Organisatie | Hengelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Geluidbeleid gemeente Hengelo |
Citeertitel | Geluidbeleid gemeente Hengelo 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Gebiedstypenkaart |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-03-2020 | nieuwe regeling | 17-03-2020 Gemeentenieuws 24-03-2020 |
Om de lezer op een snelle wijze door het geluidbeleid van de gemeente Hengelo te leiden, is hieronder een beknopte leeswijzer opgenomen. Op deze manier hoeft de gebruiker niet het gehele rapport te lezen om duidelijk te krijgen wat de uitgangspunten en beleidsregels zijn die betrekking hebben op de gewenste toepassing.
In deze nota is het geluidbeleid van de gemeente Hengelo verwoord.
Op 10 februari 2009 is de eerste versie van het geluidbeleid door het college vastgesteld. In de voorbereiding van deze eerste versie is overleg gevoerd met de 14 Regiogemeenten om de onderlinge afstemming te bevorderen. Intern binnen de gemeente hebben verschillende betrokken afdelingen inbreng geleverd. Het gebiedsgericht geluidbeleid is op 8 april 2008 in een zogenoemd Trefpunt gepresenteerd aan raadsleden en belangstellende burgers en bedrijven en zijn de uitgangspunten bediscussieerd.
Sinds de vaststelling is ervaring opgedaan met de praktische toepassing van het beleid. De algemene beleidsuitgangspunten van het gebiedsgerichte beleid voldoen nog steeds. Op onderdelen is geconstateerd dat aanpassingen wenselijk zijn. Ook is de wetgeving op onderdelen gewijzigd waardoor aanpassingen, wijzigingen en toevoegingen nodig waren. In de voorbereiding op deze herziene versie hebben opnieuw betrokken afdelingen inbreng geleverd. De veranderingen die betrekking hebben op de horeca en geluid bij evenementen zijn voorgelegd aan vertegenwoordigers van de horeca en evenementen organisatoren.
Het ontwerp van deze nota heeft ter inzage gelegen van 15 juli tot en met 4 september 2015. Een ieder kon een reacties geven. Er zijn vijf reacties binnengekomen. De reacties hebben niet geleid tot wezenlijke veranderingen. Wel zijn ter verduidelijking enkele tekstuele aanpassingen gedaan. De insprekers zijn per brief geïnformeerd.
Op moment van vaststelling (oktober 2015) is ook de horecavisie in voorbereiding. De onderdelen van deze nota die betrekking hebben op de horeca (paragrafen 3.3. 4.2 en 7.3) hangen sterk samen met de horecavisie. Vanwege die samenhang wordt de vaststelling van die paragrafen uitgesteld.
De belangrijkste wijzigingen en aanpassingen in deze herziene versie ten opzichte van de nota van 2009 zijn de volgende.
In paragraaf 1.3 is toegevoegd een samenvatting van de resultaten van een peiling in juni 2012 onder de leden van het HengeloPanel (een internet panel van Hengelose inwoners) over de ervaren geluidhinder. De resultaten geven een indicatie van de belangrijkste geluidhinderbronnen. Een toekomstige herhaling van de peiling zal een indicatie geven van het effect van het geluidbeleid.
In nota van 2009 was vastgelegd in welke situaties geluidreducerend asfalt wordt toegepast. Dit onderdeel is achterhaald door de vaststelling van het Actieplan Omgevingslawaai 2013, waarin de raad heeft vastgelegd in welke situaties nog nieuw geluidreducerend asfalt wordt toegepast. In deze nota wordt verwezen naar het Actieplan.
In de geluidsambities van de gemeente Hengelo (paragraaf 3.2) zijn de ambitiewaarden voor de binnenstad aangepast: er is een onderscheid gemaakt tussen nachthoreca-straten en andere straten in het centrum. Dit sluit aan op de horecavisie die in ontwikkeling is. De horeca draagt bij aan een levendige binnenstad en moet daarom enige (geluid)ruimte krijgen, zonder dat dat ten koste gaat van het woon- en leefklimaat dat bij de binnenstad past. Aan hoofdstuk 4 is een paragraaf (4.2) toegevoegd waarin wordt beschreven hoe hier in de praktijk mee wordt omgegaan.
Hoofdstuk 5 (Hogere waarden en noodzakelijke maatregelen) is aangepast aan veranderingen van de Wet geluidhinder en de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012. Specifiek wordt aandacht besteed aan functieveranderingen en de wijze waarop Hengelo wil omgaan met het begrip “rechtens verkregen niveau” dat in het nieuwe Bouwbesluit is geïntroduceerd.
In hoofdstuk 7 (Ontheffingen APV) zijn de normen aangepast. De normen uit de vigerende nota bleken bij podia met veel publiek wat te laat om voldoende sfeerbeleving te krijgen. In de praktijk werden al langere tijd wat hogere normen aangehouden. Ook zijn normen geïntroduceerd om grenzen te stellen aan hinder als gevolgd van lage tonen. Bij enkele grote evenementen wordt wat meer geluidruimte toegestaan; wel moeten organisatoren aangeven welke maatregelen ze treffen om overlast te voorkomen.
Doel van het geluidbeleid van de gemeente Hengelo
Geluid is een belangrijk onderdeel van de woon- en leefkwaliteit. Ons leven speelt zich af in een wereld vol geluid. Er zijn echter grenzen aan wat we met ons allen nog aanvaardbaar vinden. Door wetenschappelijk onderzoek is vast komen te staan dat (overmatig) geluid gevolgen kan hebben voor de gezondheid. Geluidoverlast kan slaapverstoring, stress en ergernis veroorzaken, kan het vegetatieve zenuwstelsel aantasten en het gehoororgaan beschadigen. De geluidnormen uit de Wet geluidhinder zijn gebaseerd op de gezondheidseffecten van geluid.
Uitgangspunt van het beleid is het waarborgen van een goed woon- en leef-klimaat. Dat is niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van de binnenstad zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Om die reden verschillen de geluidambities per gebied en moet per gebied een passende bescherming tegen overmatige geluidbelasting worden geboden.
Bij grotere nieuwe ontwikkelingen waarin de gemeente of ontwikkelaars bouwen voor grotere groepen Hengeloërs is het uitgangspunt dat aan de ambitiewaarde wordt voldaan. Voor individuele gevallen wordt geprobeerd om wat meer keuzevrijheid te bieden . In alle gevallen geldt als doel het zo veel mogelijk bewerkstelligen van een goed woon- en leefklimaat.
Het geluidbeleid biedt de onderbouwing van de geluidgrenswaarden bij de vergunningverlening en bij het opstellen van maatwerkvoorschriften. Het maakt tevens expliciet wat de toetsingswaarden zijn bij voorschriften van hinder uit de Algemene plaatselijke verordening op het gebied van geluid, zoals bij evenementen en bouwactiviteiten.
De Wet geluidhinder biedt een afwegingskader dat nader ingevuld kan worden. Het geluidbeleid stelt de geluidambities in gebieden en is de onderbouwing voor de vast te stellen geluidbelasting in de ruimtelijke ordening. Daarbij worden de belangen afgewogen van enerzijds het realiseren van nieuwe geluidbronnen (wegen en industrie) of nieuwe ruimtelijke plannen en anderzijds de bescherming van de burgers van de gemeente Hengelo tegen geluidhinder.
Voor de sanering van bestaande knelpuntsituaties wordt door het Rijk geld beschikbaar gesteld. Het geluidbeleid is de verantwoording van de inzet van geld en middelen.
In de gemeente wordt op een aantal plekken veel geluidhinder ondervonden (weg- en railverkeer, burenlawaai en in mindere mate industrielawaai). Als er geen maatregelen worden genomen zal dit door het steeds toenemende verkeer de komende jaren verergeren.
Deze nota geeft aan hoe de gemeente dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken:
1.3 Ervaren geluidhinder in Hengelo
In juni 2012 zijn aan de 2696 leden van het HengeloPanel1 vragen voorgelegd onder meer over geluidhinder ten gevolge van wegverkeer, spoorverkeer, horeca en evenementen. 73% van de panelleden heeft de vragen beantwoord. Aan de panelleden is gevraagd in welke mate men in de afgelopen 12 maanden (op een schaal van 0 tot en met 10):
Grofweg is sprake van ernstige geluidhinder of slaapverstoring als iemand op de schaal van 0 tot en met 10, een 8 of hoger heeft ingevuld. Deze peiling is ook gebruikt bij de totstandkoming van het Actieplan omgevingslawaai (zie paragraaf 2.2).
In onderstaande tabellen zijn de belangrijkste resultaten samengevat. De volgorde van geluidbronnen is bepaald door het percentage respondenten, gemiddeld over heel Hengelo, dat zegt ernstige geluidhinder resp. ernstige slaapverstoring te ondervinden. In de kolommen wijk 1, wijk 2 en wijk 3 zijn de wijken vermeld met de hoogste percentages respondenten die zeggen ernstige geluidhinder resp. slaapverstoring te ondervinden van de betreffende geluidbron.
Percentage ernstig geluidgehinderde panelleden naar bron. Hengelo totaal en de 3 Hengelose wijken met het hoogste aandeel ernstig geluidgehinderden per bron.
Percentage ernstig gehinderden. gemiddeld over Hengelo en in de drie wijken met het hoogste aandeel gehinderden. | ||||
Percentage ernstig slaapgestoorde panelleden naar bron. Hengelo totaal en de 3 Hengelose wijken met het hoogste aandeel ernstig slaapgestoorden per bron
Het gemeentelijk geluidbeleid richt zich vooral op geluid afkomstig van weg- en railverkeer, bedrijven en evenementen. Wegverkeer blijkt de geluidbron die gemiddeld genomen door de meeste respondenten als hinderlijk wordt genoemd. Railverkeer en evenementen scoren gemiddeld wat lager, maar vooral de respondenten in de binnenstad hebben relatief veel hinder van deze bronnen.
Een herhaling van de peiling zal een indicatie geven van het effect van het geluidbeleid. Het percentage respondenten dat ernstige hinder zegt te ondervinden, zou moeten afnemen.
Een belangrijke bron van ernstige hinder en slaapverstoring blijken de bromfietsen/bromscooters, vooral in de Binnenstad en de Hengelose Es. Meer respondenten hebben (ernstige) hinder van bromfietsen dan van evenementen. Het geluidbeleid besteedt geen specifieke aandacht aan deze problematiek. Het zullen vooral de piekgeluiden van deze geluidbronnen zijn, die de hinder veroorzaken.
Ook aan de hinder van buren onderling besteedt het beleid relatief weinig aandacht. De gemeente is niet de aangewezen instantie om onderlinge hinder op te lossen. Het is vooral aan bewoners/buren zelf om in onderling overleg hinderproblemen op te lossen. Wel acht de gemeente het van belang dat bij nieuwbouw en verbouw van woningen, ook als het Bouwbesluit daar geen duidelijke eisen aan stelt, dat gevels en scheidingswanden tussen woningen aan minimale geluidwerende eisen voldoen om onderlinge hinder te voorkomen (zie verder paragraaf 5.3.3.)
Daarnaast wordt een richtlijn gegeven voor geluid afkomstig van vast opgestelde installaties, zoals airco’s. Ook wordt aandacht besteed aan de minimale geluidwering van scheidingswanden tussen woningen en appartementen.
De algemene beleidsuitgangspunten van het geluidbeleid van Hengelo zijn beschreven in hoofdstuk 2. De gebiedsgerichte geluidambities die gelden voor nieuwe situaties zijn opgenomen in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 is beschreven hoe de geluidambities doorwerken in maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit en in omgevingsvergunningen. Voor de realisatie van nieuwbouw met een hogere geluidbelasting dan de ambitiewaarde is in hoofdstuk 5 de hogere waarde procedure beschreven en worden de criteria genoemd waaraan moet worden getoetst. De beleidsuitgangspunten met betrekking tot sanering van bestaande situaties is weergegeven in hoofdstuk 6. Hoe om te gaan met evenementen en andere ontheffingen op grond van de APV staat beschreven in hoofdstuk 7.
2 Algemene beleidsuitgangspunten
2.1 Te beschermen objecten en leefruimten
In het kader van de Wet geluidhinder wordt de geluidbelasting bepaald ter plaatse van de gevels van woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen.
Aanvulling in de gemeente Hengelo
Daarnaast wenst de gemeente Hengelo ook het leefklimaat in de gemeente te verbeteren door niet alleen ter plaatse van gevels van woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen geluidnormen te stellen maar deze ambitie, als dat in redelijkheid mogelijk is, ook te hanteren voor het openbare gebied in natuurgebieden, woonwijken en stadsparken.
De voorkeursvolgorde voor het terugdringen van de geluidbelasting is als volgt:
Allereerst wordt onderzocht of bronmaatregelen mogelijk zijn. Als dit niet of slechts gedeeltelijk kan, komen overdrachtsmaatregelen in aanmerking.
Door bron- of overdrachtsmaatregelen wordt een zo klein mogelijk gebied aan een hoog geluidniveau blootgesteld. Als bron of overdrachtsmaatregelen niet mogelijk zijn of onvoldoende resultaat hebben, komen maatregelen bij de ontvanger in beeld.
VOLDOEN AAN WETTELIJK BINNENNIVEAU
Voor alle duidelijkheid wordt er op gewezen dat in alle gevallen moet worden voldaan aan het binnenniveau zoals dat in de Wet geluidhinder en het Bouwbesluit is vastgelegd. De isolatiewaarde van een gevel moet zodanig worden uitgevoerd dat aan dit binnenniveau kan worden voldaan.
Prioriteiten bij toepassen van nieuw stil wegdek is vastgelegd in het Actieplan Omgevingslawaai. Vervangen van bestaand stil asfalt door gewoon wegdek kan niet zonder akoestisch onderzoek en onderzoek naar mogelijke geluidwerende maatregelen.
Voor wat betreft het wegverkeer is het toepassen van geluidreducerend wegdek een belangrijke bronmaatregel waar de gemeente rechtstreeks invloed op heeft. De afgelopen jaren is bij reguliere vervanging van het wegdek van 50 km-wegen binnen de bebouwde kom en bij saneringen van bestaande overbelaste situaties al vaak geluidreducerend wegdek toegepast. Daarnaast is ook bij veel nieuwbouwplannen de laatste jaren rekening gehouden met geluidreducerend wegdek en zijn de vastgestelde hogere grenswaarden hier op gebaseerd.
Daar waar al geluidreducerend wegdek is toegepast, is het op grond van de Wet geluidhinder niet mogelijk om zonder akoestisch onderzoek (en mogelijk daaruit voortvloeiende saneringsmaatregelen) alsnog gewoon wegdek toe te passen.
In het Actieplan Omgevingslawaai 2013 zijn zogenoemde hotspots gedefinieerd. Hotspots zijn clusters van woningen waarbij de geluidbelasting hoger is dan de plandrempel. De plandrempel in het Actieplan 2013 is gelegd op 63 dB. Het voornemen is bij groot onderhoud van wegvakken binnen deze hotspots zo mogelijk van geluidreducerend asfalt te voorzien. In het Actieplan is vastgelegd met welke prioriteit de hotspots worden aangepakt.
2.3 Gebiedsgerichte aanpak nieuwe situaties
De geluidambities voor de verschillende gebieden in Hengelo lopen uiteen omdat verschillende gebieden anders gekarakteriseerd zijn en bewoners verschillende verwachtingen zullen hebben. In werkgroepverband is een gebiedstypenkaart voor de gemeente Hengelo ontwikkeld. De gebiedsgerichte benadering is verder uitgewerkt in hoofdstuk 3.
Een hogere geluidwaarde dan de ambitiewaarde bij nieuwe ontwikkelingen is niet zondermeer mogelijk. Slechts onder bepaalde voorwaarden kan een hogere geluidwaarde worden toegestaan. Op hoog geluidbelaste locaties kan het bijvoorbeeld wenselijk zijn om dicht op de weg te bouwen om daarmee het geluidluwe gebied te vergroten. Hierbij kan gedacht worden aan het toepassen van zogenoemde dove gevels. Eén en ander mag niet ten koste gaan van het goede woon- en leefmilieu voor de betreffende bewoners. In sommige gevallen zullen compenserende maatregelen nodig zijn om het goede woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen. In hoofdstuk 5 wordt verder ingegaan op de voorwaarden waaronder een hogere geluidsbelasting dan de ambitiewaarde kan worden toegestaan.
De geluidambities zijn niet van toepassing op bestaande situaties; dit is praktisch en financieel onmogelijk. Als op 50 km-wegen geluidreducerend wegdek wordt toegepast, heeft dat uiteraard een gunstig effect op bestaande woningen. Het zal echter niet altijd voldoende zijn om aan de ambitiewaarde voor het betreffende gebied te kunnen voldoen.
Voor overbelaste situaties ten gevolge van weg- en railverkeerslawaai ten tijde van de inwerkingtreding van de Wet geluidhinder is een wettelijke saneringsregeling van kracht. In de zogenoemd SWUNG 1-wetgeving rond de geluidproductieplafonds langs rijksinfrastructuur is opgenomen dat de infrastructuurbeheerders uiterlijk 31 december 2020 een saneringsplan moeten indien voor alle (oude en nieuwe) saneringssituaties.
2.4 Interimwet stad- en milieubenadering
De Interimwet stad- en milieubenadering staat voor het streven naar een zuiniger ruimtegebruik enerzijds en naar een goede leefkwaliteit in het stedelijke gebied anderzijds. Soms zitten milieunormen een gewenste ruimtelijke ontwikkeling in de weg. De stad en milieu-systematiek is er op gericht om deze ontwikkelingen toch te onderzoeken en mogelijk te maken en werkt met een 3 stappenbenadering:
Voor het geluidbeleid zijn vooral de Wabo, de Wet milieubeheer (omgevings-vergunningen en algemene regels) en de Wet geluidhinder (wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai) met onderliggende besluiten, ministeriële regelingen, richtlijnen en circulaires van belang. Vliegtuiglawaai wordt gereguleerd op grond van de Luchtvaartwet, maar speelt gelet op de ontwikkelingen op de vliegbasis Twente geen rol.
In het kader van geluid zijn ook van belang de Wet ruimtelijke ordening (structuurvisies en bestemmingsplannen), de Woningwet, ontheffing bouw- en slooplawaai o.g.v. hoofdstuk 8 van het Bouwbesluit 2012), de Wegenverkeerswet (verkeersbesluiten) en de Algemene plaatselijke verordening (APV-2014: evenementenvergunningen en geluidontheffingen).
Het gemeentelijk geluidbeleid staat dus niet op zichzelf, maar heeft relaties met andere aspecten. Daar waar mogelijk worden integrale oplossingen bedacht. De relaties met de belangrijkste overige disciplines komen hierna kort aan de orde.
2.6 Relatie geluidbeleid met andere (wettelijke) regelingen.
RELATIE MET (GOEDE) RUIMTELIJKE ORDENING
Het geluidbeleid legt vast wat Hengelo voor wat betreft geluid verstaat onder een goede ruimtelijke ordening.
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet ruimtelijke ordening is een goede ruimtelijke ordening. Een belangrijk onderdeel hiervan is het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat. Bescherming tegen geluidoverlast maakt hier onderdeel van uit. In deze zin is het geluidbeleid uit deze nota een onderbouwing van dat wat de gemeente Hengelo voor wat betreft het aspect geluid verstaat onder een goede ruimtelijke ordening.
In de praktijk worden ruimtelijke ontwikkelingen en bouwplannen in het kader van de ruimtelijke ordening getoetst op het aspect geluid. De (geluid)randvoorwaarden worden, zo mogelijk, in de ontwerp- en conceptfase ingebracht en meegewogen in de verdere keuzes en uitwerking. Definitieve beleidskeuzes en onderbouwingen daarvan worden vastgelegd in een milieuaspectenstudie en vormen daarmee onderdeel van de motivering van het betreffende ruimtelijk besluit.
Vooral in het stadscentrum heeft de openbare ruimte ook een functie als ruimte voor het houden van evenementen. Daarom is in het bestemmingsplan Centrum vastgelegd dat binnen de bestemmingen “Verkeer - Verblijfsgebied” en “Groen” ook evenementen zijn toegestaan. . Wel zijn grenzen gesteld aan het aantal evenementen en de geluidbelasting die door deze evenementen mag worden veroorzaakt. In paragraaf 7.3.2van deze nota wordt uitgewerkt hoe hier in de praktijk mee wordt omgegaan.
De Wet geluidhinder en het Bouwbesluit 2012 stellen wettelijke eisen aan het maximaal toegestane binnenniveau in woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Als wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde op de gevel mag worden verondersteld dat de isolatiewaarde van de gevel voldoende is om aan het wettelijke binnenniveau te kunnen voldoen. Als een hogere geluidgrenswaarde is vastgesteld moet bij de beoordeling van de omgevingsvergunningaanvraag worden getoetst of de isolatiewaarde voldoende is om aan het binnenniveau te kunnen voldoen. Hiertoe moet in de meeste gevallen een akoestisch onderzoek worden overgelegd.
Bij vergunningvrij bouwen gelden ook de geluidweringseisen uit het Bouwbesluit
Een punt van aandacht vormen de vergunningvrije verbouwingen. Hierbij kan geen akoestisch onderzoek worden gevraagd. De eisen uit het Bouwbesluit ten aanzien van de geluidwering gelden wel. Het is aan de initiatiefnemer en de bouwer/aannemer om hiermee rekening te houden.
Bij functieverandering geldt als geluidweringseis het “rechtens verkregen niveau”. Dit is geen waarborg voor een goed woon- en leefklimaat
Een ander punt van aandacht is functieverandering, vaak een kantoorgebouw dat een woonfunctie krijgt. Voor een dergelijke verandering geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidweringeis het “rechtens verkregen niveau”. In de praktijk komt dat neer op de geluidsweringseisen die golden ten tijde van de bouwvergunning voor dat kantoorgebouw. Het rechtens verkregen niveau is daarom zeker geen waarborg dat voor wat betreft de bescherming tegen geluidhinder een, naar maatstaven van dit geluidbeleid, acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. In paragraaf 5.3.3 wordt vermeld hoe Hengelo hier in de praktijk mee omgaat.
Het geluidbeleid ziet in beginsel niet op geluidhinder door burgers onderling in de woonomgeving. Burgers zijn zelf verantwoordelijk om dat, zo mogelijk in goed overleg, onderling te regelen. Een belangrijk punt van aandacht bij het voorkomen van hinder van buren is voldoende geluidwering tussen aanpandige woningen en appartementen. Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de geluidwering tussen aanpandige woningen of appartementen. Hengelo ziet, in beginsel, deze eisen in het Bouwbesluit als minimumeis voor een acceptabel woon- en leefklimaat in nieuwe situaties, ook als het Bouwbesluit voor deze nieuwe situaties geen eisen stelt (bijvoorbeeld bij functieverandering; zie verder paragraaf 5.3.3).
De luchtkwaliteit en geluid worden in grote mate bepaald door wegverkeer. Het bundelen van verkeer kan nadelig werken op de luchtkwaliteit. Beslissingen moeten dan ook in samenhang worden genomen.
Verkeersbesluiten kunnen gevolgen hebben voor de milieukwaliteit. Verkeersplannen en beleidskeuzes dienen getoetst te worden aan het geluidbeleid.
RELATIE RIOLERING EN WEGONDERHOUD
De wet staat niet toe dat stil asfalt zonder meer wordt vervangen door regulier asfalt
Onderhoud van wegen, al dan niet gecombineerd met rioleringswerkzaamheden, biedt kansen om stille wegdekken aan te brengen. In het Actieplan omgevingslawaai is vastgesteld wanneer dat gebeurt (zie paragraaf 2.2).
De Wet geluidhinder staat niet toe dat wegen die in het verleden zijn voorzien van geluidreducerend wegdek zonder akoestisch onderzoek alsnog worden voorzien van regulier, niet geluidreducerend wegdek.
RELATIE VERGUNNINGEN/ HANDHAVING
Bedrijven dienen te beschikken over een omgevingsvergunning of te voldoen aan de voorschriften in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Aan een vergunning worden veelal geluidvoorschriften verbonden; voor bedrijven die vallen onder het Activiteitenbesluit worden zo nodig maatwerkvoorschriften vastgesteld. In dit kader kunnen ook voorschriften worden gesteld die betrekking hebben op het beheer van de wettelijke geluidzones rondom de industrieterreinen Twentekanaal, Westermaat en Wilderinkshoek (zie hoofdstuk 4).
3 Gebiedsgerichte aanpak nieuwe situaties
3.1 Systematiek gebiedsgerichte aanpak
Het geluidbeleid van Hengelo werkt gebiedsgericht. Dat wil zeggen dat per gebied ambitiewaarden en plafondwaarden gelden voor de verschillende geluidtypen (wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai).
De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafond-waarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan.
In projectgroepverband is vastgesteld welke gebiedstypen in Hengelo onderscheiden kunnen worden. De gebieden zijn in beginsel onderscheiden op basis van de beleving (omvang rumoer en geluid) van de openbare ruimte.
In bijlage 1 is een overzichtskaart met daarin de gebiedstypen opgenomen.
3.2 Geluidambities gemeente Hengelo
Geluidniveaus worden vaak in getallen (decibels) weergegeven. Om ook voor niet-geluiddeskundigen aan te geven wat een bepaald geluidniveau in de praktijk betekent, zijn de geluidniveaus ondergebracht in geluidklassen. De geluidklassen zien er als volgt uit:
De voorkeursgrenswaarde en de grenswaarde volgens de Wet geluidhinder zijn vet respectievelijk vet-onderstreept weergegeven
In Tabel 3 is de gebiedstype-indeling van de gemeente Hengelo weergeven en de bij de gebiedstypen behorende geluidambities en plafondwaarden voor nieuwbouwwoningen. De ambities gelden ook voor de andere geluidgevoelige gebouwen met een woonfunctie (zoals verpleeghuizen en verzorgingshuizen). De ambitiewaarde wordt afgelezen in het gebiedstype waarin de woning of het geluidgevoelige gebouw is gelegen; het beoordelingspunt is dus niet bronafhankelijk. In hoofdstuk 4 wordt verder uitgewerkt hoe de ambitie - en plafondwaarden doorwerken in de geluidnormstelling voor bedrijven (d.w.z. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer) in omgevingsvergunning-en, algemene regels en maatwerkvoorschriften.
In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de voorwaarden waaronder bij de ruimtelijke ordening kan worden afgeweken van de ambitiewaarden.
Tabel 3 Ambitie- en plafondwaarde gemeente Hengelo
4 Bedrijven; maatwerk Activiteitenbesluit en omgevingsvergunningen
Voor de bedrijven (d.w.z. inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer) in Hengelo gelden verschillende regimes.
Bedrijven die zijn gelegen binnen de wettelijke zones rond de drie gezoneerde industrieterreinen in Hengelo, Twentekanaal, Westermaat en Wilderinkshoek. Op de gebiedstypenkaart (bijlage 1) zijn de zones weergegeven. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op deze bedrijven, met uitzondering van paragraaf 4.1.10, uitzonderlijke bedrijfssituaties. Het zonemodel is (voor niet uitzonderlijke bedrijfssituaties) het toetsingskader voor vergunningvoorschriften en de maatwerkvoorschriften voor de betreffende bedrijven.
NIET-VERGUNNING-PLICHTIGE BEDRIJVEN
Voor de niet- vergunningplichtige bedrijven gelden in beginsel de algemene geluidvoorschriften van Afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Daarbij bestaat in een aantal gevallen de mogelijkheid om zogenoemde maatwerkvoorschriften te stellen die afwijken van reguliere normen. De ambitie- en/of plafondwaarden geldend voor de 5 gebiedstypen bedoeld in hoofdstuk 3 van deze nota of andere geluidwaarden die volgen uit dit geluidbeleid, worden alleen in maatwerkvoorschriften vastgelegd als daar goede redenen voor zijn, zoals bijzondere omstandigheden of bij klachten. Vanwege de bijzondere problematiek wordt in paragraaf 4.2 specifiek ingegaan op geluid en geluidhinder bij horecabedrijven.
In omgevingsvergunningen worden voorschriften gesteld die mede worden gebaseerd op de gebiedsgerichte geluidambities uit deze nota. De geluidambities zijn echter niet het eerste en enige toetsingscriterium. Op grond van de systematiek van de Wabo moet eerst worden getoetst of het principe van de Beste Beschikbare Technieken (BBT) wordt toegepast. Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat met toepassing van BBT het geluidniveau van een bedrijf lager is dan de ambitie- of plafondwaarde, dan moet deze gemeten of berekende waarde worden vastgelegd in de vergunning.
Als na toepassing van BBT een geluidbelasting resteert boven de ambitiewaarde, maar onder de plafondwaarde dan dient een bestuurlijke afweging gemaakt te worden. Bij de afweging kan worden betrokken:
Een omgevingsvergunning voor een milieuactiviteit met een geluidbelasting boven de plafondwaarde wordt in beginsel niet verleend. Voor bestaande bedrijven geldt in sommige gevallen een uitzondering; op de volgende pagina’s wordt hier op ingegaan.
4.1.1 Ligging woning is bepalend
Het gebiedstype waarin woningen of andere geluidgevoelige gebouwen liggen bepaalt de ambitie- en plafondwaarden voor omgevingsvergunningen en maatwerkvoorschriften, niet het gebiedstype waarin het bedrijf ligt.
GEEN WONINGEN, DAN GELDT DE NORM OP 50 METER VAN DE ERFGRENS
De normstelling wordt zo mogelijk gelegd op de gevel van het geluidgevoelige object. In geval van stoorlawaai of moeilijke bereikbaarheid van een gevel kan het kiezen van een ander referentiepunt gewenst zijn. De normstelling op dit referentiepunt wordt herleid uit de waarde die geldt op de gevel van de woning of geluidgevoelige bestemming. Als binnen 50 meter geen woningen of andere geluidgevoelige objecten aanwezig zijn, geldt op 50 meter de ambitie en plafondwaarde van het gebiedstype waar het 50 meterpunt in is gelegen. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de inrichting. Het is in de meeste gevallen voldoende om aan 4 zijden van de inrichting een waarneempunt te kiezen. Het waarneempunt dient vrij toegankelijk te zijn voor controlemetingen en mag niet onevenredig worden afgeschermd.
4.1.2 Eerstelijnsbebouwing langs hoofdwegen (Verkeerszone)
In de zones langs hoofdwegen (gebiedstype Verkeerzone) geldt geen vaste ambitiewaarde, maar is de waarde afhankelijk van de geluidbelasting door het verkeer op het moment van beoordeling. De ambitiewaarde kan met maximaal 5 dB worden verhoogd als de geluidbelasting door het verkeer meer dan 10 dB hoger is dan de reguliere ambitiewaarde voor industrielawaai. Deze afweging moet per gevel en per beoordelingspunt worden gemaakt. De reden om een dergelijke verhoging toe te staan, is dat het geluid van industrielawaai zal worden gemaskeerd door het wegverkeerslawaai. De verhoging geldt niet voor railverkeerslawaai, omdat railverkeerslawaai een afwisseling kent tussen stille perioden en treinpassages. In een stille periode zal een verhoogde grenswaarde niet worden gemaskeerd door het railverkeerslawaai en kan het tot ongewenste hinder leiden.
4.1.3 Eerstelijnsbebouwing langs emplacement
Voor de eerstelijnsbebouwing langs het emplacement geldt een bijzondere situatie. Het emplacement is vergunningplichtig voor zover het de rangeer-activiteiten betreft. De omgevingsvergunning ziet echter niet op de doorgaande treinen die ook over de emplacementssporen rijden. De geluidvoorschriften in de omgevingsvergunning hebben daarom alleen betrekking op het rangeren en niet op de doorgaande treinen. Het equivalente geluidniveau als gevolg van doorgaande treinen is over het algemeen hoger dan het geluidniveau van rangerende treinen. Voor een waarnemer echter zal het geluid van een rangerende trein voor een belangrijk deel hetzelfde zijn als het geluid van een passerende doorgaande trein. Vanwege de geluidbelasting van het doorgaande spoor zijn saneringsmaatregelen getroffen om te bewerkstelligen dat kan worden voldaan aan de wettelijke norm voor het binnenniveau. Dit betreft in sommige gevallen ook maatregelen aan de gevel. Deze maatregelen bieden uiteraard ook bescherming tegen de geluidbelasting als gevolg van rangeer-bewegingen. Om deze redenen kan de plafondwaarde met maximaal 5 dB worden verhoogd zonder dat er sprake is van een equivalente geluidbelasting die uitgaat boven de geluidbelasting als gevolg van het doorgaande spoor. Wel moet worden onderzocht wat het effect is van de cumulatie van beide geluidaspecten.
4.1.4 Buitengebied (agrarische bedrijven)
In het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden voor de geluidvoorschriften voor bedrijven (inrichtingen) bestemd voor agrarische activiteiten (niet zijnde glastuinbouw) afwijkende (etmaal)periodetijden. Om zo weinig mogelijk (rechts) ongelijkheid te veroorzaken tussen bedrijven die vallen onder de werking van het Activiteitenbesluit en vergunningplichtige bedrijven gelden voor de vergunningverlening aan agrarische bedrijven en aan bedrijven met een agrarisch karakter dezelfde periodetijden als in het Activiteitenbesluit, nl.:
Geluidhinder door vervoersbewegingen van en naar een inrichting (= bedrijf) die plaatsvinden buiten het terrein van de inrichting moeten worden beoordeeld aan de hand van de circulaire ‘Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting’ van 29 februari 1996. Uitgangspunt bij deze beoordeling is dat indirecte hinder niet wezenlijk bijdraagt aan de geluidbelasting en niet in de beoordeling zal worden betrokken als:
De Circulaire laat piekgeluiden buiten beschouwing. Als er aanleiding is om te verwachten dat piekgeluiden als gevolg van vervoersbewegingen een relevante factor zijn, moet - mede vanwege jurisprudentie - in het kader van een goede ruimtelijke ordening de beoordeling van de piekgeluiden wel worden betrokken.
Bij inrichtingen die vallen onder de werking van het Activiteitenbesluit worden naar aanleiding van deze beoordeling zo nodig maatwerkvoorschriften vast-gesteld op grond van artikel 2.1 lid 4 (zorgplicht) van het Activiteitenbesluit. De geluidparagraaf 2.8 van het Activiteitenbesluit kent geen normen voor indirecte hinder. Het zorgplichtartikel (art. 2.1) stelt echter dat als het besluit geen regels stelt, de nadelige milieugevolgen voor zover dat redelijkerwijs gevraagd kan worden, moeten worden voorkomen of zoveel mogelijk beperkt. Deze zorgplicht heeft onder meer betrekking op geluidhinder en op het verkeer van personen en goederen van- en naar de inrichting. Voor zover dit niet uitputtend is geregeld kan het bevoegd gezag hiertoe maatwerkvoorschriften stellen. Deze maatwerkvoorschriften kunnen ook inhouden dat te verrichten activiteiten worden beschreven of dat metingen, berekeningen of tellingen moeten worden verricht om de nadelige gevolgen voor het milieu te bepalen.
VOOR HET NIET-GEZONEERDE DEEL VAN WESTERMAAT WORDT WEL ZONERINGS-SYSTEMATIEK TOEGEPAST.
In incidentele gevallen zal een woning of geluidgevoelige bestemming door meerdere bedrijven belast worden met geluid; dit doet zich vooral voor aan de rand van bedrijventerreinen. Voor het bedrijventerrein Westermaat (het deel dat ligt buiten de wettelijke zone) is er voor gekozen om een zone-bewakings-systematiek te hanteren. Dat betekent dat alle bedrijven zijn opgenomen in een geluidmodel waarmee de gecumuleerde geluidbelasting van de bedrijven wordt berekend. Uitgangspunt is dat de gecumuleerde geluidbelasting op de aanwezige en geprojecteerde woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen (vooral gelegen in de gemeente Borne) niet groter is dan 50 dB(A). Vergunningvoorschriften en maatwerkvoorschriften worden gebaseerd op dit model. Voor andere bedrijfsterreinen is geen model opgesteld. In beginsel wordt op deze terreinen getoetst per bedrijf. Als er echter aanleiding is te veronderstellen dat vanwege cumulatie de ambitiewaarde bij geluidgevoelige bestemmingen substantieel wordt overschreden, dan zal de cumulatie bij de beoordeling worden betrokken.
De norm voor het maximale geluidniveau (piekniveaus) geldt ter plaatse van woningen en geluidgevoelige bestemmingen. In het algemeen dient gestreefd te worden naar maximale geluidniveaus LAmax die niet meer dan 10 dB boven het aanwezige equivalente geluidniveau komen. Op basis van het BBT-beginsel dient een afweging gemaakt te worden. In die gevallen waarin in redelijkheid niet aan de streefwaarden kan worden voldaan, worden de volgende hogere maximale geluidniveaus LAmax vergund:
Een verhoging met 5 dB van deze maximale geluidwaarde in de dagperiode wordt toegestaan als sprake is van een voor de bedrijfsvoering onvermijdbare situatie waarin technische noch organisatorische maatregelen soelaas bieden om het geluidniveau te beperken. Een dergelijke verhoging dient te worden gemotiveerd. In bijzondere gevallen van algemeen belang worden aan activiteiten geen voorschriften voor maximale geluidniveaus (LAmax) voorschriften gebonden, zoals bij vliegbewegingen traumahelikopter, uitrukken brandweer, politie, ziekenwagens en strooiwagens.
Activiteiten in de dagperiode die niet worden veroorzaakt door de hoofdactiviteit kunnen na een bestuurlijke afweging worden uitgezonderd van de geluidnormering.
Dit betreft activiteiten zoals:
Het is mogelijk dat bij bestaande bedrijven knelpunten ontstaan als de plafondwaarde behorende bij de gebiedstypen uit deze nota wordt verbonden aan de omgevingsvergunning of als maatwerkvoorschrift wordt opgelegd. Als het toepassen van BBT onvoldoende resultaten geeft en de geluidnorm door het toepassen van de plafondwaarde naar beneden zou worden bijgesteld, zou dit kunnen betekenen dat voor deze bedrijven onevenredige zware geluideisen gaan gelden. Voor deze bedrijven en deze situaties geldt dat de nu geldende geluidvoor-schriften van kracht blijven maar dat geen verhoging van de geluidbelasting in de toekomst wordt toegestaan.
4.1.9 Incidentele activiteiten die met enige regelmaat plaatsvinden
Er zijn inrichtingen waarbij met enige regelmaat duidelijk meer geluidemissie optreedt dan in de overige tijd. Voorbeelden zijn:
Gevolg van deze activiteiten kan zijn dat met een beperkte frequentie (maar vaker dan 12 maal per jaar) een hogere geluidemissie plaatsvindt dan onder de representatieve omstandigheden. Daarbij wordt in principe uitgegaan van een frequentie van maximaal circa één dag-, avond- of nachtperiode per week. Voor deze situaties kan, na bestuurlijke afweging, vergunning worden verleend voor een geluidniveau dat maximaal 5 dB(A) hoger ligt dan de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype. Bij de bestuurlijke belangenafweging moet worden betrokken: de noodzaak dan wel onvermijdelijkheid van de betreffende activiteit (de mogelijkheden om incidentele bedrijfssituaties te voorkómen), de redelijkerwijs te treffen maatregelen, de vraag of er sprake is van hinder en zo ja, in welke mate en met welke frequentie, op welk tijdstip en met welke duur ene hoogte van het geluidniveau.
Verder is het gewenst dat de betreffende activiteiten zo nauwkeurig mogelijk in de aanvraag worden vermeld en in de vergunningvoorschriften worden vastgelegd. Daarnaast is het redelijk dat van de vergunninghouder wordt verlangd dat deze een registratie bijhoudt van deze activiteiten dan wel deze, afhankelijk van de aard van de betreffende activiteit, in sommige gevallen tevoren meldt. Dit is zeker van belang als ten tijde van de aanvraag niet exact vaststaat wanneer deze activiteiten zullen plaatsvinden.
4.1.10 Uitzonderlijke bedrijfssituaties
Voor uitzonderlijke bedrijfssituaties wordt niet het volledige zonemodel gehanteerd, maar wordt de uitzonderlijke bedrijfssituatie rechtstreeks getoetst aan de zone en aan de maximaal toegestane gevelbelasting op woningen met een vastgestelde hogere grenswaarde, zonder daarbij rekening te houden met alle overige bedrijven op het gezoneerde industrieterrein. Daarbij moet wel worden uitgegaan van BBT en van zo min mogelijk hinder voor de omgeving.
Bij horecabedrijven, maar ook bij andere bedrijven vinden af en toe festiviteiten plaats waarbij het lastig is om aan de reguliere geluidnormstelling uit het Activiteitenbesluit te kunnen voldoen. Vanwege het belang dat het mogelijk moet zijn om af en toe festiviteiten te kunnen organiseren, is in het Activiteiten-besluit bepaald (artikel 2.21) dat de reguliere geluidnormen niet van toepassing zijn op bij verordening aan te wijzen dagen of dagdelen waarop festiviteiten worden gevierd. De gemeenteraad heeft in de artikelen 4.2 en 4.3 van APV het college de bevoegdheid gegeven om de collectieve en incidentele festiviteiten aan te wijzen en voorschriften te stellen ter beperking van de geluidsoverlast. In paragraaf 7.3 wordt hier verder op ingegaan en wordt aangegeven hoe het college hier invulling aan geeft.
5 Hogere grenswaarden en noodzakelijke maatregelen
Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen moet er op grond van de Wet ruimtelijke ordening sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Een van de aspecten daarbij is een goed woon- en leefklimaat. In dit hoofdstuk worden criteria vermeld om te kunnen beoordelen of er voor wat betreft de bescherming tegen geluidhinder sprake is van een goed woon- en leefklimaat en welke maatregelen eventueel nodig zijn om een goed woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen. Deze criteria en maatregelen hebben betrekking op zogenoemde hogere waarde besluiten en op enkele, in paragraaf 5.4 met name genoemde, bijzondere situaties waarin geen hogere waarde besluit vereist is.
In hoofdstuk 3 zijn de gebiedsgerichte ambities van het geluidbeleid van Hengelo beschreven. Ook is in dat hoofdstuk aangegeven wat de relatie is met de (voorkeurs)grenswaarden uit de Wet geluidhinder (afbeelding 3.2). Voor sommige gebiedstypen wijken de ambitie- en plafondwaarden uit het geluidbeleid af van de (voorkeurs)grenswaarden in de Wet geluidhinder. Dit heeft gevolgen voor de (wettelijke) procedures die gevolgd moeten worden. In Tabel 4 wordt aangegeven welke procedure gevolgd moet worden.
Tabel 4 Procedure hogere waarden in relatie tot plafond- en ambitiewaarden
5.2.2 Criteria hogere grenswaarde en noodzakelijke maatregelen
Artikel 110a lid 5 van de Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt dat een hogere waarde alleen kan worden verleend als “de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidgevoelige gebouwen onderscheidenlijk aan de grens van de betrokken geluidgevoelige terreinen tot de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard".
De gemeente Hengelo heeft gebiedsgerichte ambities vastgesteld voor de na te streven geluidniveaus (zie hoofdstuk 3). In deze ambities is (impliciet) meegewogen dat die niveaus over het algemeen te bereiken zijn zonder daartoe op grote schaal (extra) maatregelen zoals bedoeld in artikel 110a lid 5 te moeten treffen en dat die gelet op de aard van het gebied redelijke geluidniveaus zijn, die niet ver uitgaan boven de verwachtingen die bewoners hebben. Als aan de ambities voor het betreffende gebied wordt voldaan, hoeft er naar het oordeel van de gemeente niet verder te worden nagedacht over maatregelen om de geluidbelasting terug te dringen tot onder de voorkeursgrenswaarde. Met de ambitiewaarde is er naar het oordeel van de gemeente namelijk al sprake van een goed woon- en leefklimaat. Dit maakt het overwegen van aanvullende maatregelen onnodig (ofwel uitgedrukt in de terminologie van artikel 110a lid 5 : maatregelen ontmoeten overwegende bezwaren van – onder meer - financiële aard). De hogere waarde kan in deze gevallen met verwijzing naar bovengenoemde overweging over de aanwezigheid van een goed woon- en leefklimaat in deze nota worden verleend.
Als niet aan de ambitiewaarde kan worden voldaan, moet worden getoetst of een hogere waarde kan worden toegestaan. Hieronder worden de doelstellingen uit het gemeentelijke beleid verbonden met de wettelijke criteria en wordt toegelicht hoe de gemeente deze toetsing wil uitvoeren.
De in de voorgaande tabel toegelichte criteria van de Wet geluidhinder voor het nemen van een hoger geluidgrenswaardebesluit worden verder uitgewerkt in enkele voorwaarden en maatregelen om ondanks een hogere waarde dan de ambitiewaarde toch een goed woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen. Deze voorwaarden en maatregelen gelden voor woningen of andere gebouwen met een woonfunctie (gebouwen waar 24 uur per dag mensen verblijven of wonen, zoals verpleeghuizen en verzorgingshuizen). Ze gelden niet voor geluidgevoelige gebouwen met een niet-woonfunctie (zoals ziekenhuizen of scholen).
Om een hogere waarde boven de ambitiewaarde te kunnen verlenen bij een woning of een gebouw met een woonfunctie moet aan ten minste één van de hieronder genoemde voorwaarden worden voldaan én moet ten minste één van de hieronder genoemde maatregelen ter bevordering van een goed woon- en leefklimaat worden getroffen.
Aan ten minste één van de volgende voorwaarden moet worden voldaan (zie toelichting in de tabel 6):
Tabel 6 toelichting voorwaarden
Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen, is ook ten minste één van de onderstaande maatregelen van toepassing (zie toelichting in tabel 7):
Een woning heeft ten minste één zijde (gevel) waarop de wettelijke voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden (= geluidluwe zijde) en ten minste één verblijfsruimte wordt aan de geluidluwe zijde gerealiseerd. Als de woning beschikt over een tuin of een balkon worden deze bij sterke voorkeur aan de geluidluwe kant van de woning gerealiseerd; als de woning beschikt over een balkon aan de geluidbelaste zijde moet deze zodanig afsluitbaar zijn, dat de geluidbelasting wordt teruggedrongen tot onder de ambitiewaarde voor het betreffende gebied.
De woning moet zo zijn gesitueerd en zodanige kenmerken hebben dat dit voor de doelgroep waarvoor de woning is bedoeld voldoende compensatie geeft om een gelijkwaardige kwaliteit van het woon- en leefklimaat te waarborgen. Deze gelijkwaardigheidseis moet door de aanvrager/initiatiefnemer worden onderbouwd.
Tabel 7 toelichting maatregelen
5.3 Geluidwering / (wettelijk) binnenniveau voor nieuwe en bestaande gebouwen.
In tabel 8 wordt aangegeven met welke binnenwaarde rekening gehouden moet worden bij het bepalen van de karakteristieke geluidwering. Dit geldt voor zogenoemde verblijfsgebieden in woonfuncties, onderwijsfuncties, kinderopvang en gezondheidsfuncties. Van de verblijfsgebieden zijn uitgezonderd: toilet, badkamer en gangen, installatieruimtes e.d. Voor slaapkamers en verblijfsgebieden voor aan bed gebonden patiënten geldt een 5 dB strengere norm.
Tabel 8 Binnenniveau waarop de geluidwering van gevels moet worden gebaseerd. Daarnaast moet worden uitgegaan van de berekende geluidbelasting zonder aftrek. (art. 3.4 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012.)
DE WETTELIJKE NIVEAUS BIJ NIEUWBOUW VOLGEN UIT HET BOUWBESLUIT 2012.
Als op grond van de Wet geluidhinder of een Tracébesluit een hogere waarde is vastgesteld, moet de karakteristieke geluidwering van de gevel zodanig zijn dat bij die geluidbelasting het binnenniveau niet wordt overschreden. Daarbij moet op grond van artikel 3.4 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 worden uitgegaan van de berekende geluidbelasting (zonder aftrek) en niet van de waarde uit het hogere waardebesluit (met aftrek). In die gevallen waarin er geen eenduidige wettelijk norm geldt voor het binnenniveau stelt de gemeente in het belang van een goede ruimtelijke ordening (in dit geval een aanvaardbaar woon- en leefklimaat) ambitie- en plafond waarden vast. In onderstaande paragrafen wordt beschreven hoe de verschillende situaties worden beoordeeld.
Voor dove gevels (gevels zonder te openen deuren en ramen grenzend aan geluidgevoelige vertrekken en een zodanige karakteristieke geluidwering dat wordt voldaan aan het wettelijk binnenniveau; zie tabel 8) behoeven geen hogere waarden te worden vastgesteld. Het feit dat een gevel geen te openen deuren of ramen heeft, heeft effecten op het woon- en leefklimaat. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening heeft een woning bij voorkeur maximaal één dove gevel. Als één of meer dove gevels worden toegepast, dient er ten minste één geluidluwe gevel aanwezig te zijn.
Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder geldt langs een 30-km weg geen geluidzone en zijn de bepalingen over akoestisch onderzoek, voorkeursgrens-waarden en maximale ontheffingswaarden niet van toepassing. In de praktijk kunnen deze wegen echter wel degelijk geluidhinder veroorzaken.
Bij de beoordeling of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat kunnen deze wegen dan ook niet bij voorbaat buiten beschouwing worden gelaten. Ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dit in verschillende uitspraken vastgesteld.
Om deze reden kiest Hengelo er voor om bij planontwikkeling uitdrukkelijk ook aandacht te besteden aan de geluidbelasting vanwege 30 km-wegen.
Bij het verlenen van vrijstellingen of het vaststellen van bestemmingsplannen zal de gemeente zich uitspreken over de aanvaardbaarheid van het (niet-zoneringsplichtige) wegverkeerslawaai van deze wegen. De overwegingen zullen zich vooral richten op de gevelbelasting vanwege het wegverkeer en het binnen-niveau binnen geluidgevoelige vertrekken. Als de binnenwaarde van 33 dB bij een standaard-geluidwering van 20 dB niet bij voorbaat vaststaat, wordt nader onderzoek verlangd. Als onderzoek uitwijst dat de standaard-geluidwering onvoldoende is om te waarborgen dat aan de plafondwaarde voor binnenniveau wordt voldaan, wordt als voorwaardelijke beperking in de regels van het bestemmingplan opgenomen dat gebruik als geluidgevoelige bestemming alleen is toegestaan als wordt aangetoond dat de geluidwering voldoende is om de plafondwaarde voor het binnenniveau te waarborgen.
5.3.3 Functieverandering / rechtens verkregen niveau
Voorbeeld: als een kantoorgebouw een woonfunctie krijgt, gelden de geluidweringseisen die golden op grond van de bouwvergunning voor dat kantoorgebouw.
Op grond van het Bouwbesluit 2012 geldt bij het vernieuwen of veranderen van een bestaand bouwwerk als eis voor de geluidwering van gevels (artikel 3.5) en van de geluidwering tussen verschillende woonfuncties (artikel 3.18) het “rechtens verkregen niveau2”. Het rechtens verkregen niveau bij functie-verandering voor de geluidwering van gevels en van scheidingswanden tussen ruimten is het niveau van eisen dat gold op grond van de verleende bouwvergunning voor dat betreffende pand. Het betreft dan ook geen eenduidige eis en zal niet in alle gevallen een waarborg zijn voor een acceptabel woon- en leefklimaat. De gedachte hierachter is dat “de markt” er voor moet zorgdragen dat er geen gebouwen gerealiseerd worden waar geen vraag naar is. De gemeente is echter van oordeel dat zij hierin ook een ruimtelijke taak heeft. Bij ruimtelijke besluiten moet er sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Het woon- en leefklimaat maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. Zeker als wordt gebouwd voor een doelgroep die minder keuzevrijheid heeft (ouderenhuisvesting, begeleid wonen, sociale huurwoningen, starterswoningen e.d.) is de gemeente van oordeel dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening een zeker kwaliteitsniveau moet worden gewaarborgd. Dit is voor functieverandering niet anders dan bij nieuwbouw. Zo nodig kan hierbij een beroep worden gedaan op de bevoegdheid die artikel 13 van de Woningwet het college geeft om voorzieningen voor te schrijven die verder gaan dan de eisen die volgen uit het Bouwbesluit, voor zover deze niet verder gaan dan de eisen die gelden voor nieuwbouw.
Ook bij functieverandering moet daarom naar het oordeel van de gemeente worden getoetst aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat ook bij functieverandering in beginsel moet worden voldaan aan het wettelijk binnenniveau voor nieuwbouw (= de ambitiewaarde uit tabel 8). Alleen als de aanvrager aannemelijk kan maken dat hiervoor geluidwerende maatregelen nodig zijn die in redelijkheid niet gevraagd kunnen worden, kan een hogere waarde voor het binnenniveau worden aangehouden. Een hoger binnenniveau dan de saneringswaarde voor bestaande hooggeluidbelaste woningen (= 38 dB = de plafondwaarde uit regel 5 en 6 van tabel 8) acht de gemeente strijdig met een goede ruimtelijke ordening.
Als om de functieverandering te kunnen realiseren het college een hogere geluidgrenswaarde moet vaststellen, wordt dit besluit alleen genomen als er sprake is van een goede ruimtelijke ordening zoals in voorgaande alinea bedoeld.
Als er sprake is van een bestemmingsplanwijziging wordt in het bestemmingsplan als voorwaardelijke beperking vastgelegd dat gebruik als geluidgevoelige functie alleen is toegestaan, als wordt aangetoond dat de geluidwering zodanig is dat het binnenniveau niet wordt overschreden, uitgaande van de per geluidbron gecumuleerde geluidbelasting zonder aftrek.
Als de verandering mogelijk wordt gemaakt met een omgevingsvergunning ex. artikel 2.12 van de Wabo moet in de motivering van dat besluit een goede ruimtelijke onderbouwing worden gegeven. Een dergelijke onderbouwing is alleen mogelijk als de aanvrager in de aanvraag duidelijk aangeeft welke geluidsisolerende maatregelen hij treft om te voldoen aan binnenniveau Als deze maatregelen ontbreken of onvoldoende worden onderbouwd, dan kan de vergunning niet worden verleend.
GELUIDWERING TUSSEN AANPANDIGE WONINGEN
Als in een bestaand bouwwerk verschillende aanpandige woningen/apparte-menten worden gecreëerd, geldt als eis voor de geluidwering tussen deze woonfuncties ook het rechtens verkregen niveau. Ook voor deze situatie ligt het rechtens verkregen niveau niet eenduidig vast. Bij de omvorming van kantoorruimten gelden op grond van het Bouwbesluit 2012 geen geluidweringseisen tussen aanpandige verblijfsruimten. Burenlawaai is een belangrijke bron van geluidhinder (zie ook paragraaf 1.3).
In feite is de geluidwering die het Bouwbesluit 2012 voor nieuwbouw van aanpandige verblijfsruimten voorschrijft een minimumeis voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Met een doordachte constructie en materiaalkeuze zal in veel gevallen dit niveau gerealiseerd kunnen worden zonder onevenredige hoge kosten. In een bestemmingsplan kunnen geen technische eisen worden opgenomen die afwijken van het Bouwbesluit. Bij functieverandering echter stelt het Bouwbesluit ten aanzien van de geluidwering tussen woningen/appartementen geen eisen.
Ook de geluidwering tussen woningen/appartementen is een belangrijk aspect van het oordeel of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat en daarmee van de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Omdat bij functieverandering naar wonen voor de geluidwering geen wettelijke eisen gelden, is de gemeente van oordeel dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening bij functieverandering in beginsel een geluidwering tussen aanpandige woningen/appartementen moet worden gerealiseerd die ook geldt voor nieuwe woningen. Bij veel minder geluidwering is een ruimte in feite niet geschikt voor een woonfunctie en is bij langdurig verblijf gezondheidsschade niet onaannemelijk. Als sprake is van een bestemmingsplanwijziging om de functieverandering mogelijk te maken zal als voorwaardelijke beperking in het bestemmingsplan worden opgenomen dat gebruik als woonruimte alleen mogelijk is als in de bouwaanvraag word aangegeven welke geluidwerende maatregelen worden getroffen om een geluidwering te bereiken die overeenkomt met de eisen voor nieuwbouw. Alleen als de initiatiefnemer op grond van een technisch en financieel deugdelijke onderbouwing aannemelijk maakt dat dit niveau in redelijkheid niet haalbaar is, kan een lager niveau worden geaccepteerd.
Als de verandering mogelijk wordt gemaakt met een omgevingsvergunning ex. artikel 2.12 van de Wabo moet in de motivering van dat besluit een goede ruimtelijke onderbouwing worden gegeven. Een dergelijke onderbouwing is alleen mogelijk als de aanvrager in de aanvraag duidelijk aangeeft welke geluidwerende maatregelen worden getroffen om een geluidwering te bereiken die overeenkomt met de eisen voor nieuwbouw. Als deze maatregelen ontbreken of onvoldoende worden onderbouwd, dan kan de vergunning niet worden verleend.
5.3.4 Renovatie van bestaande woningen
Ook bij ingrijpende renovatie van een woning moet het rechtens verkregen niveau worden aangehouden. Als bij die renovatie de gevel ingrijpend wordt gewijzigd en kozijnen, deuren en ramen worden vervangen, speelt de geluidwering daarbij een rol. Uitgangspunt is een minimale geluidwering van 20 dB. Als het woningen betreft die een geluidbelasting ondervinden van meer dan 53 dB dan ligt het, gelet op de zorgplicht die woningeigenaren hebben, voor de hand om bij renovatie van gevels van die woningen:
Bij niet-gesaneerde woningen heeft de gemeente geen harde wettelijke mogelijkheden om dit af te dwingen, maar treedt zij met initiatiefnemers in overleg om dit te stimuleren.
Ter bescherming van (toekomstige) bewoners mag de gecumuleerde geluidbelasting niet onaanvaardbaar hoog worden. Daartoe moet de gecumuleerde geluidbelasting in beeld gebracht worden als sprake is van meerdere relevante geluidbronnen. Relevant betekent in dit geval dat de geluidbron een geluidbelasting veroorzaakt groter dan de voorkeursgrenswaarde voor die betreffende geluidbron.
Daar waar als gevolg van cumulatie een hogere geluidbelasting optreedt, zowel bij het “akoestisch” ontwerpen van nieuwe wijken als bij het dimensioneren van de gevelisolatie moet met deze gecumuleerde geluidbelasting rekening worden gehouden. Op deze manier blijft de geluidkwaliteit van (nieuwe) woonwijken en het binnenklimaat in woningen (bijvoorbeeld belangrijk voor een goede nachtrust) gewaarborgd.
6 Sanering weg- en railverkeerslawaai bestaande situaties
In 1986 is het hoofdstuk bestaande situaties wegverkeerslawaai en in 1987 het hoofdstuk bestaande situaties spoorweglawaai van de Wet geluidhinder in werking getreden.
Op verzoek van het ministerie van VROM is in 1995 onderzocht welke woningen in 1986 en 1987 een (te) hoge geluidbelasting vanwege weg- en/of treinverkeer ondervonden en in principe alleen door gevelmaatregelen kunnen worden gesaneerd. Deze woningen zijn op een drietal lijsten geplaatst;
De woningen van de A-lijst zijn inmiddels gesaneerd. Langs de spoortrajecten naar Almelo en Oldenzaal zijn geluidschermen geplaatst. Daarmee zijn de meeste woningen van de raillijst gesaneerd. Sinds 1 juli 2012 (de inwerking-treding van de SWUNG-geluidwetgeving) ligt de saneringsverplichting voor de nog resterende woningen op de raillijst bij spoorbeheerder ProRail B.V.
Wat nog resteert, is de lijst met potentiele saneringswoningen van de B-lijst en eindmeldingslijst. Deze woningen komen in aanmerking voor een onderzoek naar sanering vanwege wegverkeerslawaai. Landelijk hebben deze woningen echter geen prioriteit, omdat eerst alle A-lijst woningen in Nederland moeten zijn gesaneerd. Wel is bij het ministerie enig budget voor sanering van B-lijst woningen beschikbaar en kan (en wordt) daarvoor op projectbasis subsidie worden aangevraagd.
In het Actieplan Omgevingslawaai 2013, vastgesteld door de raad op 16 juli 2013, zijn zogenoemde hotspots gedefinieerd. Hotspots zijn clusters van woningen waarbij de geluidbelasting hoger is dan de plandrempel. De plan-drempel in het Actieplan is gelegd op 63 dB. Veel van die woningen binnen de hotspots betreffen woningen van de B-lijst/eindmeldingslijst. Het voornemen is om bij groot onderhoud van wegvakken binnen deze hotspots zo mogelijk de weg van geluidreducerend asfalt te voorzien, zo nodig in combinatie met gevelisolatie. In het Actieplan is vastgelegd met welke prioriteit de hotspots worden aangepakt.
Dit hoofdstuk heeft betrekking op het voorkómen van geluidhinder ten gevolge van toestellen, apparaten of handelingen waar geluidnormen op grond van de Wet geluidhinder of het Activiteitenbesluit niet op van toepassing zijn. In deze gevallen is de APV van toepassing; dit is onder andere het geval bij:
In artikel 4:6 (Overige geluidhinder)van de APV wordt gesteld:
In de APV wordt niet gedefinieerd wanneer er sprake is van geluidhinder. Dat is niet zonder reden. Het betreft in veel gevallen mogelijke geluidhinder veroorzaakt door burgers, vaak buren of buurtgenoten, onderling. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de burgers zelf om voor eventuele problemen in onderling overleg oplossingen te vinden. De gemeente moet terughoudend zijn om deze onderlinge verhoudingen te reguleren. Anders dan bij bedrijven zal de gemeente bij burgers niet actief handhavend optreden.
Voor een aantal situaties en activiteiten wordt in dit hoofdstuk een nadere invulling gegeven aan het begrip geluidhinder, zoals bedoeld in artikel 4:6 van de APV.
7.1 Vaste installaties bij woningen (warmtepompen en airco-installaties)
Geluidbronnen die min of meer permanent bij woningen aanwezig zijn, zoals warmtepompen, airco-installaties, ventilatoren e.d. kunnen een geluiduitstraling en een invloed hebben die vergelijkbaar is met installaties bij bedrijfsmatige activiteiten. Het is dan ook niet meer dan redelijk dat burgers een inspanning leveren om een dergelijke installatie zo stil mogelijk te laten werken om hinder bij de buren te voorkomen. Dit is vastgelegd in de volgende beleidsregel3:
Artikel 4:6 APV in combinatie met beleidsregel 1 betekenen in de praktijk het volgende:
Veel warmtepompen veroorzaken zogenoemd tonaal geluid: één toon klinkt er duidelijk hoorbaar bovenuit. Dit is extra hinderlijk, daarom moet volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai bij tonaal geluid een straffactor van 5 dB worden toegepast. Dat betekent dat bij de tonaal geluid de norm 5 dB strenger is: 35 dB(A) op de erfgrens. Het is verstandig om uit te gaan van deze strengere norm; dan zit je altijd goed.
Let er bij de aanschaf van een warmtepomp of airco op hoeveel geluid het apparaat produceert. Dat kan per type behoorlijk verschillen. Deze gegevens zijn (wettelijk verplicht) vermeld in de technische informatie. Met deze gegevens kan zo nodig worden berekend of kan worden voldaan aan de geluidnorm op de erfgrens. Als dat nodig is, kan een geluiddempende omkasting worden geplaatst. Een stille warmtepomp is over het algemeen wat duurder. Maar als een stil exemplaar een omkasting kan voorkomen, kan deze toch voordeliger uitpakken.
Denk er goed over na waar u de warmtepomp of airco plaatst. Bespreek dat met buren. Bij een plek vlak op de erfgrens kan het lastig worden om aan de norm te voldoen. Bovendien: de norm is een bovengrens. Ook als aan de norm wordt voldaan, is het niet uitgesloten dat sommigen nog steeds hinder ervaren. Hoe minder lawaai hoe beter; dat kan irritatie, toetsing achteraf en mogelijke extra maatregelen achteraf voorkomen.
Bespreek bovengenoemde punten goed door met de installateur.
7.2 Bedrijfsmatige activiteiten buiten inrichtingen
Sommige, veelal kleinschalige en weinig milieubelastende bedrijven en bedrijfsmatige activiteiten vallen niet onder de werking van het Activiteitenbesluit4. Daarnaast is het Activiteitenbesluit ook niet van toepassing op activiteiten die éénmalig of incidenteel op een locatie plaatsvinden. Op deze bedrijven en activiteiten is de APV van toepassing. Het ligt voor de hand om voor deze activiteiten aansluiting te zoeken bij geluidambities die gelden voor de bedrijven die wel onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat sommige activiteiten niet binnen de reguliere geluidnormen van het Activiteitenbesluit uitgevoerd kunnen worden, zoals onderhoudswerkzaamheden aan het spoor of de weg of bepaalde bouwwerkzaamheden. Hiervoor geldt dat onaanvaardbare verstoring van het goede woon- en leefklimaat zoveel als redelijkerwijs mogelijk moet worden voorkomen. Dit is vastgelegd in de volgende beleidsregels:
Het rechtens verkregen niveau is gedefinieerd als: “niveau dat het gevolg is van de toepassing op enig moment van de relevante op dat moment van toepassing zijnde technische voorschriften en dat niet lager ligt dan het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een bestaand bouwwerk en niet hoger dan het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een te bouwen bouwwerk”. Het Bouwbesluit stelt geen eisen aan de bescherming tegen geluid voor bestaande bouwwerken.