Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Soest

Financiële verordening gemeente Soest 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSoest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Soest 2023
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Soest 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Soest, vastgesteld op 30 november 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-05-202301-01-2023nieuwe regeling

20-04-2023

gmb-2023-187721

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Soest 2023

De raad van de gemeente Soest;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 februari 2023;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Soest 2023.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • -

    financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch opstellen en verwerken van mutaties betreffende de financiële gegevens van de gemeentelijke organisatie om een goed inzicht te verkrijgen in:

    • a.

      de financiële positie;

    • b.

      het financiële beheer;

    • c.

      de uitvoering van de begroting;

    • d.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

  • Met dit inzicht wordt tevens rekening en verantwoording afgelegd over deze onderdelen.

  • -

    financieel beheer: het geheel van beslissingen, handelingen en regels die zijn bedoeld voor de sturing en beheersing van financiële aspecten van de gemeentelijke organisatie. BBV en commissie BBV: De Gemeentewet biedt de belangrijkste kaders en regelt bijvoorbeeld dat er nadere eisen worden gesteld aan de inrichting van de begroting en de jaarrekening. Dit wordt vervolgens uitgewerkt in het Besluit begroting en verantwoording gemeentes en provincies (hierna: BBV). Het BBV schrijft voor op welke wijze de gemeente moet begroten en verantwoorden en de wijze waarop zij uitvoeringsinformatie vastlegt. Om een correcte interpretatie van deze artikelen te waarborgen is er een commissie voor het BBV (hierna: commissie BBV). De commissie BBV draagt zorg voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV, en voor een visie ten aanzien van rechtmatigheid in de controleverklaring (artikel 75, tweede lid, van het BBV) ;

  • -

    doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • -

    doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

  • -

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt de programma-indeling en de deelprogramma’s vast.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college per deelprogramma vast:

    • a.

      de doelstellingen;

    • b.

      de wijze waarop gestreefd wordt deze doelstellingen te bereiken;

    • c.

      de indicatoren om dit te meten;

    • d.

      de raming van de baten en lasten.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de doelstellingen en de wijze waarop deze worden bereikt.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    In de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per deelprogramma weergegeven. Reservemutaties worden apart zichtbaar gemaakt. De jaarstukken bestaan uit het jaarverslag (in elk geval: verantwoording programma’s, deelprogramma’s en paragrafen) en de jaarrekening (in elk geval: overzicht baten en lasten en balans met toelichtingen, verplichte bijlagen). In de overzichten overhead en algemene dekkingsmiddelen worden ook de lasten en baten vermeld.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven. In de jaarstukken wordt van de investeringen het verloop weergegeven (investeringskrediet, werkelijke uitgaven en restantkrediet) en wordt aangegeven welke investeringen wel en welke niet worden afgesloten. Voor de nog niet afgesloten kredieten wordt de actuele raming aangegeven.

  • 3.

    In de begroting en jaarstukken wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie.

  • 4.

    In de jaarstukken wordt vanaf verslagjaar 2023 een rechtmatigheidsverantwoording opgenomen waarin een nadere toelichting wordt gegeven in hoeverre bij de in de jaarstukken verantwoorde baten en lasten, alsmede de balansmutaties het begrotings-, voorwaarden-, en misbruik- en oneigenlijk gebruik criterium zijn nageleefd.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt de raad een kadernota aan met een richtinggevend voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota vóór het zomerreces vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale baten en de totale lasten per deelprogramma en de overzichten overhead en algemene dekkingsmiddelen.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de programmabegroting geautoriseerd.

  • 3.

    Eventuele wijzigingen van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstellingen van het beleid worden door het college voorgesteld bij de door de raad vast te stellen tussenrapportages. In bijzondere gevallen worden begrotingswijzigingen volgend uit afzonderlijke beleidsvoorstellen aan de raad voorgelegd.

  • 4.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf bij het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 5.

    Het college kan door middel van een collegebesluit de raming van de lasten en baten binnen een deelprogramma of het overzicht overhead en algemene dekkingsmiddelen wijzigen mits dit niet leidt tot een wijziging van het totaal van de lasten en baten van een deelprogramma of het overzicht overhead en algemene dekkingsmiddelen. Voor bedragen beneden de € 100.000 is het college bevoegd om door middel van een collegebesluit wijzigingen aan te brengen in het totaal van de lasten en baten van een deelprogramma of het overzicht overhead en algemene dekkingsmiddelen mits deze binnen de begroting budgettair neutraal kunnen worden verwerkt.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad gedurende het kalenderjaar in de regel 2 keer tussentijds over de afwijkingen in relatie tot:

    • a.

      de realisatie van de begroting zowel qua beleid als financieel van de gemeente over het lopende begrotingsjaar waarbij de autonome ontwikkelingen met structurele financiële gevolgen in elk geval meerjarig als begrotingswijzigingen worden verwerkt;

    • b.

      de voortgang van de grote projecten. De projecten worden integraal gepresenteerd waarbij alleen de projecten waar sprake is van een afwijking met betrekking tot o.a. geld, tijd kwaliteit en risico’s van een nadere toelichting worden voorzien.

  • De raad stelt deze tussenrapportages vast.

  • 2.

    De inrichting van deze rapportages sluiten aan bij de indeling per deelprogramma van de begroting.

  • 3.

    De rapportages gaan in op significante afwijkingen. Naast bestuurlijke actualiteit of gevoeligheid wordt daar in ieder geval onder verstaan: een over-/onderschrijding ten opzichte van het geprognotiseerde jaarresultaat van € 100.000 of meer per deelprogramma, exclusief eigen loonkosten. Afwijkingen waarvan wordt voorgesteld om de begroting te wijzigen, worden door het college getoetst aan het principe van de 3 O’s: Onontkoombaar, Onvermijdelijk en Onuitstelbaar.

  • In die gevallen waarin wordt voorgesteld om de begroting te wijzigen maar waarbij niet wordt voldaan aan het principe van de 3 O’s, wordt specifiek toegelicht waarom het college toch voorstelt om de begroting te wijzigen.

  • 4.

    Budgetoverhevelingen (oormerkvoorstellen) worden indien mogelijk in het lopende kalenderjaar nog verwerkt in de laatste tussentijdse rapportage van dat jaar. Resterende overhevelingen worden bij de jaarstukken verwerkt.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen van:

  • a.

    aankoop en verkoop van goederen groter dan € 750.000;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 500.000;

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen;

  • d.

    het aangaan van meerjarige verplichtingen met een jaarlijkse last van minimaal € 200.000 en een looptijd van vijf jaar of langer.

Deze verplichting geldt niet indien voornemens zoals hiervoor zijn benoemd al zijn voorgelegd in de begroting, tussentijdse rapportage of afzonderlijk raadsvoorstel.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 9. Begrotingsrechtmatigheid

  • 1.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerdzoals is vastgelegd in artikel 5 eerste lid.

  • 2.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 3.

    De toe te passen normen voor het begrotingsrechtmatigheid zijn in hoofdlijnen bepaald in de Gemeentewet en uitgewerkt in de kadernota rechtmatigheid van de Commissie BBV. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting onrechtmatig is. Het is aan de raad om te bepalen in hoeverre, afwijkingen als acceptabel worden aangemerkt. In de volgende situaties worden afwijkingen in elk geval door de raad geaccepteerd:

    • -

      er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren;

    • -

      er is sprake van een overschrijding op een open-einde (subsidie)regeling;

    • -

      de overschrijding is geautoriseerd middels het vaststellen van een tussenrapportage of een afzonderlijk raadsvoorstel.

Artikel 10. Rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    Het college verstrekt vanaf verslagjaar 2023 bij de jaarstukken een rechtmatigheidsverantwoording. In de rechtmatigheidsverantwoording wordt het totaal aan afwijkingen (fouten en onduidelijkheden, ieder afzonderlijk, ten aanzien van het begrotings-, voorwaarden-, misbruik- en oneigenlijk gebruik criterium die uitkomen boven de door de raad vastgestelde verantwoordingsgrens van 1% van de totale geraamde lasten van de gemeente, inclusief de toevoegingen aan de reserves) opgenomen.

  • 2.

    Ontbrekende afrekeningen waarvoor aannemelijk is dat het college na afronding van de jaarstukken een onderbouwing voor de rechtmatigheid kan verstrekken, leiden niet tot een afwijking en worden niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording.

  • 3.

    De rapportagegrens, ten behoeve van de afwijkingen die in de paragraaf Bedrijfsvoering van de jaarstukken worden gemeld, bedraagt € 100.000.

  • 4.

    Het college stelt jaarlijks een geactualiseerd normenkader en bijbehorend toetsingskader vast als basis voor de interne controle van de rechtmatigheidsverantwoording.

Artikel 11. Waardering en afschrijving vaste activa

Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota activabeleid aan. Regels omtrent de waardering en afschrijving van activa zijn nader uitgewerkt en vastgelegd in deze nota. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt:

  • a.

    activeren van activa;

  • b.

    waarderen van activa;

  • c.

    afschrijven van activa;

  • d.

    rentetoerekening.

Artikel 12. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening dubieuze debiteuren wegens oninbaarheid gevormd op basis van een gestructureerde beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening van rente over de reserves;

    • d.

      de relatie met het weerstandsvermogen en de risico’s.

  • 2.

    Tussentijdse actualisering vindt plaats via de begroting.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      of een maximale hoogte voor de reserve geldt en zo ja hoe hoog deze is;

    • d.

      of er een beperkte looptijd voor de reserve geldt en zo ja hoe lang deze is.

Artikel 14. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten ook de overheadkosten betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (btw), eventueel verschuldigde vennootschapsbelasting en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, wordt uitgegaan van de volgende berekeningsmethode: De totale structurele overheadkosten gedeeld door de totale direct aan de producten toegerekende loonkosten (maal 100%), gecorrigeerd met de jaarlijks fluctuerende kosten.

  • 4.

    Het percentage van de omslagrente wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves zoals bepaald overeenkomstig het vijfde lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op maximaal een half procent naar boven afgerond.

  • 5.

    Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het vierde lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves wordt op maximaal een half procent naar boven afgerond.

Artikel 15. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 16. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Jaarlijks wordt het beleid ten aanzien van de lokale heffingen en belastingen, inclusief kwijtscheldingen, via de paragraaf lokale heffingen aan de raad voorgelegd. In deze paragraaf is ook begrepen een voorstel voor de tarieven van het eerstkomende begrotingsjaar.

  • 2.

    De besluiten van het college voor het vaststellen van de actuele grondprijzen en huren worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota lokale heffingen aan. De nota behandelt de belastingen en heffingen die al dan niet geheven worden of zouden kunnen worden.

Artikel 17. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie, het aantrekken en uitzetten van middelen, is geregeld conform de wet Financiering decentrale overheden (Wet fido). Het Soester beleid is vastgelegd in het treasurystatuut. In de financieringsparagraaf van de begroting, tussentijdse rapportages en jaarstukken wordt op de ontwikkelingen, actualiteit en realisatie ingegaan. Het treasurystatuut wordt ten minste éénmaal per vier jaar vastgesteld door de raad.

Artikel 18. Inkoop en aanbesteding

Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota inkoop- en aanbestedingsbeleid aan. In de nota zijn de kaders vastgelegd van het inkoop- en aanbestedingsbeleid. De raad stelt de nota vast.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 19. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV op.

Artikel 20. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV op.

Artikel 21. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    De paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en de jaarstukken geeft naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV in ieder geval inzicht in:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      de omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar geactualiseerde beleidsplannen voor wegen, riolering, water, groen en gebouwen aan. De beleidsplannen geven de kaders voor het beoogde onderhoudsniveau en geven inzicht in de gevolgen voor de begroting. De raad stelt deze plannen vast.

Artikel 22 Financiering

De paragraaf Financiering bij de begroting bevat naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV een rentevisie, vertaald naar een prognose van de financieringsbehoefte van de komende vier jaar.

Artikel 23. Bedrijfsvoering

De paragraaf Bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken geeft naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval inzicht in (de ontwikkelingen van):

  • a.

    personeelsbeleid;

  • b.

    juridische kwaliteitszorg;

  • c.

    informatie- en communicatietechnologie (ICT);

  • d.

    financiën en control;

  • e.

    bedrijfsvoeringsonderzoeken;

  • f.

    interbestuurlijk toezicht (IBT);

  • g.

    inkoop- en aanbestedingsbeleid;

  • h.

    een overzicht van en een toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden vanwege het niet naleven van de wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • i.

    een toelichting op de individueel geconstateerde afwijkingen uit de rechtmatigheidsverantwoording;

  • j.

    acties die het college neemt om de geconstateerde afwijkingen uit de rechtmatigheidsverantwoording in de toekomst te voorkomen.

Artikel 24. Verbonden partijen

De paragraaf Verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken geeft naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het BBV per verbonden partij inzicht in:

  • a.

    vestigingsplaats;

  • b.

    doel;

  • c.

    programma/paragraaf;

  • d.

    deelnemende partijen;

  • e.

    periodieke evaluatie.

Artikel 25. Grondbeleid

  • 1.

    De paragraaf Grondbeleid bij de begroting en jaarstukken geeft tenminste inzicht in de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het BBV.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. De nota bevat in elk geval:

    • a.

      de strategische visie met een vertaling naar de gewenste wijze van grondbeleid met behulp van een afwegingskader;

    • b.

      instrumenten van grondbeleid, rollen en verantwoordelijkheden;

    • c.

      vormen van gronduitgifte.

  • 3.

    Het college stelt jaarlijks een nota grondprijsbeleid vast. Deze nota bevat de uitgangspunten voor de grondprijzen van de verschillende marktsegmenten, waaronder woningbouw en bedrijventerreinen.

  • 4.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota kostenverhaal aan. In de nota besteden we aandacht aan de uitgangspunten voor het kostenverhaal van apparaatskosten, bovenwijkse - en bovenplanse voorzieningen en ruimtelijke ontwikkelingen. De raad stelt de nota vast.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 26. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de onderdelen van de gemeentelijke organisatie;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de activa met economisch/maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 27. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie, zodanig dat deze voldoet aan het BBV en andere relevante wet - en regelgeving;

  • b.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de onderdelen van de gemeentelijke organisatie;;

  • c.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • d.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

Artikel 28. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarstukken, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 29 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Soest, vastgesteld op 30 november 2017, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarstukken van het begrotingsjaar 2022 van de gemeente Soest.

Artikel 30. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2023;

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Financiële verordening gemeente Soest 2023”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 20 april 2023.

de griffier,

drs. M.A.C. van Esterik

de voorzitter,

R.T. Metz