Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening (apv) |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening (apv) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
--
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-07-2008 | 04-06-2009 | nieuwe regeling | 23-06-2008 Huis aan Huis; 16 juli 2008 | 2 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.3 Indiening aanvraag
Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien het van mening is dat de aard van de gevraagde vergunning of ontheffing zodanig is dat voor een verantwoorde beoordeling van de aanvraag onvoldoende tijd aanwezig is.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 1.7 Vergunning of ontheffing voor onbepaalde tijd (3)
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1.8 Weigeringsgronden (3)
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Het is verboden, op of aan de openbare weg of in een voor publiek toegankelijke inrichting een stof of voorwerp bij zich te hebben waarvan op grond van de omstandigheden aannemelijk is dat die stof of dat voorwerp is meegebracht dan wel aanwezig is om de orde te verstoren, schade aan zaken dan wel letsel aan personen toe te brengen.
Eenieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Het is verboden zich vermomd, gemaskerd of op andere wijze onherkenbaar gemaakt op of aan de weg te bevinden met het doel de openbare orde te verstoren.
Paragraaf 2 Optochten en betoging
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat de betoging zal worden gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van wat in artikel 2.1.2.4, eerste lid, hierover is bepaald.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1 Gebruik openbare ruimte
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg hiervan gereinigd is;
Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, het Provinciaal wegenreglement Friesland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Leeuwarden.
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes
De rechthebbende op een bedrijf die ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden met een winkelwagentje, als bedoeld in het eerste lid, op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van die winkel of, indien de winkel is gelegen in een winkelcomplex buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcomplex. Als onmiddellijke omgeving van een winkel of winkelcomplex wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzend aan die winkel of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2.1.6.3 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college van burgemeester en wethouders, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 2.1.6.11 Veiligheid op het ijs
De gebruiker - of bij het ontbreken daarvan de rechthebbende - van een inrichting voor afvoer van water is, wanneer het ijs in of nabij een ijsbaan of ijsweg door uitstorting van dit water onbetrouwbaar is, verplicht onverwijld de gevaarlijke plaats aan te duiden door bakens, planken, palen of anderen voorwerpen op opvallende wijze langs de rand daarvan te plaatsen.
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.2a Betaald voetbalwedstrijden (begripsomschrijvingen)(2)(3)
In de navolgende artikelen wordt verstaan onder:
stadion: het voetbalstadion gelegen aan het Cambuurplein 44, 8921 RG te Leeuwarden, onder de omgeving wordt verstaan: het gebied dat wordt omsloten door de volgende straten:
Noordvliet, Archipelweg tot/met rotonde, Esdoornstraat, Schieringerweg, Eikenstraat, vervolg Archipelweg (tot/met rotonde Vrijheidsplein), Groningerstraatweg, Bleeklaan (tot/met rotonde Noordvliet). De wegen zelf tellen ook mee.
Artikel 2.2.3 Ordeverstoring (2)(3)
Het is verboden bij een evenement, ook als bedoeld in artikel 2.2.2.a, onder 2, de orde te verstoren.
Artikel 2.2.4 Uitdagend gedrag e.d. bij een betaald voetbalwedstrijd (2)
Vanaf 4 uur voor het vastgestelde begin van de wedstrijd tot 2 uur na afloop van de wedstrijd is het verboden messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen, die als wapen c.q. projectiel kunnen worden gebruikt, op een zodanige wijze mee te voeren opdat de openbare orde of veiligheid in gevaar komt of kan komen.
Artikel 2.2.5 Stadionomgevingsverbod(2)
De burgemeester kan aan een persoon schriftelijk het verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het stadion van de BVO Cambuur (dit gebied is omschreven in artikel 2.2.2a) van vier uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot twee uur na afloop van voetbalwedstrijden van de in artikel 2.2.2a bedoelde organisator.
Artikel 2.2.5a Verwijderingsplicht voetbalsupporters (2)(3)
Personen die zich door kleding, uitrusting of gedraging manifesteren als voetbalsupporters, en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de wedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.
Artikel 2.2.5b Supportersstromen (2)(3)
Al diegenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de te bezoeken wedstrijd zijn verplicht in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet om hun weg naar het stadion te vervolgen zodra ze de gemeente bereiken.
Al diegenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de te bezoeken wedstrijd zijn verplicht in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet om direct na afloop van de wedstrijd te vertrekken uit de Gemeente.
Al diegenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de wedstrijd, alsmede op een of andere wijze de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren dan wel racistisch gedrag vertonen of racistische uitlatingen te doen, zijn verplicht zich in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet op eerste aanzegging van de politie buiten de gemeentegrenzen te begeven in de door de politie aan te geven route en richting, behalve indien zij woonachtig zijn in de gemeente Leeuwarden.
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis.
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2.3.1.2b Aanwezigheid van en toezicht door de leidinggevende
De exploitant en de leidinggevende zijn verplicht er voortdurend op toe te zien dat in het horecabedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie.
Artikel 2.3.1.4 Openings- en sluitingstijden(3)
De exploitant van een horecabedrijf dient bij de toegang tot zijn bedrijf op een voor een ieder zichtbare plaats een door de gemeente te verstrekken kaart te plaatsen en te houden, waarop de openings-, sluitings- en toelatingstijden zijn vermeld. Indien niet aan de in dit lid gestelde eis wordt voldaan, geldt voor dat horecabedrijf een sluitingstijd van 23.00 uur.
Het is de exploitant van een horecabedrijf toegestaan dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
- van 08.00 uur tot 06.00 uur in de gebieden
met dien verstande dat het tussen 03.00 uur en 06.00 uur verboden is nieuwe of komende bezoekers toe te laten in horecabedrijven, waarin alcoholhoudende drank of softdrugs worden verstrekt of verkocht, behoudens het gestelde in het vierde lid;
-van 08.00 uur tot 23.00 uur in de gebieden
binnen de stadsgrachten: de als zodanig aangewezen gebieden in de Horecanota met de bestemming van deconcentratiegebied.
Het is de exploitant van een horecabedrijf, niet gelegen in één van de in het tweede lid genoemde gebieden, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
met dien verstande, dat het tussen 00.00 uur en 01.00 uur verboden is nieuwe of komende bezoekers toe te laten in horecabedrijven, waarin alcoholhoudende drank of softdrugs worden verstrekt of verkocht behoudens het gestelde in het vijfde lid.
Het is de exploitant van een horecabedrijf, gelegen in één van de gebieden genoemd onder a. en b. van het tweede lid van dit artikel, toegestaan een terras geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
- van 10.00 uur tot 01.00 uur.
met dien verstande dat het in de maanden juni, juli en augustus toegestaan is het terras in de nacht van zaterdag op zondag tot 02.00 uur geopend te hebben.
In tegenstelling tot het in het tweede lid bepaalde geldt het verbod om tussen 03.00 uur en 06.00 uur nieuwe of komende bezoekers toe te laten in horecabedrijven, waarin alcoholhoudende drank of softdrugs worden verstrekt of verkocht, niet voor eetgelegenheden die alcoholhoudende drank verstrekken of verkopen onder voorwaarde dat er tussen 03.00 uur en 06.00 uur geen alcoholische drank wordt geschonken en ook niet in gesloten verpakking wordt verstrekt.
Artikel 2.3.1.4a Overgangsrecht
Voor horecabedrijven, niet gelegen in het concentratie-, ontwikkelings- of consolidatie-gebieden, waarvoor op 15 januari 1998 andere sluitingstijden golden, blijft de toen geldende situatie van kracht, met uitsluiting van de bepalingen voor de sluitingstijden van terrassen.
Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, ingeval van exploitatie zonder vergunning of in strijd met de vergunning of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.4 of 2.3.1.4a geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.3.1.4 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.1.5 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2.3.1.8 Het college van burgemeester en wethouders als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college van burgemeester en wethouders op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van artikel 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.5.
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De houder van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht is volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.4 Gedragseisen exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder van een speelgelegenheid:
zijn niet binnen de laatste vijf jaar exploitant of beheerder geweest van een speelgelegenheid of horeca-inrichting die voor tenminste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 2.3.3.2, eerste lid, of artikel 2.3.1.2, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hen terzake geen verwijt treft;
Artikel 2.3.3.7 Exploitatietijden speelgelegenheid
Het in de artikelen 2.3.1.4, 2.3.1.5, 2.3.1.6, 2.3.1.7 en 2.3.1.8 van deze verordening bepaalde is onverkort van overeenkomstige toepassing op speelgelegenheden, die niet tevens als horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 zijn aan te merken.
Artikel 2.3.3.8 Intrekkingsgronden vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan de burgemeester de vergunning voor een speelgelegenheid intrekken, indien:
Artikel 2.3.3.10 Beëindiging exploitatie speelgelegenheid
Bij ontvangst van deze mededeling dan wel uiterlijk twee weken na de feitelijke beëindiging vervalt de vergunning, tenzij is aangegeven dat de exploitatie van die speelgelegenheid door een ander wordt voortgezet en een aanvraag voor een nieuwe vergunning binnen de in het eerste lid genoemde termijn van twee weken is ingediend.
Artikel 2.3.3.12 Bevoegd orgaan
Indien de speelgelegenheid niet in een voor publiek toegankelijk gebouw is gevestigd, worden de in deze paragraaf aan de burgemeester toegekende bevoegdheden uitgeoefend door het college van burgemeester en wethouders.
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden tussen 22.00 en 06.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.4.7a Liggen of slapen op of aan de weg
Het college van burgemeester en wethouders kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen en daaraan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid voorschriften verbinden, onder andere ter voorkoming en beperking van hinder, overlast en ontsiering van het stadsbeeld.
Artikel 2.4.8 Hinderlijk drankgebruik
Het is verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben, met het kennelijke doel deze geheel of ten dele op de weg te nuttigen of te laten nuttigen.
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.4.15 Nodeloos alarmeren
Het is verboden zonder dat daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat de politie, de brandweer of enig andere overheidsinstelling op welke wijze dan ook te alarmeren.
Artikel 2.4.17 Loslopende honden (3)
Het bepaalde in het eerste lid, onder b, geldt niet voor personen die in verband met hun gezichtsvermogen gebruik maken van een blindengeleidehond, voor ambtenaren van politie die voor de uitoefening van hun taak gebruik moeten maken van een surveillancehond of een speurhond en voor het bestemmingsverkeer.
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het- college van burgemeester en wethouders is aangegeven.
Het is verboden op de openbare weg (stads)duiven of andere overlastveroorzakende vogels te voeren of gelegenheid te bieden deze te voeren.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.7.1 Verzameling van personen in verband met drugs of heling
Het is verboden op of aan wegen die door het college van burgemeester en wethouders zijn aangewezen, omdat de openbare orde dat in verband met het openlijk gebruik van of handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet dan wel heling naar hun oordeel noodzakelijk maakt, deel te nemen aan een verzameling van meer dan vier personen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de verzameling verband houdt met het gebruik van of handel in drugs dan wel heling.
Artikel 2.7.2 Openlijk gebruik en handel van drugs
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan de wegen in of op een voertuig te bevinden indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Het in het eerste lid en tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing op voorwerpen of activiteiten die in het belang van de Volksgezondheid, in het bijzonder de preventie, de bestrijding van drugsverslaving of de hulpverlening aan de verslaafden, van overheidswege worden bevorderd of zijn goedgekeurd.
Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 154a van de Gemeentewet, besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats, indien deze personen het bepaalde in de volgende artikelen groepsgewijs niet naleven: artikel 2.1.1.1, 2.1.2.1, 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.6.4, 2.1.6.7, 2.1.6.8.a, 2.2.3.a, 2.4.7, 2.4.7b, 2.4.8, 2.4.9, 2.4.10, 2.6.3 en 5.5.1.
Afdeling 9 Preventief fouilleren
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen erotische massage, al dan niet in combinatie met elkaar;
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder (3)
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso (o)n (en) - en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso (o)n (en) - of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Artikel 3.2.7 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Paragraaf 3 Geldigheidsduur; weigeringsgronden; nadere regels
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4.1.5 Overige geluidhinder
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 2.4.16, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 4.2.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
ter inzameling aanbieden: het aanbieden van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of –voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats, waarbij de daadwerkelijke aanbieding plaatsvindt op het moment dat de afvalstoffen in het inzamelmiddel of de inzamelvoorziening zijn gebracht;
Artikel 4.2.1.4 Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het van kracht worden van de vergunning of ontheffing moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
Artikel 4.2.1.5 Inzage vergunning of ontheffing
De houder van een vergunning of ontheffing, verleend op grond van deze verordening, is verplicht deze steeds bij zich te dragen en deze op eerste vordering van degene die belast is met de zorg voor de naleving van één of meer bepalingen van deze verordening, ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.
Paragraaf 2 Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.2.2.1 Aanwijzing inzamelende instantie
Als inzameldienst, belast met het ter uitvoering van de wet, de provinciale milieuverordening en deze afdeling inzamelen van afvalstoffen wordt aangewezen BV Fryslân Miljeu Noord West, gevestigd te Leeuwarden. De inzameldienst is eveneens belast met de uitvoering van de reinigingstaken, die op grond van de Gemeentewet en/of andere wettelijke regelingen kunnen worden aangemerkt als taken van de gemeente.
Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.2.3.1 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Artikel 4.2.3.2 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Artikel 4.2.3.3 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Het college kan aan een gebruiker dan wel voor een perceel ontheffing verlenen van het in lid 1 gestelde verbod voor het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen anders dan door middel van het voor hem aanvankelijk voor die categorie beschikbaar gestelde inzamelmiddel of de aangewezen inzamelvoorziening.
Artikel 4.2.3.4 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel
Indien voor de gebruiker van een perceel voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen krachtens artikel 4.2.2.3, tweede lid, een inzamelmiddel al dan niet via gemeentewege is verstrekt, is het voor die gebruiker verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe verstrekte inzamelmiddel.
Artikel 4.2.3.5 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen
Indien voor de gebruiker van een perceel door middel van een aan hem beschikbaar gestelde milieupas voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen krachtens artikel 4.2.2.3, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening is aangewezen, is het voor de gebruiker verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.
Artikel 4.2.3.6 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau
Artikel 4.2.3.7 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau
Artikel 4.2.3.8 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel
Artikel 4.2.3.9 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.2.3.10 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of aan de krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid, aangewezen personen of instanties.
Paragraaf 4 Inzameling van andere categorieën van afvalstoffen
Artikel 4.2.4.1 Inzameling van andere categorieën afvalstoffen
Het college kan andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen waarvoor geldt dat het verboden is deze afvalstoffen in te zamelen zonder vergunning van het college.
Artikel 4.2.4.2 Inzameling van andere categorieën afvalstoffen door de inzameldienst
Het college kan andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen, die door de inzameldienst of andere personen of instanties als genoemd in artikel 4.2.2.1, tweede lid, worden ingezameld.
Paragraaf 5 Bepalingen ter bescherming van het milieu
Artikel 4.2.5.3 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Het is verboden afvalstoffen buiten een daarvoor door het college bestemde plaats op of in de bodem, te plaatsen, te brengen, te houden, te bewaren, over te laden, te laten vallen, te bewerken, te verwerken, te storten, te werpen, uit te gieten of te vernietigen op een wijze waarvan men redelijkerwijs kan vermoeden dat dit aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, de krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid, aangewezen personen of instanties of aan degene die op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 4.2.2.5 bevoegd is tot inzameling, en evenmin voor door het college aangewezen plaatsen voor door hen aangewezen afvalstoffen.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de afvalstoffen op de weg geraken of tijdelijk op de weg worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg en de afvalstoffen terstond worden verwijderd.
Artikel 4.2.5.4 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.
Artikel 4.2.5.5 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijk of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
Het is verboden afvalstoffen in de open lucht op een zodanige plaats op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben dat deze vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar zijn, overlast veroorzaken of schadelijk zijn voor de openbare gezondheid, behoudens een zodanige wijze welke algemeen aanvaardbaar wordt geacht.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de inzamelmiddelen die door de inzameldienst of krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid, aangewezen personen of instanties ter beschikking gestelde inzamelmiddelen en het ter inzameling aanbieden van afvalstoffen, voor zover in overeenstemming met het bij of krachtens deze verordening bepaalde.
Artikel 4.2.5.8 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken.
Artikel 4.2.5.9 Het plaatsen van een container ten behoeve van de inzameling van bedrijfsafval in de openbare ruimte
Artikel 4.2.5.10 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.2.5.11 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Paragraaf 6 Zorgplichtbepaling
Artikel 4.2.6.1 Zorgplicht en aansprakelijkheidsstelling
De zorg, bedoeld in het tweede lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, overblijvend gewas, vitaal of afgestorven, met een stamomtrek van minimaal 60 centimeter of een diameter van 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam. In afwijking van het hierboven gestelde, geldt het bepaalde over de stamomtrek niet, indien er sprake is van:
monumentale boom: beschermwaardige houtopstand met een leeftijd van minimaal 80 jaar en met een bijzondere schoonheid of zeldzaamheidswaarde of een bijzondere functie voor de omgeving, als dusdanig vermeld op de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde lijst met monumentale bomen;
vellen: rooien, kappen, verplanten, het snoeien van meer dan twintig procent van de kroon van de boom of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen, het verrichten van handelingen, zowel bovengronds als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
Artikel 4.3.3a Weigeringsgronden
Het college van burgemeester en wethouders beoordeelt de aanvraag als bedoeld in artikel 4.3.3 aan de hand van de criteria “waardering”, “overlast” en “overige dringende redenen”. Op basis van een afweging tussen deze criteria neemt het college van burgemeester en wethouders een beslissing op de aanvraag.
Artikel 4.3.3b Monumentale en waardevolle bomen
Het college van burgmeester en wethouders stelt in aanvulling op artikel 4.3.3a, lid 2, nadere regels vast voor de afweging van belangen bij de beoordeling van aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 4.3.3, lid 1, voor het (doen) vellen van monumentale of waardevolle bomen die vermeld staan op de in lid 1 bedoelde lijst.
Artikel 4.3.5 Bijzondere vergunningsvoorschriften(1)
Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde dat niet tot vellen mag worden overgegaan en de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt. Indien gedurende de bezwaartermijn een bezwaarschrift of een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, wordt de vergunning pas van kracht één week nadat op dat bezwaar of die voorlopige voorziening is beslist.
Wanneer de kapvergunning is verleend ter uitvoering van een bouwplan, een sloopplan of een ruimtelijk plan, waarvoor respectievelijk een bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet, een sloopvergunning als bedoeld in de Bouwverordening of een aanlegvergunning als bedoeld in de Woningwet, dan wel een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vereist, wordt de vergunning verleend onder de standaardvoorwaarde dat niet tot vellen mag worden overgegaan en de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag waarop de bouwvergunning, sloopvergunning, aanlegvergunning of vrijstelling onherroepelijk is geworden.
Artikel 4.3.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het college van burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.3.7 Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.3.2, artikel 4.3.5 of artikel 4.3.6, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college van burgemeester en wethouders hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4.3.7a Afstand tot de erfgrens
De afstand tot de erfgrens als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen of houtopstanden en op nihil voor heesters en heggen.
Artikel 4.3.8 Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college van burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 4.3.8a Bestrijding van andere boomziektes
Het college van burgemeester en wethouders stelt nadere regels vast omtrent de bestrijding van boomziektes. Hierbij volgt het de landelijke richtlijnen die vanuit het desbetreffende Ministerie hiervoor worden gegeven.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het college van burgemeester en wethouders kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hem gestelde regels:
Artikel 4.4.2 Vergunningsplicht handelsreclame
Het verbod geldt niet voor onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan op drie achtereenvolgende dagen te parkeren op een weg, hetzij steeds op dezelfde plaats, hetzij met geringe verandering van plaats.
Artikel 5.1.5a Aanhangwagens en opleggers
Het is verboden een aanhangwagen of een oplegger:
te parkeren langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen op een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen weg, waar dit parkeren naar hun oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of naar hun oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets
Het college van burgemeester en wethouders kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen (3)
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5.2.2.1 Begripsomschrijving (3)
In deze paragraaf wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op of aan de weg of op of aan een openbaar water, aan huis dan wel op een andere voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats, dan wel diensten aan te bieden.
Het college van burgemeester en wethouders houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het vijfde lid, tot de dag waarop de beslissing over de Wet-milieubeheervergunningaanvraag is genomen.
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten e.d. (3)
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester:
toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
Afdeling 3 Openbaar water Gebruik van openbaar water
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 5.3.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 5.3.1.2 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
De verboden in het eerste en derde lid gelden niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Vaarwegenverordening Friesland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Leeuwarden.
Artikel 5.3.1.5 Beschadigen van waterstaatswerken (3)
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbaar water, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.1.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5.3.1.7 Gevaar, schade of hinder in gemeentelijk water (3)
Het college kan de eigena(a)r(en) of gebruiker(s) van een vaartuig een verbod opleggen om met een vaartuig de gemeentelijke wateren binnen te varen, erin af te meren dan wel een ligplaats in te nemen of in de gemeentelijke wateren of op een ligplaats te verblijven, indien het van oordeel is dat een zodanige handeling ernstig gevaar, ernstige schade of ernstige hinder voor de gemeentelijke wateren of voor de omgeving met zich meebrengt of met zich mee kan brengen.
Paragraaf 2 Buiten bebouwde kom
Artikel 5.3.2.1 Algemene bepaling
Deze paragraaf is van toepassing buiten de bebouwde kom van Leeuwarden, als bedoeld in artikel 1:3 van de Bouwverordening, met uitzondering van de woonschepenhavens de Leyte, it Anker en de Boeg en de voormalige ligplaatsen-oever aan het Bisschopsrak.
De rechthebbende op een vaartuig wordt geacht daarmee gedurende drie achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats te hebben gelegen, indien dat vaartuig op die plaats door een met het toezicht op de naleving van deze bepaling belaste ambtenaar wordt aangetroffen op enig tijdstip van de eerste van drie dagen en op enig tijdstip van de eerste dag na die drie dagen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.2.3, eerste en tweede lid is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee op een plaats aan te leggen, indien het college van burgemeester en wethouders hem schriftelijk heeft meegedeeld, dat zij het, met het oog op de verdeling van de beschikbare aanlegplaatsen, onaanvaardbaar achten dat genoemde rechthebbende aldaar nog langer aanlegt.
Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren in een rietkraag of op een afstand van minder dan vijf meter vanuit een rietkraag in een krachtens artikel 5.3.2.8 als zodanig aangewezen water of op een afstand van minder dan vijf meter vanuit een krachtens artikel 5.3.2.8 als zodanig aangewezen oever.
Paragraaf 3 Binnen bebouwde kom
Artikel 5.3.3.1 Algemene bepaling
Deze paragraaf is van toepassing binnen de bebouwde kom van Leeuwarden, als bedoeld in artikel 1:3 van de Bouwverordening, alsmede op de daarbuiten gelegen woonschepenhavens de Leyte, it Anker en de Boeg en de voormalige ligplaatsenoever aan het Bisschopsrak.
Artikel 5.3.3.2 Aanleggen en ligplaats innemen
Artikel 5.3.3.3 Intrekking vergunning
Naast de in artikel 1.6 genoemde gronden kan het college van burgemeester en wethouders een ligplaatsvergunning intrekken indien:
Afdeling 5 Verbod vuur te stoken
Artikel 5.5.1 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken (3)
Artikel 5.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Afdeling 7 Straatnaamgeving, huisnummering e.d.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 5.7.1.1. Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Paragraaf 2. Het benoemen van openbare ruimte en het nummeren van bouwwerken, gebouwen, complexen, afgebakende terreinen en ligplaatsen of standplaatsen
Artikel 5.7.2.5. Weigeringsgronden wijzigingsverzoek
Het college van burgemeester en wethouders kan een verzoek tot het wijzigen van een nummer weigeren:
Artikel 5.7.2.6. Intrekken nummer
Burgemeester en wethouders kunnen een toegekend nummer intrekken in het geval van sloop of een zodanige wijziging van het object dat het voortbestaan van de nummering niet meer bijdraagt aan de vindbaarheid van de nummers ten behoeve van de communicatie van mensen en het verlenen van diensten en hulp.
Paragraaf 3. Plaatsen van naam- en nummerborden
Artikel 5.7.3.1. Verplichting toelaten borden
Indien burgemeester en wethouders het nodig oordelen dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met straatnamen, huisnummer-verzamelborden en verwijsaanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Paragraaf 5. Overgangsbepaling
Artikel 5.7.5.1. Overgangsbepaling
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen van deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Van een binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner wordt binnen 48 uur schriftelijk verslag gedaan aan de burgemeester.
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.