schakelfunctie in de vorm van een robuust ecologisch netwerk door de stad in te vullen. Naast het robuuste netwerk langs de beekdalen werkt Breda aan ecologische verbindingen tot in de haarvaten van de buurten. Door het groen in de wijken in verbinding te brengen met grotere natuurgebieden wordt gewerkt aan een robuust netwerk door de gehele stad.

3.2.1 Doelen

Invullen van de schakelfunctie tussen de Natura 2000-gebieden ten noorden en ten zuiden van Breda

In het noorden van Breda zijn de Natura 2000-gebieden het Krammer-Volkerak en de Biesbosch aanwezig. In het zuiden zijn dit het Ulvenhoutse Bos en het Merkske. Breda vormt de schakel tussen deze gebieden en heeft hierdoor de verantwoordelijkheid om deze gebieden via een ecologisch netwerk door en om de stad te verbinden. Het benodigde ecologische netwerk bestaat uit de beken en overige waterlopen in de stad, inclusief de hieraan gekoppelde grote groengebieden. De singels, Mark en Aa of Weerijs vormen de belangrijkste dragers van het ecologische netwerk. Bij nieuwe ontwikkelingen, zoals de ontwikkeling van het voormalige suikerunie terrein (’t Zoet), de realisatie van de Nieuwe Mark fase 2 en het Seeligpark, wordt onder andere invulling gegeven aan de ecologische schakelfunctie van Breda.

 

Op basis van het provinciale beleid geldt dat binnen het stedelijk gebied de Ecologische Verbindingszone gemid- deld 50 meter breed dient te zijn. In het landelijk gebied geldt een richtlijn van 25 meter breed. Het is in de bebouwde kom op veel plekken niet mogelijk om een zone van 50 meter breed natuurlijk in te richten. Hiervoor moeten innovatieve oplossingen worden bedacht, zoals het optimaliseren van stapstenen en natuurinclusief ontwikkelen. Om de opgave vanuit de provincie te vertalen naar de stad, wordt er een integrale ecologische visie voor de beken en singels in de stad opgesteld, waar de aanliggende parken onderdeel van uit maken (Boeimeerpark, Chassépark, Wilhelminapark, Valkenberg, Emerput en de nieuwe parken ‘t Zoet en Seeligpark).

 

Ecologische schakel Breda

De volgende deelgebieden maken onderdeel uit van het robuuste ecologische netwerk door Breda: van noord naar zuid:

  • Weimeren, Strijpen/de Berkt: sluit aan op natuurgebieden in de gemeente Etten-Leur en wordt ontwikkeld door Staatsbosbeheer en waterschap Brabantse Delta.

  • Vierde Bergboezem: in dit gebied liggen nog twee particuliere percelen, indien mogelijk worden deze verworven.

  • Bedrijventerrein de Krogten: nader uit te werken in de visie.

  • ’t Zoet: op het oude suikerunie terrein wordt een nieuw stadspark ontwikkeld, gericht op extra waterberging en verbetering van het regionale ecologische- en watersysteem, als onderlegger voor stedelijke ontwikkeling, recreatie en ontmoeten.

  • Singels: in de singels worden ecologische vooroevers aangelegd en de openbare ruimte van de Binnensingel wordt heringericht op basis van het Uitvoeringskader Binnensingel, waarbij dubbele bomenrijen worden aangeplant en er meer ruimte is voor groen.

  • Nieuwe Mark fase 2: bij de realisatie van de Nieuwe Mark fase 2 worden groene kademuren en rustplekken toegepast, zodat de natuur door de Bredase binnenstad wordt geleid.

  • Seeligpark: het park wordt ontwikkeld als een extra stadspark voor Breda en gaat tevens functioneren als een belangrijke ecologische stapsteen langs de singels.

  • Wilhelminapark: omwonenden van het Wilhelminapark hebben gezamenlijk een visie op het park opgesteld waarbij ze zich richten op het verhogen van de gebruikswaarde, uitstraling en biodiversiteit met respect voor de cultuurhistorische waarde van het park. De visie wordt komend jaar in overleg met de bewoners nader uitgewerkt.

  • Boeimeerpark: nader uit te werken in de visie.

  • Ginneken: nader uit te werken in de visie.

  • Markdal: in het Markdal aan de zuidkant van Breda houdt de Vereniging Markdal zich bezig met de realisatie van ruim 100 ha natuur, deels gelegen in de gemeente Alphen-Chaam.

 

Versterken van het kleinschalige ecologische netwerk door Breda

Naast de invulling van de ecologische verbindingszone van noord naar zuid, wordt geïnvesteerd in natuurgebieden en andere ecologische verbindingen. Deze elementen dragen bij aan het ontstaan van een robuust netwerk: van groot naar klein en vice versa. Van de ecologische verbindingszone van de singels tot aan het groen in de buurt. Voor de overige ecologische verbindingen worden hierbij dezelfde afmetingen gehanteerd als voor de provinciale ecologische verbindingen.

 

Zo wordt er geïnvesteerd in de versterking van de verbindingen tussen groen en water langs enkele kleinschalige waterlopen, namelijk de Molenleij, Chaamse Beek, Bijloop, Bethlehemloop en Bavelsche Leij. Er wordt nieuwe natuur ontwikkeld en ontbrekende ecologische schakels worden aan de hand van faunapassages gerealiseerd.

 

Versterken van verbinding tussen groen en water

  • Het versterken van de groenblauwe verbinding vanaf het stadshart naar het buitengebied via de Molenleij door het behouden en versterken van de natuurlijke oevers en herinrichting van het Hooghoutpark

  • Inrichting van natuurlijke oevers rondom de Chaamse Beek

  • Realisatie resterende delen van de ecologische verbinding ter hoogte van de Bijloop

  • Afronden resterende delen van de ecologische verbindingszone rondom de Bethlehemloop

  • Aanleggen ontbrekende schakel in de ecologische verbinding langs de Bavelsche Leij

  • Aanleggen van EVZ Boomkikker

  • Aanleggen van GEVZ langs het spoor (o.a. Westrik, Beeksbuiten)

Figuur| Robuust ecologisch netwerk

 

Ontwikkelen van natuur

Enkele projecten:

  • Realisatie van natuur in Landgoederenzone Zuid (Burgst)

  • Realisatie van natuur in Landgoederenzone Noord (IJzeren Hek)

  • Versterken van ecologische kwaliteiten in het natuurgebied de Lage Vuchtpolder

  • Stimuleren van de realisatie van landschapselementen in het buitengebied om ook een ‘droge’ natuurverbinding te realiseren. Dit is nader uitgewerkt in de Bomen- en Bossenstrategie die aan de orde komt bij het derde uitgangspunt Fijnmazig groen netwerk.

Faunapassages: kleinschalige ecologische schakels

  • Om de beweging van bepaalde soorten dieren door het stedelijk gebied te stimuleren, wordt er geïnvesteerd in de realisatie van faunapassages. Hierbij zijn de uitgangspunten uit de Ontsnipperingsvisie Breda leidend. Deze visie sluit aan op de uitgangspunten van de visie van de provincie Noord-Brabant

3.3 Ontwikkelen van groen in ieders directe nabijheid

Om groen een belangrijk onderdeel te laten zijn van het dagelijks leven van alle inwoners in Breda, streven we ernaar dat elke inwoner in 2030 op pantoffelafstand (200 meter) van een park, een bos of het buitengebied woont. Dit doen we door het realiseren van nieuwe bossen en parken en het ontsluiten van bestaand groen. We vergroenen met partners de straten en de centrale knooppunten in buurten, zoals schoolpleinen, winkelcentra en zorginstellingen. Door groen, in verschillende vormen en maten, voor iedereen toegankelijk te maken en ruimte te bieden aan spelen, sporten en ontmoeten, wordt een bijdrage geleverd aan een gezonder leven voor alle inwoners.

3.3.1 Doelen

Ontwikkelen van nieuwe parken en bossen

Om iedere inwoner in 2030 binnen 200 meter toegang te verlenen tot een park, een bos of het buitengebied wordt allereerst ingezet op het uitbreiden van het aantal parken en bossen. Op basis van de analyse (hoofdstuk 2) blijkt dat de bereikbaarheid van groen in de directe nabijheid in bepaalde delen van Breda niet op niveau is en dat er in bepaalde relatief weinig groen aanwezig is. Door de aanleg van nieuwe parken en bossen wordt de mogelijk- heid gecreëerd om dagelijks te recreëren in het groen in de directe nabijheid van de woning. Door het wegnemen van een belangrijke drempel, namelijk de afstand tot groen, wordt beweging, ontmoeting en ontspanning in het groen gestimuleerd.

 

Daarnaast worden nieuwe parken en bossen aangelegd om invulling te geven aan de recreatieve behoefte en om de recreatieve druk op bestaande natuurgebieden te verminderen.

 

Nieuwe parken en bossen

In het centrum van Breda worden de komende jaren vier nieuwe parken geïntroduceerd, namelijk het Seeligpark, Luciapark, een park in ’t Zoet en het park rondom de singels (herinrichting binnensingel) (zie kaart). Ook de uitbreiding van het Spoorlandschap, een doorlopende groene verbinding die het Liesbos en de Boswachterij Dorst met elkaar verbindt, is een belangrijke groene impuls dat de hoeveelheid groen in de directe woonomgeving vergroot. In Breda-west wordt een nieuw wijkpark ontwikkeld in het kader van de ontwikkeling Blossem aan de Ettensebaan. In de omgeving van Prinsenbeek (Beeks Buiten) en Bavel (Bavel-west) streven we naar de toevoeging van nieuwe buurtparken. Gezien de woningbouwontwikkelingen in deze omgeving en de beperkte hoeveelheid groen in deze gebieden, is de versterking van groen hier van belang.

 

Daarnaast wordt geïnvesteerd in de uitbreiding van het areaal bos. Dit wordt gedaan door onder andere bestaande bossen verder uit te breiden, zoals het Mastbos, het Liesbos en het Ulvenhoutse bos (zie kaart). Ook worden nieuwe vormen van bossen aangelegd, zoals tiny forests, voedselbossen en een herinneringenbos. Dit is verder uitgewerkt in de Bomen & Bossenstrategie (bijlage 3).

 

Figuur| Uitbreiding groenstructuur

 

Ontsluiten van bestaand groen

Ten behoeve van de beschikbaarheid van groen in de directe nabijheid wordt geïnvesteerd in het beter ontsluiten van bestaand groen. Door bijvoorbeeld de verbinding met het groene buitengebied te versterken, barrières op te heffen en nieuwe ommetjes te introduceren, wordt de toegankelijkheid van het bestaande groen vergroot. De gebruiksvriendelijkheid van de verbindingen voor mindervaliden is hierbij een belangrijk uitgangspunt.

 

Nieuwe ommetjes (wandel- en fietsroutes)

In de verschillende delen van Breda worden nieuwe wandel- en fietsroutes door het groen geïntroduceerd (zie kaart: groen- en recreatiestructuur). Voor enkele locaties, de noordkant van Prinsenbeek en Princenhage zijn zoekgebieden aangeduid om nieuwe routes te bepalen.

 

Ontsluiten bestaand groen

De toegankelijkheid van de Landgoederenzone in de Haagse Beemden en de Landschappelijke Driehoek voor Heusdenhout wordt vergroot met nieuwe fiets- en/of wandelroutes en waar nodig fietstunnels of -bruggen (om de spoorlijn of zuidelijke rondweg te overbruggen) (zie kaart: uitbreiding groenstructuur). Natuurpoort Wolfslaar en Parkhoeve Noord spelen tevens een belangrijke rol om de toegankelijkheid naar natuurgebieden te verbeteren.

 

10% extra groen bij herinrichting van de straat

Bij de herinrichting van de openbare ruimte streven we naar een toename van groen van minimaal 10%. Deze vergroening draagt bij aan het ontwikkelen van een netwerk door de stad en de klimaatbestendigheid van Breda. Daarbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheid voor het realiseren van klimaatadaptieve parkeerplaatsen en de afwatering richting bermen. Deze ambitie wordt tevens verankerd in het paraplubestemmingsplan voor groen en water.

 

Ontwikkelen van groene ontmoetingsplekken voor jong en oud

In diverse wijken worden aangename groene knooppunten en routes gerealiseerd, die tevens fungeren als ontmoetingsplek in de wijk. Hierbij wordt aangesloten bij de bestaande activiteiten in de stad en dorpen. Het vergroenen van de omgeving rondom zorginstellingen, wijk- en buurtcentra of overige winkellocaties en groene, koele verbindingen door de wijk, maakt dat inwoners van de wijk er graag verblijven en elkaar ontmoeten. Door het verbinden van activiteiten aan een groene omgeving, bijvoorbeeld door de realisatie van natuurspeelplekken of groene schoolpleinen, wordt de belevingswaarde van groen vergroot en worden Bredanaars verleid om vaker gebruik te maken van de groene kwaliteiten van de stad.

 

Figuur| Focusgebieden

 

Groen voor jong

  • Realisatie van natuurspeelplekken, waar kinderen met natuurlijke materialen spelen, zoals water, zand en takken. Door het plukken van fruit mogelijk te maken, komen kinderen tevens in aanraking met gezonde voeding.

  • Realisatie van groene schoolpleinen. Een groen schoolplein biedt ook mogelijkheden op het gebied van natuur- en duurzaamheidseducatie. De subsidie voor het vergroenen van schoolpleinen is opgenomen in de Omgevingsvisie.

  • Vergroten van beleving van groen in de wijken door de introductie van plukroutes, educatieve voedselbossen en tiny forests. Op die manier wordt groen nadrukkelijk verbonden aan educatie.

Groen voor jong en oud

  • Het versterken van Wolfslaar, Parkhoeve etc. als groene ontmoetingsplekken (moestuinieren, biodiversiteit, klimaatadaptatie etc.)

  • Ontwikkeling van groene, koele routes door de wijk. De uitwerking is opgenomen in de Bomen- & Bossenstrategie (zie bijlage 3).

3.4 Samenwerken aan de stad in een park

Om de groene ambitie van Breda te kunnen bereiken, is het van belang dat bewoners, woningbouw- corporaties, projectontwikkelaars, bedrijven en overige partijen uit de stad deze ambitie ondersteunen en hier een bijdrage aan leveren. In het openbaar gebied kunnen bewoners wijkdeals aangaan om de ruimte mooier. aantrekkelijker en schoner te maken. Het vormt een gezamenlijke opgave, die niet enkel gerealiseerd kan worden in het openbaar gebied. Het informeren en stimuleren van partijen om een bijdrage te leveren op privaat terrein is daarom essentieel. Om de ambities te verankeren, stelt Breda tevens groennormen op voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen, waardoor ook daar het groene raamwerk gegarandeerd wordt voor de toekomst.

3.4.1 Doelen

Bredase Groen- & Parknorm en Natuurinclusief ontwikkelen

De herontwikkeling van terreinen en de bestaande stad zien we als kans om te vergroenen. Met de nieuwe Bredase Groen- & Parknorm verplichten we ontwikkelaars om minimaal 20% tot 35% van een nieuwe woonbuurt of nieuw werkterrein in te richten als openbaar groen. Op die manier kan de hoeveelheid groen meegroeien met de totale toename van het aantal inwoners. Daarnaast verplichten we ontwikkelaars en woningbouwcorporaties om natuurinclusief te ontwikkelen en in te richten. Dit betekent dat de gebouwde omgeving zodanig wordt ingericht dat het bouwwerk en omgeving bijdragen aan de lokale biodiversiteit en natuurwaarden. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar het treffen van maatregelen in de openbare ruimte, maar ook het creëren van voorzieningen in de gebouwen, zoals inbouwnestkasten. De Bredase Groen- & Parknorm en het natuurinclusief ontwikkelen zijn nader toegelicht in de bijlage (bijlage 2). De Bredase Groen- & Parknorm en het natuurinclusief ontwikkelen worden geborgd in het paraplubestemmingsplan voor groen en water. Er wordt op basis van opgestelde kaders een passende communicatiestrategie uitgewerkt om deze richtlijnen ook onder de aandacht te brengen van de ontwikkelende partijen.

 

Breda neemt daarbij zelf het voorbeeld door de overheidsgebouwen te vergroenen. Door ons vastgoed te vergroenen bieden we inspiratie aan bedrijven, projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties en organisaties om ook met de vergroening van hun gebouwen aan de slag te gaan. Voorbeelden zijn de groene gevel van parkeergarage de Barones, het groene dak van Boerderij Wolfslaar en de voorgenomen vergroening van het Stadskantoor.

 

Bredase Groen- en Parknorm

Nieuwe ontwikkelingen in stedelijk gebied dienen, met de nieuwe Bredase Groen- & Parknorm, minimaal 20% tot 35% van het oppervlak te worden ingericht als openbaar groen. De hoeveelheid openbaar groen is afhankelijk van het type ontwikkeling en de locatie. Zo dient een hoger percentage groene openbare ruimte te worden ontwikkeld bij niet-grondgebonden woningen dan bij grondgebonden woningen. Voor dichtbebouwde delen van de stad geldt een uitzondering en kan met een lagere oppervlakte groen volstaan worden, mits voldoende vergroening door inzet van groene gevels en groene daken plaatsvindt.

 

Natuurinclusief ontwikkelen

Om een natuurinclusieve, gebouwde omgeving te creëren dienen er groene maatregelen te worden getroffen.

De te treffen maatregelen en het aantal maatregelen zijn afhankelijk van de omvang van de ontwikkeling, de locatie van de ontwikkeling, het type ontwikkeling en de doelsoorten, waaronder de mens. Zo kan de ontwikkelaar worden verplicht om 1 nestkast per 5 meter gebouwlengte te plaatsen om de gierzwaluw te huisvesten.

 

De toevoeging van groen moet zoveel mogelijk worden geclusterd om een zo robuust mogelijke groenstructuur te creëren. Het groen moet aansluiten op de reeds aanwezige groenstructuren in de omgeving. Minimaal de helft van de groene openbare ruimte bestaat uit natuurlijke en inheemse vegetaties. De aanleg moet gericht zijn op beplanting in de volle grond, eventueel ondersteund met maatregelen om de groeiplaats te vergroten of te verbeteren (bijvoorbeeld toepassing van substraat). Technische maatregelen worden alleen toegepast indien het niet anders kan.

 

Groene tuinen verankeren

Om het aandeel groen op privaat terrein in de toekomst te kunnen garanderen, wordt er bij nieuwe ruimtelijke initiatieven een oppervlaktepercentage ‘levend’ groen in de tuin opgenomen in het bestemmingsplan/omgevingsplan.

 

Samenwerking met woningcorporaties

De gemeente, de woningcorporaties en de huurders hebben hetzelfde doel: aantrekkelijk wonen voor nu en straks. Daarom werken zij samen in het IKAB-programma (gekoppeld aan de prestatieafspraken) aan de vergroening en klimaatbestendigheid van de stad. Er zijn afspraken gemaakt om bij (sloop)nieuwbouw, renovaties en in het dagelijks beheer in te zetten op meer (natuurlijk) groen en optimaal opvangen en infiltreren van regenwater in de bodem.

 

Richtlijn groene tuin

Bij de ontwikkeling van nieuwe woonlocaties wordt een oppervlaktepercentage ‘levend’ groen verankerd in het bestemmingsplan/omgevingsplan. De hoogte van het percentage is hierbij afhankelijk van de perceel grootte.

Oppervlakte perceel

Min.percentage groen

125 - 150 m2

5%

150 – 250 m2

10%

250 – 500 m2

15%

500 – 1.500 m2

30%

1.500 – 2.000 m2

40%

2.000 – 5.000 m2

50%

> 5.000 m2

60%

 

Groene bedrijventerreinen

We stimuleren de vergroening van bestaande bedrijfslocaties- en panden door het verder uitdragen en verfijnen van de communicatiestrategie richting bedrijven over de (economische) voordelen van vergroening. Inmiddels zijn er twee pilot projecten gestart, Emer-Zuid en Park 16 (Westerhage). Aan de hand van de getoonde interesse door bedrijven wordt de inzet vanuit de gemeente bepaald.

 

Natuurinclusief boeren

In Breda zetten we daarnaast in op natuurinclusieve en/of biologische landbouw en agrarisch natuurbeheer in het landelijk gebied van Breda. Door de diversiteit van akkerranden te vergroten, nest- en schuilplaatsen voor vogels, zoogdieren, amfibieën en insecten te creëren en natuurinclusief te boeren, kan het landelijk gebied een grotere bijdrage leveren aan de biodiversiteit en het ecologisch netwerk door Breda. Door onder andere met agrariers in gesprek te gaan, worden de kansen voor natuurinclusief boeren gestimuleerd. De Gemeente Breda zet in op het duurzaam verpachten van eigen gronden en het informeren van agrarische bedrijven over de subsidiemogelijkheden vanuit landelijke regelingen die natuurinclusieve landbouw en agrarisch natuurbeheer stimuleren. Bij het verduur- zaam pachten worden de volgende maatregelen toegepast:

 

  • 1.

    Verbod van het gebruik van Glyfosaat.

  • 2.

    Het aansluiten bij de duurzame pachtvoorwaarden van de provincie Noord-Brabant/GOB.

  • 3.

    Bloem- en kruidenrijke randen verplichten.

  • 4.

    Aanleggen van keverbanken in grote clusters van te verpachten gronden

  • 5.

    Het verbieden van bepaalde teeltondersteunende voorzieningen, zoals plastic tunnelkassen.

Informeren en opleiden

Om bewoners, bedrijven en overige partijen te stimuleren een bijdrage te leveren aan het vergroenen van Breda is het allereerst van belang om de partijen te informeren over de mogelijkheden en bewustwording te creëren.

Samen met verschillende natuurbeherende instanties, natuurverenigingen en andere overheden organiseert de Gemeente Breda diverse acties om de bewustwording met betrekking tot het thema groen te vergroten. Tijdens de Boomfeestweek, de Week van ons Water en activiteiten bij Boerderij Wolfslaar, wordt het belang van groen voor de leefbaarheid in stad en landelijk gebied onder de aandacht gebracht bij bewoners, bedrijven en bezoekers.

 

Daarnaast wordt ingezet op het vergroten van de kennis over groen en vergroeningsmogelijkheden door het samenstellen en ontwikkelen van lesprogramma’s voor kinderen en jongeren en het ontwikkelen van een volwaardig onderwijsprogramma’s. Ook daarbij wordt gebruik gemaakt van de aanwezige kennis van natuurverenigingen, natuurbeherende partijen en overige partners in de stad. Door kinderen en jongeren kennis te laten maken met het groen in de wijk, leert deze doelgroep over het belang van groen en zullen zij met een grotere zorg omgaan met de groene omgeving. De lesmaterialen en -programma’s richten zich zowel op het basisonderwijs, maar ook het beroepsonderwijs en voortgezet onderwijs.

 

Het bestaande lesaanbod wordt (indien nodig) geactualiseerd en uitgebreid op de thema’s groen en duurzaamheid in de schoolomgeving en geïmplementeerd in het onderwijs. Het lesaanbod wordt ontsloten via de Educatiewijzer Breda. Om de komende jaren het onderwerp groen sterker te verankeren in het onderwijs is extra ondersteuning nodig om de faciliterende rol van de gemeente als partner van het onderwijs te kunnen uitbouwen.

 

De gemeentelijke ontmoetingsplek Boerderij Wolfslaar vormt een groene ontmoetingsplek in Breda, waar jaarlijks vele bezoekers worden ontvangen en thema’s zoals klimaatadaptatie, voedsel, biodiversiteit, water, natuurlijk spelen en de groene tuin centraal staan. De kansen worden verkend om Parkhoeve Noord tevens te ontwikkelen tot volwaardige ontmoetingslocatie en educatieomgeving, waarbij de thema’s groen en natuur centraal staan.

 

Daarnaast wordt ingezet op de ontwikkeling van een volwaardig onderwijsprogramma gericht op het inrichten en beheren van groen, waarbij tevens aandacht is voor de klimaatverandering. In samenwerking met de diverse partners in de stad wordt een educatieplan geschreven voor een nieuwe leerlijn voor hoveniers gericht op groen en klimaatbestendigheid. Bovendien worden hoveniers binnen de Gemeente Breda opgeleid over de mogelijkheden en het belang van een klimaatbestendige en groene tuin en de manier waarop zij particulieren hierin kunnen adviseren.

 

Community

In Breda wordt gebouwd aan een community rondom de ambitie ‘Stad in een park’. De community wordt gevormd door mensen en organisaties die zich inzetten om Breda groener te maken. Zij zetten zich in voor de realisatie van groene projecten en het stimuleren van anderen om ook een bijdrage te leveren aan deze ambitie.

 

Samen beheren

Met een wijkdeal onderhouden buurtbewoners samen een stukje openbaar groen, planten bollen of ruimen afval op. Een wijkdeal is een afspraak tussen bewoner(s) en gemeente om de buurt groener, schoner en gezelliger te maken. Dit levert een bijdrage aan een prettige leefomgeving en stimuleert de samenwerking tussen bewoners in de buurt. De gemeente ondersteunt deze initiatieven door bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van gereedschap, het ophalen van tuinafval of het leveren van advies bij snoeien. Bij iedere wijkdeal wordt er aan de hand van maatwerk gekeken naar de mogelijkheden. In bepaalde wijken komen initiatieven vanzelf van de grond en in andere wijken kan het nodig zijn om met wat meer hulp van een wijkbeheerder en/of een wijkprofessional een initiatief op te pakken. In delen van Breda - zogenaamde kwetsbare wijken - dragen extra investeringen in groen(projecten) bij aan een positief effect op gezondheid, het ontmoeten en de veerkracht van deze buurten.

Het overnemen van het beheer van de groene openbare ruimte is een laagdrempelige eerste stap om meer betrokkenheid te creëren onder bewoners om een bijdrage te leveren aan de gemeenschap. Dit kan een onderdeel vormen van het BuurtrechtBreda, waarbij het uitgangspunt is dat er vertrouwen en geld is waarmee buurtbewoners zelf de aandachtspunten in de buurt kunnen oppakken.

Ook werken we samen met bewoners en andere partijen uit de stad (o.a. woningbouwcorporaties, zorgaanbieders, scholen, IVN en Breda Actief) bij het realiseren van plukroutes, stadslandbouw, buurttuinen en tiny forests in de buurt.

 

3.5 Versterken van de Bredase groene identiteit

Groen is een van de pijlers van Breda en bepaalt mede de aantrekkingskracht van de stad, voor nu en in de toekomst. Door in te zetten op het herstel van het historische landschap, het accentueren van de groene kwaliteiten en bovendien het vergroten van de variëteit aan groene elementen, wordt de aantrekkingskracht versterkt.

Daarnaast wordt ingezet op het vergroenen van de routes en entreegebieden naar de stad, waardoor iedere bezoeker van de stad kennis maakt met de groene identiteit van Breda.

3.5.1 Doelen

Herstellen van historische landschappen en groen cultuurhistorisch erfgoed

Breda heeft een rijk aanbod aan groen cultureel erfgoed. Dit bestaat uit rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, rijksbeschermd stadsgezicht en gebieden met een hoge of beschermenswaardige cultuurhistorische waarde. Dit erfgoed bepaalt de identiteit van Breda. In het buitengebied richten we ons op landschapsherstel en -ontwikkeling. Ook het Nassau-verleden en het militair erfgoed komen hierbij aan bod, bijvoorbeeld door de eigentijdse recon- structie van de redoutes langs de Zwarte Dijk. In het stedelijk gebied wordt onder andere ingezet op het herstellen van kenmerkende groenstructuren, zoals het in ere herstellen van kenmerkende groenstructuren in de jaren ’60 en ’70 wijken. In bijlage 4 wordt het Groene Erfgoed uitgebreid beschreven.

 

Herstellen van cultuurhistorische waarden van het groen

  • In de oude zandlandschappen zoals in de Rith, aan de rand van de Haagse Beemden, rondom het Hoeveneind in Teteringen en in de Landschappelijke Driehoek wordt ingezet op het versterken van het kleinschalige landschap en het herstellen van historische landschapselementen met de situatie rond 1900 als inspiratie.

  • In het gebied van de Lage Vuchtpolder wordt ingezet op het behoud en de versterking van de historische waarden (sinds 1300 vrijwel onveranderd gebleven), waarbij hier de nadruk ligt op het behouden van de openheid van dit gebied en het patroon van sloten en kavels. Via diverse ontwikkelingen, zoals de eigentijdse reconstructie van de redoutes, de Linie van de Munnikenhof en de herontwikkeling van de Spinolaschans, wordt de rijke historie van dit gebied zichtbaar gemaakt.

  • Versterken van de identiteit van het landelijk gebied van Bavel door het accentueren van het beeklandschap en het uitbreiden van bosschages.

  • Het verbeteren van de groene kwaliteiten van het landschap in het landelijke gebied nabij Prinsenbeek door te investeren in het stelsel van dreven.

  • Cultuurhistorisch herstel van Landgoed Wolfslaar door het in balans brengen van de natuurwaarden, cultuur- historische kwaliteiten en de leefomgeving. Het landgoed vormt een plaats waar ruimte is voor groen- en natuureducatie en voor ontmoeten, beleven en bewegen.

  • In het Liesbos liggen de resten van het in 1845-1846 aangelegde Engelse Park waarvan alleen de slingervijver nog duidelijk herkenbaar is. Samen met Staatsbosbeheer is er de ambitie om het Engelse park opnieuw beleefbaar te maken door herstel van de slingerpaadjes, herplant van struikgewas en realisatie van bruggetjes over de vijver.

  • Versterken van de identiteit en belevingswaarde van enkele bestaande parken die sleets zijn geraakt. Het gaat hierbij om parken in de Haagse Beemden aan de rand van de NBB, de Hoge Vucht, Linie-Doornbos en IJpelaar en het Van Koolwijkpark.

Figuur| Cultuurhistorische waarden

 

Ontwikkelen van groene entrees richting de stad

Het versterken van de groene identiteit van Breda vindt plaats door groen sterker te verbinden aan het profiel van Breda. Door de entrees (toegangswegen) naar Breda te vergroenen, maakt iedere bezoeker kennis met de groene kwaliteiten, of hij/zij nu met de fiets, auto, trein, boot, of te voet komt. Er wordt onder andere ingezet op de vergroening van de snelwegen rondom Breda, waardoor de opgaande beplanting langs de snelwegen CO2 opneemt en stikstof en fijnstof opvangt en zorgt voor landschappelijke inpassing van verstedelijking, windturbines etc. Ook het creëren van lommerrijke entrees van de stad, het ontwikkelen van een groen spoorlandschap en de invulling van de Ecologische Verbindingszones langs het water dragen bij aan het versterken van het profiel van Breda, als Stad in een park.

 

Investeren in de bloeiende Stad

Het realiseren van een stad in een park betekent ook het investeren in de biodiversiteit en bloemrijkheid van de stad. Door het zaaien en de aanplant van diverse soorten planten en bomen en met aandacht voor de gelaagdheid en de bloeiperiodes, worden tevens de aantrekkelijkheid van het groen en de uitstraling van de openbare ruimte versterkt. Diverse kleuren, geuren en vormen maken van een groene omgeving een unieke beleving. Biodiverse vegetaties zijn ook klimaatbestendiger en zullen minder snel verdrogen door de grote variatie in worteldiepte.

Ook hebben biodiverse inheemse vegetaties een positief effect op de gezondheid. Om de biodiversiteit in Breda te stimuleren, wordt bij het inzaaien en de aanplant van groen gekeken naar mogelijkheden om de diversiteit van planten en bomen te vergroten. Voor de keuze van bomen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij inheemse soorten. Bovendien wordt 10% van het oppervlak van de bestaande parken in Breda ingericht met meer biodiversiteit.

4 Op weg naar een Stad in een park

4.1 Projectenoverzicht

De geformuleerde ambities, van de realisatie van de ecologische verbindingszone aan de singels tot aan een stimuleringsregeling voor het vergroenen van bedrijventerreinen, dienen te worden omgezet naar de praktijk. Om de stap van visie naar realisatie te zetten, wordt er gewerkt aan een projectenoverzicht van het Groenkompas. In het projectenoverzicht worden ambities vertaald naar concrete projecten, gekoppeld aan een fasering en financiering. Voor een deel van de projecten is de financiering reeds beschikbaar en/of wordt het project bekostigd vanuit het bestaande beheer- of ontwikkelbudget. Voor alle overige projecten gelden de financiële kaders uit de Omgevingsvisie als uitgangspunt. Op basis van de beschikbare financiële middelen kunnen het ambitieniveau en de snelheid (fasering) van projecten worden bepaald. Op deze manier wordt er een haalbaar programma uitgewerkt om de groene ambities te realiseren.

 

4.2 Verankeren in beleid en regelgeving

Naast de realisatie van concrete projecten is het tevens van belang om de beschreven strategie uit het Groenkom- pas te verankeren in beleid en overige regelgeving. Op deze manier wordt de groene ambitie van Breda ook verankerd in de manier waarop gewerkt wordt in de openbare ruimte, vergunningaanvragen worden behandeld of woningbouwprojecten worden ingericht.

In het kader van het Groenkompas worden de volgende beleidskaders opgesteld en/of aangepast:

 

Paraplubestemmingsplan groen en water

Er wordt momenteel gewerkt aan een paraplubestemmingsplan groen en water. In dit bestemmingsplan, geldend voor de gehele gemeente, worden de Bredase Groen- & Parknorm, natuurinclusief ontwikkelen en de Richtlijn Groene Tuin verankerd:

  • Bredase Groen- en Parknorm: de regeling waar bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen minimaal 20% tot 35% van het oppervlak dienen in te richten als openbaar groen.

  • Natuurinclusief ontwikkelen: de regeling waar bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen, afhankelijk van de locatie, omvang van het project en het type project, maatregelen dienen te worden genomen om doelsoorten te huisvesten.

  • Richtlijn Groene Tuin: bij de ontwikkeling van nieuwe woonlocaties wordt een oppervlaktepercentage ‘levend’ groen verankerd in het bestemmingsplan/omgevingsplan.

Omgevingsplan Breda

In het kader van de Omgevingswet wordt er de komende jaren gewerkt aan een Omgevingsplan, dat alle bestem- mingsplannen zal gaan vervangen. Hierin worden de Hoofdgroenstructuur, het Compensatieprincipe en de Gebruikersregeling verankerd:

  • Hoofdgroenstructuur: voor ieder type groen in Breda is vastgesteld tot welke categorie het groen behoort: structuurgroen of omgevingsgroen.

  • Compensatieprincipe: gekoppeld aan het type groen (structuurgroen of omgevingsgroen) worden de richtlijnen voor compensatie vastgesteld, waarbij het uitgangspunt is het minimaal op niveau houden van de hoeveelheid groen in de stad.

  • Gebruikersregeling: aan de hand van de categorieën rust, ruis en reuring zijn de gebruikersmogelijkheden per park of groter openbaar groengebied bepaald.

Gemeentelijk plan ecologie

Voor de bescherming en het duurzaam beheer van het ecologische groen in de Gemeente Breda wordt er gewerkt aan een gemeentelijk plan ecologie. In het gemeentelijk plan worden de beheerwijze en de daaraan gekoppelde beheerbudget beschreven.

 

4.3 Monitoren van doelstellingen

Om de geformuleerde ambities ook te monitoren wordt er een monitoringsprogramma opgesteld voor de ambitie ‘Stad in een park’. Aan de hand van diverse KPI (Kritieke Presentaties Indicatoren) wordt periodiek gemeten of Breda zich in de gewenste richting beweegt en in hoeverre gestelde doelen worden behaald, waarbij onder andere aandacht is voor ontwikkeling van biodiversiteit.

Bijlage 1 Kaders bescherming

 

De bescherming van groen en specifiek natuur is geregeld via Europese, landelijke en provinciale wet- en regelgeving. En in gemeentelijk beleid. In deze bijlage wordt de regelgeving in de kern beschreven. Bij elke ontwikkeling dient te worden onderzocht of er natuurwaarden aanwezig zijn in een gebied. Dit betreft een analyse van de aanwezigheid van beschermde soorten dieren en planten en of het gebied beschermd is via beleid. In deze bijlage wordt de bescherming van groen nader toegelicht.

 

Beschermingsregelingen waardevol groen

De regelingen die gelden om waardevol groen in Breda te beschermen, kunnen grofweg worden verdeeld in kwalitatieve (bescherming van soorten en de daaraan verbonden habitats) en kwantitatieve regelingen (bescherming van hoeveelheid groen). Om te kunnen bepalen of een bepaald groen element beschermd is, dient rekening te worden gehouden met beide regelingen. Zo kan bijvoorbeeld een boom kwantitatief niet beschermd zijn, maar door de aanwezigheid van een broedende vogel, is de boom alsnog kwalitatief beschermd.

 

 

Kwalitatief

Wet- en regelgeving gericht op de kwalitatieve bescherming van groen is meestal niet gebonden aan een locatie. De kwalitatieve bescherming kan worden verdeeld in maatregelen op het gebied van bescherming (1) en maat- regelen op het gebied van bestrijding (2).

 

1| Bescherming

Voor de bescherming van soorten dieren en planten is allereerst de landelijke Wet natuurbescherming van kracht. De wet geeft uitvoering aan de verplichtingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De wet bevat onder meer een soortenlijst met dieren en planten, inclusief het leefgebied (o.a. nestlocatie, foerageergebied, vliegroute, winter- en zomerverblijf), die beschermd worden tegen beschadiging en/of letsel door activiteiten. Het betreft hierbij de directe negatieve effecten, maar ook de indirecte negatieven effecten van activiteiten. In de habitatrichtlijn zijn gebieden opgenomen met beschermde habitattypes.

Daarnaast heeft het Rijk en de provincie Noord-Brabant natuurgebieden aangewezen die behoren tot het Natuur Netwerk Nederland (NNN) of Natuur Netwerk Brabant (NNB). Voor deze gebieden geldt dat de wezenlijke kenmerken, die beschreven staan in het Natuurbeheerplan van de provincie Noord-Brabant (en verder zijn uitgewerkt in de Index Natuur en Landschap), van het gebied niet verstoord mogen worden.

Aanvullend op deze Europese en landelijke richtlijnen heeft de Gemeente Breda ook de ambitie om de Rode Lijst soorten te beschermen. Dit zijn landelijk opgestelde lijsten van soorten die in hun voortbestaan bedreigd worden. Deze lijsten zijn vastgesteld in het Besluit Rode lijsten flora en fauna.

 

Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en aanvullende soortenlijsten

In de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn en aanvullende nationale soortenlijst, die zijn opgenomen in de landelijke Wet Natuurbescherming, staan de soorten dieren en planten die beschermd worden. De wet Natuurbescherming beschermt soorten dieren en planten voor beschadiging/letsel door activiteiten.

De provincie Noord-Brabant heeft aanvullend op de richtlijnen vanuit het Rijk nog aanvullende soorten opgenomen die extra beschermd worden, waaronder de bunzing, hermelijn en wezel.

 

Rode Lijst soorten

De landelijke rode lijstsoorten wordt gevormd door dier- en plantensoorten die in hun voortbestaan bedreigd worden en komt voort uit het verdrag van Bern. Doelstelling van de lijst is om overheden en terrein-beherende organisaties te overtuigen om te investeren in maatregelen om de soorten die op de lijst staan weer in aantal te laten toenemen, zodat ze van de lijst kunnen worden gehaald. De Rode lijst is niet wettelijke beschermd, mits de soorten onderdeel uitmaken van de Wet natuurbescherming.

 

2| Bestrijding

Om te voorkomen dat er schade aan groen- en natuurgebieden ontstaat door plagen en exoten worden er bestrijdingsmaatregelen toegepast. Voor de bestrijding van plagen hanteert Breda de uitgangspunten uit de op 4 december 2018 vastgestelde gemeentelijke nota Aanpak dierplaagbeheersing, waarbij wordt ingezet op beheer- sing en voorkomen van plagen. Voor het exotenbeleid is de Gemeente Breda gebonden aan de richtlijnen uit het exotenbeleid van de provincie Noord-Brabant, gebaseerd op de Europese richtlijnen. De vertaling naar de Bredase situatie wordt opgesteld waarbij het uitgangspunt is het voorkomen van verdrukking van bestaande natuur door plant- en diersoorten die niet van origine in de regio Breda voorkomen.

 

Kwantitatief

Wet- en regelgeving gericht op de kwantitatieve bescherming van waardevol groen is gericht op de bescherming van de hoeveelheid bestaand groen. Daarbij gaat het om zowel het privaat groen als het publiek groen. Privaat groen bevindt zich bijvoorbeeld op bedrijfskavels, in tuinen bij woningen en op agrarische gronden met landschappelijke en/of natuurwaarden.

 

Kwaliteit (soortbescherming)

 

Exotenbeleid

Het exotenbeleid van de provincie Noord-Brabant vormt de vertaling van de richtlijnen uit de Europese exotenverordening waarop planten en dieren staan die schade toebrengen aan de natuur.

 

Plaagdierbestrijding

Voor de bestrijding van plaagdieren hanteert de Gemeente Breda de uitgangspunten uit de gemeentelijke nota Aanpak dierplaagbeheersing, waarbij naast de beheersing en voorkomen van plagen wordt ingezet op het verstrekken van voorlichting en het monitoren.

 

Kwantitatieve bescherming, publiek en privaat

 

Europa: Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het Ulvenhoutse bos is in Breda aangewezen als Natura 2000-gebied. In de directe omgeving van de Gemeente Breda zijn onder de Natura 2000-gebieden, de Biesbosch en de Loonse en Drunense Duinen aanwezig. In deze Natura 2000-gebieden worden bepaalde dieren, planten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd om de biodiversiteit te behouden. Activiteiten die een negatieve impact hebben op het gebied, onder andere zorgen voor een verhoging van de stikstofuitstoot of zorgen voor een verslechtering van de hydrologie, zijn niet toegestaan, om de natuurwaarden te beschermen. Dit kunnen hierdoor ontwikkelingen zijn in het gebied zelf, maar ook activiteiten buiten het beschermde gebied die van invloed zijn op het gebied. Dit kan dus betekenen dat Breda ook rekening moet houden met de effecten op de Natura 2000-gebieden in de omgeving van de Gemeente Breda.

In mei 2020 is de nieuwe biodiversiteitsstrategie van de Europese Unie gepresenteerd. Hierin wordt onder andere ingezet op het extra beschermen van natuurgebieden, waaronder de resterende oude en oerbossen door ze aan te wijzen als Natura 2000-gebied. Voor Breda kan dit betekenen dat het Mastbos en Liesbos aan de lijst met Natura 2000-gebieden wordt toegevoegd.

 

Landelijk en provinciaal: Natuurnetwerk Nederland – Natuurnetwerk Brabant

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuur- gebieden. Het netwerk verbindt, via zogenaamde Ecologische Verbindingszones, de verschillende natuurgebieden met elkaar en het omliggende gebied. De provincie Noord-Brabant is verantwoordelijk voor het beheren en ontwikkelen van het NNN in Noord-Brabant. De provincie Noord-Brabant heeft de NNN aangevuld met een provinciale ambitie (NNB). In de Gemeente Breda maken onder andere het Mastbos, Liesbos, Landgoederenzone, Markdal, Spinola, deel van Lage Vuchtpolder, Cadettenkamp en Hagebeemd onderdeel uit van het NNB.

De totale NNB (inclusief NNN) is planologisch verankerd in de Interim Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant en de gemeentelijke bestemmingsplannen/omgevingsplan. In de gebieden die behoren tot de NNB zijn nieuwe (planologische) bestemmingen, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de oppervlakte, de kwaliteit en de samenhang van het netwerk, niet toegestaan.

De Brabantse B-5 gemeenten hebben in 2016 het gezamenlijk bod ondertekend, waarbij de Brabantse B5-steden afspraken maken over het versneld realiseren van het NNB.

 

Landelijk: Houtopstanden buiten de bebouwde kom

In de Wet Natuurbescherming is tevens geregeld dat voor alle houtopstanden buiten de bebouwde kom die een oppervlakte hebben van meer dan 1.000 m2 of bestaan uit een rijbeplanting die meer dan twintig bomen omvat (gerekend over het totaal aantal rijen) een meldingsplicht bij voorgenomen velling en in principe een herplantplicht gelden.

 

Gemeente: Gemeentelijk ecologisch netwerk

De Gemeente Breda heeft het NNN en NNB overgenomen in de structuurvisie 2030. Het ging hierbij om zowel al gerealiseerde natuur als zoekgebied voor te realiseren natuur. Daarbij heeft Breda in haar structuurvisie de Europese, landelijke en provinciale ambities aangevuld met een gemeentelijke ambitie, namelijk een fijnmazig ecologisch gemeentelijk natuurnetwerk (GNN) aansluitend op NNN/NNB.

Naar aanleiding van de Omgevingsvisie Breda 2040 is de GNN-kaart (wellicht) enigszins aangepast. Deze is opgenomen in hoofdstuk 3 van het Groenkompas.

 

Aanvullend op de realisatie van de ecologische netwerken richt Breda zich ook op het tegengaan van de versnippering via de Ontsnipperingsvisie Breda. Dit beleid is gebaseerd op de uitgangspunten uit het ontsnipperingsbeleid vanuit het Rijk en de provincie. Met versnippering wordt het probleem aangeduid dat voorheen grote, aaneengesloten leefgebieden van soorten versnipperd raken tot kleine, onderling niet meer verbonden en intern vaak door infrastructuur doorsneden leefgebieden. Hiermee komt het doel van de ecologische verbindingen in gevaar. Via de aanleg van faunapassages wordt het functioneren van de ecologische verbindingszones beschermd.

 

Europa: Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) stelt daarnaast eisen aan de waterkwaliteit in al het oppervlaktewater, waaronder het water in een Natura 2000-gebied. Nieuwe activiteiten moeten ook voldoen aan deze richtlijnen en de impact op de waterkwaliteit.

 

3| Structuurgroen

Structuurgroen is openbaar groen dat van belang is op stads-, wijk- of dorpsniveau. Bij Structuurgroen wordt een lange levensduur nagestreefd. Structuurgroen kan dan ook niet zomaar worden verwijderd ten behoeve van andere functies (bebouwing, aanleg van infrastructuur, nutsvoorzieningen etc.). Om dit te bewerkstelligen is de flexibiliteit vanuit diverse partijen in de openbare ruimte (riolering, kabels en leidingen, verhardingen etc.) gewenst en wordt vroegtijdig in overleg getreden met onder andere de nutsbedrijven. Hiervoor is een projectafstemtafel ingericht. Binnen de hoofdgroenstructuur is de verkorting van de restlevensduur van de overige assets daardoor denkbaar ten behoeve van het behoud van de hoofdgroenstructuur. Momenteel lopen hier gesprekken over met de nutspartijen.

 

4| Omgevingsgroen

Het omgevingsgroen wordt gevormd door openbaar groen met lokale waarde (buurtgericht), omgevingsgroen is van belang voor de directe omgeving. Uitgangspunt van de bescherming van het omgevingsgroen is het op flexibele wijze op niveau houden van de waarden die het omgevingsgroen representeren (op het gebied van ecologie, landschap, cultuurhistorie, verkoeling, beeldbepalendheid etc.). Bij omgevingsgroen is een kortere levensduur (ten opzichte van Structuurgroen) acceptabel.

 

5| Kaart Vergunningplichtige houtopstanden - APV

Op de kaart Vergunningplichtige houtopstanden (Bomenkaart) staan alle bomen en landschapselementen waarvoor een vergunning nodig is voor het kappen van de houtopstand. Via de APV zijn deze bomen beschermd en is de herplantplicht gewaarborgd. Iedere kapaanvraag wordt beoordeeld door een integraal team.

Indien een ontheffing van het kapverbod benodigd is, moet hiervoor een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘vellen’ worden aangevraagd, de vroegere kapvergunning. Bij het verlenen van een vergunning wordt een herplantplicht of financiële compensatie opgelegd. De volgorde is hier als volgt:

 

  • 1.

    Streven naar behoud

  • 2.

    Onderzoeken van alternatieven, bijvoorbeeld het verplanten van de elementen

  • 3.

    Het herplanten van groen met een overeenkomstige waarde of met de potentie om op termijn dezelfde waarde te ontwikkelen op een alternatieve locatie.

  • 4.

    Indien bovenstaande opties niet mogelijk zijn, wordt er pas overgegaan naar financiële compensatie.

Ook kunnen gedurende het jaar nieuwe Waardevolle houtopstanden worden aangewezen. Dit kan op verzoek of op basis van ambtshalve constateringen. De Bomenkaart: vergunningplichtige houtopstanden wordt continu geactualiseerd.

 

6| Snippergroen

Snippergroen betreft kleine stukken openbaar groen (maximaal 150 m2) in de bebouwde kom. Onder bepaalde voorwaarden kan snippergroen worden verkocht en/of ingezet worden voor andere doeleinden.

  • De verkoop van snippergroen is alleen mogelijk indien het groen geen onderdeel uit maakt van de hoofdgroen- structuur van de Gemeente Breda (structuurgroen of omgevingsgroen).

  • De verkoop van groen is alleen mogelijk aan grondeigenaren die direct grenzen aan het snippergroen.

  • Indien er nutsvoorzieningen (stadsverwarming, gas, water, elektra, riolering) aanwezig zijn onder de groenstrook is het niet mogelijk om het snippergroen te verkopen.

  • Bij de aanwezigheid van gemeentelijke bomen wordt het snippergroen niet verkocht. Indien er bomen in de nabijheid van het snippergroen aanwezig zijn, is het essentieel om rekening te houden met de groeiruimte van de bomen. Het verharden of bebouwen van het snippergroen is, in verband met het behoud van de groeiruimte voor de bomen, niet gewenst.

  • De afweging of snippergroen daadwerkelijk wordt verkocht betreft maatwerk.

Beheerplan Bomen

In het gemeentelijk beheerplan Bomen is het uitgangspunt dat nieuw aan te planten bomen voldoende groeiplaats meekrijgen. In de Hoofdbomenstructuur moeten de bomen minimaal 60-80 jaar oud kunnen worden en de groeiplaats vrij zijn van kabels en leidingen. Buiten de Hoofdbomenstructuur is de ambitie om straten te vergroenen en wordt het toepassen van kleinere bomen (derde grootte) met een minimale groeiplaats van 40 jaar geaccepteerd, ook in de nabijheid van kabels en leidingen.

Bijlage 2 natuurinclusief ontwikkelen Breda

De Bredase groen- en parknorm zoals nader uitgewerkt in deze bijlage 2 is niet van toepassing op ontwikkelingen waarvoor ten tijde van het vaststellen van het Groenkompas, te weten 23 december 2021, reeds een voldoende concreet en toetsbaar concept-bestemmingsplan of een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen is ingediend bij het gemeentebestuur.

 

De gemeente Breda wil graag de eerste stad in een groen park zijn in 2030. Daarnaast hechten we er aan dat ruimtelijke ontwikkelingen geen negatief effect hebben op de stedelijke biodiversiteit maar deze juist versterken. Om dit te realiseren kiezen we voor het streven naar stadslandschappen als ecologische dragers voor Stad in een park.

 

Hierbinnen staan we de methodiek van Animal Aided Design https://animal-aided-design.de voor bij de integratie van biodiversiteit in ruimtelijke projecten. De methode biedt de volgende voordelen:

 

  • veel ontwerpvrijheid en ruimte voor creativiteit en daardoor gebiedspecifieke oplossingen;

  • Daagt ontwerpers uit zich te verplaatsen in doelsoorten en bevordert daardoor natuurinclusieve mindset met nieuwe oplossingen voor faciliteren van biodiversiteit;

  • Sluit aan bij lokale ecologische potenties; 

  • Neemt ecologische eisen van soorten als uitgangspunt bij het ontwerp; 

  • (toekomstige) bewoners kunnen betrokken worden bij doelsoortkeuze;

  • Genereert per ontwikkeling een duidelijke meerwaarde voor biodiversiteit;

Om initiatiefnemers kennis te laten maken met een afgeleide van deze methodiek is de voorliggende handleiding ontwikkeld met bijbehorend soortenboek (in ontwikkeling). Hierin worden initiatiefnemers stap voor stap meegenomen in de voor Breda geldende methodiek. Door in beginsel vooral te sturen richting een keuze voor bepaalde doelsoorten waarvoor de gemeente de eisen heeft uitgewerkt (op te stellen soortenpaspoorten) kan men zich de methodiek eigen maken waarbij naar verwachting op termijn steeds minder gestuurd hoeft te worden.

 

1Woongebieden

Regels voor ontwikkelingen binnen het stedelijk gebied van Breda.

Onder een ontwikkeling wordt hier een bouwproject van tenminste vijf woningen binnen bestaand stedelijk gebied verstaan. Gebieden of gebouwen die een cultuurhistorische bescherming kennen zoals beschermd stadsgezicht of gemeentelijk dan wel Rijksmonument vergen een andere afweging. Waar de biodiversiteitsbelangen hier strijdig zijn met het erfgoedbeleid wordt naar maatwerk gezocht.

 

Algemeen

  • Minimaal 10% van de gevel is groen door begroeiing met klimplanten of andersoortige gevelbeplanting.

  • Bewoners krijgen de voorlichtingsfolder De natuur als goede buur (digitaal dan wel analoog).

  • Voortuinen worden voorzien van groene erfscheidingen, dit kunnen bijvoorbeeld strak gesnoeide meidoorn- of ligusterheggen zijn maar ook met klimop, klimrozen of andere klimplanten volledig (80%) bedekte hekwerken.

  • Gezonde volwassen inheemse bomen in het plangebied worden in beginsel gehandhaafd

Oppervlakte groen binnen ontwikkelingen

  • 1.

    Grondgebonden woningen: Minimaal 20% van het plangebied wordt als (semi-)openbaar, voor aanpalende bewoners toegankelijk en zoveel mogelijk aaneengesloten groen ingericht. Hiervan wordt de helft ingericht als biodiverse openbare ruimte. De invulling daarvan kan verschillen per gebiedstype (zie kaart 1 en tabel 1).

  • 2.

    Niet grondgebonden woningen: Minimaal 35% van het plangebied wordt als (semi)openbaar, voor aanpalende bewoners toegankelijk en zoveel mogelijk aaneengesloten groen ingericht. Hiervan wordt de helft ingericht als biodiverse openbare ruimte. De invulling daarvan kan verschillen per gebiedstype (zie kaart 1 en tabel 1).

  • 3.

    Niet-toegankelijke groene daken (bijvoorbeeld met zonnepanelen) mogen voor 20% worden meegeteld bij het vereiste groenoppervlak. (Semi-)openbare groene daken mogen voor 100% worden meegeteld.

  • 4.

    In het Centrum, zoals dat is aangeduid in de Omgevingsvisie Breda 2040, tellen groene gevels voor 100% mee.

Kaart 1: Ligging van de gebiedstypen

 

Tabel 1: onderscheiden gebiedstypen keuzemogelijkheden voor inrichting biodiverse openbare ruimte.

Toelichting bij 1 en 2

Om moverende redenen kan worden afgeweken van de norm wanneer de ontwikkeling in de directe nabijheid (max 200 meter lopen; de zogenoemde ‘pantoffelafstand’) van een omvangrijke bestaande of nog te realiseren groenvoorziening ligt (bijvoorbeeld een stadspark, bos, rivier of recreatiegebied).

Door de verhouding tussen het aantal grondgebonden en niet grondgebonden woningen te bepalen kan het percentage vereiste groene openbare ruimte uit de Bredase Groen- & Parknorm verrekend worden.

Als er sprake is van een zwaarwegend belang vanuit sociale veiligheid, hoeft de (semi-) openbaarheid van het groen niet gewaarborgd te worden

 

Natuurinclusiviteit

Per projectcategorie en gebiedstype (kaart 1) wordt een aantal (tabel 1) doelsoorten gekozen uit de doelsoortencatalogus (tabel 2). Het is mogelijk om eigen, niet genoemde, doelsoorten te kiezen. Een reden hiervoor kan bijvoorbeeld de aanwezigheid van bijzondere of beschermde soorten in (de omgeving van) het plangebied zijn. In overleg met een van de stadsecologen kan dan bepaald worden welke ontwerpeisen voor deze soort(en) gehanteerd dienen te worden en in welke categorie de soort wordt ingedeeld. In de, op te stellen, doelsoortenbeschrijvingen wordt dieper ingegaan op de eisen die de soort stelt.

Hierbij geldt voor het Centrumlandschap voer maatregelen uit voor het volgende aantal doelsoorten:

 

  • Nieuwbouw op bestaand bouwvlak of renovatie: 3 soorten rood

  • Nieuwbouw plangebied < 0,5 ha: 4 keuzesoorten rood plus 1 keuzesoort geel en 1 keuzesoort groen

  • Nieuwbouw plangebied >0,5 ha < 2 ha: 4 keuzesoorten rood, 2 keuzesoorten geel plus 1 keuzesoort groen

  • Nieuwbouw plangebied > 2 ha: 4 keuzesoorten rood, 2 keuze soorten geel, 1 keuzesoort groen.

Voor alle overige gebiedstypen (uitgezonderd bedrijventerreinen) geldt voer maatregelen uit voor het volgende aantal doelsoorten*

  • Nieuwbouw op bestaand bouwvlak of renovatie: 3 soorten rood

  • Nieuwbouw plangebied < 0,5 ha: 4 keuzesoorten rood plus 1 keuzesoort geel en 1 keuzesoort groen

  • Nieuwbouw plangebied >0,5 ha < 2 ha: 4 keuzesoorten rood, 2 keuzesoorten geel plus 2 keuzesoorten groen

  • Nieuwbouw plangebied > 2 ha: 4 keuzesoorten rood, 3 keuze soorten geel, 3 keuzesoorten groen (mens verplicht).

Tabel 2: Doelsoortencatalogus met voorbeeld maatregelen per categorie en leefgebied

 

2Bedrijventerreinen

 

Ook op bedrijventerreinen zijn kans voor natuur. Door het efficiënt, vaak monofunctioneel ruimtegebruik en de grotere dynamiek onderscheiden ze zich van woongebieden. Hier is bij de soortkeuze rekening mee gehouden door te kiezen voor doelsoorten die zich goed kunnen handhaven in een dynamische ruderale omgeving.

 

  • Bepaal op de kaart in welk type gebied de ontwikkeling plaatsvindt.

  • Bepaal in welke projectcategorie de ontwikkeling valt:

    • Nieuwbouw op bestaand bouwblok

    • Nieuwbouw plangebied

  • Kies de doelsoorten in de doelsoortencatalogustabel. Het is mogelijk om andere doelsoorten te kiezen of toe te voegen. Een reden hiervoor kan bijvoorbeeld de aanwezigheid van bijzondere of beschermde soorten in (de omgeving van) het plangebied zijn. In overleg met een van de stadsecologen kan dan bepaald worden welke maatregelen hiervoor vereist zijn en in welke kleurcategorie de doelsoort valt. Bij grote projecten < 1 ha verdient het de aanbeveling om vooraf met de stadsecoloog te overleggen over de doelsoorten.

  • Kijk bij de doelsoortbeschrijvingen voor meer exacte informatie over de maatregelen. 

Nieuwbouw op bedrijventerreinen

  • Voer maatregelen uit voor de hieronder genoemde doelsoorten*

    • Nieuwbouw op bestaand bouwvlak: 1 soort rood

    • Nieuwbouw : 1 soort rood, 2 soorten geel, 2 soorten groen

Verplichtingen voor nieuwbouw op bedrijventerreinen

  • Minimaal 20% van de gevel van de bedrijfsgebouwen is groen door begroeiing met klimplanten of andersoortige gevelbeplanting.

  • Hekwerken en andere erfafscheidingen aan de voorzijde zijn begroeid met klimplanten of voorzien van strak gesnoeide heggen bestaande uit meidoorn, vuurdoorn, liguster of veldesdoorn. Ook een haagbegroeiing bestaande uit inheemse struiken voldoet.

  • Parkeerterreinen voor personeel en gasten zijn half verhard (tenzij krachtens milieuwetgeving verharding vereist is).

  • Volwassen inheemse bomen in het plangebied worden waar mogelijk gehandhaafd.

  • Minimaal 10% van een te ontwikkelen bedrijfskavel vanaf 1,0 ha is groen.

  • Groene daken (eventueel met zonnepanelen) mogen voor 20% worden meegeteld bij het vereiste groenoppervlak.

  • Voer maatregelen uit voor de hieronder genoemde doelsoorten*

    • Nieuwbouw op bestaand bouwvlak: 1 soort rood

    • Nieuwbouw : 1 soort rood, 2 soorten geel, 2 soorten groen

Bij nieuw aan te leggen bedrijventerreinen is minimaal 15% (binnenstedelijk) of 25% (buitengebied) van het bedrijventerrein (privaat, semi-openbaar of openbaar) groen. Waar bedrijventerreinen gelegen zijn tussen woongebieden en het buitengebied voorzien ze in een aantrekkelijke robuuste groene openbaar toegankelijke recreatieve route tussen bebouwde kom en buitengebied. Voer hier ook maatregelen uit voor de hieronder (tabel 3) genoemde doelsoorten: 1 soort rood, 2 soorten geel, 2 soorten groen

 

Tabel 3: Doelsoortencatalogus met maatregelen per categorie en leefgebied

type

doelsoort

te realiseren eisen

Zwarte roodstaart (alleenplatte daken)

1 broedplaats per 400 m2 plat dakoppervlakte.

Scholekster (in omgeving buitengebied of gazons/ grasvelden)

Platte daken zijn voorzien van grind- of schelpendaken.

Visdiefje (in omgeving Mark of zandwinplassen)

Platte daken zijn voorzien van grind- of schelpendaken.

Gewone dwergvleermuis

Aanbieden geschikt vleermuisbedrijf 1 per 100 m2 geveloppervlakte, of paalkast plaatsen. Op de helft vande kopgevels toegankelijke luchtspouwen met invliegopening 1,6 cm.

Vleermuisvriendelijke verlichting aanbrengen.

Libellen (indien watergangen aanwezig)

Watergangen zijn voorzien van minimaal 1 natuurvriendelijke oever (1:10) zo mogelijk op de naar de zon gerichte zijde waarin water- en oeverplanten zich kunnen vestigen en die gefaseerd wordt onderhouden. Het(droge) landdeel is hierbij minimaal 2 meter breed.

Graslandvlinders

Minimaal 5% van het plangebied bestaat uit gefaseerd beheerde graslandvegetaties.

Putter

Minimaal 5% van het plangebied bestaat uit geschikt foerageergebied. Daarnaast is geschikt broedhabitat aanwezig.

Bever

(bedrijven langs Mark)

De oevers van het plangebied bestaan voor de helft uit houtachtige inheemse gewassen met een breedte van minimaal 10 meter. Plangebieden groter dan 1 ha die gelegen zijn in het zoekgebied EVZ Mark, Bovenmark, Aa of Weerijs of Singels voorzien in een stapsteen/natuurfabirek voor deze soort.

Kleine marterachtigen

Minimaal 5% van het plangebied bestaat uit struweel. Aanleg 2 marterschuilplekken per ha.

Mens

Per 0,5 ha plangebied wordt een picknickplaats aangelegd in een groene omgeving. Bij de aanleg van bedrijventerreinen wordt voorzien in een groene routing die het lopen van een lunchrondje mogelijk maakt.

Otter(bedrijven langs Mark)

Watergangen die wegen kruisen worden voorzien van onverlichte doorlopende oevers. Plangebieden groter dan 1 ha die gelegen zijn in het zoekgebied EVZ Mark, Bovenmark, Aa of Weerijs of singels voorzien in een stapsteen/natuurfabriek voor deze soort.

Bijlage 3 Bomen- & bossenstrategie

 

De gemeentelijke bomen- en bossenstrategie is er op gericht om tot 2030 circa 130 hectare nieuw bos te realiseren. De strategie is een concretisering van de Europese, landelijke en provinciale bossenstrategie, rekening houdend met het bestaande landschap en habitat..

 

Binnen Europa is de bossenstrategie onderdeel van de strategie Biodiversiteit. Voornaamste punten hieruit zijn:

  • In Europa worden drie miljard extra bomen aangeplant.

  • Alle resterende oude bossen in de EU worden strikt beschermd en maken deel uit van de verdrievoudiging (in oppervlakte) van strikt beschermde natuur in Europa.

Binnen het Rijk is in de Rijksbossenstrategie het volgende vastgelegd:

  • 10% meer bos (=37.000 ha) in 2030.

  • Inzetten op meer bos in Natuurnetwerk.

  • Buiten Natuurnetwerk, agroforestry (voedselbossen) en houtige landschapselementen.

De rijksbossenstrategie is door de Provincie vertaald naar:

  • 13.000 ha extra bos in 2030.

  • In de lopende bestuursperiode wordt 2.500 ha bos gerealiseerd.

  • 60.000 ha bos wordt gerevitaliseerd.

  • Woudreuzen worden beschermd.

Het grondgebied van Breda kent reeds relatief veel bossen. De laatste cijfers uit de coronamonitoring laten zien dat onze inwoners in toenemende mate recreëren in de bossen. De hoge (betredings)druk gaat ten koste van de flora en fauna en van de belevingswaarde (rust en ruimte). Om natuurgebieden te ontlasten, is het van belang om alternatieven te bieden. Ook aan hondenbezitters; door een aantal plekken speciaal in te richten voor honden en hun baasjes, is de aanlijnplicht in andere gebieden makkelijker na te leven.

 

Daarnaast is vanuit de Kaderrichtlijn water beschaduwing van de beken door bebossing vereist om opwarming van het water te voorkomen. De gewenste percentages verschillen hierbij per beektraject. Om bestaande natuur-, cultuurhistorische en landschappelijke waarden zoveel mogelijk te waarborgen is een uitwerking in samenwerking met het waterschap nodig.

 

Op basis van de provinciale opgave en de relatieve oppervlakte van Breda binnen de provincie zou de omgerekende Bredase opgave 332 ha meer bos in 2030 bedragen. Op basis van oppervlaktes van landschapstypen en de wenselijke groene dooradering is bekeken welk deel hiervan haalbaar is in 2040 (tabel 1). Vervolgens is bekeken welk deel van deze ambitie haalbaar wordt geacht in 2030. Beide ambities zijn sterk afhankelijk van externe processen zoals de Europese landbouwpolitiek en overige ontwikkelingen binnen de agrarische sector. Dit maakt de uiteindelijk te realiseren oppervlakte onzeker.

 

Tabel 1| Inschatting oppervlakte potentieel te realiseren bos en houtopstanden per gebiedscategorie

Omschrijving gebiedscategorie

2040

2030

1 Bestaande bossen

Uitbreiding van de bestaande bossen.

115 ha

35 ha

2 Kleinschalig zandlandschap

Versterken van het kleinschalig landschap met voedselbossen, struikenhagen, kleine bosschages en bomenrijen.

80 ha

40 ha

3 Polderlandschap (buiten weidevogelgebieden)

Accentueren met populierenbosjes en knotbomenrijen.

5 ha

3 ha

4 Landgoederenlandschap

Herstel van bomenlanen, houtwallen en bosjes

5 ha

5 ha

5 Stadsuitbreidingen

Groen casco bij stadsuitbreidingen.

20 ha

20 ha

6 Beekdalen

Uitbreiding van beekbegeleidende bossen als Kaderrichtlijn Watermaatregel.

40 ha

20 ha

7 Heideontginningen

Sterk landschappelijk casco met straatbomen.

2 ha

1 ha

8 Spoorlandschap

De aanleg van kleine bosjes langs het spoor

10 ha

5 ha

9 Ambitie hoofdbomenstructuurkaart

Gemeentelijk plan Bomen(Koele routes en verblijfsplekken)

1 ha

0,5 ha

Totaal

278 ha

129,5 ha

 

De kansen voor bosuitbreiding zijn aangegeven op kaart als zoekgebied.

Bijlage 4: Groen erfgoed

 

Erfgoed wordt in de regel onderverdeeld in natuurlijk erfgoed en cultureel erfgoed. Natuurlijk erfgoed is gedefinieerd als erfgoed waar de mens geen hand in heeft gehad. De ingrepen van de mens in haar natuurlijke omgeving, die door de eeuwen heen steeds manifester werden, noemen we cultureel erfgoed.

 

Deze tekst is opgesteld in het kader van het Groenkompas en geeft in hoofdlijnen een overzicht van het groene culturele erfgoed in Breda. Allereerst komt het beschermde groene erfgoed aan bod. Dit bestaat uit rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, rijksbeschermd stadsgezicht en gebieden met een hoge of beschermenswaardige cultuurhistorische waarde. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in stedelijk gebied en landelijk gebied, waarbij de landgoederen, het militaire groene erfgoed en de begraafplaatsen nader worden belicht.

Vervolgens worden de maatschappelijke en/of culturele ontwikkelingen beschreven die de vormgeving van de groene openbare ruimte (parken, groenstructuren en parkways) hebben beïnvloed. Zo kan men de (bijzonderheid van de) huidige inrichting van het openbaar groen begrijpen en gebruiken als inspiratiebron bij eventuele herinrichting en het vergroten van de belevingswaarde.

 

Deze tekst is niet volledig. De Gemeente Breda hanteert een aantal erfgoedkaarten, waarbij in dit kader de kaart van het bovengronds erfgoed het meest relevant is. Naast een waardenkaart bevat deze ook verschillende thematische inventarisatiekaarten. Deze kaart is te raadplegen op: https://breda.maps.arcgis.com/apps/webapp-viewer/index.html?id=3021348b21c048f39ede9997de4f274f

De tekst is mede gebaseerd op de cultuurhistorische landschapsinventarisatie van de Gemeente Breda door Karel Leenders. Thematisch zijn op veel onderdelen van het groene erfgoed verdiepende artikelen beschikbaar via https://erfgoed.breda.nl

 

Beschermd Groen Erfgoed in het stedelijk gebied

Breda is ontstaan bij de samenvloeiing van de Mark en Aa of Weerijs. Het stroombed was veel groter dan in de huidige tijd. Op een hoog gelegen plek aan de oostelijke oever van de Mark werd een burcht gebouwd, die in de loop der tijd uitgroeide tot kleine nederzetting, markplaats, residentiestad en vestingstad.

 

Met het opheffen van de vestingstatus in 1870 ontstaat ruimte voor Breda om te groeien.

Hiervoor is het Plan van Uitleg ontwikkeld. Het plan voorziet in het afgraven van de vesting en het realiseren van de singels. De singels zijn beschermd als rijksmonument.

 

Onderdeel van het Plan van Uitleg is het bestemmen van de vrijkomende gronden van de vesting. Grote gebieden worden ingericht als kazerneterreinen, gebieden met een uitgesproken groen karakter die zeer bepalend zijn voor Breda. Op andere delen worden woonwijken ontworpen die zich kenmerken door straten in Boulevardprofiel.

Hoewel de sterk veranderde verkeersdruk heeft geleid tot forse aanpassingen van de Boulevards in het Plan van Uitleg kunnen deze nog steeds gezien worden als groen erfgoed. De Mauritsstraat is het nog meest gave voorbeeld.

 

Het Wilhelminapark is eveneens op de voormalige vesting ontworpen. Het Wilhelminapark is vrijwel de enige plek in Breda waar de oorspronkelijk opzet van de vesting nog afleesbaar is in de parkvijvers. Naast het Wilhelminapark is het Valkenberg een belangrijk stadspark op de oude vesting. Het Valkenberg is eeuwenlang een kasteeltuin en daarmee niet voor de inwoners van Breda toegankelijk. Pas rond 1900 wordt het Valkenberg voor iedereen toegankelijk en getransformeerd tot een stadspark in Engelse landschapsstijl. Het gehele Plan van Uitleg, inclusief de groene militaire terreinen, de singels en de parken is onderdeel van het rijksbeschermde stadsgezicht.

 

De periode dat Breda zich losmaakt uit het knellende korset van de vesting is eveneens een periode van grote verandering; de industrialisatie aan de ene kant en voorzieningen voor vrijetijdsbesteding aan de andere kant. Ginneken ontwikkelt zich als ‘badplaats’ met vele hotels bij het Mastbos. Om ook een graantje te kunnen meepikken bouwt de Gemeente Breda op het grondgebied van de omliggende gemeenten een boulevard naar het Mastbos, de huidige Baronielaan. Deze boulevard heeft op dat moment een dubbele bomenrij in het midden en voorgeschreven maten voor groene voortuinen. Een bijzonder element in de Baronielaan is het roundpoint met hierop vier kastanjes. De Baronielaan is recent heringericht met het vergroenen van deze belangrijke boulevard als belangrijk uitgangspunt. Ook de Baronielaan, de Ginnekenweg en een deel van het Ginneken maken onderdeel uit van het rijksbeschermde stadsgezicht.

 

Met name in de periode van de wederopbouw groeit Breda enorm. De wijk Heuvel is een belangwekkend voorbeeld uit deze periode. Heuvel is door het rijk opgenomen in de W30; de 30 belangrijkste wederopbouw- gebieden van Nederland. Het kenmerkt zich door twee wijkdelen die ontworpen zijn in een totaal verschillende opvatting over wonen.

Het westelijk deel van Granpré Moliere heeft een dorps karakter. Hij ontwerpt een dorpsplein met winkels en een kerk (Mgr. Nolensplein), verschillende wigvormige groene ruimtes die hiermee in verbinding staan (Heuvelbrink en Thorbeckeplein) en een gevarieerd stratenpatroon. Het oostelijk deel is ontworpen door Peutz, hij kiest voor het principe van de strokenbouw. De Heuvelbrink is aangewezen als gemeentelijk monument.

 

 

Ook de wijk Haagse Beemden is op nationaal niveau van belang. De opzet rondom een historisch landgoed, het gebruik van de bijna geheel met bomen omzoomde oude veldwegen als langzaam verkeersroutes en het gebruik van de oude waterlopen maken de Haagse Beemden bijzonder. Het structuurplan voor deze wijk vormde destijds een trendbreuk in de ruimtelijke ordening. De Haagse Beemden staat in Nederland symbool voor het veranderend denken in de stedenbouw: ‘groen’ structureert ‘rood’ in plaats van andersom. Om deze reden is de Haagse Beemden in 2013 opgenomen in de Canon van de Ruimtelijke Ordening, die de 35 belangrijkste iconen uit de geschiedenis van de ruimtelijke ordening in Nederland bevat. Het centraal gelegen landgoed Burgst is als geheel een rijksmonument.

 

Beschermd Groen Erfgoed in het landelijk gebied

Het gebied dat we tegenwoordig als Breda duiden, is al in het neolithicum ontgonnen. De impact van de mens was in die tijd nog beperkt. Pas in de 11e eeuw nemen de ontginningen als economische drager van de verschillende Heerlijkheden toe. Niet toevallig is dat ook de tijd dat Breda tot ontwikkeling komt.

 

Ontginning van het lage

In het begin van de overstromingsperiode, in de loop van de tweede helft van de veertiende eeuw en de eerste helft van de vijftiende eeuw, is de loop van de rivier De Mark belangrijk verbreed door erosie ten gevolge van de getijdenwerking. Omdat de omliggende gebieden twee maal daags onder water lopen wordt de Haagse Beemden bedijkt. Deze dijk heeft daarmee dus de functie als zeedijk. De wielen en bochten getuigen van vele dijkdoorbraken. Dankzij deze doorbraken is ook achter de dijken zand en vooral klei afgezet. Bij aanvang van deze overstromingsperiode is het lage al vrijwel helemaal ontgonnen als graslanden.

 

Nadien, in de verlandingsperiode, is die brede stroombaan weer gaan verlanden. Deze verzameling van sterk opgeslibde gronden of zelfs geheel nieuwe gronden heet hier in de volksmond ‘de Hillen’. Omdat de hillen ruim boven het niveau van de achterliggende beemden liggen, nemen de hillen deels de functie van de dijkjes over.

 

De beemden is een plaatselijke aanduiding voor grasland dat eerst gehooid werd en daarna gebruikt voor het weiden van jong vee. De beemden zijn vanouds onbewoond en zijn toegankelijk via wegen die doodlopen omdat de Mark de achtergrens vormt.

 

In het beemdengebied ten westen van de A16 is plaatselijk turf tot de Tweede wereldoorlog voor eigen gebruik van de boeren gestoken. Dit is vooral gebeurd in Weimeren en De Strijpen. De oude turfputten zijn verland, de jongste zijn met bosjes begroeid. Tot in de Tweede Wereldoorlog werd hier turf gestoken.

 

Er zijn ook sporen van de meer commerciële turfwinning bij Breda. In 1314 krijgt een consortium uit Steenbergen het recht om turf te winnen in de Hoge Vucht. Hiervoor worden verschillende turfvaarten aangelegd. De Vaart van de Vucht verbindt de verschillende turfvaarten met de Mark zodat de turf kon worden afgevoerd.

Enkele decennia na de Hoge Vucht verwerft de abdij Tongelo een groot gebied in de Lage Vucht. Ook hier wordt turf gestoken. De afvoer vindt eveneens via De Vaart van de Vucht plaats.

Na het afturven zijn de Hoge Vucht en Lage Vucht hooiland geworden. De Hoge Vucht is na de Tweede Wereldoorlog getransformeerd tot een woonwijk. Plannen voor het bebouwen van de Lage Vucht zijn gelukkig nooit doorgegaan.

 

De Lage Vuchtpolder is een bijzonder voorbeeld van een ontginning waar karakter en percelering nog sterk aanwezig zijn. De beemden hebben ondanks de ruilverkaveling en de realisatie van waterretentie hum oorspronkelijk karakter goed weten te behouden.

Het landschap van de beemden en de Lage Vuchtpolder is nog heel oorspronkelijk en heeft een hoge belevings- waarde en onderlinge samenhang. De cultuurhistorische waarde is hoog. De polder Rooskensdonk is sinds de ontginning niet meer veranderd en daardoor beschermenswaardig.

 

Ontginning van het hoge

Het Hoge bestaat in hoofdzaak uit dekzandgronden. Het dekzand ligt deels als een dunne deken over de oudere ondergrond, maar op veel plaatsen is het in lange, niet al te hoge en niet al te brede, ruggen samengewaaid. Op enkele plaatsen is het hoger opgewaaid tot landduinen waarvan de resten nu in de regel bebost zijn. De oudste duinen dateren nog uit de laatste periode van de jongste ijstijd, ruim 10.000 jaar geleden. De jongste duinen bij Breda dateren uit de Late Middeleeuwen of zelfs nog van daarna.

Belangrijke structurerende elementen in dit landschap zijn de grotere en kleinere beekdalen. Deels zijn ze niet alleen door erosie gevormd, maar ook door de ligging tussen twee dekzandruggen. De voornaamste dalen zijn die van de Aa of Weerijs en van de Mark.

Pas vanaf de dertiende eeuw werd het nederzettingspatroon rondom Breda gevormd, dat nog steeds herkenbaar is. Deze nederzettingen ontstaan in eerste instantie in een bosrijk landschap. Tegen 1350 is er als gevolg van houtkap en beweiding vrijwel geen bos meer over. De omgeving kent uitgestrekte heidevelden.

 

In de omgeving van Breda zijn nog enkele bosrestanten die zelfs nu nog bestaan. Het gaat om het Vogelbos, de oudste kern van het Liesbos (rond 1620 uitgebreid tot de huidige omvang), het Peerdsbos en het een deel van het Ulvenhoutsebos. Deze hebben een hoge cultuurhistorische waarde.

 

Veelal zijn de eerste akkergebieden bij de nederzettingen gevormd op de hoge delen van de dekzandruggen. We kennen daarbij historisch gezien twee soorten akkercomplexen. Het oudste type is het open akkercomplex, dat enkel aan de buitenzijde begrenst is met een levende haag en soms ook een wal. Binnen deze hagen zijn de verschillende eigendommen gemarkeerd middels greppels of merktekens.

Het jongere type akkercomplex is de omsloten akker, waarbij ieder eigendom omgeven was met een levende heg, al dan niet op een walletje, en eventueel boomrijen. Ook de grotere dorps- en gehuchtakkers zijn veelal van het type omsloten akker. Beide types akkercomplexen dragen sterk bij aan het heiningenlandschap op de hoge delen rondom Breda.

 

Kenmerkend in het huidige landschap zijn de zogenaamde bolle akkers. Dankzij intensieve bewerking van het akkerland in of na de middeleeuwen komt het midden van de akker zo’n halve tot een hele meter hoger te liggen dan de randen. Langs de beekdalen is de ‘kop’ soms in het beekdal in afschoven, om zo de oppervlakte akkergrond te vergroten. Hierdoor zijn de beekdalen versmald. We noemen dit ‘tuineerdgronden’.

 

Andere delen van de dekzandruggen zijn met heide begroeid geraakt en niet of pas later ontgonnen. De ontginningen van na 1500 richten zich op het herbebossen van de heide en het ontginnen van heide tot boerenland. Na de Tachtigjarige Oorlog is opnieuw sprake van grootschalige ontginningen. Stukken heide en cultuurgronden in gemeenschappelijk gebruik in de nabijheid van Breda zijn verkaveld door landmeter Christoffel Verhoff. Deze herkenbare verkavelingsstructuren kenmerken nog steeds Groot Overveld en De Aard (Voorste Rith) en de voormalige heidegronden ten noorden van Teteringen (hier zijn de landgoederen Laanzicht en Bergvliet uit voort gekomen). In 1838 start een tweede grote herbebossingscampagne die vooral door de houtbehoefte van de mijn gestimuleerd werd.

 

Niet alleen op de heide, maar ook in het cultuurland komen nog na de middeleeuwen stuifzandgebieden voor die herkenbaar zijn aan “bergen” die al dan niet bij een uitblazingslaagte liggen, zoals in het nog aanwezige Cadettenkamp. De Zeven Heuveltjes in het Mastbos is een bij velen bekend duinencomplex, maar verderop in het bos zijn nog meer voormalige duingebiedjes te herkennen. De vrijwel geheel verdwenen bergen zijn vooral nog herkenbaar aan veldnamen of bijvoorbeeld de naam van de wijk Zandberg.

 

Op een aantal plaatsen komen op het Hoge ingesloten laagten voor. Hierin kan veen gelegen hebben. Dergelijke veenlagen kunnen reeds lang geleden weggegraven zijn of door ontwatering en oxidatie verdwenen zijn, zoals de noordelijke punt van het Zundertse veengebied. Voor de afvoer van turf uit dit gebied is in de 17e eeuw de Bredase

 

Turfvaart gegraven. Veel van die laagten staan regelmatig onder water. Het middeleeuwse woord venne wijst op veen, moer en is dus geen waternaam.

 

De hoge gronden rondom Breda zijn ook het gebied waar een uitgebreid landgoederenlandschap is ontstaan. De invloed van deze landgoederen wordt in het onderstaande beschreven.

Door de groei van Breda en de verschillende dorpen, de uitvinding van bijvoorbeeld het prikkeldraad en de ruilverkaveling is het karakter van veel ontginningen sterk aangetast. De Rith is een bijzonder voorbeeld van een ontginning waar karakter en perceellering nog sterk aanwezig zijn.

De kleinschalige zandlandschappen en de bossen hebben een hoge cultuurhistorische waarde. Het Mastbos en de dreven in het Liesbos zijn beschermenswaardig.

 

Het landgoederenlandschap in en rond de stad

Rond Breda zijn nog heel wat gave en uitgestrekte landgoederen aanwezig die het karakter van het landschap in hoge mate bepalen. Deze landgoederen liggen niet alleen in de Gemeente Breda, maar ook in de gemeenten hier omheen. Ook zijn er nog sporen van (groot)deels verdwenen landgoederen zichtbaar.

 

Een landgoed is een juridische en economische eenheid van landerijen en gebouwen. Er is sprake van een hoofdhuis dat zich door zijn rijke karakter onderscheidt van gewone bebouwing. Daarnaast is er sprake van een lustgedeelte (bijvoorbeeld en siertuin) en een nutsgedeelte (bijvoorbeeld boerderijen met hun landerijen). Landgoederen kunnen zeer grote oppervlakten beslaan waarbij dreven (met zichtlijnen), parken en waterpartijen veel voorkomen elementen zijn die het landgoed structureren.

 

Deze landgoederen samen vormen een samenhangend geheel, dat het karakter van de groene omgeving van Breda sterk bepaald. Deze verwevenheid heeft te maken met de oriëntatie op de stad Breda, waarbij in de wintermaanden in de stad gewoond werd en de overige tijd in een buitenhuis. Huis Brecht op de huidige KMA is de winterresidentie voor de familie die eveneens eigenaar was van kasteel Bouvigne. Er is ook sprake van een letterlijke verwevenheid door bijvoorbeeld zichtlijnen op het kasteel van Breda of op de Grote Kerk. Op die laatste zijn tien zichtlijnen vanaf landgoederen bekend.

 

Ook andere steden in Brabant, zoals Den Bosch, Bergen op Zoom en Antwerpen, kennen een landgoederenlandschap. Binnen Nederland zijn vooral de vele landgoederen rondom Den Haag, Utrecht en Amsterdam bekend. Toch is het landgoederenlandschap van Breda bijzonder te noemen. Het kent relatief veel landgoederen die al voor de Tachtigjarige Oorlog ontstaan zijn, maar vooral de rol van de Heren van Breda, later de prinsen van Oranje, is zeer bepalend geweest voor de ontwikkeling van het totale landgoederenlandschap. Van zowel de gebouwen als van de parken en landschappen is uit alle stijlperioden vanaf 1600 wel wat bewaard bleef.

 

Oudste landgoederen

De oudste landgoederen komen voort uit de heerlijkheden, zoals Breda, Burgst en Bouvigne. Heerlijkheden is een typisch middeleeuws fenomeen, waarbij de bezitter van de heerlijkheid een zekere rechtsmacht had gekregen van de leenheer. Zo kennen we uit schriftelijke bronnen de galgenakker van Burgst, wat betekent dat de heer van Burgst recht mocht spreken en zelfs de doorstraf kon uitspreken.

 

De kernen van de vroege landgoederen hebben wat de ligging in het landschap gemeen dat ze op de flanken van beekdalen liggen of zelfs in de beekdalbodem. Hier is een betrekkelijk eenvoudige verklaring voor te geven, omdat in de middeleeuwen een kasteel beschermd moest worden door grachten en door de ligging voldoende zekerheid was om water in de grachten te houden. In totaal zijn er zeker tien van dergelijke kastelen rondom Breda aanwezig. Aan deze kastelen zijn pachthoeven verbonden met uitgestrekte landerijen.

 

Aan het eind van de middeleeuwen raken de heerlijkheden steeds meer pachthoeven kwijt. De terreinen die de heren van de oude heerlijkheden voor zich behouden hadden, zijn in de zestiende eeuw en later uitgegroeid tot de kernen van landgoederen.

 

Van de ruimtelijke structuur van de oudste landgoederen is relatief weinig bekend. Van het huis en de hoeven zijn de locaties bekend, maar hoe deze verbonden waren is onbekend.

Op basis van geschreven bronnen kan een tuin binnen de ‘muren’ worden verwacht; binnen de grachten van hoofd- of neerhof, minstens een kruidentuin voor de keuken en wellicht ook een besloten siertuintje. Er zijn echter geen schriftelijke bronnen over Bredase middeleeuwse landgoederen.

 

De verschillende belegeringen van Breda in de Tachtigjarige Oorlog betekenen verwaarlozing of zelfs aantasting van de oude landgoederen. Ook zijn de aanleg in latere fasen naar de toenmalige mode aangepast. Er zijn geen landgoederen met een middeleeuwse aanleg meer over. Ook is er in geschreven bronnen niets bekend van tuinen en parken van de Bredase landgoederen.

 

De eigenaren van de oude landgoederen behoren aanvankelijk tot de landadel. Het is bekend dat een aantal van hen al voor 1500 ook binnen de stad een woning had. De voornaamste reden hiervoor is de betekenis van het hof van de heren van Breda, wat een aantrekkende werking heeft voor andere edellieden. Deze aantrekkende werking betekent dat edellieden rond Breda overgaan tot vele nieuwe stichtingen van landgoederen. Daarmee neemt de heerlijkheid van Breda en het kasteel van Breda in de categorie oudste landgoederen een bijzondere positie in.

 

De prinselijke domeinen

Het kasteel van Breda is een groot en zwaar kasteel van regionale betekenis, met pal er naast vanaf 1531 het Valkenberg als grote tuin. Het Liesbos, het Mastbos deels, het Sterre- of Ruitenbos, het Ulvenhoutse Bos, het Sint Annabos, het Speelhuis, en de Kleine en Grote Warande moeten als afgelegen en soms grote onderdelen van dit geheel beschouwd worden. De eigendommen van de heer van Breda, de latere prinsen van Oranje, vormen uiteindelijk het raamwerk van het landgoederenlandschap waar de andere landgoedeigenaren op aanhaken. Ze zijn veel uitgebreider dan de particuliere en deels ook luxueuzer uitgewerkt. De nadruk ligt bij de particuliere landgoederen op landhuis, tuin en park, in tegenstelling tot de op bosbouw gerichte prinselijke domeinen. Ook werd er door de Nassaus gejaagd in hun bossen.

 

De ingrepen van de heren van Breda om zijn macht over het landschap ten toon te spreiden zijn evident. Zo is bijvoorbeeld gedurende het Twaalfjarig Bestand in het Mastbos een vierkant aangelegd met zijden van circa 1300 meter. Kasteel Bouvigne is eveneens verbouwd in deze periode. Het kasteel dat we nu kennen en de neerhof stammen uit deze periode. Er werd een dreef aangelegd door het Mastbos, het grote vierkant waarin de lusttuin en nutstuin zijn opgenomen kennen we tegenwoordig als het Carré van Keermans. Keermans is direct bij het hof van de heren van Breda betrokken en verkoopt Bouvigne in 1614 aan zijn heer. Daarmee is Bouvigne het enige particuliere landgoed in bezit van de Nassaus.

 

Na de Tachtigjarige Oorlog worden naar het Liesbos en het Mastbos dreven aangelegd. Het Liesbos zelf kreeg een onderverdeling in perken, welke nog steeds in het bos aanwezig is.

 

 

Nassaulandschap

 

Nieuwe stichtingen

Naast de oude landgoederen die uit de heerlijkheden voortkomen is er met name na de Tachtigjarige Oorlog ook sprake van nieuwe stichtingen van landgoederen. Bestaande boerderijen worden tot landgoed verheven, zoals IJzer Hek, Heilaar, Zoudtlandt, Hazard, Wolfslaar, Blauwe Kei en Weilust. De uitgebouwde boerderijen liggen alle op hoge delen van het vroeg in cultuur gebrachte landschap.

 

Vaak is die ontwikkeling als volgt. Een bestaande hoeve komt in handen van een rijke Bredanaar, die er een herenkamer laan in- of aanbouwde. In sommige zestiende-eeuwse pachtcontracten vinden we dat de verpachter voor zich in de hoeve ruimte reserveert. Tijdens en vooral na de Tachtigjarige Oorlog verdwijnt die groep, maar ze wordt vervangen door hoge militairen van het garnizoen. Na 1800 treedt een verdere verburgerlijking op en nemen ook Zuidnederlandse adel, kolonialen en industriëlen een aandeel.

 

De omgeving van de hoeve wordt veraangenaamd door enige tuinaanleg en zo mogelijk parkaanleg. Waar mogelijk mogen de dreven weer niet ontbreken. In de loop van de tijd wordt de herenkamer vaak vergroot of wordt er zelfs een apart huis gebouwd. Omdat de heer vervolgens aanmerkelijk meer aanwezig is op zijn landgoed wordt de boerderij vaak van het eigen erf verbannen. Deze opsplitsing tussen de woning van de heer een het boerenbedrijf kan goed de basis zijn voor het gebruik van de namen ‘Groot’ en ‘Klein’ bij landgoederen.

 

Anderzijds worden er compleet nieuwe ontginningslandgoederen aangelegd buiten het oude cultuurland, zoals Bosdal bij Prinsenbeek of Laanzicht bij Teteringen. Deze ontginningslandgoederen worden aangelegd op plaatsen waar tot in de zestiende of zeventiende eeuw nog wildernis is. Ze worden aangelegd zowel op hoge ruggen, als in moerassige laagten daartussen. In het Bavels Broek (min of meer de huidige wijk IJpelaar) worden rond 1650 woeste gronden ontgonnen en op een landgoedachtige wijze ingericht. Omdat hier geen huis was en ook geen landgoedorganisatie aanwezig was moet dit als een randgeval worden beschouwd. Een deel van deze drevenstructuur is in de landschappelijke driehoek nog aanwezig.

 

De toepassing van loodrechte dreven, met bij voorkeur een dreef gericht op een toren, zoals dat al bij Bouvigne en in de prinselijke bossen getoond werd, komt ook in gebruik bij particuliere landgoedbezitters. Een goed herkenbaar voorbeeld hiervan is Hazard. Dit landgoed heeft een fraaie structuur van een rechthoek van 500 x 500 meter, met het huis en oprijlaan er midden in. Links en rechts ervan liggen de hoeven. Ook de plaatskeuze voor nieuwbouw wordt beïnvloed door het voorbeeld van de heren van Breda: het nieuwe huis van Burgst wordt in 1790 zó geplaatst, dat vanaf het bordes, precies boven de kapel van Gageldonk de toren van Breda te zien is.

 

Bij andere landgoederen wordt vooral doorgewerkt op de door de heren van Breda aangelegde structuren door bijvoorbeeld een oprijlaan naar één van aangeplante dreven van de heer van Breda. Een voorbeeld hiervan is Valkrust.

 

De samenhang tussen de prinselijke domeinen en de particuliere landgoederen wordt nog verder versterkt door de boombeplanting van openbare wegen. De dreven en oprijlanen van de landgoederen haken op deze lanen aan, zodat het net van lanen en dreven zich helemaal kan sluiten. Deze structuur is nog steeds aanwezig.

 

De landgoederen Zoudtlandt, Bouvigne, Klokkenberg, Wolfslaar, Weilust, Burgst en De Hartel zijn allen rijksmonument. De overige landgoederen zijn gemeentelijk monument, beschermenswaardig of hebben een hoge cultuur- historische waarde.

 

Kaart| Landgoederen

 

 

Het militaire landschap in en rond de stad

In 1568 komt Willem van Oranje in conflict met de koning van Spanje. Filips II wil één godsdienst opleggen aan de bevolking, het katholicisme, terwijl Willem van Oranje pleit voor godsdienstvrijheid en het protestantisme eveneens wil toestaan. Dit conflict leidt tot de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).

Breda wisselt vijf maal van bezetter, waarvan tweemaal na een zeer langdurig beleg (1624-1625 en in 1637).

 

Bij die belegeringen worden rondom Breda wallen, grachten met schansen en enkele grote legerkampen aangelegd. Eén van de hoofdkampen, de Grote Schans, is bewaard gebleven en wordt tegenwoordig de Spinolaschans genoemd, naar de generaal die Breda in 1625 veroverde. Nadat in de jaren zestig van de vorige eeuw de schans niet langer een militaire functie heeft is de schans in bezit genomen van de natuur. De bescherming van de Spinolaschans als natuurgebied is ouder dan de bescherming als rijksmonument.

Waar gedurende de Tachtigjarige Oorlog Breda nog als een solitaire vesting opereert, zorgt Menno van Coehoorn begin 18e eeuw voor een aaneengesloten stelsel door de zuidelijke provincie van Nederland. Het omvat inundatie- gebieden, vestigen en andere versterkingen. Uit deze periode stamt de linie van de Munikenhof. Deze linie wordt aangelegd om te voorkomen dat legers over de hoge zandrug tussen de verschillende inundatiegebieden kunnen trekken. Tegenwoordig is in Noord Brabant een actieve samenwerking van onder andere provincie, gemeenten, waterschappen om de zogenaamde Zuiderwaterlinie als toeristisch recreatief product in de markt te zetten.

 

Ten zuiden van Breda liggen op de flank van de Aa of Weerijs nog resten van een dam. Deze dam is gebruikt om tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog het gebied ten zuiden van de stad te inunderen.

 

Rond de stad liggen van oudsher veel militaire oefenterreinen, zoals het Cadettenkamp. In het Mastbos wordt in de negentiende eeuw een schietbaan aangelegd. De oorsprong hangt waarschijnlijk samen met de vestiging van de KMA op het kasteel van Breda of met de Belgische opstand enkele jaren later. De schietbaan wordt beëindigd met wal, die moet voorkomen dat kogels buiten het oefenterrein schade aan kunnen richten. De naam kogelvanger is daarmee verklaard. De kogelvanger is niet meer in gebruik als schietbaan. Het terrein is omgevormd tot een niet toegankelijk natuurgebied.

 

De Spinolaschans en de Linie van de Munnikenhof zijn rijksmonumenten en zijn hierdoor wettelijk beschermd.

 

Kaart| Militair erfgoed

 

Begraafplaatsen

De Gemeente Breda kent 18 begraafplaatsen/kerkhoven. Op enkele begraafplaatsen worden geen graven meer uitgegeven. De meeste begraafplaatsen hebben een kruisvormige hoofdopzet of hebben een centraal gelegen hoofdpad dat uitkomt op een kapel, Calvarieberg of kruisbeeld. Het overgrote deel heeft een groen karakter. Begraafplaats de Bieberg is beschermenswaardig.

 

Maatschappelijke en/of culturele ontwikkelingen

 

Stadsparken

Parken zijn groen ingerichte terreinen die voor het publiek zijn opengesteld. Parken bestaan voor een groot deel uit gazons/speel- en ligweiden, paden, bloem¬perken, opgaande beplanting, waterpartijen en in een aantal gevallen toegangspoorten (met omheining). Parken komen in verschillende stijlen voor:

 

1. Landschapsstijl

Vrederust, Wolfslaar, Valkenberg, Wilhelminapark, Valkrust, het Van Sonsbeeckpark (volkspark) en het restant van het Brabantpark ter hoogte van de Claudius Prinsenlaan/singel zijn ingericht volgens de Landschapsstijl. Bij de Landschapsstijl wordt het romantische beeld van de natuur nagebootst met gebogen paden en slingerende waterpartijen, die worden geflankeerd door boomgroepen en struiken. De gebogen paden bieden steeds weer verrassende doorkijkjes tussen de bosschages (clumps) door over de waterpartijen en op bouwkundige elementen zoals bruggen, theekoepels of follies.

 

2.Architectonische tuinaanleg

Het Van Koolwijkpark betreft een formeel park met een architectonische tuinaanleg zoals een bakstenen water- bassin, een balustrade, pergola’s en gemetselde terrastrappen. Ook de (lei)bomen doen mee in de formele, architectonische opzet.

 

3.Modernisme

Na de Tweede Wereldoorlog werd op basis van de wijkgedachte de stad hiërarchisch ingedeeld in overzichtelijke buurten, wijken en stadsdelen, die van elkaar gescheiden werden door een groen raamwerk. De wijk Hoge Vucht is hier het duidelijkste voorbeeld van: woningbouwclusters (‘stempels’) zijn door kruisvormige groenzones van elkaar gescheiden.

De groene raamwerken en moderne parken zijn vrij sober ingericht volgens het gedachtegoed van de Modernen. Het Modernisme in de landschapsarchitectuur was met name een reactie op de Landschapsstijl die tot de Tweede Wereldoorlog maatgevend was bij de vormgeving van parken. Het Modernisme ging er van uit dat de gebruiker van een park zich vrij door de ruimte moest kunnen begeven en dat de functie van een park tevens een esthetische betekenis aan een plek gaf (form follows function). De Modernen richtten zich op minimale vormgeving zonder opsmuk (less is more). De bomen zijn vaak geordend in rechte lijnen en geometrische vormen, aangevuld met wat ‘los gestrooide’ bomen die daar ook zonder bemiddeling van een ontwerper hadden kunnen staan. Meestal is gekozen voor inheemse beplanting in het kader van natuureducatie, maar ook om het specifieke karakter van de plek te benadrukken. Variatie in de boomkeuze moest ervoor zorgen dat elke plek een eigen gezicht kreeg.

 

4. Structuralisme

Doordat de Modernistische groenvoorzieningen geen gevoel van natuurbeleving opriepen bij omwonenden deed vanaf 1970 het Structuralisme zijn intrede. Bij het Structuralisme dienden de groenvoorzieningen er uit te zien alsof deze organisch waren ontstaan. Ontwerpers tekenden liever structuren dan dat men vormwil toonde. De vormgeving bleef hangen tussen functie en natuur en kende geen hiërarchie of duidelijk begin en einde.

In de Haagse Beemden werden de ‘Groene Balkons’ rondom Landgoed Burgst (Hooghuispark Gageldonk, Kievitslooppark, Kesterenpark en Paradijspark), de geluidswal en het park onder de hoogspanning Structuralistisch ingericht. Ook het Bijlooppark (Wal Princenhage), Wijkpark de Groene Long (Bavel), Haenenveld (Teteringen) en de geluidswal in Heusdenhout zijn Structuralistisch ingericht.

 

5.Postmodernisme

Als reactie op het sobere Moderne gedachtegoed en het vormeloze Structuralisme stuurden de Postmoderne ontwerpers sterk op de eigen identiteit en herkenbaarheid van een park. Vormwil mocht weer en er ontstonden gevarieerde parken met heldere lijnen en vormen waarin natuurontwikkeling een belangrijke rol ging spelen. Bij het Zaartpark, Turfvaartpark, Bavelse Leijpark, Boeimeerpark, Westertuin en de Waterakkers waren water en bepaalde natuurdoeltypen leidend bij de vormgeving.

Bij het Zaartpark, Turfvaartpark, Bavelse Leijpark en de Westertuin is tevens veel aandacht gegeven aan de vormgeving van specifieke bruggen en vlonderpaden.

 

Kaart| Parken

 

Groenstructuren/Groene raamwerken

Na de Tweede Wereldoorlog gaat het groen een belangrijke rol spelen in de stedenbouwkundige opbouw van de stad. Tijdens de Tweede Wereldoorlog - een noodgedwongen periode van bezinning voor stedenbouwkundigen en architecten - werd de Wijkgedachte ontwikkeld. De Wijkgedachte is een sociaal-maatschappelijke benadering van de stedenbouw, ontwikkeld in Rotterdam, die wil voorkomen dat mensen zich verloren gaan voelen in de alsmaar uitdijende stad. De stad wordt hiërarchisch ingedeeld in overzichtelijke buurten, wijken en stadsdelen. De stad vormt niet langer een schijnbaar eindeloze aaneenschakeling van straten en pleinen (zoals Schaap deze nog tekende), het zijn groene raamwerken die de hiërarchie in buurt, wijk en stadsniveau gaan markeren.

 

Stadsniveau

De stedenbouwkundige die het plan voor de uitbreiding van Breda maakt, het ‘Geraamteplan’, is Ir. P. Verhagen. Verhagen laat in het Geraamteplan het groen van de bos- en heidegebieden rondom de stad via een stelsel van parken, sport- en recreatieterreinen, volkstuinen, rivieroevers, singels en begraafplaatsen diep doordringen tot in de stad. De groenzones hebben tot doel om de stadsuitbreidingen te structureren en bufferstroken te vormen tussen de verschillende woonwijken.

De essentie van het Geraamteplan, een groen raamwerk dat de stad in verschillende delen geleed, vormt nu nog steeds een leidraad voor de stadsontwikkeling van Breda. Het groene raamwerk bestaat uit de beekdalen van Aa of Weerijs, de Mark en de Bavelse Leij, de groenstructuur langs de Molenleij, de Waterakkers en de groene zone tussen Liesbos en Landgoederenzone Haagse Beemden (Vaareind/Westrik, Neus van Prinsenbeek en Steenakker Noord/Moskes). De bomen in het groene raamwerk behoren tot de hoofdbomenstructuur vanwege hun stedenbouwkundige/landschappelijke en ecologische waarde (een deel hiervan zit bij ecologisch beheer).

 

Wijkniveau

Vanwege de toenemende omvang van de nieuwe wijken wordt de groenstructuur op stadsniveau aangevuld met doorgaande groenstructuren op wijkniveau. Iedere wijk krijgt een eigen, ruim opgezet groen raamwerk dat de verschillende buurten aan elkaar koppelt. Hoe groter de wijk, hoe ruimer het groene raamwerk is opgezet. Het betreft de wijken Heuvel, Brabantpark, Doornbos, IJpelaar, Hoge Vucht, Heusdenhout en Princenhage West in de aan het Mastbos grenzende villawijk Ruitersbos en in het aan het Cadettenkamp grenzende landhuizengebied in Teteringen (Valkenstraat) is de bossfeer zoveel mogelijk door gezet. Deze twee buurten zijn erg boomrijk, met name op particulier terrein.

 

De meer draagkrachtigen vestigden zich na de Tweede Wereldoorlog in toenemende mate in de omliggende dorpen. Met name Prinsenbeek en Ulvenhout en in geringere mate Teteringen, zijn tijdens de wederopbouw flink uitgebreid. De desbetreffende wijken bestaan uit eenvoudige stratenpatronen waar grotendeels twee-onder-één- kapwoningen aan staan. Alleen in Prinsenbeek zuid-oost is een duidelijke groenstructuur met een brede waterpartij opgenomen (Haverdijk/Middenweg/Vliet).

 

Buurtniveau

De verschillende buurten binnen de wijk worden opgezet rondom een groen hof, zodat het groen ‘doorstroomt’ tot in de haarvaten van de buurt. De hiërarchie van woning naar buurt naar wijk komt nu terug in de groenvoorziening: van hof via plantsoen en/of speelveld naar park. Deze hoven komen het meest pregnant naar voren in de wat meer kleinschalig opgezette wijken Boeimeer, Linie, Overakker, Blauwe Kei en Tuinzigt en in de vier dorpen.

 

Parkways

Na de Tweede Wereldoorlog neemt het autobezit aanzienlijk toe en krijgt Breda een ringweg die in alle richtingen met de regionale hoofdroutes wordt verbonden. Een systeem van aantrekkelijke groene autowegen (parkways) moet voor alle stedelingen de recreatie- en natuurgebieden rondom de stad bereikbaar maken (Liesbos, Mastbos, Vrachelse Heide).

Het verschijnsel parkway komt overgewaaid uit de Verenigde Staten. De ontwerpers van Central Park in New York (Olmsted & Vaux) ontwierpen reeds in 1866 de eerste parkway (Eastern Parkway). Deze parkway was zodanig ingericht dat voetgangers en rijtuigen ieder hun eigen wegdeel kregen. Op de plekken waar rijtuigen en wandelaars elkaar kruisten werden ongelijkvloerse kruisingen aangelegd.

In de loop der tijd transformeerde de parkway en waren het niet langer rijtuigen en voetgangers die hiervan gebruik maakten maar automobilisten en fietsers. De parkways in Breda zijn dan ook speciaal ontworpen voor autoverkeer en hebben een ruim groen profiel en vrijliggende fietspaden.

De parkways die zijn gerealiseerd betreffen de Noordelijke en Zuidelijke rondweg, Tuinzigtlaan (als alternatief voor de Zuilenstraat), Graaf Hendrik III laan (als alternatief voor de Baronielaan), Claudius Prinsenlaan, De la Reijweg/ Beverweg, Doornboslaan, Kapittelweg, Groenedijk, Cornelis Joosstraat, Heerbaan, Loevesteinstraat, Fatimastraat, Willem van Oranjelaan, Ettensebaan, Lunetstraat, Emerparklaan en Westerparklaan.

De parkways zijn vanwege hun functie en groene uitstraling beeldbepalend voor de stad.

 

Kaart| Parkways