Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wetterskip Fryslân

BELEIDSNOTA GRONDWATER

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWetterskip Fryslân
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingBELEIDSNOTA GRONDWATER
CiteertitelBeleidsnota Grondwater
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpBeleidsnota Grondwater

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-02-2012nieuwe regeling

07-02-2012

Regionale dagbladen

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSNOTA GRONDWATER

Algemeen Bestuur van Wetterskip Fryslân

 

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân;

De Grondwaternota beschrijft de wijze waarop Wetterskip Fryslan de taakinvulling van het operationele grondwaterbeheer op een gelijkwaardige wijze naast het oppervlaktewater-beheer gaat vormgeven, dit met als doel te komen tot een modern en integraal waterbeheer.

Gelet op de Waterschapswet en het Reglement van Wetterskip Fryslân,

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen Beleidsnota Grondwater.

 

1. Inleiding

 

Deze Grondwaternota beschrijft de wijze waarop Wetterskip Fryslân de taakinvulling van het operationele grondwaterbeheer op een gelijkwaardige wijze naast het oppervlaktewaterbeheer gaat vormgeven, dit met als doel te komen tot een modern en integraal waterbeheer. In het bestuursprogramma 2009 – 2012 “Wetter jout romte kwaliteit” is het opstellen van deze nota als voornemen reeds aangekondigd.

Met het van kracht worden van de Waterwet op 22 december 2009 is Wetterskip Fryslân ook kwantitatief grondwaterbeheerder geworden. De wet beschrijft de zorg voor het watersysteembeheer en handelt dus, evenals de Waterschapswet, over het oppervlaktewater en het grondwater waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen het ondiepe en het diepe grondwater.

Binnen het watersysteem is het waterschap verantwoordelijk voor het operationele grondwaterbeheer dat moet worden uitgevoerd binnen de kaders van het strategisch grondwaterbeleid van de provincies zoals die zijn vastgelegd in het Waterhuishoudingsplan Fryslân en het Provinciaal omgevingsplan Groningen. Rekening wordt gehouden met de taken en verantwoordelijkheden van de gemeenten en van de perceelseigenaren.

 

taken operationeel grondwaterbeheer Wetterskip Fryslân:

  • Regelgeving

  • Vergunningverlening

  • Toezicht en handhaving

  • Bijhouden van een grondwaterregister met gegevens van de bestaande onttrekkingen en infiltraties

  • Inrichting, beheer en onderhoud, waarnemen en rapporteren in zake het kwantitatief grondwatermeetnet (grondwaterstanden)

  • Het bij ruimtelijke ontwikkelingen verstrekken van grondwateradviezen in het kader van de Watertoets.

  • Het verzorgen van het peilbeheer, waarmee binnen bepaalde marges de grondwaterstand wordt gereguleerd

n.b. Indien in deze nota in het kader van de regelgeving wordt gesproken over de infiltratie van water, betreft dit het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater.

In de nota worden de ambities en doelstellingen van Wetterskip Fryslân op het gebied van het grondwaterbeheer geformuleerd. Uitgangspunt is een sobere en doelmatige werkwijze met oog voor de wens van een terugtredende overheid. Waar mogelijk worden vereenvoudigingen van de regelgeving voorgesteld. Oplossingen worden bij voorkeur gezocht in vroegtijdig overleg in plaats van in stringente regelgeving.

Ook is het toetsingskader voor vergunningverlening en handhaving heroverwogen en worden voorstellen tot aanpassing gedaan. Na vaststelling van de nota door het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân wordt de Keur aangepast.

 

1.1 Leeswijzer

Na de inleiding worden in hoofdstuk 2 de vier deelgebieden beschreven waarin het grondwatersysteem kan worden opgedeeld. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de directe en indirecte betekenis van de Waterwet voor de grondwatertaken van de diverse overheden en de perceelseigenaren. Hoofdstuk 4 beschrijft de ambities en doelstellingen van ons waterschap op het gebied van het operationeel grondwaterbeheer. Daarna wordt ingegaan op de “dagelijkse” werkzaamheden die hieruit voortvloeien en op de gang van zaken rond de vergunningverlening en handhaving van grondwateronttrekkingen. In de twee daarop volgende paragrafen worden voorstellen gedaan voor gebiedsgericht grondwaterbeheer en voor de gang van zaken rond grondwaterafhankelijke natuurgebieden.

 

2. Hoofdkenmerken van het grondwatersysteem

 

Het grondwatersysteem binnen het beheergebied van Wetterskip Fryslân bestaat uit vier deelsystemen die in dit hoofdstuk op hoofdlijnen worden beschreven:

  • 1.

    Noordwest Fryslân;

  • 2.

    Midden Fryslân;

  • 3.

    Oost en Zuidoost Fryslân plus Gaasterland;

  • 4.

    De Waddeneilanden.

De gebieden waarbinnen deze deelsystemen liggen, zijn op onderstaande kaart aangegeven.

Figuur 1. Kaart met vier deelsystemen binnen het grondwatersysteem.1)

 

De opbouw van de ondergrond kan als volgt worden geschematiseerd.

In de gebieden 1 en 2 bevindt zich aan het oppervlak de zogeheten deklaag die bestaat uit klei, veen of uit een combinatie van beide grondsoorten. Daaronder bevinden zich maximaal 4 watervoerende pakketten die gescheiden worden door maximaal 3 scheidende lagen.

De watervoerende pakketten bevatten zoet, brak en/of zout grondwater. Deze kwaliteit en de aard van het desbetreffende pakket bepalen de haalbaarheid van een grondwaterwinning. Onder het diepste watervoerende pakket bevindt zich op 200 tot 300 meter diepte “de slecht doorlatende basis” waardoor niet of nauwelijks grondwaterstroming plaatsvindt. Ruwweg ten oosten van de lijn Stavoren – Leeuwarden – Buitenpost is al het grondwater dat zich boven deze basis bevindt, zoet.

Bij de onderstaande, meer gedetailleerde beschrijving per deelgebied wordt ook ingegaan op het aanwezige oppervlaktewatersysteem van waaruit infiltratie naar of drainage vanuit het grondwater kan optreden.

1.Noordwest Fryslân

Dit is het zeekleigebied met overwegend zout grondwater. Het zoet/zout grensvlak (grens 150 mg chloride per liter) bevindt zich ondieper dan 80 m beneden NAP; vaak ligt het op (slechts) enkele tientallen meters diepte. Langs de kust komt alleen zout grondwater voor. Boven de zandpakketten waaruit grondwater kan worden onttrokken, liggen weerstandbiedende deklagen in de vorm van klei en veen die een dempend effect hebben op de grondwaterstandverlagingen in de bovenliggende lagen. Ook is er voldoende oppervlaktewater aanwezig dat het grondwater kan voeden.

Het gebied kenmerkt zich door een beperkte aanwezigheid van natuurgebieden die bovendien niet-grondwaterafhankelijk zijn.

Vanwege de risico’s van verzilting van de beperkte hoeveelheden zoet grondwater zijn de relatief grote bronbemalingen en de onttrekkingen voor grond- en grondwatersaneringen een aandachtspunt.

2.Midden Fryslân

Dit is het merengebied met veel zoet grondwater en met veel oppervlaktewater in de vorm van meren, kanalen en een dicht slotennetwerk; het zoet/zout grensvlak ligt dieper dan 80 m beneden NAP en vaak zelfs op meer dan 200 m. Evenals in gebied 1 bevinden zich hier relatief dikke klei- en veenlagen boven de pakketten waaruit grondwater onttrokken kan worden en verkleint het aanwezige oppervlaktewater de effecten van onttrekkingen. In het oostelijke deel kunnen ondiep in de ondergrond keileemlagen voorkomen, variërend in dikte van enkele centimeters tot meerdere meters. In de beekdalen is de keileem door erosie vaak verdwenen. De leem heeft een dempend effect op de verlagingen in het bovenste grondwater indien eronder grondwater wordt onttrokken.

De meeste natuurgebieden zijn hoger gelegen, vaak langs de boezem, zonder dat er sprake is van directe grondwaterinvloed op de natuurwaarden.

De veenpakketten aan maaiveld zijn gevoelig voor inklinking indien grondwaterstandverlagingen optreden, met name door grote, veelal tijdelijke, onttrekkingen

3.Oost en Zuidoost Fryslân plus Gaasterland

Dit zijn de hogere zandgronden die grotendeels bestaan uit infiltratiegebieden. In beide gebieden komt alleen op grotere diepte zout grondwater voor (dieper dan 200 m beneden NAP). Boven de zandpakketten waaruit grondwater kan worden onttrokken, bevinden zich in het algemeen weinig weerstandbiedende lagen, waardoor de effecten van grondwateronttrekkingen zich aanzienlijk kunnen verspreiden en elkaar kunnen versterken. Bovendien is compenserend oppervlaktewater slechts in beperkte mate aanwezig.

Binnen grote delen van dit deelgebied liggen, evenals in het oostelijke deel van gebied 2, keileempakketten die een dempend effect hebben op grondwaterstandverlagingen. Vooral in Oost Fryslân bevinden zich in de beekdalen en op de flanken daarvan belangrijke natuurgebieden die afhankelijk zijn van hoge grondwaterstanden en die bovendien onder invloed kunnen staan van regionale en lokale kwel.

4.De Waddeneilanden

Onder elk van de vier eilanden bevindt zich een relatief ondiep, klein grondwatersysteem van circa 25 m dikte in de vorm van een “zoetwaterlens”; het bovenliggende duingebied vormt het voedingsgebied. De polders bevatten vooral brak en zout grondwater. De ondergrond bestaat grotendeels uit fijnzandige lagen die aan de onderkant wordt begrensd door een ondoorlatende kleilaag.

Dit betekent dat er sprake is van kwetsbare watersystemen waarin onttrekkingen al snel kunnen leiden tot grote dalingen van de grondwaterstand, met mogelijk verdroging van de grondwaterafhankelijke natuurgebieden als gevolg.

3. Rollen en bevoegdheden van overheden en perceelseigenaren

 

Met de inwerkingtreding van de Waterwet op 22 december 2009, is de verdeling van taken en bevoegdheden van kracht geworden, die is samengevat in de tabel aan het einde van dit hoofdstuk.

De provincies Fryslân en Groningen zijn verantwoordelijk voor het strategische beleidskader voor het kwantitatieve en kwalitatieve grondwaterbeheer door de vertaling van het nationale beleid naar beleidskaders en doelen op regionaal niveau. Dit beleid is vastgelegd in respectievelijk het Waterhuishoudingsplan Fryslân en het Provinciaal omgevingsplan Groningen. In beide plannen is als een belangrijk doel opgenomen het duurzaam gebruik van grondwater zonder dat onevenredige schade aan andere belangen wordt toegebracht. De provincies blijven daarnaast primair verantwoordelijk voor het operationele kwalitatieve grondwaterbeheer vanwege de nauwe samenhang met het instrumentarium voor het kwaliteitsbeheer (op grond van de Wet Bodembeheer) en voor het treffen van antiverdrogingsmaatregelen in en nabij natuurgebieden. Ook blijven zij verantwoordelijk voor onttrekkingen en infiltraties ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening, voor industriële onttrekkingen groter dan 150.000 m3 /jaar en voor onttrekkingen en infiltraties voor bodemenergiesystemen (systemen voor Koude Warmte Opslag, de zogeheten KWO- of WKO-systemen).

 

Dat de waterschappen het operationeel grondwaterbeheer verzorgen, wil niet zeggen dat de waterschappen ook in directe zin verantwoordelijk zijn voor de grondwaterstanden. Wel kunnen zij via de peilen in de watergangen de grondwaterstanden in de nabije en soms verdere omgeving beïnvloeden. Via vergunningen kan gestuurd worden op een duurzaam gebruik van het grondwater.

Als het om particuliere gronden gaat, is het de perceeleigenaar die, als hij dat nodig vindt, zelf maatregelen moet nemen om de gewenste grondwaterstanden te bereiken. Niet de overheid maar de agrarische bedrijven leggen daarom drainages aan om de grondwaterstand te reguleren en de huiseigenaren zelf moeten maatregelen nemen om bijvoorbeeld hun kruipruimtes droog te houden.

In het landelijk gebied reguleert het waterschap via de oppervlaktewaterpeilen de grondwaterstanden. De gemeenten zijn in het bebouwde gebied het eerste aanspreekpunt voor de burger en zij verzorgen de regierol in de (gezamenlijke) aanpak van structurele grondwaterproblemen. Zonodig zorgen de gemeenten daar voor een ontwateringsstelsel waarop een perceelseigenaar het overtollige grondwater kan lozen.2 Het operationeel grondwaterbeheer heeft te maken met regelgeving waar andere overheden het bevoegd gezag vormen. In dit kader zijn de belangrijkste wetten:

  • De Wet Milieubeheer voor het onttrekken van grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden; hiervoor is een ontheffing nodig (bevoegd gezag de provincie);

  • De Wet Bodembescherming als bij een onttrekking een bodemverontreiniging wordt beïnvloed (bevoegd gezag provincie en gemeente);

  • De Natuurbeschermingswet indien een onttrekking invloed heeft binnen een natuurgebied (bevoegd gezag provincie).

3.1 Kansen voor samenwerking in de regio

Ten behoeve van een doelmatig grondwaterbeheer wil het waterschap haar kennis op het gebied van grondwater beschikbaar stellen om in de behoefte aan informatie over grondwater te voorzien.

In de bestuurlijke en ambtelijke overleggen is grondwater een terugkerend aandachtspunt. Door een goede samenwerking tussen het waterschap en de gemeenten ontstaat binnen de ruimtelijke plannen een meerwaarde, waardoor de huidige grondwaterproblemen beter aangepakt kunnen worden en mogelijk toekomstige grondwaterproblemen geminimaliseerd kunnen worden. Denk hierbij aan het logisch plannen van nieuwbouwprojecten, zodat niet in de natste delen van een projectgebied wordt gebouwd.

 

Aandacht voor grondwater in de beginfase van een initiatief

Het waterschap streeft ernaar om zoveel mogelijk in voortrajecten van initiatieven aandacht te vragen voor waterbelangen. In overleg met initiatiefnemers en medeoverheden worden voorstellen gedaan om bijvoorbeeld belangen van derden te beschermen (zoals landbouw, natuur, zetting van grondlagen, archeologische bodemschatten of andere onttrekkingen).

Voorgesteld kan bijvoorbeeld worden:

  • uit welke bodemlaag grondwater kan worden onttrokken en waarin water mag worden geïnfiltreerd;

  • dat metingen of berekeningen worden verricht om het effect van de onttrekking op de omgeving te bepalen;

  • de hoeveelheden te onttrekken grondwater of te infiltreren water.

  • een tijdsduur van de grondwateronttrekking of infiltratie;

  • dat maatregelen en voorzieningen worden getroffen om schade te voorkomen;

  • dat voor bepaalde tijd geen water wordt onttrokken of geïnfiltreerd;

Door te informeren en mee te denken probeert het waterschap bij initiatiefnemers bewustzijn te creëren voor een duurzaam gebruik van grondwater. Zonder gebruik te hoeven maken van juridische instrumenten.

 

Grondwaterregister

Landelijk wordt samengewerkt aan het grondwaterregister. Hierin worden alle meldings- en vergunningsplichtige onttrekkingen bijgehouden door alle vergunningverlenende instanties. TNO beheert dit register (zie paragraaf 4.2).

Kennisnetwerken

Er is een landelijke werkgroep grondwater waarin de ministeries IenM en EL&I, CSN, provincies, waterschappen, UvW, Deltares en RIVM samenwerken aan de implementatie van het grondwatergedeelte van de Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn. Daarnaast bestaat er een themagroep grondwater van de Unie van Waterschappen waarin ervaringen worden uitgewisseld en kennis wordt gedeeld. Wetterskip Fryslân wisselt kennis en ervaring uit met beide groepen.

 

Tabel 1: Kwantitatieve grondwatertaken van de diverse overheden en van de perceeleigenaren.

(zie ook het Waterbeheerplan 2010-2015, het Waterhuishoudingsplan Fryslân 2010-2015 en het bijbehorende Achtergronddocument)

Waterschap

Provincie

Gemeente

Perceelseigenaar

  • Vastleggen van het operationeel grondwaterbeheer in het Waterbeheerplan.

  • Uitvoering van het operationeel grondwaterbeheer in de vorm van:

  • 1.

    vergunningverlening, toezicht en handhaving van grondwateronttrekkingen (kwantitatief) en infiltraties (kwantitatief en kwalitatief) op grond van artikel 19 lid 3 van de Keur, met uitzondering van de drie categorieën waarvoor de provincie bevoegd gezag is;

  • inclusief het verzorgen van het bijbehorende grondwater-register;

  • 2.

    behandelen van meldingen van grondwateronttrekkingen;

  • 3.

    uitvoeren watertoets over planologische besluiten die van invloed zijn op grondwater.

  • Indirecte beïnvloeding van het grondwaterpeil door middel van het instrument Gewenst Peilbeheer.

  • Advisering van gemeenten ten behoeve van het watersysteem, het (Verbrede) Gemeentelijke

  • Rioleringsplan, het watertoetsproces etc.•

  • Vastleggen van het strategisch grondwaterbeleid in het Waterhuishoudingsplan.

  • Vergunningverlening en handhaving van drie categorieën grondwatergebruik:

  • a.

    onttrekkingen en infiltraties ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening;

  • b.

    industriële onttrekkingen groter dan 150.000 m3/jaar;

  • c.

    onttrekkingen en nfiltraties voor bodem- energiesystemen (systemen voor Koude Warmte Opslag, de zogeheten KWO- of WKO-systemen);

  • inclusief het verzorgen van het bijbehorende grondwaterregister.

  • Verzorgen van de inrichting en beheer van het meetnet grondwaterkwantiteit, samen met Wetterskip Fryslân.

  • Vastleggen van het gemeentelijke beleid en de gemeentelijke zorgplicht voor het grondwater in het (Verbrede) Gemeentelijke Rioleringsplan.

  • Betrekken van grondwater- aspecten bij ruimtelijk beleid / de watertoets (bijvoorbeeld bij het verlenen bouwvergunningen).

  • Treffen van maatregelen in het openbaar gemeentelijk gebied om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken (als eigenaar).

  • Verwerken van overtollig grondwater via een openbaar ontwateringsstelsel (inspannings- verplichting) door berging, nuttige toepassing of (al dan niet na zuivering) infiltreren in de bodem of lozen op het oppervlaktewater.

  • Eerste aanspreekpunt voor de burger en verzorgen van de regierol in de (gezamenlijke) aanpak van structurele grondwaterproblemen;

  • zonodig zorgen voor ontwateringsstelsel waarop een perceelseigenaar het overtollige grondwater kan lozen.

  • Verantwoordelijk voor de grondwatersituatie op het perceel en daarmee ook verantwoordelijk voor het op het eigen perceel treffen van maatregelen tegen grondwateroverlast;

  • dit voorzover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van de buur (overheid of particulier).

 

4.Beleidskader

 

Het kwantitatieve grondwaterbeheer heeft relaties met tal van thema’s die voor het waterschap vertrouwd zijn, bijvoorbeeld:

  • peilbeheer van het oppervlaktewater;

  • behoud en versterking van natte natuurwaarden;

  • beperking van bodemdaling;

  • droogtebestrijding;

  • tegengaan van zoute kwel;

  • functiebediening landbouw en bebouwing.

Daarnaast heeft het grondwater tal van directe gebruiksfuncties of beïnvloedt het andere functies. Het wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening en industrie, maar ook in de landbouw wordt gebruik gemaakt van grondwater (beregening, veedrenking). Bij de aanleg van gebouwen of infrastructuur dient het grondwaterpeil vaak verlaagd te worden om het werk droog te kunnen uitvoeren.

De bodem en het grondwater zijn in het beheergebied van Wetterskip Fryslân schoon vergeleken met andere delen van Nederland. Soms is echter een grond- of grondwatersanering nodig, waarbij het grondwater wordt opgepompt en gereinigd. Het oppompen kan gevolgen hebben voor het grondwaterpeil. Zo kan een te lage grondwaterstand effect hebben op de landbouw, natuur, infrastructuur en bebouwing of op andere grondwateronttrekkingen. Daarom kan bij saneringsoperaties en bij bronbemalingen worden voorgeschreven dat het opgepompte grondwater weer wordt geïnfiltreerd.

De praktijkervaringen van het waterschap met de uitvoering van het operationele grondwaterbeheer zijn positief. In het algemeen voldoet de huidige regelgeving die is overgenomen van de provincie Fryslân.

Wel verdient in het kader van duurzaam grondwaterbeheer en om in de toekomst knelpunten te voorkomen, een aantal aspecten nadere uitwerking:

  • 1.

    aanpassing van het algemeen beleid voor grondwateronttrekkingen (§ 4.3);

  • 2.

    gebiedsgericht grondwaterbeheer (§ 4.4);

  • 3.

    aandachtsgebieden rond grondwaterafhankelijke natuurgebieden (§ 4.5);

 

Deze onderwerpen worden uitgewerkt nadat eerst in § 4.1 de ambities en doelstellingen van Wetterskip Fryslân zijn beschreven en in § 4.2 is ingegaan op de doelstellingen voor, en de gang van zaken bij, het operationeel grondwaterbeheer.

 

4.1 Ambities en doelstellingen Wetterskip Fryslân

Om voor bestuur en ambtelijke organisatie en voor externe partijen vast te leggen wat op strategisch, tactisch en operationeel niveau de koers is van Wetterskip Fryslân en hoe de grondwaterbeheertaken worden opgevat, zijn voor deze drie niveaus de ambities en doelstellingen beschreven. Zie hiervoor de tabel op de volgende 2 pagina’s.

Bij de uitwerking en toepassing geldt dat deze moeten passen binnen de praktische en financiële mogelijkheden.

Tabel 2: Matrix met de ambities en doelstellingen van Wetterskip Fryslân.

Strategisch grondwaterbeheer“Waar gaan we heen?”

Tactisch grondwaterbeheer“Wat gaan we doen”

Operationeel grondwaterbeheer“Hoe voeren we onze taken uit”

Watersysteembenadering

  • Het waterschap betrekt als integraal waterbeheerder de grondwateraspecten nadrukkelijk bij het oppervlaktewater-beheer en omgekeerd.

 

  • Grondwater is integraal onderdeel van het waterbeheer.

  • Het grondwaterbeheer verloopt via een systeemgerichte aanpak.

  •  

  • Grondwater onderdeel laten zijn van de afweging bij peilbesluiten die worden vastgesteld door middel van het instrument Gewenst Peilbeheer.3

Duurzaam grondwaterbeheer

  • Het grondwatersysteem wordt duurzaam beheerd.

  •  

  • Binnen de trits vasthouden – bergen – afvoeren die geldt voor het oppervlaktewaterbeheer, heeft het vasthouden ook een positief effect op de aanvulling van het grondwater.

  •  

  • Het reguleren van grondwater- onttrekkingen en infiltraties.

  • Het in stand houden van een adequaat grondwatermeetnet met periodieke analyses en rapportages van de verrichte metingen.

  • Het in stand houden van een grondwaterregister.

Integrale planvorming

  • In onze advisering over grondgebruiks- functies streven wij naar het duurzaam gebruik van het grondwatersysteem.

  •  

  • Grond- en oppervlaktewater worden in samenhang beschouwd bij toepassing van het instrument Gewenst Peilbeheer, de inrichting van het watersysteem, advisering, vergunningverlening en handhaving.

  •  

  • In het watertoetsproces worden in het advies aan de gemeenten de grondwateraspecten meegewogen.

  • In watergebiedsplannen wordt grondwater als onderdeel van Gewenst Peilbeheer beschouwd

Kennis delen

  • Binnen zijn beheergebied stelt het waterschap zijn kennis op het gebied van grondwater beschikbaar voor zijn partners.

  •  

  • Samenwerking met andere overheden en met belangenorganisaties wordt nagestreefd.

  • Het waterschap vervult een adviserende en faciliterende rol naar de gemeenten in haar beheergebied.

  • Communicatie is gericht op de bewustwording van duurzaam grondwatergebruik.

  •  

  • Het adviseren van gemeenten bij het opstellen van de (verbrede4) gemeentelijke rioleringsplannen en waterplannen en de uitwerking daarin van de grondwaterzorgplicht.

  • Communicatie die zich richt op de diverse doelgroepen, zowel intern als extern, met gebruikmaking van de benodigde analoge en digitale middelen.5

 

4.2 Algemeen operationeel grondwaterbeheer

Algemeen

Het waterschap draagt samen met de provincies zorg voor het duurzaam beheer van het grondwatersysteem. Binnen de trits vasthouden – bergen – afvoeren die geldt voor het oppervlaktewaterbeheer, heeft het vasthouden ook een positief effect op het aanvullen van het grondwater. Dit is vooral effectief in de infiltratiegebieden op de hoger gelegen zandgronden vanwege de daar voorkomende lage grondwaterstanden en het hoge bergingsvermogen van de bodem (Hydrologic, 2004). Het leidt tot hogere grondwaterstanden en daarmee tot grotere grondwatervoorraden. Het water komt vervolgens ten goede aan de natuur in de beekdalen en op de flanken van deze dalen (via opkwellend grondwater) en het komt ten goede aan de landbouw (tegengaan van droogteschade).

Grondwater in afweging peilbesluiten

Grondwater maakt door toepassing van het instrument Gewenst Peilbeheer onderdeel uit van de peilbesluiten. Gewenst Peilbeheer richt zich op het landelijk gebied waarbij grondwater en oppervlaktewater in samenhang worden beschouwd en de bandbreedte voor de grondwaterpeilen worden bepaald die het beste aansluiten bij het huidige grondgebruik in een gebied. In het gebiedsproces om te komen tot watergebiedsplannen worden ook de maatregelen meegenomen die voortvloeien uit het NBW (Nationaal Bestuursakkoord Water) en de KRW (Kaderrichtlijn Water). Een aantal van die maatregelen beïnvloeden ook het grondwater. Dit alles wordt in samenhang uitgewerkt.

Grondwatermeetnet

Ter ondersteuning van het grondwaterbeheer is een adequaat meetnet onmisbaar. De belangrijkste redenen hiervoor zijn:

  • 1.

    het geeft inzicht in het functioneren van het grondwatersysteem, in de fluctuatie van de grondwaterstanden (in tijd en ruimte) en in eventuele trends;

  • 2.

    het levert een belangrijke indicator voor de doelrealisatie landbouw en de doelrealisatie natuur zoals die bijvoorbeeld in de watergebiedsplannen worden vastgesteld;

  • 3.

    het ondersteunt de objectieve onderbouwing bij behandeling van klachten;

  • 4.

    het maakt het inschatten mogelijk van effecten van ruimtelijke ontwikkelingen en van voorgenomen ingrepen en maatregelen (zoals aanleg van drainagesystemen, bouwrijp maken, bodemsaneringen, bouwputbemalingen);

  • 5.

    het ijken en controleren van rekenmodellen;

  • 6.

    het draagt bij aan het monitoren van effecten genoemd bij punt 4.

  •  

De provincies hebben een historisch gegroeid meetnet voor het grondwaterbeheer. De gegevens die daarmee worden verzameld, worden ingebracht in de landelijke databank die voor iedereen – dus ook voor Wetterskip Fryslân - toegankelijk is.

Het waterschap heeft ook een aantal grondwatermeetpunten in beheer die vooral toegespitst zijn op projecten. Naast provincies en waterschap worden er ook grondwatermetingen uitgevoerd door de terreinbeherende instanties en door waterbedrijf Vitens.

Om de diverse meetnetten efficiënter en in onderlinge samenhang te beheren, wil het waterschap met de meetnetbeheerders onderling tot afstemmingsafspraken komen

Grondwaterregister

Onttrekkingen die worden gemeld of waarvoor een vergunning wordt verleend worden geregistreerd. Er wordt gebruik gemaakt van het Landelijk Grondwater Register. Per locatie worden bijvoorbeeld het gebruiksdoel, de vergunde en de onttrokken of geïnfiltreerde hoeveelheden, de diepte van de onttrekking of infiltratie en diverse administratieve gegevens opgenomen.

Vanwege het feit dat er persoonsgegevens in staan, is het register niet openbaar en alleen toegankelijk voor de betrokken ambtenaren van het bevoegd gezag (provincies en waterschappen). Wel is het op het kantoor van het waterschap digitaal te raadplegen, uiteraard met inachtneming van de privacyregels.

Behandeling schadeclaims

Door grondwateronttrekkingen kan schade ontstaan, bijvoorbeeld aan gebouwen door zetting van de bodem of voor de landbouw doordat de lagere grondwaterstanden opbrengstreducties veroorzaken.

Eventuele schadevergoedingen worden betaald door de vergunninghouder. Indien het waterschap bevoegd gezag is voor de desbetreffende onttrekking, kan het waterschap als vergunningverlener betrokken raken bij schadegevallen. Dit kan het geval zijn bij de relatief grotere tijdelijke onttrekkingen, zoals bronbemalingen.

Voor het vaststellen van de omvang van de schade is aansluiting gezocht bij de werkwijze van de provincies. Deze hebben de AdviesCommissie Schade Landbouw (ACSL)6 ingesteld die kan worden gevraagd te adviseren over het verzoek om een schadevergoeding. Een dergelijk advies gaat over het oorzakelijk verband tussen de onttrekking en de vermeende schade en over de omvang van de schade.

De Commissie heeft alleen bemoeienis met vergunningplichtige onttrekkingen en niet met meldingsplichtige. Claims worden in behandeling genomen indien bij een bestaande onttrekking het vermoeden van schade bestaat of schade daadwerkelijk is waargenomen. Met het oog op het belang van landelijke rechtsgelijkheid is afgesproken dat van onttrekkingen waarvoor het waterschap de vergunning heeft verleend, schadeclaims ook aan de ACSL kunnen worden voorgelegd. Daarvoor is de provincie de intermediair7; zij betaalt ook de kosten van het onderzoek die worden gefinancierd uit de provinciale grondwaterheffing.

Grondwaterrekenmodel

Voor geavanceerde grondwaterberekeningen maakt Wetterskip Fryslân gebruik van het rekenmodel MIPWA. Dit model is gemaakt door Deltares (een dochteronderneming van TNO) die ook het beheer en onderhoud verzorgt. De opdrachtgever is een consortium dat bestaat uit de vier noordelijke provincies, de inliggende waterschappen, waterleidingbedrijven en enkele gemeenten.

Het grondwatermodel MIPWA wordt hoofdzakelijk ingezet voor het berekenen van effecten van peilveranderingen van het oppervlaktewater. Ook effecten van onttrekkingen kunnen er mee worden gesimuleerd, vooral wanneer het gaat om grotere gebieden en grotere onttrekkingen. Voor kleine individuele onttrekkingen is het model te grof. Dan wordt gewerkt met een eenvoudiger rekenmodel.

 

4.3 Algemeen beleid voor grondwateronttrekkingen

Vergunningverlening en handhaving van grondwateronttrekkingen

Eind 2009 is het beleid en de regelgeving beleidsneutraal overgenomen van de provincie Fryslân die daarvóór bevoegd gezag was. Voor het gehele beheergebied van Wetterskip Fryslân geldt vanaf dat moment die regelgeving. Dus ook voor het Groningse deel van het beheergebied van Wetterskip Fryslân. De provincie Groningen had de grondwatertaak al per 1 januari 2007 overgedragen aan de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s.

Er wordt gestuurd op een duurzaam gebruik van het grondwater. Dit gebeurt in geval van de grotere permanente en tijdelijke onttrekkingen via vergunningverlening en voor de kleinere onttrekkingen via het systeem van meldingen. Een melding is ook voldoende voor gespecificeerde onttrekkingen die onder bepaalde voorwaarden vergunningvrij zijn. Voor die laatste categorie heeft het waterschap algemene regels bij de keur opgesteld.

Indien de vergunningplicht van toepassing is, wordt de voorgenomen onttrekking getoetst aan de algemene doelstellingen die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het waterbeheer. De Waterwet omschrijft in artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag:

  • a.

    voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en;

  • b.

    bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en;

  • c.

    vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

 

In geval van grote schaarste kan het dagelijks bestuur van het waterschap het verrichten van handelingen, waaronder het onttrekken van grondwater, verbieden.8

In 2010 zijn door het waterschap de eerste ervaringen opgedaan met het operationeel grondwaterbeheer. Het aantal meldingen van voorgenomen grondwateronttrekkingen bedraagt circa 150 per jaar en het aantal vergunningsplichtige onttrekkingen circa 5 per jaar. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het aantal onttrekkingen waarvoor het waterschap het bevoegd gezag is9.

 

onttrekkingscategorie

 

door Wetterskip Fryslân in 2010 in behandeling genomen

totaal aantal onttrekkingen op 1 januari 2011

permanente onttrekkingen

 

 

veedrenking

33

1023

beregening

4

217

proceswater

1

46

koelwater

-

2

overig

3

164

totaal

41

1452

 

 

 

tijdelijke onttrekkingen

 

 

bronbemaling

105

 

bodemsanering

4

 

grondwatersanering

1

 

overig

2

 

totaal

112

 

 

tabel 3. Aantal onttrekkingen per onttrekkingscategorie.

 

Sinds de taakoverdracht naar het waterschap is, overeenkomstig de bedoeling van de gewijzigde wetgeving, een voordeel ontstaan doordat er vaker meervoudige vergunningen worden verstrekt, bijvoorbeeld voor een grondwateronttrekking, een lozing op het oppervlaktewater en een aanpassing van het watersysteem.

Handhaving van de grondwaterregelgeving is geïntegreerd met andere taakonderdelen en bestaat onder andere uit regelmatige bezoeken van de onttrekkingslocaties, veldinspecties naar illegale onttrekkingen en administratieve controle van jaaropgaven van onttrokken hoeveelheden.

Gebleken is dat er met de overdracht van de grondwatertaken naar het waterschap een beter zicht is ontstaan op de bestaande onttrekkingen, doordat er meer mensen in het veld aanwezig zijn (bijvoorbeeld de rayonbeheerders en de medewerkers handhaving). Waar net na de overdracht van de grondwatertaak bij een controle van een infiltratie nog wel eens een niet gemelde onttrekking werd geconstateerd, komt dit nu steeds minder voor.

 

Evaluatie algemeen beleid voor tijdelijke onttrekkingen

Op basis van ervaringen tot nu toe en de wens tot vereenvoudiging van de regelgeving worden er aanpassingen doorgevoerd in de algemene regels.

Artikel 5 Bronbemalingen, grondsaneringen en proefonttrekkingen en artikel 6 Grondwatersaneringen van de Algemene Regels bij de keur van Wetterskip Fryslân, Algemene bepalingen en voorschriften voor onttrekkingen van grondwater uit de bodem worden als volgt gewijzigd:

Bronbemalingen, grondwatersaneringen, grondsaneringen en proefonttrekkingen zijn vergunningsplichtig indien de onttrekking langer duurt dan 4 maanden of groter is dan 50.000 m 3 per maand

 

Tot nu toe gold als grens voor bronbemalingen, grondsaneringen en proefonttrekkingen 6 maanden en 100.000 m 3 per maand. Dit kan in totaal dus gaan om 600.000 m3 grondwater. Dergelijke onttrekkingen zijn dermate groot dat het waterschap deze wil toetsen, omdat ze een nadelig effect kunnen hebben op de hiervoor genoemde toetsingsaspecten uit de Waterwet. Voor grondwatersaneringen gold geen tijdscriterium en 50.000 m 3 per maand. Grondwatersaneringen worden met de aanpassing van de Algemene Regels hetzelfde behandeld als de genoemde andere tijdelijke onttrekkingen. Met de aanpassing naar 50.000 m3 en 4 maanden kan de onttrokken hoeveelheid grondwater onder Algemene Regels nog maximaal 200.000 m3 zijn. De nieuwe grenzen sluiten aan bij de grenzen die de Belastingdienst tot 1 januari 2012 hanteerde om voor dit type onttrekkingen grondwaterbelasting te heffen. Het waterschap hanteert met de aanpassing van de grens grenzen die herkend worden en bekend zijn. Door de aanpassing zullen naar verwachting per jaar enkele vergunningen extra aangevraagd worden.

 

4.4 Gebiedsgericht grondwaterbeheer

In het Waterbeheerplan 2010 – 2015 is opgenomen dat het waterschap tijdens de planperiode het beleid dat de provincie Fryslân tot eind 2009 hanteerde, verder wil verfijnen om te komen tot een gebiedsgerichte aanpak.

Hierbij moet rekening gehouden worden met de opbouw van de ondergrond en de aanwezigheid van oppervlaktewater (van waaruit infiltratie in de bodem kan optreden). De mate van verlaging door een grondwateronttrekking en daarmee van de gevolgen voor andere belangen zijn immers afhankelijk van deze factoren.

In het Waterbeheerplan zijn hiervoor reeds vier deelgebieden onderscheiden die in hoofdstuk 2 zijn beschreven.

 

Gebiedsgericht beleid voor grondwateronttrekkingen kan niet worden gebaseerd op strikte kwantitatieve regels, bijvoorbeeld op de maximaal toegestane grondwaterstandverlagingen, de kwelvermindering of op de effecten op andere grondwatergebruikfuncties (landbouw, natuur etc.). Dit is niet praktisch vanwege de vele variaties binnen de grondwatersystemen in combinatie met de vele variaties in de effecten van de verlagingen op genoemde functies.

Denk daarbij bijvoorbeeld aan de vele landbouwgewassen of vegetatietypen die voorkomen. Bovendien zouden in relatie tot de omvang van de onttrekkingen waarvoor het waterschap bevoegd gezag is, kwantitatieve regels onevenredig hoge inspanningen vragen van de vergunningaanvrager (berekenen van effecten op de grondwaterstanden en analyse van mogelijke effecten).

 

Doorwerking gebiedsgericht grondwaterbeheer

Bovenstaande constateringen, en de kennis uit hoofdstuk 2, hebben ertoe geleid dat alleen de regelgeving voor de Waddeneilanden wordt aangepast. Dit vanwege de kleine en kwetsbare grondwatersystemen. Relatief kleine onttrekkingen kunnen daar namelijk toch een behoorlijk effect hebben. Vandaar dat grondwateronttrekkingen op de Waddeneilanden eerder vergunningsplichtig zullen worden dan op de vaste wal. Bovendien wordt hiermee de doelstelling ondersteund om de komende jaren te komen tot duurzame Waddeneilanden.

 

Op de Waddeneilanden Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog:

  • zijn grondwateronttrekkingen met een capaciteit die groter is dan 5 m3 per uur en die niet vallen onder de Algemene Regels vergunningsplichtig en moeten worden geregistreerd.

 

Voor de tijdelijke onttrekkingen op de Waddeneilanden die vallen onder de algemene regels heeft de wijziging van de grens voor vergunningen geen consequenties. Maar het dagelijks bestuur kan als voorwaarde stellen dat grondwater teruggebracht wordt in dezelfde laag als waaruit het is onttrokken (retourbemalen). Op de waddeneilanden zal het uitgangspunt zijn dat het onttrokken grondwater terug wordt gebracht in de bodem. Dit betekent dat het onttrokken grondwater op de bodem geloosd wordt, zodat het de grond weer in kan dringen. Daarmee wordt het grondwater teruggebracht in dezelfde laag als waar het uit is onttrokken. Zo wordt voorkomen dat opgepompt zoet grondwater onnodig via het oppervlaktewatersysteem naar zee wordt afgevoerd.

 

Op de Waddeneilanden Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog is het uitgangspunt dat grondwater dat wordt onttrokken voor bronbemalingen, grond- en grondwatersaneringen en proefonttrekkingen, zonodig na zuivering, teruggebracht wordt in dezelfde laag als waaruit het is onttrokken.

 

Om het burgers en bedrijven makkelijk te maken is een stroomschema gemaakt waaruit blijkt of de voorgenomen onttrekking vergunningsplichtig, meldingsplichtig en/of registratieplichtig is en of de Algemene Regels van toepassing zijn. Het schema is opgenomen als bijlage 1.

 

4.5 Aandachtsgebieden rond grondwaterafhankelijke natuurgebieden

Provincies en waterschap streven naar de bestrijding van de verdroging in natuurgebieden zowel binnen als buiten deze gebieden. Hiertoe worden tal van waterhuishoudkundige maatregelen genomen. Vanuit het grondwaterbeheer bezien, zijn daarbij vooral de gebieden met grondwaterafhankelijke natuur relevant. Rond dergelijke gebieden worden vaak de grondwaterstanden hoog gehouden. In verband hiermee heeft de provincie Fryslân in haar Waterhuishoudingsplan een gedragsregel opgesteld die als volgt luidt:

 

“Bij de vaststelling van nieuwe peilbesluiten wordt de volgende norm gehanteerd: Rondom natuur- en beheersgebieden een drooglegging behorend bij grondwatertrap Gt 2*.10 Deze norm geldt alleen als de voorgestelde peilverandering een nadelig effect heeft op de natuurwaarden in de natuur- en beheersgebieden. Een uitzondering op deze regel geldt voor peilverlagingen die niet groter zijn dan de opgetreden bodemdaling.”

Figuur 2: Drooglegging en ontwateringsdiepte in een dwarsprofiel.

 

Deze norm uit het Waterhuishoudingsplan richt zich in directe zin op de oppervlaktewaterpeilen in de watergangen en indirect op de grondwaterstanden. Op kaart 7 behorende bij het Waterhuishoudingsplan Fryslân 2010 – 2015 en bij het Waterbeheerplan 2010-2015 zijn de natuur- en beheersgebieden weergegeven.

De regel van de provincie gaat uit van een peilverlaging ten behoeve van de landbouw. Het peil mag dan dus verlaagd worden tot Gt 2*. In de huidige praktijk gaat het echter steeds vaker om een peilverhoging ten behoeve van de natuur. Naar analogie van de regel wordt gesteld dat het peil in de watergang omhoog mag tot een ontwateringsdiepte behorend bij Gt 2*. Het is een compromis tussen functiebediening landbouw en natte natuur. Na vaststelling van een peilbesluit is het treffen van maatregelen in percelen of watersystemen die leiden tot verdere vernatting of verdroging ongewenst. In de contacten met grondgebruikers wordt dit nadrukkelijk onder de aandacht gebracht.

 

In de watergebiedsplannen die de komende jaren in het beheergebied van Wetterskip Fryslân worden opgesteld, wordt verder ingegaan op de aanwezigheid en selectie van de gebieden met een grondwatertrap Gt 2*. In de watergebiedsplannen worden waterpeilen afgesproken die voor landbouw en natuur acceptabel zijn. Peilbesluiten worden eens in de 10 jaar heroverwogen.

Voetnoten

1)

Gebied 1: zuidelijke grens op 0 m NAP; maaiveld veelal boven NAP; zoet/zout grensvlak (grens 150 mg chloride per liter) ondieper dan 80 m – NAP

 

Gebied 2: begrenzing op 0 m NAP; maaiveld in het algemeen onder NAP; zoet/zout grensvlak dieper dan 80 m – NAP

 

Gebied 3: westelijke en noordelijke grens op 0 m + NAP; maaiveld boven NAP; zoet/zout grensvlak dieper dan 200 m – NAP

 

Gebied 4: de waddeneilanden; gebieden met zoet grondwater, ondiep voorkomend

2)

Waterwet, artikel 3.6:

 

  • 1.

    De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor het in het openbaar gemeentelijk gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort.

  • 2.

    De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten mede de verwerking van het ingezamelde grondwater, waaronder in ieder geval worden begrepen de berging, het transport, de nuttige toepassing en het, al dan niet na zuivering, op of in de bodem of in het oppervlaktewater brengen van ingezameld grondwater, en het afvoeren naar een zuiveringstechnisch werk.

3)

Gewenst Peilbeheer is het instrument om waterpeilen en ruimtelijke grondgebruikfuncties goed op elkaar af te stemmen. Het Gewenst Peilbeheer (voorheen GGOR:Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime) wordt vastgelegd in de watergebiedsplannen.

4)

Verbreed wil zeggen dat in het rioleringsplan naast het rioleringsbeleid ook het beleid ten aanzien van het afvloeiend hemelwater en het grondwater wordt vastgelegd.

5)

Een voorbeeld van communicatie is dat om de indringing van hemelwater in de bodem te bevorderen het waterschap via kennisoverdracht burgers stimuleert hun tuin zoveel mogelijk onverhard in te richten.

6)

De voorganger van de ACSL is de Commissie van deskundigen grondwaterbeheer (CDG)

7)

Zie ook de waterverordening provincie Fryslân.

8)

zie artikel 22 van de Keur

9)

Alle aanvragen zijn vergund of konden met een melding worden afgehandeld

10)

Gt 2*: Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) tussen 25 en 40 cm beneden maaiveld Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) tussen 50 en 80 cm beneden maaiveld

 

 

 

 

Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân in de openbare vergadering van 7 februari 2012.

ir. P.A.E. van Erkelens,

Dijkgraaf

drs. M.M. van Akkeren RC,

Secretaris-directeur

Bijlage 1: Keurschema grondwateronttrekkingen

Juridische doorwerking van dit beleid vindt plaats met een keurwijziging in 2012. Onderstaand schema zal daarin worden opgenomen.

 

Bijlage 2: Literatuurlijst.

Alterra, 2011; De Grondwatertrappen (Gt) kaart van Nederland, schaal 1 : 50 000; http://www.grondwaterdynamiek.wur.nl/NL/overzicht+methoden/

FutureWater, 2005; Positieve en negatieve effecten van drainage; Een analyse in het kader van het “Eindadvies Berging en Afvoer” voor Wetterskip Fryslân

Hoogheemraadschap van Delfland, 2009; Beleidsnota grondwaterbeheer Delfland 2009-2012

Hydrologic, 2004; Vasthouden door verbeterde sturing – uitwerking in praktijkonderzoek; FLOWS project 3C, eindrapport

 

Nederland leeft met water; 2004; Karakterisering deelstroomgebied Rijn-Noord Provincie Fryslân, 2009; Waterverordening provincie Fryslân

Provincie Groningen, 2009, Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013

Royal Haskoning, 2008; Goede grenzen aan grondwateronttrekkingen in de Provincie Friesland

Wetterskip Fryslân, 2006; Eindrapportage Vasthouden, bergen en afvoeren van water voor het watersysteem Fryslân

Wetterskip Fryslân en Provincie Fryslân, 2009; Waterbeheerplan 2010-2015

Wetterskip Fryslân en Provincie Fryslân, 2009; Waterhuishoudingsplan Fryslân 2010-2015 Wetterskip Fryslân en Provincie Fryslân, 2009; Achtergronddocument: Beschrijving

watersysteem en wettelijk kader

Wetterskip Fryslân en Provincie Fryslân, 2009; Status, toestand, waterkwaliteitsdoelen en maatregelen KRW-waterlichamen