Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Landgraaf

Uitvoeringsregels bekostiging leerlingenvervoer 2023 gemeente Landgraaf

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLandgraaf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsregels bekostiging leerlingenvervoer 2023 gemeente Landgraaf
CiteertitelUitvoeringsregels bekostiging leerlingenvervoer 2023 gemeente Landgraaf
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening leerlingenvervoer gemeente Landgraaf 2023

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-05-2023nieuwe regeling

25-04-2023

gmb-2023-191487

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsregels bekostiging leerlingenvervoer 2023 gemeente Landgraaf

 

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landgraaf;

Gelezen het voorstel aan het college d.d. 7 maart 2023;

Gelezen het besluit van de Raad d.d. 13 april 2023;

overwegende dat het wenselijk is om Uitvoeringsregels op te stellen om aanvragen voor leerlingenvervoer op een eenduidige manier te kunnen beoordelen en bekostigen;

Gelet op artikel 6, lid 8, van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Landgraaf 2023 (hierna: Verordening);

Besluit vast te stellen:

 

Uitvoeringsregels bekostiging leerlingenvervoer 2023 gemeente Landgraaf

 

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Nadere toelichting en aanvulling definities (art. 1 Verordening)

  • 1.

    In deze Uitvoeringsregels wordt verstaan onder:

    • Verordening: de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Landgraaf 2023.

    • Voldoende begaanbare en veilige weg: houdt in dat de weg volgens wettelijke en algemene normen voldoende begaanbaar en veilig is. Een fietser wordt bijvoorbeeld niet geacht over een autoweg te fietsen. Een normale loop- of fietsroute langs de openbare weg dient in beginsel te worden aangemerkt als een voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg.

    • Onafhankelijk medisch of pedagogisch deskundige of de in het OOGO bepaalde onafhankelijk deskundige: een deskundige behorende tot de dienst van de GGD Zuid-Limburg of een ander onafhankelijk medisch adviesorgaan, waarbij advies wordt ingewonnen ten aanzien van de passende vervoersvorm voor elke leerling afzonderlijk.

    • Schooltijd: leerlingenvervoer vindt plaats aan het begin en einde van de schooldag zoals is opgenomen in de schoolgids van de betreffende school.

    • Afwijkende schooltijd: indien een leerling vervoer krijgt toegekend sluit deze aan bij de schooltijd, echter:

      • a.

        Krijgt een kind op de betreffende school vóór, tijdens of na schooltijd op de eigen school zorgbehandeling, dan is sprake van leerlingenvervoer. Krijgt een kind niet op de eigen school zorgbehandeling blijven de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer. Er wordt op basis van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Landgraaf 2023 géén vergoeding verstrekt voor vervoer naar een zorginstelling of medisch kinderdagverblijf. Dit betreft geen leerlingenvervoer, maar zorgvervoer. Leerlingenvervoer is bedoeld voor vervoer van school naar huis of van huis naar school.

      • b.

        Als de structurele handicap van een leerplichtige leerling ervoor zorgt dat slechts een deel van het onderwijsprogramma kan worden gevolgd, dient in voorkomende gevallen tijdens de schooltijd vervoerd te worden. De GGD-arts adviseert als onafhankelijk deskundige de gemeente hierover. De vervoerder die de gemeente heeft gecontracteerd zal in het kader van efficiëntie zoveel mogelijk proberen de leerlingen met afwijkende schooltijden van één of meerdere scholen gezamenlijk te vervoeren.

    • Voor Elkaar Pas: Een op naam gestelde OV-chipkaart van Arriva die door de gemeente Landgraaf kan worden aangeschaft ten behoeve van het leerlingenvervoer. Bij de Voor Elkaar Pas kan tevens een niet op naam gestelde begeleiderspas geleverd worden. De Voor Elkaar Pas kan worden verstrekt aan leerlingen van wie de ouders ten behoeve van die leerling volgens de Verordening in aanmerking komen voor een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer.

  • 2.

    De in deze nadere regels gebruikte begrippen die niet in lid 1 zijn gedefinieerd, hebben de betekenis zoals beschreven in de Verordening.

 

Artikel 2 Woning (art. 1, 8 en 9 Verordening)

  • 1.

    Onder ‘woning’ wordt verstaan: de plaats waar de leerling structureel (langer dan 3 maanden) en feitelijk verblijft. Met andere woorden, de plaats van waaruit het kind de school bezoekt. In deze is het niet relevant in welke gemeente de ouders en/of het kind staan ingeschreven in de basisregistratie personen.

  • 2.

    De gemeente Landgraaf accepteert voor de berekening van de in artikel 9 van de Verordening bedoelde afstand maximaal 1 adres als woning. Naast deze woning wordt tevens maximaal één langdurige buitenschoolse opvanglocatie als opstap of afzetplaats voor het aangepast vervoer (bijvoorbeeld buitenschoolse opvang of grootouders). Het tweede adres moet zich binnen de gemeente bevinden. Alleen bij gescheiden ouders en co-ouderschap wordt van deze regel afgeweken (zie hiertoe artikel 3). Voor de berekening van de reistijd, de reisafstand alsmede de berekening van tegemoetkomingen in de vervoerskosten wordt echter steeds uitgegaan van het woonadres.

  • 3.

    Het ophalen of wegbrengen van leerlingen op en naar adressen waarvoor de gemeente geen uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven, is niet toegestaan.

 

Artikel 3 Co-ouderschap en woning (art. 1 en 8 Verordening)

  • 1.

    Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de Verordening. Wanneer er sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee woningen. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake. Doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling.

  • 2.

    Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het kind door de week bij hen verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar de ouder woonachtig is. Het moet gaan om een vast patroon, bijvoorbeeld vaste dagen in de week of een patroon van even en oneven weken.

  • 3.

    In afwijking van artikel 2, lid 2 van deze Uitvoeringsregels mogen co-ouders per ouder maximaal 1 (één) langdurige buitenschoolse opvanglocatie hebben dat als opstap- of afzetplaats voor het aangepast vervoer kan dienen. Deze extra adressen moeten zich binnen de gemeente bevinden.

 

Artikel 4 Co-ouderschap en de Voor Elkaar Pas

  • 1.

    De Voor Elkaar Pas kan, in geval van co-ouderschap, gebruikt worden indien slechts één co-ouder gebruik wil maken van een vervoersvoorziening voor leerlingenvervoer of indien beide co-ouders aangeven gebruik te willen maken van de Voor Elkaar Pas. Een combinatie van de Voor Elkaar Pas met een andere vervoersvoorziening voor een leerling is niet mogelijk.

  • 2.

    Indien een co-ouder een aanvraag indient voor een vergoeding van de Voor Elkaar Pas, wordt een Voor Elkaar Pas verstrekt voor alle schooldagen van de leerling. Daarbij wordt niet gelet op de dagen dat het kind bij de betreffende ouder verblijft.

  • 3.

    Wanneer ten behoeve van een leerling aan één van de co-ouders een vergoeding van de Voor Elkaar Pas is toegekend en vervolgens ook de andere co-ouder een aanvraag voor een vergoeding van de Voor Elkaar Pas indient, wordt beoordeeld of de school vanuit beide woningen met het reeds afgesloten abonnement bereikbaar is.

    • a.

      Indien dit het geval is, wordt de meest recente aanvraag afgewezen. De ouders dienen er zelf voor te zorgen dat de Voor Elkaar Pas steeds correct wordt overgedragen. Indien er een begeleiderspas is verstrekt, dient ook deze te worden overgedragen.

    • b.

      Indien dit niet geval is, wordt de oorspronkelijke toekenning beëindigd. Op dezelfde datum als de datum van beëindiging gaat de toekenning van de vergoeding van de Voor Elkaar Pas aan de tweede aanvrager in. De eerste aanvrager wordt in de beëindigingsbeschikking geïnformeerd over de toekenning aan de tweede aanvrager. De ouders dienen er zelf voor te zorgen dat de Voor Elkaar Pas met begeleiderspas steeds correct wordt overgedragen.

 

Artikel 5 Overlast in het vervoer en ontzegging toegang tot vervoer (art. 7 Verordening)

Ouders zijn te allen tijde verantwoordelijk voor het gedrag van hun kind in het aangepast vervoer. Zij moeten hun kinderen instrueren zich zo te gedragen, dat tijdens het vervoer geen ongeregeldheden ontstaan. In de informatiebrochure van de vervoerder staat verwoord wat er wordt verwacht van de leerling die vervoerd wordt. Het protocol dat wordt toegepast in geval van overlast:

  • a.

    In geval er sprake is van overlast maken ouders/verzorgers hun klacht kenbaar bij de vervoerder.

  • b.

    Ook de vervoerder kan een klacht hebben over het gedrag van een leerling en naar aanleiding daarvan in contact treden met de ouders/verzorgers.

  • c.

    Wanneer het overleg tussen ouders van de overlast gevende leerling en vervoerder niet tot een oplossing leidt, wordt de gemeente geïnformeerd en zal de gemeente in contact treden met beide partijen om het probleem helder te krijgen.

  • d.

    Als ouders/verzorgers hun kind niet kunnen corrigeren in zijn gedrag tijdens het vervoer, kan een oplossing zijn dat één van hen als begeleider mee reist in het vervoer. De gemeente stelt dan een zitplaats ter beschikking tijdens het vervoer van de leerling. Voor de terugreis van de begeleider, dient deze zelf zorg te dragen. ’s Middags na schooltijd geldt hetzelfde in omgekeerde volgorde.

  • e.

    Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in het aangepast vervoer verstoort of de veiligheid van het vervoer en de inzittenden in gevaar brengt. Als het zover komt, zal de gemeente hierover een besluit nemen.

  • f.

    In die gevallen waarin de toegang tot het aangepast vervoer blijvend wordt ontzegd vanwege herhaalde misdragingen of een ernstige misdraging beëindigt het college de toekenning van aangepast vervoer en kent openbaar vervoer met begeleiding toe.

 

Artikel 6 Begeleiding en ernstige benadeling (art. 10 en 19 Verordening)

  • 1.

    Het geven van begeleiding tijdens het leerlingenvervoer behoort in beginsel tot de taak van de ouders. Dat ouders door werk, (verplichte) scholing, de zorg voor één of meer andere kinderen niet in de gelegenheid zijn het kind zelf naar school te begeleiden onderscheidt zich niet in betekenende mate van de situatie waarin vele andere ouders zich bevinden. Dit geldt evenzeer voor de omstandigheid dat een sociaal netwerk ontbreekt om het kind naar school te begeleiden. De genoemde redenen zijn daarom geen redenen om aangepast vervoer toe te kennen.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kunnen werk, verplichte scholing, het ontbreken van een sociaal netwerk en de zorg voor één of meer andere kinderen die op grond van aantoonbare redenen niet alleen gelaten kunnen worden of gelijktijdig met de leerling op wie de aanvraag betrekking heeft naar school begeleid moeten worden, wel een reden zijn om aangepast vervoer toe te kennen aan pleegouders. Hiertoe dient een integrale afweging van alle omstandigheden en mogelijkheden van de pleegouders te worden gemaakt.

  • 3.

    Van een ernstige benadeling van het gezin, zoals genoemd in artikel 10 3e lid en artikel 19, aanhef en onder c van de Verordening is naar het oordeel van burgemeester en wethouders sprake als in ieder geval één van de volgende situaties aanwezig is:

    • a.

      Er is sprake van een eenoudergezin en:

      • er zijn andere kinderen jonger dan 10 jaar thuis met afwijkende schooltijden; of

      • er sprake is van scholings- of arbeidsverplichting op basis van de Participatiewet van de ouder op de vervoersmomenten van de leerling; of

      • de ouder heeft een structurele lichamelijke of zintuiglijke en/of psychische handicap in de zin van de Verordening.

    • b.

      Er is sprake van een gezamenlijke huishouding en beide ouders kunnen aantoonbaar onmogelijk de begeleiding in het openbaar vervoer of bij het fietsen vormgeven gedurende het vervoersmoment omdat bij hen beiden sprake is van:

      • een aantoonbare structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap;

      • een gelijktijdige scholings- of arbeidsverplichting vanuit de Participatiewet.

    • c.

      Het reizen per openbaar vervoer kost de begeleider meer dan de acceptabel te achten begeleidingstijd, te weten:

      • méér dan zes uur reistijd per dag voor leerlingen van regulier basisonderwijs;

      • méér dan vier uur reistijd per dag voor leerlingen van het speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs.

  • 4.

    Ouders die van mening zijn dat er in hun geval sprake is van een ernstige benadeling in de zin van artikel 10 en artikel 19 van de Verordening dienen zelf bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt waaruit deze ernstige benadeling bestaat. Zo nodig kunnen deze bewijsstukken door de gemeente worden voorgelegd aan een deskundige als bedoeld in artikel 1 van de Verordening. Op basis van de ingeleverde bewijsstukken en eventuele adviezen van deskundigen, maken burgemeester en wethouders een afweging. Hierbij geldt het uitgangspunt dat ook het oplossen van problemen met de begeleiding die voortvloeien uit onvoorziene uitzonderlijke omstandigheden in beginsel tot de verantwoordelijkheid van ouders behoren.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders zijn niet verantwoordelijk voor medische begeleiding in het leerlingenvervoer. Wel zal er een zitplaats ter beschikking worden gesteld voor de medische begeleiding. Als er een medische noodzaak is voor begeleiding van de leerling door een verpleegkundige, is het aan ouders om die inzet via de ziektekostenverzekering aan te vragen.

  • 6.

    Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat een leerling tijdelijk individueel vervoerd moet worden. Als dit type vervoer noodzakelijk is, dienen ouders dit aan te tonen en wordt dit toegestaan op basis van een deskundig onafhankelijk onderzoek. Individueel vervoer wordt in beginsel toegekend voor de duur van maximaal drie maanden, met in acht name van hetgeen in artikel 10 van deze Uitvoeringsregels is vermeld. Bij een eventuele verlenging wordt opnieuw een belangenafweging gemaakt.

 

Artikel 7 Schooltijden en wachttijden (art. 13 Verordening)

  • 1.

    De maximale wachttijd, genoemd in artikel 13, lid 2 van de Verordening bedraagt 20 minuten.

 

Artikel 8 Tijdelijk verblijf in andere gemeente (art. 14 Verordening)

  • 1.

    Als de crisissituatie als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Verordening een langere periode in beslag neemt, wordt na 6 weken niet automatisch opnieuw een vergoeding door het college van Landgraaf verstrekt, maar volgt een knooppuntoverleg met ouders, verblijfsgemeente en gemeente Landgraaf en worden verdere maatwerkafspraken gemaakt welke gemeente het leerlingenvervoer regelt.

  • 2.

    Wanneer door de rechter wordt bepaald dat de leerling definitief wordt geplaatst op het opvangadres in de andere gemeente, eindigt de tussen de gemeenten gemaakte afspraak en neemt de gemeente, waar de leerling nu definitief verblijft, een besluit.

Artikel 9 Noodopvang als ouders niet thuis zijn bij aangepast vervoer

  • 1.

    Ouders dienen er aan het einde van de schooldag voor te zorgen dat iemand thuis is of bij de opstapplaats aanwezig is om de leerling op te vangen. Als ouders niet thuis zijn is het ‘Protocol Ouders niet thuis’ van toepassing.

  • 2.

    Daar waar niemand bij de woning of opstapplaats aanwezig is, kunnen burgemeester en wethouders noodopvang inzetten.

  • 3.

    Daar waar noodopvang geboden dient te worden, wordt te allen tijde Team Jeugd van de gemeente Landgraaf ingeschakeld en wordt een onderzoek ingesteld naar de huiselijke situatie van het kind.

  • 4.

    Kosten verbonden aan het bieden van noodopvang worden door burgemeester en wethouders op de ouders verhaald.

  • 5.

    Daar waar sprake is van herhaalde opvang in de noodopvang, zonder dat er sprake bleek te zijn van een uiterste noodsituatie bij de ouders, wordt de toekenning van het aangepast vervoer beëindigd en omgezet in een toekenning voor een Voor elkaar Pas.

  • 6.

    Ook wanneer ouders de kosten, verbonden aan het bieden van noodopvang niet betalen, wordt de toekenning aangepast vervoer beëindigd en omgezet in een toekenning voor een Voor elkaar Pas.

 

Artikel 10 Vervoer naar specifieke scholen c.q. klassen

  • 1.

    Op het vervoer naar de Startklas, de Schakelklas en de Taalklas is artikel 8, lid 3 van de Verordening van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De Islamitische basisschool El Wahda organiseert leerlingenvervoer per bus. Indien een leerling gebruikt maakt van dit door de school georganiseerde vervoer wordt de bekostiging toegekend en uitbetaald aan de aanvrager. De aanvrager moet bewijzen overleggen dat het kind gebruik maakt tegen betaling van dit door de Stichting Leerlingenvervoer Zuid-Limburg georganiseerd vervoer.

  • 3.

    Voor vervoer naar de Tyltylschool De Maasgouw, naar de Mytylschool Adelante en de Mgr. Hanssenschool voor speciaal onderwijs kunnen meerjarige beschikkingen afgegeven worden. Voor leerlingen van deze scholen wordt steeds aangepast vervoer toegekend.

 

Hoofdstuk 2: Aanvraag van de vervoersvoorziening

Artikel 11 Aanvraagprocedure (art. 3 Verordening)

Indien ouders voor een vervoersvoorziening voor hun kind in aanmerking willen komen, dienen zij een aanvraag in bij het college. De gemeente stelt hiervoor een aanvraagformulier beschikbaar. Ouders dienen van dit aanvraagformulier gebruik te maken.

 

Hoofdstuk 3. Beoordelingsfase: beoordeling van de aanspraak op vervoersvoorziening

Artikel 12 Afstand bepalen tussen de woning en de school (art. 1, 8 en 9 Verordening)

Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres maakt het college gebruik van de ANWB-routeplanner (www.anwb.nl) auto of fiets, optie kortste route. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor het college te allen tijde uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag en voor de toekenning van bekostiging van leerlingenvervoer en het bepalen van de eigen bijdrage. Indien de afstand van de woning naar de school niet voldoet aan het afstandscriterium, dan komt de aanvrager op grond van de Verordening niet in aanmerking voor (bekostiging van) leerlingenvervoer en dienen de ouders zelf voor begeleiding/vervoer zorg te dragen.

 

Artikel 13 Stagevervoer (artikel 15 Verordening)

Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma (alleen bij doelstelling uitstroom “arbeidsmarkt”, en niet bij uitstroom “dagbesteding” en niet bij uitstroom “onderwijs”) en krijgt de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar de school, dan bestaat er in beginsel aanspraak op leerlingenvervoer naar één stageadres, mits de afstand vanaf de woning maximaal 25 kilometer bedraagt en een stage-overeenkomst wordt overgelegd. In het Voortgezet Speciaal Onderwijs is het onderwijs ingericht in één of meerdere uitstroomprofielen, namelijk: vervolgonderwijs, arbeidsmarkt en dagbesteding. Stages zijn verplicht in het VSO-uitstroomprofiel Arbeidsmarkt, terwijl in de twee andere uitstroomprofielen stages kunnen worden aangeboden, maar niet verplicht zijn. De stages in het uitstroomprofiel Arbeidsmarkt vallen onder de reguliere schooltijd (dus niet in schoolvakantie of weekend). Het stagevervoer vindt in principe plaats aan het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. Van de school wordt verwacht een stageplaats te zoeken in de buurt, zodat de leerling mee kan reizen met de reguliere vervoerroute en er geen aparte taxi hoeft te worden ingeschakeld. Aangepast vervoer naar stageadressen vindt niet plaats gedurende het weekend en gedurende schoolvakanties.

 

Hoofdstuk 4: Onderzoeksfase: verstrekking aard en omvang van de vervoersvoorziening

Artikel 14 Vaststellen reistijd per openbaar vervoer (art. 1, 17 en 18 Verordening)

Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de Reisinformatiegroep via www.9292ov.nl. De route of vertrektijd die tot de kortst mogelijke reistijd volgens dit artikel leidt, is bepalend.

 

Artikel 15 Reistijd per aangepast vervoer (art. 19 Verordening)

Het vervoer vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids van de betreffende school. Als er sprake is van kortere schooltijden in verband met een ‘wenperiode’ (bijvoorbeeld vanwege de jonge leeftijd van het kind) zijn de ouders zelf verantwoordelijk voor het vervoer buiten de schooltijden. Uitgangspunt is het streven naar een zo kort mogelijke reistijd en wachttijd. De gemeente heeft echter ook rekening te houden met een efficiënte uitvoering van het leerlingenvervoer door bijvoorbeeld het combineren van vervoer. De aflever- en ophaaltijd aan school is maximaal 15 minuten voor de aanvangstijd respectievelijk na de eindtijd van de school. Afwijkingen hierop zijn alleen toegestaan in overleg met en na goedkeuring van de gemeente. Voor het vaststellen van de reistijd van aangepast vervoer wordt de vervoerder geraadpleegd.

 

Artikel 16 Nadere voorwaarden verstrekking vervoersvoorziening (art. 4, lid 5 en art. 6 Verordening)

Aan de verstrekking van een vervoersvoorziening kan het college voorwaarden verbinden. Zo kan het college in individuele gevallen bepalen, dat, bijvoorbeeld in het kader van het streven naar zelfredzaamheid, in de winterperiode een vergoeding van de kosten van het aangepast vervoer wordt verstrekt, onder de voorwaarde dat in de andere maanden met de fiets of het openbaar vervoer wordt gereisd en dat hiervoor wordt geoefend en/of wordt deelgenomen aan een project met dit doel.

 

Artikel 17 Vaststellen kosten openbaar vervoer (art. 17 en 18 Verordening)

  • 1.

    Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de zonetool van Arriva (www.zonetool.nl). De goedkoopst mogelijke optie komt voor vergoeding in aanmerking en wordt door de gemeente berekend aan de hand van informatie op deze website. Als de gemeente heeft vastgesteld dat een begeleider noodzakelijk is, dan vergoedt de gemeente ook het abonnement voor de begeleider. Ook hiervoor geldt het uitgangspunt de goedkoopst mogelijke wijze van vervoer.

  • 2.

    Ouders die in aanmerking komen voor een vergoeding op basis van de kosten van openbaar vervoer en op wie het drempelbedrag en/of de eigen bijdrage niet van toepassing zijn, hebben de mogelijkheid om te kiezen voor het gebruik van de Voor Elkaar Pas. Indien ouders kiezen voor de Voor Elkaar Pas vergoedt de gemeente naast het reguliere tarief van de Voor Elkaar Pas ook de kosten van aanschaf en opzegging van de Voor Elkaar Pas. De vergoeding voor de Voor Elkaar Pas wordt periodiek rechtstreeks uitbetaald aan Arriva.

  • 3.

    Ouders die al een regulier vervoersabonnement afnemen en wensen over te stappen naar de Voor Elkaar Pas, dienen zelf het reeds afgesloten vervoersabonnement tijdig op te zeggen. Ouders dienen de kosten van opzegging van het abonnement van het reguliere vervoersabonnement zelf te voldoen.

 

Artikel 18 Vaststellen vergoeding eigen vervoer (art. 20 en 23 Verordening)

  • 1.

    Heeft een leerling vanwege zijn/haar handicap recht op aangepast vervoer en brengt de ouder de leerling zelf met de auto naar school, dan berekent de gemeente op grond van de reisafstand van woning naar school op welke vergoeding een ouder recht heeft (kilometervergoeding). De hoogte van deze vergoeding is gelijk aan de belastingvrije kilometervergoeding in enig jaar.

  • 2.

    Gemeente Landgraaf hanteert in deze het “schijvenmodel”. Bij deze systematiek wordt de heen- en terugreis tweemaal vergoed. Hetzelfde geldt voor de rit in de middag. De VNG publiceert jaarlijks in februari de actuele kilometervergoeding voor het nieuwe schooljaar via haar website. De gemeente baseert de vergoeding op deze kilometervergoeding van de VNG. De “eigenvervoer”-vergoedingen in het leerlingenvervoer zijn onbelast; voor de ontvangers vormt de vergoeding geen bron van inkomsten. Komt de leerling in aanmerking voor een vergoeding voor openbaar vervoer (al dan niet met begeleiding) en brengt de ouder de leerling zelf met de auto naar school dan wordt een vergoeding op basis van de kosten van openbaar vervoer (al dan niet met begeleiding) uitgekeerd.

 

Artikel 19 Uitbetaling vergoedingen

  • 1.

    Een schooljaar bevat 200 schooldagen/40 schoolweken. De overige 12 weken zijn vakantieweken (6 weken zomervakantie, 1 week herfstvakantie, 2 weken kerstvakantie, 1 week carnavalsvakantie, 2 weken meivakantie). Daarom vindt er gedurende 10 maanden per schooljaar uitbetaling van de vergoeding voor openbaar of eigen vervoer aan ouders plaats. De vergoeding wordt (telkens vóór de 1e van de betreffende maand) overgemaakt voor de maanden september tot en met juni van elk schooljaar. In de maanden juli en augustus vindt geen uitbetaling plaats.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt de vergoeding voor de Voor Elkaar Pas periodiek rechtstreeks uitbetaald aan Arriva. Ook over de vakantieperiode die direct volgt op de laatste dag waarover recht op een vergoeding bestaat, wordt een vergoeding voor de Voor Elkaar Pas verstrekt. Indien tot aan het einde van het schooljaar recht bestaat op een vergoeding, wordt ook voor de volledige zomervakantie die hoort bij het betreffende onderwijstype een vergoeding verstrekt.

 

Artikel 20 Advisering door deskundigen (art. 5, lid 2 onder b, art. 9, lid 2, art. 16, lid 1 en art. 26)

  • 1.

    De gemeente Landgraaf maakt, indien nodig, gebruik van de diensten van de GGD Zuid- Limburg om advies in te winnen ten aanzien van de passende vervoersvorm voor elke leerling afzonderlijk. De GGD Zuid-Limburg is een onafhankelijke geneeskundige gezondheidsdienst die, op grond van de door ouders aangeleverde medische informatie over hun kind, advies afgeeft aan de Gemeente Landgraaf over de passende vervoersvorm voor het betreffende kind.

  • 2.

    Indien de GGD op grond van de medische stukken geen goed advies kan afgeven, kan het voorkomen dat een kind wordt opgeroepen voor een spreekuurbezoek. Indien de gemeente overgaat tot het inwinnen van een dergelijk advies, wordt de aanvrager geacht hier volledige medewerking aan te verlenen; de gemeente zal de betreffende advieskosten betalen.

  • 3.

    Indien de leerling op basis van een door het samenwerkingsverband primair onderwijs (zie artikel 1 van de Verordening) afgegeven indicatie de in artikel 10 genoemde scholen bezoekt, is een adviesaanvraag zoals bedoeld in lid 1 en lid 2 niet noodzakelijk om vast te stellen dat de school de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school is.

 

Artikel 21 Drempelbedrag (art. 23 Verordening)

  • 1.

    Om te kunnen bepalen of het drempelbedrag als bedoeld in artikel 23 van de Verordening moet worden geheven, is het noodzakelijk dat door de aanvrager bij de aanvraag inkomensgegevens worden overlegd. Er dient een IB-60 formulier te worden bijgevoegd bij de aanvraag van de aanvrager en tevens van de eventuele partner. Onder partner wordt verstaan de levenspartner waarmee de aanvrager een relatie heeft en waarmee de aanvrager samenwoont.

  • 2.

    Indien de in lid 1 genoemde gegevens ontbreken of niet (volledig) kunnen worden beoordeeld, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om binnen 2 weken alsnog deze gegevens aan te leveren. Als na afloop van deze termijn de gegevens nog niet ontvangen zijn, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (Awb art. 4:5).

  • 3.

    De kosten van openbaar vervoer als bedoeld in artikel 23, lid 3 van de Verordening over een afstand van 6 kilometer worden gelijkgesteld aan de kosten voor openbaar vervoer over twee vervoerszones van Arriva (Voor Elkaar Pas).

  • 4.

    Het drempelbedrag wordt per leerling toegepast.

  • 5.

    Conform het bepaalde in artikel 23 van de Verordening wordt het drempelbedrag in mindering gebracht op de vervoersvergoeding.

  • 6.

    Pleegzorgouders zijn uitgezonderd van betaling van het drempelbedrag.

 

Artikel 22 Eigen bijdrage (art. 24 Verordening)

  • 1.

    Conform artikel 24 van de Verordening kan een eigen bijdrage van toepassing zijn. De Gemeente Landgraaf verrekent in dat geval de eigen bijdrage met de te vergoeden vervoerskosten dan wel de uit te betalen kilometervergoeding.

  • 2.

    Daar waar de Voor Elkaar Pas of aangepast vervoer wordt toegekend dient de eigen bijdrage door ouders aan de gemeente Landgraaf betaald te worden.

  • 3.

    De inkomensafhankelijke bijdrage is bedoeld voor ouders/verzorgers van wie het kind een school bezoekt, die ten minste 20 kilometer van de woning ligt. Dit wordt bepaald aan de hand van de routeplanner op www.anwb.nl.

 

Artikel 23 Leerlingenvervoer hoogbegaafd kind

  • 1.

    Reguliere basisscholen kunnen zowel leerlingen die minder als meer begaafd zijn extra begeleiding bieden. In het schoolprofiel of schoolplan geven scholen aan welke ondersteuning en begeleiding zij bieden. In het voortgezet onderwijs zijn scholen zelf verantwoordelijk voor onderwijs op maat aan hoogbegaafde leerlingen. Scholen ontvangen hier geld voor in het kader van Passend Onderwijs. In het schoolplan staat wat de school doet voor hoogbegaafde leerlingen. Hoogbegaafdheid is dus niet per definitie een aanleiding om leerlingenvervoer toe te kennen. Deze lijn wordt ook door uitspraken van de Rechtbank bevestigd. Ook heeft het Ministerie van Onderwijs aangegeven dat iedere basisschool een aanbod heeft voor hoogbegaafde leerlingen. Gemeente Landgraaf verstrekt geen bekostiging voor vervoer naar scholen voor hoogbegaafden, tenzij in een uitzonderlijke situatie blijkt dat het aanbod op dichterbij gelegen scholen onvoldoende is en tot onoverkomelijke problemen leidt.

  • De gemeente hanteert hierbij het uitgangspunt dat een hoogbegaafde leerling in Landgraaf een passend onderwijsaanbod kan volgen op een reguliere basisschool in de buurt in het kader van de Wet Passend Onderwijs. Er wordt van uitgegaan dat de basisscholen in Landgraaf voldoende verrijkings- en verdiepingsstof kunnen bieden aan hoogbegaafde leerlingen.

  • Blijkt dit niet het geval te zijn dan dient er te worden gezocht naar een school binnen het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Heerlen e.o. naar een school die passend onderwijs biedt aan de betreffende leerling. Er zijn 2 scholen binnen het Samenwerkingsverband PO Heerlen e.o. die hieraan voldoen: Basisschool Hulsberg te Hulsberg en Basisschool Windekind te Heerlen.

  • 2.

    Bij een aanvraag leerlingenvervoer op grond van hoogbegaafdheid wordt van de ouders verlangd dat er een rapportage wordt meegezonden met de aanvraag, waaruit de GGD-arts kan opmaken dat de leerling hoogbegaafd is en geen passend onderwijs kan volgen op de eigen basisschool in Landgraaf en dit tot onoverkomelijke problemen leidt. De eigen basisschool van de leerling moet verklaren geen verdiepings- en verrijkingsstof aan te kunnen bieden.

  • 3.

    Indien ouders hun kind plaatsen op een andere basisschool dan de 2 hierboven genoemde basisscholen, dan worden ten hoogste de vervoerkosten vergoed over de afstand van de woning tot een van beide hierboven genoemde basisscholen.

  • 4.

    In principe wordt er een vergoeding verstrekt voor openbaar vervoer.

Artikel 24 Structurele en tijdelijke handicap (art. 9, lid 2, art. 18, lid 1, art. 19, aanhef onder d, art. 22, lid 4, art. 23, art. 24 en art. 26 Verordening)

Een leerling met een tijdelijke beperking, zoals een gebroken been of arm, komt niet in aanmerking voor leerlingenvervoer. Alleen bij een structurele beperking wordt eventueel vervoer verleend. Echter, het kan voorkomen dat een leerling een zware operatie moet ondergaan of een meervoudige ledenmatenbreuk heeft opgelopen, met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling bij een beperking die langer duurt dan 3 maanden eventueel wel een beroep doen op het leerlingenvervoer. Hiervoor moet wel een medische verklaring worden overlegd. Er kan een beschikking worden afgegeven voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer.

 

Artikel 25 Uitwerking algemene weigeringsgronden (artikelen 8 en 9 Verordening)

Tijdens de behandeling van de aanvraag onderzoekt het college of de leerling voldoet aan de criteria gesteld in de Verordening en deze Uitvoeringsregels. In het kader van de toetsing van de aanvraag aan het bepaalde in de artikelen 8 en 9 van de Verordening geldt in ieder geval het volgende:

  • een vervoersvoorziening naar een school, die niet onder de definitie van school zoals gegeven in artikel 1 van de Verordening valt, wordt niet toegekend;

  • een vervoersvoorziening in verband met een tijdelijke beperking (< 3 maanden) zoals een gebroken been (zie artikel 24 Uitvoeringsregels) wordt niet toegekend;

  • een vervoersvoorziening voor andere doeleinden dan schoolonderwijs, zoals vervoer naar huiswerkbegeleiding, remedial teaching, ziekenhuis, tandarts, e.d. wordt niet toegekend;

  • een vervoersvoorziening waarbij afwijkende schooltijden zouden gelden, bijvoorbeeld door lesuitval, schoolreisje, sportdag, wordt niet toegekend;

  • een vervoersvoorziening tussen school en zwembad wordt niet toegekend;

  • een vervoersvoorziening naar logeerhuis, zorginstelling of medisch kinderdagverblijf wordt niet toegekend;

  • een vervoersvoorziening buiten de schooltijden, tenzij behandeling vanuit Jeugdhulp op school plaatsvindt, wordt niet toegekend.

Ouders zijn in dergelijke situaties zelf verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind.

 

Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

Artikel 26: Hardheidsclausule (art. 26 Verordening)

De Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Landgraaf 2023 kent een hardheidsclausule. Dit betekent dat in gevallen die niet in de Verordening geregeld zijn en waarin dit tot een kennelijk onbillijke situatie zou leiden er met een beroep op deze bepaling alsnog bekostiging van leerlingenvervoer kan worden verleend. Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de Verordening en de Uitvoeringsregels is geregeld. De hardheidsclausule kan alleen worden toegepast als een leerling voldoet aan de eisen van de Verordening en voor leerlingenvervoer in aanmerking komt. Er kan alleen sprake zijn van een bijzondere omstandigheid als die omstandigheid het gezin onderscheidt van andere gezinnen. Voorbeelden van situaties waarin de hardheidsclausule in elk geval niet geldt zijn:

  • Voorbeeld 1: afstand woning-school is minder dan 6 kilometer en ouders hebben praktische of financiële problemen om hun kind naar school te begeleiden.

  • Voorbeeld 2: kind in voortgezet onderwijs kan zelfstandig reizen met openbaar vervoer maar ouders kunnen de kosten niet dragen.

  • Voorbeeld 3: ouders kunnen de leerling door werkzaamheden of andere bezigheden niet naar school brengen en er is verder geen sprake van bijzondere omstandigheden.

Oplossingen worden in eerste instantie gezocht in het eigen gezin, vervolgens in het netwerk van het gezin, daarna kan waar nodig een collectieve voorziening ingezet worden. De inzet van de hardheidclausule is de achtervang.

Ter verduidelijking van de gewenste uitvoeringspraktijk geldt de volgende aanpak: Op aanvraag worden de bijzondere omstandigheden van persoon en gezin beoordeeld ten opzichte van andere gezinnen in vergelijkbare gezins- en financiële omstandigheden. Het betreft een integrale afweging op grond van de persoonlijke verantwoordelijkheid van de ouders. Daarbij wordt via een objectieve probleemanalyse rekening gehouden met:

  • specifieke kenmerken van het kind, en

  • de mogelijkheden om het vervoer naar school te realiseren met behulp van het eigen netwerk van de ouders, en

  • de mogelijkheid om eventueel derden, zoals vrijwilligers(organisaties), in te schakelen om het vervoer naar school te realiseren.

Het streven daarbij is om het vervoer naar school te realiseren zonder extra ondersteuning door de gemeente. Voor een probleemanalyse worden indien nodig deskundigen ingeschakeld. Ter voorkoming van – ongewenste – precedentwerking dient de toepassing van de hardheidclausule te worden onderbouwd met argumenten die betrekking hebben op de specifieke, concrete situatie van de leerling of ouders van de leerling. Een positief collegebesluit is in deze gevallen noodzakelijk.

 

Artikel 27: Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze Uitvoeringsregels treden in werking een dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze Uitvoeringsregels kunnen worden aangehaald als: Uitvoeringsregels bekostiging leerlingenvervoer 2023 gemeente Landgraaf.

 

 

Aldus vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 25 april 2023.

De burgemeester, De secretaris,

Algemene toelichting:

 

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. De gemeente Landgraaf heeft de ambitie dat iedere leerling een passende plek in het onderwijs wordt geboden, vanuit de visie dat thuisnabijheid en de aanwezigheid van de benodigde expertise belangrijke uitgangspunten zijn. Kortom: we willen de expertise naar het kind brengen in plaats van het kind naar de expertise. Zelfredzaamheid wordt gestimuleerd, zowel van de jongere als van ouders/verzorgers. Met passend onderwijs streven we ernaar de mogelijkheden van het kind optimaal te benutten. Gemeente Landgraaf wil daarom ook met het leerlingenvervoer kijken naar wat kinderen en gezinnen wel zelf kunnen in plaats van wat ze niet kunnen.

 

Artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO), artikel 4, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en artikel 4, eerste lid van de Wet op de expertisecentra (WEC), verplichten de gemeenteraad een regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer. De Verordening bekostiging leerlingenvervoer 2023 gemeente Landgraaf (hierna Verordening) geeft uitvoering aan de taakstelling van het gemeentebestuur inzake de bekostiging van het vervoer van leerlingen van en naar scholen voor basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs, of (voortgezet) speciaal onderwijs.

 

Naast hetgeen in de Verordening geregeld wordt blijkt in de praktijk dat er zich omstandigheden kunnen voordoen die niet of niet eenduidig in de Verordening geregeld zijn. Dit is aanleiding geweest om Uitvoeringsregels op te stellen.

 

In de voorliggende Uitvoeringsregels wordt nader uitgewerkt op welke wijze gemeente Landgraaf uitvoering geeft aan de geldende Verordening. Met deze Uitvoeringsregels beschikt de gemeente over een instrument om op een eenduidige wijze het vervoer voor leerlingen toe te kennen.

 

Bij het opstellen van deze Uitvoeringsregels voor het leerlingenvervoer wordt zoveel mogelijk uitgegaan van de mogelijkheden van het kind, niet (alleen) van zijn/haar beperkingen. Verder gaan wij ervan uit dat ouders een belangrijke verantwoordelijkheid voor hun kind hebben en dat zij de eerstverantwoordelijken zijn voor het schoolbezoek van hun kinderen. Uitgaande van die verantwoordelijkheid vinden wij het noodzakelijk dat ouders een belangrijke stem krijgen bij de bepaling wat de beste manier van reizen is voor hun kind. Leerlingenvervoer is daarmee ook een financiële regeling, waarbij het vervoer wordt bekostigd. Dat kan een vergoeding voor openbaar vervoer zijn of een vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoersmiddel (fiets, bromfiets, auto). In voorkomende gevallen kan er ook sprake zijn van taxivervoer (verstrekking in natura). De gemeente wil zoveel mogelijk naar een individuele bekostiging van het leerlingenvervoer. Algemene lijn in onderstaande voorstellen is dat de regelgeving wordt toegepast maar dat tegelijkertijd zoveel mogelijk maatwerk wordt geboden en dat de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de leerling en het gezin c.q. het netwerk van het gezin wordt gestimuleerd. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kinderen en zij dienen in de eerste plaats zelf te zorgen voor vervoer naar school. De gemeente heeft uitsluitend de wettelijke zorgtaak een passende regeling te verstrekken waarmee in de vervoerskosten van de leerling, en zo nodig van een begeleider, kan worden voorzien. Ouders kunnen hun verantwoordelijkheden niet op- of overdragen aan de gemeente. De wettelijke regeling, noch de Verordening doet hier iets aan af.

 

Bij de toekenning van een voorziening op grond van de Verordening wordt gekeken naar de specifieke mogelijkheden en onmogelijkheden van het kind en zijn ouders. Zelfstandigheid van het kind en het streven naar de meest optimale vorm van zelfstandigheid is het uitgangspunt. In bepaalde gevallen is het kind blijvend aangewezen op een specifieke vorm van vervoer. In andere gevallen kan met behulp van een training (bijvoorbeeld via MEE of Welsun) en/of tijdelijke begeleiding het kind leren zelfstandig naar school te gaan. Dit maakt dat het toekennen van leerlingenvervoer maatwerk is, waarbij iedere aanvraag individueel wordt beoordeeld.

 

In bovenstaande Uitvoeringsregels wordt verwezen naar de artikelen uit de Verordening waar de uitvoeringsregel betrekking op heeft.