Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dordrecht

Mandaatbesluit gemeente Dordrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDordrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMandaatbesluit gemeente Dordrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
CiteertitelMandaatbesluit gemeente Dordrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

20-09-2022

gmb-2023-182893

Tekst van de regeling

Intitulé

Mandaatbesluit gemeente Dordrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, ieder voor zover bevoegd

 

gelet op Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

BESLUIT:

vast te stellen: het Mandaatbesluit gemeente Dordrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst.

  • b.

    Burgemeester: de burgemeester van de gemeente.

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente.

  • d.

    Directeur: de directeur van de Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid.

  • e.

    Gemeente: de gemeente Dordrecht.

  • f.

    Medewerkers: functionarissen in dienst bij de Omgevingsdienst krachtens een arbeidsovereenkomst of werkzaam volgens een overeenkomst van opdracht.

  • g.

    Omgevingsdienst: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, bedoeld in artikel 2 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid.

 

Artikel 2 Mandaat

  • 1.

    Aan de directeur wordt, voor zover het bevoegdheden van de burgemeester en het college betreft, mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst.

  • 2.

    Mandaten kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van besluiten die voortvloeien uit of verband houden met een ander besluit waartoe de directeur bevoegd is krachtens dit mandaatbesluit.

  • 3.

    Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden, als bedoeld in de bij dit besluit behorende mandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van andere wet- en regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden zoals genoemd in de bij dit besluit behorende mandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.

 

Artikel 3 Ondermandaat

  • 1.

    De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 2, eerste lid, in ondermandaat opdragen aan medewerkers.

  • 2.

    Artikel 2, tweede en derde lid, artikel 4 en artikel 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

 

Artikel 4 Machtiging

De directeur, alsmede de medewerkers van de Omgevingsdienst aan wie overeenkomstig artikel 3, eerste lid, ondermandaat is gegeven, zijn gemachtigd om namens het college of de burgemeester de aan dit besluit en aan de gemandateerde bevoegdheden verbonden feitelijke (voorbereidings- en uitvoerings-) handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtsgevolg hebben en die voor de uitoefening van deze bevoegdheden noodzakelijk zijn.

 

Artikel 5 Kaders en beleid

  • 1.

    De directeur betrekt bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden het beleid van de burgemeester en het college ter zake, alsmede de door de gemeenteraad van de gemeente vastgestelde kaders.

  • 2.

    De directeur neemt bij de aan hem in mandaat opgedragen bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van de burgemeester en het college in acht, als bedoeld in artikel 10:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    De burgemeester en het college treden bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de Omgevingsdienst inzake uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de Omgevingsdienst uitvoert.

  • 4.

    De burgemeester en het college zenden de directeur alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid.

  • 5.

    Indien de directeur in afwijking van het bepaalde in het eerste lid wenst te besluiten, treedt hij hierover in overleg met de burgemeester of het college.

 

Artikel 6 Informatieplicht

  • 1.

    Eenieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend informeert de burgemeester of het college bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, heeft de directeur een aan de uitoefening van de bevoegdheid voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens de burgemeester en het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor de burgemeester of het college naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk zal worden gesteld of anderszins aangesproken zal worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur alle benodigde informatie en voert hij overleg met de burgemeester of het college alvorens de bevoegdheden bedoeld in artikel 2 uit te oefenen.

 

Artikel 7 Ondertekening

Indien een brief wordt ondertekend of een besluit wordt genomen bij of krachtens dit mandaatbesluit wordt bij de ondertekening aangegeven dat dit namens het bevoegde bestuursorgaan is gedaan.

 

Artikel 8 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de dag dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2.

    Met ingang van de dag van inwerkingtreding van dit besluit worden alle voorgaande mandaatbesluiten aan de directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, waaronder het Mandaatbesluit gemeente Dordrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, vastgesteld op 26 maart 2019 en laatstelijk gewijzigd op 8 maart 2022 en het Mandaatbesluit laden en lossen van gevaarlijke stoffen waaronder vuurwerk gemeente Dordrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, vastgesteld op 28 september 2021, ingetrokken.

  • 3.

    Een mandaatbesluit onder het oude recht blijft van toepassing indien in dat besluit mandaat of machtiging is verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen voor zover daartoe krachtens enig overgangsrecht een verplichting of bevoegdheid bestaat op grond van een wettelijke bepaling, die als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de daarmee verband houdende wet- en regelgeving is ingetrokken.

  • 4.

    Voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit van kracht zijnde mandaten en machtigingen, waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit niet is voorzien, blijven van kracht totdat op grond van dit besluit is voorzien in mandaat of machtiging dan wel is voorzien in intrekking daarvan.

  • 5.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit gemeente Dordrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 september 2022.

De secretaris, De burgemeester,

C.H.W.M. Post A.W. Kolff

De burgemeester,

A.W. Kolff

Mandaatlijst

MANDAATLIJST als bedoeld in artikel 2 van het Mandaatbesluit gemeente Dordrecht voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, vastgesteld op 20 september 2022.

 

 

Bevoegdheden

Voorwaarden

Toelichting

1.

Het uitoefenen van proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures.

Betreft proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het voeren van verweer indien het besluit in mandaat is genomen door de directeur of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende medewerker en het vragen van uitstel van behandeling van bezwaar- en beroepszaak.

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

2.

De bevoegdheid tot het machtigen van medewerkers om de burgemeester of het college te vertegenwoordigen in bestuursrechtelijke procedures.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

3.

De bevoegdheid tot het machtigen van medewerkers om namens de burgemeester of het college binnen de grenzen van het geschil en het daarmee gepaarde gaande financiële belang, mee te werken aan finale geschillenbeslechting en toezeggingen ten aanzien daarvan te doen.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

4.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van:

  • a.

    Artikel 4:5 en 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het niet behandelen van een aanvraag en het afdoen van een nieuwe aanvraag na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking.

  • b.

    Artikel 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het horen van de aanvrager en de belanghebbende.

  • c.

    Afdeling 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de beslistermijn.

  • d.

    Titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht inzake bestuursrechtelijke geldschulden, m.u.v. afdeling 4.4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (aanmaning en invordering bij dwangbevel).

  • e.

    Artikel 8:29, artikel 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b van de Algemene wet bestuursrecht inzake geheimhouding, de bestuurlijke lus en tussenuitspraak.

  • f.

    Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het van toepassing verklaren van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

  • g.

    Afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (coördinatiebesluiten en het optreden als coördinerend bestuursorgaan).

  • h.

    Artikel 16.10 van de Omgevingswet (buiten behandeling laten aanvraag).

  • i.

    Artikel 16.24, tweede lid, van de Omgevingswet (buiten toepassing verklaren van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht bij kennelijke verschrijving).

 

Dit mandaat is overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit. Nieuw zijn de onderdelen g, h, en i. Deze zijn ingegeven vanuit de Omgevingswet. Hiermee is het gemeentelijke mandaat gelijkluidend aan het mandaat van de provincie Zuid-Holland.

5.

De bevoegdheid tot het aanvragen en verantwoorden van subsidies, voor zover het bevoegdheden van het college betreft, op basis van regelingen van andere overheidsorganen, het Rijk en de Europese Unie, alsmede het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten ter verkrijging van deze subsidies.

Mits en voor zover de vertegenwoordiger van de gemeente in het algemeen bestuur heeft aangegeven akkoord te gaan met het aanvragen van de betreffende subsidie namens zijn gemeente in het geval sprake is van de uitvoering van programmataken, als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

6.

Het uitoefenen van de bevoegdheden op grond van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Omvat mede het, voorafgaand aan het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob, uit te voeren eigen onderzoek, alsmede het nemen van besluiten op grond van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

7.

Het uitoefenen van bevoegdheden op grond van de Wet open overheid.

Het mandaat omvat zowel de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot passieve openbaarmaking als tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot actieve openbaarmaking.

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

8.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van afdeling 5.1 van de Omgevingswet en op grond van artikel 4.4, tweede lid, van de Omgevingswet, waaronder tevens begrepen de omgevingsplanregels van rijkswege als bedoeld in artikel 22.2 van de Omgevingswet, alsmede voor activiteiten die op grond van de provinciale omgevingsverordening vergunningplichtig zijn.

Betreft:

  • -

    Procedurestappen.

  • -

    Ontwerpbesluit.

  • -

    Besluit.

Bij meervoudige vergunningaanvragen vindt afstemming plaats met de gemeente.

In de mandaten met de nummers 8 en 9 zijn de nieuwe toestemmingsstelsels van de Omgevingswet opgenomen.

 

9.

De bevoegdheid tot:

Het afhandelen van meldingen;

  • a.

    Het in ontvangst nemen van informatie en van te verstrekken gegevens en bescheiden;

  • b.

    Het stellen van maatwerkvoorschriften;

  • c.

    Het verbinden van voorschriften aan omgevingsvergunningen;

  • d.

    Het beslissen op aanvragen om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel;

  • e.

    Het opleggen van een gedoogplicht;

  • f.

    Het nemen van een besluit bijzondere omstandigheden,

als bedoeld in de hoofdstukken 2, 4, 5, 10, 16, 17 en 19 van de Omgevingswet juncto het Omgevingsbesluit, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving en het Omgevingsplan waaronder tevens begrepen de omgevingsplanregels van rijkswege als bedoeld in artikel 22.2 van de Omgevingswet.

Hieronder wordt onder meer ook verstaan het intrekken, wijzigen, reviseren of actualiseren van de betreffende besluiten. Onder een besluit bijzondere omstandigheden worden verstaan besluiten op grond van hoofdstuk 2 en 19 van de Omgevingswet.

Zie de toelichting bij mandaatnummer 8.

10.

Het nemen van besluiten over te overleggen meldingen, rapportages en soortgelijke documenten.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

11.

Besluiten inzake het beoordelen van PRTR-verslagen en het verrichten van werkzaamheden in het kader van de PRTR-verordening als bedoeld in paragraaf 11.2.6 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en paragraaf 10.8.6 van het Omgevingsbesluit.

 

Dit mandaat is overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit en aangepast naar de terminologie van de Omgevingswet.

12.

Besluiten in het kader van de milieueffectrapportage als bedoeld in afdeling 16.4 van de Omgevingswet en hoofdstuk 11 van het Omgevingsbesluit.

 

Dit mandaat is overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit en aangepast naar de terminologie van de Omgevingswet.

13.

Het adviseren namens het college in gevallen waarin het college als adviseur is aangewezen op grond van afdeling 16.2 van de Omgevingswet en het betreft verzoeken om advies in verband met de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden en gemachtigde taken.

In afstemming met de gemeente.

Dit mandaat is nieuw. Het regelt dat de Omgevingsdienst efficiënt namens de gemeente de adviseursrol kan oppakken.

14.

Het nemen van besluiten op grond van het gestelde bij of krachtens afdeling 19.2a van de Omgevingswet met betrekking tot een toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem.

 

Dit mandaat is nieuw. Het regelt onder andere de bevoegdheid van de gemeente om de eigenaar van de locatie waar de toevalsvondst is gedaan te verplichten om onmiddellijk tijdelijke maatregelen te treffen om onaanvaardbare risico's voor de gezondheid te voorkomen of te beperken.

15.

De bevoegdheid tot het in behandeling nemen en beoordelen van meldingen en het nemen van besluiten ingevolge het gestelde bij of krachtens de artikelen in paragraaf 8.1 van de Wet milieubeheer.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit, omdat niet alle delen van de op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer gebaseerde algemene regelen van bestuur worden geïntegreerd in het Besluit activiteiten leefomgeving.

16.

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens de hoofdstukken 8, 10, 13 en 19 van de Wet milieubeheer.

 

Dit mandaat dient als vangnet voor de bevoegdheden die zijn opgenomen in genoemde hoofdstukken van de Wet milieubeheer en voor zover niet elders expliciet in dit mandaatbesluit genoemd. Het mandaat is overeenkomstig het mandaat van de provincie Zuid-Holland.

17.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 10.63 van de Wet milieubeheer inzake het verlenen van ontheffing van het in artikel 10.2 gestelde verbod om huishoudelijke afvalstoffen te verbranden, voor zover het geen gevaarlijke afvalstoffen betreft.

 

Dit betreft een technische aanpassing van het bestaande mandaat. Deels is de inhoud van het bestaande mandaat overgaan naar de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving. Het is dan onderdeel van de mandaten met de nummers 8 en 9. Een deel blijft achter in artikel 10.63 van de Wet milieubeheer, namelijk voor zover het gaat om het verbranden van huishoudelijk afval.

18.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 29 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen inzake het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 28 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit. Dit betreft de ontheffingverlening van de vastgestelde route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen ten behoeve van laden en lossen over wegen en vaarwegen.

19.

De bevoegdheid om te besluiten op verzoeken tot bijzondere toestemming en om kennisgevingen te behandelen voor het laden en lossen van gevaarlijke stoffen (met name vuurwerk) als bedoeld in artikel 1 van bijlage 3 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen jo. de artikelen 2, onderdeel c, en 1, eerste lid onderdeel b sub 2 van deze Regeling jo. artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen jo. artikel 2, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, gelezen in samenhang met hoofdstuk 7.5, voorschrift 7.5.11-CV1 sub a en b en hoofdstuk 8.5, voorschrift S1-(4) sub a en b van de ADR (Europees verdrag voor het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg).

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

20.

Het nemen van besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit. Op grond van het Vuurwerkbesluit kan het bevoegde gezag (onder andere) nadere eisen stellen inzake de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van ruimten waar consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn, de wijze waarop verpakt of onverpakt vuurwerk wordt opgeslagen, bouwkundige voorzieningen en de interne afstanden binnen de inrichting teneinde domino-effecten te voorkomen.

21.

Het verrichten van rechtshandelingen en feitelijke handelingen die verbonden zijn aan de uitvoering van door het bevoegde bestuursorgaan genomen besluiten op grond van de artikelen 3.52, 3.53 en 3.54 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Onder de feitelijke handelingen vallen, voor zover nodig, de handelingen die voorheen werden verricht op grond van hoofdstuk 6 (Bepalingen inzake de medewerking van eigenaren en bewoners aan het treffen van maatregelen aan de gevel) van het voormalige Besluit geluidhinder.

Dit betreft de omzetting van de bestaande mandaten voor gevelisolatie op grond van de voormalige Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. De Omgevingsdienst en gemeenten maken, voor zover nodig, nadere werkafspraken over de genoemde feitelijke handelingen, nu deze niet meer als zodanig staan genoemd in de regelgeving zelf.

22.

Het uitoefenen van bevoegdheden op grond van afdeling 7.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving inzake het mobiel breken van bouw- en sloopafval.

 

Dit mandaat is overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit. Voorheen was dit geregeld in een algemene maatregel van bestuur op grond van de Wet milieubeheer. Het betreft het afhandelen van meldingen, het stellen van maatwerkvoorschriften en het geven van toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel.

23.

Het behandelen van een sloopmelding als bedoeld in artikel 7.10 van het Besluit bouwwerken leefomgeving voor het verwijderen van asbest en het uitoefenen van de bevoegdheden van afdeling 7.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving ten aanzien van asbestverwijdering.

 

Dit betreft een nieuw mandaat. De mandaatverlening volgt uit het basistakenpakket van de omgevingsdiensten als bedoeld in artikel 13.12 van het Omgevingsbesluit: de taken die gemeenten verplicht bij een omgevingsdienst moeten onderbrengen.

24.

De bevoegdheden op grond van artikel 15 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen inzake kadastrale aanduiding of actuele identificatie en inschrijving in de openbare registers van beperkingenbesluiten of daarop betrekking hebbende beslissingen in administratief beroep of rechterlijke uitspraken, alsmede - indien op enig moment van toepassing - daarmee vergelijkbare bevoegdheden en taken die verlopen via het Digitaal Stelsel Omgevingswet.

Deze bevoegdheid is alleen van toepassing in relatie met andere in dit mandaatbesluit gemandateerde bevoegdheden. Artikel 17 van de wet is niet van toepassing op de Omgevingsdienst of zijn medewerkers.

Dit mandaat formaliseert de werkzaamheden die de Omgevingsdienst in de praktijk al uitvoert voor de gemeenten. De bevoegdheid wordt in de praktijk met name uitgevoerd in de context van beschikkingen inzake de bodem en bij beschikkingen in het kader van bestuursrechtelijke handhaving in het kader van het omgevingsrecht.

25.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten inzake vergunningen en ontheffingen, het in ontvangst nemen van een kennisgeving of melding, het geven van toestemming en het uitvoeren van overige publiekrechtelijke rechtshandelingen op grond van de Algemene plaatselijke verordening.

In geval van intrekking van een vergunning of ontheffing vindt afstemming met de gemeente plaats.

Dit betreft een technische omzetting van het voorgaande mandaat voor de Apv-taken.

26.

Het opmaken van een processen-verbaal van constatering, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

27.

Het opmaken van schriftelijke verklaringen, strekkende tot het signaleren van een wijziging in de feitelijke situatie die van invloed is op een of meer in de gebouwenregistratie opgenomen gegevens en die niet voortvloeit uit een krachtens de Wet basisregistraties adressen en gebouwen aangewezen brondocument.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

28.

De bevoegdheid tot het toekennen van nummeraanduidingen aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen zoals bedoeld in artikel 6 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

29.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 3, 4, vierde lid, 30A, 30, 31, 32, 35 van de Alcoholwet.

Bij intrekking van de vergunning vindt afstemming met de gemeente plaats.

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit. De betreffende artikelen uit de Alcoholwet regelen de vergunning- en ontheffingverlening en het afhandelen van meldingen.

30.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van de Drank- en horecaverordening, dan wel de verordening die deze verordening op enig moment vervangt.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit. Het betreft onder andere het verbinden van voorschriften aan vergunningen.

31.

Het vragen van advies aan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen als bedoeld in artikel 27, vierde lid, van de Alcoholwet.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

32.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 3, 7c, 30b tot en met 30f van de Wet op de kansspelen.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit. De genoemde artikelen regelen onder andere de vergunningverlening, het verbinden van voorschriften aan vergunningen en het afhandelen van meldingen.

33.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 10, 11 en 12 van de Wet explosieven voor civiel gebruik inzake het overbrengen van explosieven.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit. De genoemde artikelen regelen de vergunningverlening en het in ontvangst nemen van kennisgevingen.

34.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten inzake het verlenen van een ontheffing op grond van de bepalingen van de Zondagswet.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

35.

De bevoegdheid tot het aanstellen van verkeersregelaars en het intrekken van deze aanstelling op grond van de artikelen 56 en 58 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de Regeling verkeersregelaars 2009.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

36.

De bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede de afgifte van een verklaring van geen bezwaar indien de ontheffing als bedoeld in artikel 148 Wegenverkeerswet 1994 wordt verleend door gedeputeerde staten of door de Minister.

Het onderdeel verkeer wordt voor advies voorgelegd aan de gemeente.

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit. Artikel 148 van de Wegenverkeerswet bevat een ontheffingsmogelijkheid voor het verbod om op de weg een wedstrijd met voertuigen te houden of daaraan deel te nemen. Als de wegen waarvoor de ontheffing wordt gevraagd, allemaal zijn gelegen binnen de gemeente, wordt de ontheffing verleend door B&W. Als het gaat om wegen in meerdere gemeenten, wordt de ontheffing verleend door gedeputeerde staten of door de Minister. In dat geval kan een verklaring van geen bezwaar van de burgemeester als voorwaarde worden gesteld ter verkrijging van de bedoelde ontheffing van gedeputeerde staten.

37.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten:

  • a.

    Op grond van artikel 21 van de Huisvestingswet 2014 en paragraaf 3.1 van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2019 inzake het onttrekken, samenvoegen en omzetten van woonruimte en paragraaf 3.2 van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2019 inzake de woonvorming in appartementsrechten.

  • b.

    Op grond van artikel 22 van de Huisvestingswet 2014 en paragraaf 3.3 van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2019 inzake de splitsing.

  • c.

    Op grond van artikel 41 van de Huisvestingswet 2014 en hoofdstuk 3A van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2019 inzake de opkoopbescherming.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

38.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van de artikelen 2.1 tot en met 2.5 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit. Dit betreft het afhandelen van gebruiksmeldingen en het opleggen van nadere voorwaarden indien noodzakelijk.

39.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels inzake het openstellen van een tunnel voor het verkeer.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

40.

Het behandelen van meldingen bij of krachtens de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen juncto de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit, het Besluit bouwwerken leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving.

 

Dit mandaat is nieuw. De Wkb regelt de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen. In de bouwmelding moet de initiatiefnemer van het bouwen aan de gemeente melden welk instrument wordt toegepast en welke kwaliteitsborger toeziet op de bouw. Tevens moet de melder een risicobeoordeling en een borgingsplan overleggen bij de melding. Het mandaat sluit aan bij het mandaat met nummer 9 (behandelen van meldingen op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving, met name bij artikel 7.7: het informeren van begin en beëindiging van bouwwerkzaamheden.

41.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 5 van de Wet openbare manifestaties inzake het stellen van voorschriften en beperkingen.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit.

42.

Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

  • -

    De Omgevingswet, met de mogelijkheid toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 18.7 van de Omgevingswet

  • -

    De Wet milieubeheer

  • -

    Het Vuurwerkbesluit

  • -

    De Huisvestingswet

  • -

    De Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels

  • -

    De Wet veiligheidsregio's

  • -

    Verordeningen van de gemeenten, voor zover de bevoegdheid daartoe is opgenomen in deze mandaatlijst

  • -

    Regelingen die gaan strekken ter vervanging van de genoemde wetten, regelingen en verordeningen, voor zover hun aard en strekking ten opzichte daarvan niet wezenlijk veranderen

 

Dit betreft een technische omzetting van het voorgaande mandaatbesluit. De grondslag van de Omgevingswet is nieuw toegevoegd.

43.

Het voeren van correspondentie in het kader van toezicht en handhaving, waaronder in ieder geval begrepen:

  • a.

    Een bezoekbevestigingsbrief

  • b.

    Een constateringsbrief

  • c.

    Een voorwaarschuwings-brief

  • d.

    Een vooraankondiging last onder bestuursdwang of last onder dwangsom of hoorbrief

  • e.

    Vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie (artikel 5.16 van de Algemene wet bestuursrecht)

  • f.

    Het accepteren van een melding of beoordelen van rapportages op grond van vergunningvoorschriften

  • g.

    Het nemen van goedkeuringsbesluiten op basis van vergunningvoorschriften.

 

Dit mandaat is ongewijzigd overgenomen uit het voorgaande mandaatbesluit. Nieuw toegevoegd zijn de verduidelijkingen in de onderdelen f en g. Hiermee is het mandaat gelijkluidend gemaakt aan dat van de provincie Zuid-Holland.

44.

Het uitoefenen van toezicht op de naleving van het gestelde bij of krachtens:

  • -

    De Omgevingswet

  • -

    De Wet milieubeheer

  • -

    De Huisvestingswet

  • -

    De Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels

  • -

    De Wet veiligheidsregio's

  • -

    Het Vuurwerkbesluit

  • -

    Het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

  • -

    De Algemene plaatselijke verordening Dordrecht

Uitoefening van toezicht van het bepaalde bij of krachtens het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen en de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente geschiedt in overleg met de gemeente.

Bij een ongewoon voorval als bedoeld in hoofdstuk 19 van de Omgevingswet wordt zo spoedig mogelijk de burgemeester van de gemeente geïnformeerd.

Hieronder wordt tevens verstaan het verzamelen en registreren van gegevens en de behandelen van klachten (artikel 18.1 van de Omgevingswet).

Dit betreft een technische omzetting van het voorgaande mandaatbesluit. De grondslag van de Omgevingswet is nieuw toegevoegd.

45.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van:

  • -

    Titel 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 125 van de Gemeentewet

  • -

    De Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 125 van de Gemeentewet op verzoeken van derden om handhavend op te treden

  • -

    Afdeling 18.1 van de Omgevingswet.

  • -

    Artikel 13B van de Opiumwet.

  • -

    Artikel 174a van de Gemeentewet.

Het opleggen van een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang geschiedt in afstemming met de gemeente.

Onder het mandaat valt ook het naar aanleiding van de kenbaar gemaakte zienswijze(n) afzien van bestuursrechtelijk handhavend optreden.

Dit betreft een technische omzetting van het voorgaande mandaatbesluit. De grondslag van de Omgevingswet is nieuw toegevoegd.