Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 18 april 2023 nr. UTSP-409503556-9956 houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Programmeringsregeling 2023 in het kader van herstel na corona provincie Utrecht) |
Citeertitel | Programmeringsregeling 2023 voor presentatie organisaties in het kader van de gevolgen van de coronacrisis provincie Utrecht |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervalt op 1 januari 2025.
Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-11-2023 | 18-04-2023 | artikel 6 | 24-10-2023 | UTSP-409503556-9956 | |
27-04-2023 | 10-11-2023 | nieuwe regeling | 18-04-2023 |
Gedeputeerde Staten van Utrecht;
Gelet op het Programma Cultuur en Erfgoed, Beleidsdoel 7.1.4 ‘De culturele infrastructuur is sterk’ en artikel 1.4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;
Culturele presentatie organisaties door de gevolgen van de coronacrisis nog niet volledig zijn hersteld, daarbovenop te maken hebben met nieuwe problemen zoals de energiecrisis, inflatie, de personeelskrapte en de hogere productieprijzen in financiële en organisatorische problemen komen of dreigen te komen en daardoor niet in staat zijn een aantrekkelijk of risicovol programma te realiseren.
In deze verordening wordt verstaan onder:
Bovenlokaal: het publieksbereik van de organisatie reikt, blijkend uit bezoekersaantallen en herkomstcijfers, verder dan de gemeente waar de organisatie is gevestigd. Voor gemeenten met meer kernen reikt het publieksbereik, blijkend uit bezoekersaantallen en herkomstcijfers, verder dan de kern van de gemeente waar de organisatie is gevestigd;
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt in het kader van het Programma Cultuur en Erfgoed, Beleidsdoel 7.1.4 ‘De culturele infrastructuur is sterk’ aan presentatie organisaties voor activiteiten zoals voorstellingen, tentoonstellingen en projecten die in voldoende mate bijdragen aan het herstel van de cultuursector na corona.
Subsidiabel zijn kosten zoals genoemd in art.53 AGVV lid 5 a. t/m f. (zie bijlage art. 53 AGVV), namelijk kosten die voortvloeien uit het project of de activiteit zoals activiteitenlasten materieel (programma, techniek en marketing), activiteitenlasten personeel (gages of uitkoopsommen, productie en publiciteit) en beheerslasten zoals coördinatie t.b.v. de activiteit.
Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger
De subsidieontvanger wordt gevraagd bij de uitvoering van de activiteit het principe van de Fair Practice Code toe te passen
Artikel 9 Europese regelgeving
Conform artikel 1, lid 4 sub a) en b) van Verordening (EU) Nr. 651/2014 wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij door dezelfde lidstaat toegekende steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 18 april 2023.
Gedeputeerde Staten van Utrecht,
Voorzitter,
mr. J.H. Oosters
Secretaris,
mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen
Onderneming: een onderneming zoals bedoeld in artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Het begrip ‘onderneming’ staat centraal in het staatssteunrecht. De staatssteunregels zijn alleen van toepassing als er sprake is van steun aan een onderneming die een economische activiteit verricht, ongeacht haar rechtsvorm en wijze van financiering. Iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden, is een economische activiteit. Daarmee kan bijvoorbeeld ook een stichting onder omstandigheden onder het begrip onderneming vallen. Als een overheid steun verleent aan een entiteit die niet als een onderneming kan worden aangemerkt, kunnen de staatssteunregels buiten beschouwing worden gelaten.
Artikel 3 Subsidieontvangers / doelgroepen
Culturele centra kunnen geen aanvragen doen voor activiteiten gericht op amateurkunst. Met culturele centra wordt een centrum bedoeld zijnde een ruimte of accommodatie voor manifestaties op het gebied van kunst- en cultuur in het kader van amateurkunst (kunst- en cultuurbeoefening in de vrije tijd). Het provinciaal steunpakket is bedoeld voor herstel van de culturele infrastructuur met een regionaal belang. Dit type organisaties programmeert aanbod met een lokaal karakter en dient daarom een beroep te doen op gemeentelijke regelingen.
Individuele of collectieven van makers kunnen geen subsidie aanvragen voor deze regeling omdat de subsidieaanvrager een culturele presenterende instelling moet zijn. Deze subsidieregeling is wel bedoeld om individuele of collectieven van makers hun werk te kunnen laten presenteren.
Als datum van binnenkomst geldt de datum waarop een volledige aanvraag is ingediend.
Per organisatie mag één aanvraag worden ingediend op basis van deze subsidieregeling. Als er sprake is van een organisatie die meerdere podia bevat, en deze organisatie is één juridische entiteit, kan er per organisatie meerdere aanvragen worden ingediend, namelijk één aanvraag per podium. Het gaat hierbij om permanente podia die op verschillende locaties zijn gevestigd.
Bij het indienen van de aanvraag is het niet nodig om ter onderbouwing van de begroting offertes bij te voegen. Bij het opvoeren van kosten inhuur derden dienen wel zowel het aantal uren als het tarief bij de aanvraag te worden aangegeven. Ook dient bij de aanvraag de aard van de materiele kosten te worden toegelicht zodat getoetst kan worden of de activiteiten vallen binnen de activiteiten van de staatssteunvrijstelling.
Artikel 6 Hoogte van de subsidie
Voor organisaties gevestigd in de regiogemeenten wordt binnen deze subsidieregeling een apart bedrag van minimaal 200.000 euro gereserveerd. Met dit gereserveerde bedrag wordt ervoor gezorgd dat de subsidie niet alleen terecht komt bij de grote steden Utrecht en Amersfoort maar ook bij de kleinere regiogemeenten. Op deze manier wordt een extra impuls gegeven om de subsidie in de gehele provincie Utrecht terecht te laten komen.
Mocht het gereserveerde subsidieplafond voor de regiogemeenten niet worden bereikt kunnen deze middelen worden toegevoegd aan het maximale subsidieplafond voor aanvragen uit de gemeenten Utrecht en Amersfoort.
Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger
De subsidieontvanger wordt gevraagd bij de uitvoering van de activiteit het principe van de Fair Practice Code toe te passen. De code is een Nederlandse richtlijn voor het ondernemen en werken in de kunsten-, cultuur- en creatieve sector gebaseerd op vijf kernwaarden: solidariteit, diversiteit, duurzaamheid, vertrouwen en transparantie. Daarom is het letterlijk toepassen van de code geen verplichting, maar wordt gevraagd de doelstellingen en ambities in de uitvoering van de activiteiten te onderschrijven.
Artikel 53 AGVV Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed
Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
De steun wordt toegekend voor de volgende culturele doelstellingen en activiteiten:
musea, archieven, bibliotheken, kunstencentra en cultuurcentra of artistieke of culturele locaties, theaters, operahuizen, concerthallen, andere live-performanceorganisaties, cinematografische erfgoedinstellingen, en andere vergelijkbare artistieke en culturele infrastructuurvoorzieningen, organisaties en instellingen;
materieel erfgoed, waaronder alle vormen van roerend of onroerend cultureel erfgoed en archeologische sites, monumenten, historische locaties en gebouwen; natuurerfgoed met een rechtstreekse band met cultuurerfgoed of indien dit door de bevoegde overheidsinstanties van een lidstaat formeel is erkend als cultuur- of natuurerfgoed;
Wat investeringssteun betreft, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten voor investeringen in materiële en immateriële activa, met inbegrip van:
kosten om cultureel erfgoed beter toegankelijk te maken voor het publiek, met inbegrip van kosten voor digitalisering en andere nieuwe technologieën, kosten om de toegankelijkheid te verbeteren voor mensen met speciale behoeften (met name hellingbanen en liften voor mensen met een handicap, aanduidingen in braille en voel- en tastobjecten in musea) en kosten om de culturele diversiteit ten aanzien van presentaties, programma's en bezoekers te bevorderen;
Wat exploitatiesteun betreft, zijn de in aanmerking komende kosten de volgende:
exploitatiekosten die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit, zoals het huren of leasen van vastgoed en culturele locaties, reiskosten, materialen en leveranties die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit, architectonische structuren voor tentoonstellingen en podia, de ontlening, huur en afschrijving van werktuigen, software en uitrusting, kosten voor toegangsrechten tot auteursrechtelijk beschermde werken en andere verwante door intellectuele-eigendomsrechten beschermde content, promotiekosten en kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het project of de activiteit. Afschrijvingslasten en financieringskosten komen alleen in aanmerking indien deze niet werden gedekt door investeringssteun;
In het geval van investeringssteun is het steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering.
De exploitatiewinst wordt in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf op basis van redelijke prognoses, hetzij via een terugvorderingsmechanisme. De exploitant van de infrastructuur mag een redelijke winst behouden over de betrokken periode.
Wat de publicatie van muziek en literatuur in de zin van lid 2, onder
f), betreft, is het maximale steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de gedisconteerde inkomsten van het project, noch hoger dan 70 % van de in aanmerking komende kosten. De inkomsten worden in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf hetzij via een terugvorderingsmechanisme. De in aanmerking komende kosten zijn de kosten voor publicatie van muziek en literatuur, met inbegrip van de auteursvergoedingen (kosten van auteursrechten), vergoedingen van vertalers, vergoedingen van redacteuren, andere publicatiekosten (proeflezen, correctie, revisie), opmaak- en prepresskosten, en kosten voor drukken en e-publishing. 26.6.2014 L 187/65 Publicatieblad van de Europese Unie NL