Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Horst aan de Maas

Vergunningen-, toezicht- en handhavingsbeleid 2023-2026 (VTH-beleid) gemeente Horst aan de Maas

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHorst aan de Maas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVergunningen-, toezicht- en handhavingsbeleid 2023-2026 (VTH-beleid) gemeente Horst aan de Maas
CiteertitelVergunningen-, toezicht- en handhavingsbeleid 2023-2026 (VTH-beleid) gemeente Horst aan de Maas
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-04-2023nieuwe regeling

28-02-2023

gmb-2023-182161

Tekst van de regeling

Intitulé

Vergunningen-, toezicht- en handhavingsbeleid 2023-2026 (VTH-beleid) gemeente Horst aan de Maas

Voorwoord

 

Geachte lezer,

 

Voor u ligt het VTH-beleid (vergunningen, toezicht en handhaving) 2023 - 2026 van de gemeente Horst aan de Maas. Met dit beleid wordt aangesloten op de ambities en uitdagingen van de gemeente Horst aan de Maas, de huidige wet- en regelgeving en de praktijk op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Het voorwoord van het Hoofdlijnenakkoord 2022 – 2026 beschrijft voor welke uitdagingen we staan en wat dit van ons allen vraagt. In iets aangepaste vorm herhalen we onze woorden:

 

“In Horst aan de Maas staan we voor grote maatschappelijke uitdagingen. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaat en duurzaamheid, ondernemen en de arbeidsmarkt, gezondheid en demografie. Onze samenleving verandert hoe dan ook. Het is aan ons allemaal om richting te geven aan die veranderingen.

We luisteren goed naar onze inwoners, zijn koersvast, durven scherpe keuzes te maken en leggen deze ook uit. Wij zijn ons ervan bewust dat we niet iedereen tevreden kunnen stellen. We kiezen voor wat ons verbindt en ons verder brengt. Ambitie en nuchterheid gaan hierin samen. Zo blijft Horst aan de Maas een fantastische gemeente om te wonen, te werken, te ondernemen en te recreëren.

Meer dan ooit tevoren streven we naar balans. Schaalvergroting kan, mits het een verantwoorde keuze is in het licht van andere opgaven. Economische ontwikkelingen moeten in balans zijn en wegen we af tegen alle aspecten waarop die ontwikkeling van invloed zijn.

Dit vraagt om een samenwerkende manier van denken en doen. Gemeenteraad, College van B&W, ambtelijke organisatie en de gemeenschap: open en met vertrouwen in elkaar! Daar moeten we aan werken”.

 

Voor de uitvoering is het credo dat we omgevings- en klantgericht vergunnen en voorspelbaar toezicht houden en handhaven. Belangrijk uitgangspunten hierbij zijn transparante besluitvorming, heldere kaders en het dienstverlenend, transparant, effectief en efficiënt inzetten van de beschikbare middelen.

Hiermee geven wij tevens richting aan een goede invulling van de VTH-kwaliteitscriteria. De kwaliteitscriteria – die 2 december 2016 bestuurlijk zijn vastgesteld in de Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht gemeente Horst aan de Maas – gaan over vakmanschap (kritieke massa), transparantie en bestuurlijke vastlegging (procescriteria) en de minimale ondergrens binnen werkprocessen (inhoudelijke eisen en prioriteitstelling).

Het voorliggende VTH-beleid bestaat uit twee onderdelen. Het eerste deel (A) geeft weer wat de hoofdlijnen voor de gemeente zijn. Daarin leest u wat de visie, uitgangspunten, doelen, prioriteiten en strategieën zijn op het gebied van VTH. Het tweede deel (B) is een bijlagenboek waarin de onderwerpen uit het eerste deel gedetailleerd zijn uitgewerkt.

 

Met vriendelijke groet,

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas

 

DEEL A HOOFDLIJNEN

 

1. ALGEMEEN

INLEIDING

Voor u ligt het vergunningen-, toezicht- en handhavingsbeleid 2023-2026 (VTH-beleid) van de gemeente Horst aan de Maas. Dit VTH-beleid schetst het kader waarbinnen wij uitvoering geven aan de vergunning-, toezicht- en handhavingstaken op het gebied van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet (Wabo, APV en bijzondere wetten).

 

Vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn instrumenten om bredere doelstellingen en ambities benoemd in het hoofdlijnenakkoord 2022 – 2026 in het fysieke domein te realiseren. Het VTH-beleid geeft weer hoe wij een eenduidige werkwijze en een integrale afweging van de inzet van beschikbare middelen willen realiseren. Het VTH-beleid biedt verder de belangrijkste basis voor het jaarlijks opstellen van het uitvoeringsprogramma voor VTH. Hierin worden de concrete werkzaamheden en prioriteiten vastgelegd. In het VTH-jaarverslag wordt aangegeven of de beoogde doelstellingen zijn behaald.

 

Belangrijk om te beseffen is dat er, vanwege de ontwikkelingen op het gebied van het Omgevingsrecht, zoals de verwachte inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb), de woningopgave en de klimaatdoelstellingen, de komende jaren veel in de werkwijze van de VTH-taken verandert. Dit beleid is een momentopname in 2023 en in deze beleidsperiode zal er veel wijzigen. Om deze reden is dit VTH-beleid een dynamisch document dat wij tussentijds kunnen aanpassen als de veranderende wet- en regelgeving hierom vraagt.

 

DOEL VAN HET BELEIDSKADER VTH

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving is erop gericht om de wetten en het beleid met betrekking tot de fysieke leefomgeving (dat door de landelijke wetgever respectievelijk de gemeenteraad is vastgesteld), in de praktijk te brengen.

 

Het doel van het beleidskader is om richting te geven aan de uitvoering van de VTH-taken door de gemeente Horst aan de Maas, waarmee voldaan wordt aan zowel de wettelijke verplichting alsmede aan de afspraken die met de provincie zijn gemaakt naar aanleiding van het interbestuurlijk toezicht. Hiermee zetten we stappen in de verdere versterking van VTH binnen onze organisatie, maar ook daarbuiten waar het gaat over de dienstverlening.

 

Met het VTH-beleid brengen we de basis verder op orde. In het nieuwe beleid wordt tevens aangesloten op actuele gemeentelijke ambities, inzichten uit de praktijk en meest recente wet- en regelgeving.

 

SCOPE. WAAROVER GAAT DIT BELEIDSKADER?

Het beleidskader VTH gaat over vergunningverlening, toezicht en handhaving in de fysieke leefomgeving voor zover dit onder het bevoegd gezag van onze gemeente valt. In onderstaand schema brengen we deze verantwoordelijkheden zo overzichtelijk mogelijk tot uitdrukking. Het beleidskader gaat over de blauwe taken, niet over de grijze (provinciale) taken.

 

Milieu en ruimtelijke ordening (Wabo)

Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetten (bv evenementen, horeca-exploitatie, exploitatie arbeidsmigranten huisvesting, etc)

Basistaken waarvoor de uitvoering bij de omgevingsdienst (RUD) ligt (met name bedrijven met een zwaardere milieubelasting)

Overige Wabo-taken (o.a. omgevings-vergunningen voor de activiteit bouwen en slopen).

allerzwaarste milieu-inrichtingen (5 bedrijven in Horst a/d Maas)

(overige zwaardere milieubelastende bedrijven)

Bevoegd gezag

Provincie / College

Gemeente / College

Gemeente / College

Gemeente / BGM

Vergunningen

OG/RUD

OG

ATH

Toezicht

ATH/RUD

ATH

ATH

Handhaving

ATH/RUD

ATH

ATH

 

Portefeuillehouder:

Wethouder Vergunningen (WABO)

Wethouder Toezicht & Handhaving (WABO)

Burgemeester

 

OG = Team Omgeving – ATH = Team APV-vergunningen, toezicht en handhaving – RUD = Regionale Uitvoeringsdienst Limburg-Noord

 

VERHOUDING TOT DE REGIONALE UITVOERINGSDIENST LIMBURG NOORD (RUD LN)

Gemeenten en provincie zijn wettelijk verplicht om de uitvoering van de VTH-taken ten aanzien van bedrijven met een zwaardere milieubelasting via een regionale omgevingsdienst te organiseren. Dit takenpakket wordt veelal aangeduid als ‘basistaken’. Hierdoor is het beter mogelijk om de benodigde specialistische kennis en professionaliteit te borgen. De verplichting ten aanzien van de uitvoering doet formeel niets af aan de formele bestuurlijke verantwoordelijkheden. De omgevingsdienst in onze regio is de Regionale Uitvoeringsdienst Limburg-Noord (RUD LN).

 

De omgevingsdiensten staan momenteel landelijk in de aandacht omdat is geconstateerd dat de kwaliteit van de VTH-taken in heel Nederland beter moet. De RUD LN werkt op dit moment aan een flinke versterking van de organisatie en taakuitvoering. Wij zullen de raad in april nader informeren over de (o.a. financiële) consequenties hiervan.

 

Om te zorgen dat bedrijven in verschillende gemeenten zoveel mogelijk gelijk behandeld worden (level playing field) dienen de gemeenten die samenwerken in de omgevingsdienst een regionaal uniform uitvoerings- en handhavingsbeleid vast stellen voor de basistaken (de dik omkaderde taken in bovenstaand schema). Mocht er verschil bestaan tussen het regionaal beleidskader en het onderhavige lokale kader, dan prevaleert het regionale kader. Gemeenten mogen alleen in positieve zin (sterkere bescherming van de leefomgeving) afwijken van het regionale kader. In de praktijk zal zich dat niet of nauwelijks voordien omdat het lokale en regionale kader synchroon zijn ontwikkeld.

 

WAT IS DE KERN VAN DIT NIEUWE BELEIDSKADER?

PRIORITERING OP BASIS VAN GEOBJECTIVEERDE RISICOANALYSE:

100% waterdichte uitvoering van VTH-taken (met name toezicht) is onbetaalbaar, onmogelijk en onwenselijk. Daarom is in dit beleidskader een risicoanalyse uitgevoerd om onderscheid te maken tussen verschillende typen activiteiten; tussen een kantoorpand en een industrieel complex, tussen kleine buurtbarbecue en groot risicovol evenement. Per activiteit is een risico-score bepaald op basis van het samenspel van het effect van niet-naleving en de kans dat niet-naleving zich voordoet. De risicoanalyse dient als objectieve grondslag voor de prioriteitstelling. Met andere woorden: voor het toezicht op activiteiten met een hogere risico-score (bijvoorbeeld een vuurwerk-opslag) stellen we meer capaciteit beschikbaar dan voor het toezicht op activiteiten met een lagere risicoscore (een regulier kantoorpand). In aanvulling op de, via de risicoanalyse onderbouwde, prioriteiten hebben we als college een aantal projectmatige prioriteiten toegevoegd, te weten: landschappelijke inpassingsplannen, huisvesting van arbeidsmigranten, jeugdoverlast, energiebesparing en IPPC-vergunningen. De laatste 2 zijn activiteiten die ook onder de ‘basistaken’ vallen. Deze prioritering is inhoudelijk niet wezenlijk anders dan de afgelopen jaren.

 

KWALITATIEVE STRATEGIEËN:

Het nieuwe VTH-beleid bevat, in vergelijking met het verleden, veel duidelijkere uitgangspunten voor de wijze waarop we sturen op preventie (voorkomen van overtredingen), vergunningverlening, toezicht, handhaving en – in zeer uitzonderlijke gevallen – gedogen. Deze strategieën zijn opgenomen in Bijlage B (bijlage 11 tot en met 21). Met deze strategieën zetten we een kwaliteitskader neer voor een goede VTH-taakuitvoering.

 

BELEIDSCYCLUS (BIG EIGHT): VAN PRIORITEITEN NAAR UITVOERING EN VERANTWOORDING

Het VTH-beleid werken wij jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma is een concreet actieplan voor het betreffende jaar waarbij we aangeven hoe we de (financiële en personele) middelen in het betreffende jaar inzetten. Het uitvoeringsprogramma sturen wij ter informatie naar de provincie (IBT) en de gemeenteraad. Met het Jaarverslag VTH verantwoorden we ons over de gerealiseerde uitvoering en de resultaten. Op deze manier doorlopen wij de ‘Big Eight’ cyclus.

 

LEESWIJZER

Dit VTH-beleid bestaat uit twee onderdelen. Het deel A dat nu voor u ligt geeft op hoofdlijnen aan wat voor de gemeente de visie, uitgangspunten, doelen, prioriteiten en strategieën zijn op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH).

 

Het tweede deel B is een bijlagenbundel. Hierin worden de onderwerpen uit dit eerste deel gedetailleerd uitgewerkt.

2. ONTWIKKELINGEN

TERUGBLIK

INTERBESTUURLIJK TOEZICHT

Het vorige VTH-beleid liep in 2020 ten einde. Op basis van interne en externe beoordelingen, waaronder het Interbestuurlijk Toezicht door de provincie bevatte dit beleid nog niet alle noodzakelijke en wenselijke onderdelen. Het samenvattend Inter Bestuurlijk Toezicht (IBT)-eindoordeel omgevingsrecht over het jaar 2020-2021 laat zien dat aan de gemeente Horst aan de Maas op het onderdeel Wabo een “matige” taakbehartiging en op het onderdeel Wro “onvoldoende” taakbehartiging is toegekend. Als verbeterpunt geeft het IBT samengevat aan dat de beleidscyclus niet goed gevolgd is en een kwaliteitsslag behaald kan worden in de beleidscyclus en daaraan verbonden structuren, documenten en rapportages. Deze aanbevelingen zijn in 2021 en 2022 opgepakt en krijgen verder vorm door uitbreiding van de capaciteit in uitvoering, beleid en ondersteuning, in dit VTH-beleid, de risicoanalyse waaruit prioritering volgt, de vertaling naar jaarlijkse uitvoeringsplannen en periodieke monitoring op de uitvoering. De verwachting is dat de beleidscyclus hiermee een nieuwe impuls krijgt en dan actief (bij)gestuurd kan worden op risico's, doelstellingen, kwaliteit en kwantiteit binnen de gegeven capaciteit.

 

VERGUNNINGEN

In 2021 en 2022 is binnen team Omgeving, mede ter voorbereiding op de komst van de Omgevingswet, ingezet op het verbeteren van de werkprocessen van vergunningverlening. Zo is er een centrale ingang gekomen voor een snelle triage van vergunningaanvragen en zijn twee omgevingsregisseurs aangesteld voor de begeleiding van complexe vergunningaanvragen.

 

TOEZICHT EN HANDHAVING

In 2021 is de gemeenschappelijke regeling met Venray op toezicht en handhaving ontbonden waarbij hij gefaseerd wordt afgebouwd. Tot en met 2024 worden er steeds minder uren afgenomen bij Venray en wordt er een eigen team toezicht en handhaving binnen de gemeente Horst aan de Maas opgericht. Doel van het terughalen van de taken is om de organisatie en aansturing van toezicht en handhaving te vereenvoudigen, gegeven het feit dat er ook in regionaal verband al een samenwerkingsvorm is (de RUD LN). In 2022 is het team APV-vergunningen, Toezicht en Handhaving opgericht en is de capaciteit uitgebreid met administratieve ondersteuning, 1 BOA, milieutoezichthouders, juristen, een beleidsmedewerker en bouwtoezichthouders.

 

VOORUITBLIK

INTEGRAAL VTH-BELEID

Integraal VTH-beleid vindt plaats binnen bestuurlijk vastgelegde kaders (o.a. wetgeving) in de fysieke leefomgeving en in dat kader gemeentelijk vastgestelde beleidsplannen (b.v. gezondheidsbeleid). In dit VTH-beleid komen op verschillende thema’s, deze onderwerpen samen. Denk hierbij aan thema’s als milieu, bouwen, veiligheid, gezondheid en energie. Overall en zwaarwegend geldt voor het VTH-beleid de Wet VTH en de daarvan afgeleide Verordening Kwaliteit VTH.

 

DE OMGEVINGSWET EN WET KWALITEITSBORGING VOOR HET BOUWEN

De inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen vragen de meeste aandacht. Deze twee wetten stellen de gemeente tot uitdagingen op het gebied van processen, een andere manier van werken en financiën. Te denken valt aan het wegvallen van de bouwkundige toetsing, verschuiving werkzaamheden naar het voortraject en participatie.

 

Onder de Omgevingswet verhuist een aantal regels van het Rijk naar gemeenten. Dit is de zogenaamde bruidsschat. Deze bruidsschat omvat voornamelijk regels over bouwwerken, open erven en terreinen en regels over milieubelastende activiteiten (bv bodemsaneringen). De impact van deze overheveling van taken is op het moment van schrijven van deze notitie nog niet inzichtelijk. Aannemelijk is dat de bruidsschat consequenties zal hebben op het taakveld en de capaciteit van toezicht en handhaving.

 

GEZONDHEIDSBELEID

Gezondheidsbeleid is al een gemeentelijke taak, maar wordt met de komst van de Omgevingswet belangrijker. De Omgevingswet heeft onder andere als doel om de gezondheid van inwoners explicieter mee te wegen bij besluiten over de inrichting van de fysieke leefomgeving. De vraag is nog hoe dat precies gedaan moet worden. Dit VTH-beleid ziet op de wettelijke taken die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving voor zover hieraan een vergunningen, toezicht of handhaving taak aan is verbonden.

 

VEILIGHEID

Ook dient de gemeenteraad een Integraal Veiligheidsplan (IVP) op te stellen waarin de doelen op het terrein van veiligheid worden vastgelegd. Het IVP is hiermee een basis voor de operationele inzet op lokale veiligheidsprioriteiten door gemeente, politie en andere organisaties. De gemeenteraad van Horst aan de Maas heeft het IVP voor 2020 – 2023 op 21 januari 2020 vastgesteld.

 

MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN

Door een reeks ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen zoals energietransitie/ klimaatbeleid, klimaatadaptatie, circulaire grondstoffen en de stikstofproblematiek worden de VTH-werkzaamheden complexer en daarmee ook belangrijker. Daarnaast ligt er een grote woningopgave.

 

Door deze ontwikkelingen staat de gemeente voor allerlei organisatorische en financiële vraagstukken. Dit heeft invloed op de manier van (samen)werken op het gebied van VTH. Wij zijn ons hiervan bewust en proberen hier met dit VTH-beleid op in te spelen.

 

ORGANISATORISCHE ONTWIKKELINGEN

Zowel in de politiek als in de samenleving is het besef doorgedrongen dat een er flink tandje moet worden bijgezet op het gebied van toezicht en handhaving in Horst aan de Maas. Dit kwam o.a. tot uitdrukking in gesprekken over maatschappelijke thema’s zoals veiligheid, intensieve veehouderij en huisvesting arbeidsmigranten. Daarom is er in (aanloop naar) 2021 gestart met knelpuntenanalyse waaraan vervolgens acties zijn gekoppeld op diverse onderdelen met het doel de organisatie van vergunningen, toezicht en handhaving robuuster te maken voor de toekomst. De uitkomsten van deze analyse zijn eerder uitgewerkt in het ‘Jaarverslag 2021, Vergunningen, Toezicht en Handhaving’, vastgesteld d.d. 19 juli 2022.

 

AUTOMATISERING: SQUIT20/20 EN RX-MISSION

Squit20/20 is een zaaksysteem dat wordt gebruikt voor o.a. het beheren van de werkvoorraad en het vastleggen van inspectiegegevens. Ook het inrichtingenbestand is in Squit verwerkt. Squit20/20 is het zaaksysteem waar vanaf het eerste kwartaal van 2022 in Horst aan de Maas mee gewerkt wordt. Dit zaaksysteem gaat over in RX-Mission, een gezamenlijke uniforme VTH-applicatie voor alle RUD LN ketenpartners. Dit zal onder andere de integrale aanpak van zaken en onderlinge informatie-uitwisseling ten goede komen.

 

VERSTERKING OMGEVINGSDIENST LIMBURG-NOORD

Sinds 2010 is de uitvoering van VTH-taken ten aanzien van zwaardere milieu-inrichtingen verplicht georganiseerd via regionale omgevingsdiensten omdat individuele gemeenten niet in staat bleken om voldoende expertise op te bouwen en met voldoende distantie te oordelen over deze inrichtingen. Deze regionale organisatie laat onverlet dat de gemeente bestuurlijk aanspreekbaar (‘bevoegd gezag’) blijft voor VTH ten aanzien van bedrijven in de betreffende gemeente.

 

In onze regio is deze samenwerking georganiseerd via de ‘Regionale Uitvoeringsdienst Limburg-Noord (RUD LN), ook wel aangeduid als Omgevingsdienst Limburg-Noord. In 2021 is landelijk geconstateerd op basis diverse analyses dat de milieuzorg door in geheel Nederland tekortschiet en dat het stelsel van omgevingsdiensten aanzienlijk versterkt dient te worden. Dit geldt des te meer voor de Omgevingsdienst Limburg-Noord. Mede door het gekozen netwerkkarakter is de huidige samenwerking te vrijblijvend met negatieve gevolgen voor de milieuzorg in de regio. Door het Algemeen Bestuur van de omgevingsdienst is op 7 juli 2022 een plan van aanpak ter verbetering vastgesteld. De gemeente Horst aan de Maas stuurt op een ambitieuze en voortvarende implementatie van dit plan van aanpak. De gevolgen hiervan zullen in 2023 duidelijk worden.

3. MISSIE, VISIE EN DOESTELLINGEN

In dit hoofdstuk beschrijven wij de missie, visie en doelstellingen voor de komende vier jaar. Aan de hand van deze missie, evaluatie van het vorige beleid en de eerder benoemde ontwikkelingen geven wij in onze visie aan hoe wij hier met VTH invulling aan geven. De doelstellingen geven invulling aan onze missie en visie. De activiteiten die we uitvoeren om de doelen te bereiken, worden nader uitgewerkt in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Het monitoren van deze activiteiten krijgt eveneens verder vorm in voornoemd programma. Op het einde ronden wij de cyclus af met een evaluatie en indien nodig bijstelling van het VTH-beleid.

 

MISSIE

“Een veilige en gezonde fysieke woon- en leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit bereiken en in stand houden: zorgen voor nu en werken aan morgen”

 

VISIE

“Het behouden en bevorderen van een leefbare, gezonde, veilige leefomgeving. Hierbij werken we vanuit een tweebenig principe van buiten naar binnen en streven we ernaar om met elkaar nieuwe initiatieven die bijdragen aan onze maatschappelijke opgaven mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Dit doen wij terwijl we er op toezien dat dit gebeurt volgens wet- en regelgeving”

 

DOELSTELLINGEN

Naast de primaire doelstelling, het bevorderen van naleving van wet- en regelgeving om een veilige, gezonde fysieke leefomgeving te bereiken, hebben wij nog een aantal doelstellingen voor de komende beleidsperiode geformuleerd. Deze doelstellingen geven invulling aan onze missie en visie. Allereerst zetten we neer wat we willen bereiken (het doel), daarna geven we aan wat we daarvoor gaan doen (de activiteit) en wanneer we tevreden zijn (het gewenste resultaat).

  • De komende beleidsperiode realiseren wij (aangepaste) werkwijzen en processen die aansluiten op de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.

  • De komende beleidsperiode doorlopen wij een VTH-cyclus die voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor de uitvoering van de VTH-taken.

  • De komende beleidsperiode implementeren wij uniforme werkwijzen aan de hand van de risicoanalyse en prioritering.

  • De komende beleidsperiode realiseren wij de borging van de rechtsgelijkheid en draagvlak door een eenduidige strategie en werkwijze te hanteren op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

ACTIVITEITEN – WAT GAAN WE DAARVOOR DOEN?

  • Verlenen van een hoog dienstverleningsniveau binnen redelijke termijnen.

  • Behouden en verbeteren van de kwaliteit, fysieke veiligheid en duurzaamheid van de leefomgeving.

  • Voorkomen van overtredingen en het verbeteren van naleefgedrag.

  • Leveren van maatwerk met oog voor algemene belangen.

Daarnaast

  • Werkprocessen VTH aanpassen aan de Omgevingswet en Wet kwaliteit voor het bouwen.

  • De VTH-taken uitvoeren zoals benoemd in dit VTH-beleid en bijbehorend uitvoeringsprogramma.

  • De werkwijze prioritair werken inbedden in onze werkwijze en de medewerkers hierin begeleiden.

  • De strategieën en werkwijze inbedden in onze dagelijkse werkzaamheden.

GEWENST RESULTAAT – WANNEER ZIJN WE TEVREDEN?

  • Als we voldoen aan de wettelijke (minimale) eisen voor inwerkingtreding van de Omgevingswet en Wet kwaliteit voor het bouwen.

  • Als het werken volgens de cyclus een vanzelfsprekendheid is en die voor alle medewerkers een tastbare bijdrage levert aan de kwaliteit van de VTH-taken.

  • Wanneer wij volgens een uniforme manier prioritair werken en dat de prioritering sturend is voor de tijdsbesteding aan een zaak.

  • Als het werken volgens de afgesproken werkwijze en strategieën een vanzelfsprekendheid is en leidt tot uniforme werkafspraken en werkprocessen.

Toezicht en handhaving is niet een opzichzelfstaand doel, maar vormt een belangrijk onderdeel van de publieke taak en is onlosmakelijk verbonden met het vergunning- en melding stelsel binnen de wet- en regelgeving.

 

UITGANGSPUNTEN BIJ DE UITVOERING VTH-TAKEN

We hanteren hierbij de volgende bestuurlijke uitgangpunten:

  • Integraal werken.

  • Risicogericht werken.

  • Betrouwbaar en transparant doen wat gedaan moet worden.

  • Professionele besluitvorming met voldoende kennis en kunde.

4. RISICOANALYSE EN PRIORITERING

Er zal nooit voldoende capaciteit zijn om alle VTH-taken uitputtend uit te voeren. Uitvoering geven aan VTH-beleid betekent dan ook keuzes maken en prioriteiten stellen. Dit gebeurt aan de hand van een prioriteitstelling waar een risicoanalyse aan ten grondslag ligt. Hiermee maakt het bestuur keuzes ten aanzien van de inzet van capaciteit en middelen.

 

Om de medewerkers zo effectief mogelijk in te zetten, is bepaald welke activiteiten (van evenementen tot bedrijfsactiviteiten met specifieke milieurisico's en van het bouwen van een woning tot het huisvesten van arbeidsmigranten et cetera) binnen de gemeente worden uitgevoerd, welke hoge prioriteit hebben en welke lage. Deze afweging vindt plaats door toepassing van een risicomodel. Het model biedt de mogelijkheid om op basis van een risico inschatting en prioritering de inzet te bepalen.

 

De inzet op activiteiten met een lage prioriteit is minder dan op activiteiten met een hoge prioriteit. Hierbij kan gedacht worden aan de diepgang van toetsing van een vergunningaanvraag of een toezichtmoment, de bezoekfrequentie van toezicht en de wijze waarop klachten en meldingen in behandeling worden genomen (nu doen of later inplannen).

 

UITLEG RISICO-ANALYSE EN PRIORITERING

Bij het maken van een risicoanalyse onderzoekt het college wat de risico’s zijn op het gebied van volksgezondheid, duurzaamheid, fysieke veiligheid, sociale kwaliteit, en maatschappelijke en bestuurlijke integriteit. Deze risico’s worden gewaardeerd.

 

Voor alle relevante activiteiten die in het kader van VTH-taken worden uitgevoerd, is een risico-inschatting gemaakt. Dit risico is bepaald volgens een vaste methodiek, waarbij verschillende beoordelingscriteria in acht zijn genomen. De score wordt bepaald door voor elke activiteit een inschatting te maken van het negatieve effect op ieder criterium als gevolg van overtreding van deze activiteit. Vervolgens wordt de kans op een overtreding en daarmee ook de mate van het naleefgedrag aangegeven. Het gemiddelde van de negatieve effecten, vermenigvuldigd met de kans op een overtreding bepaalt het risico. Hoe hoger het risico, hoe groter de kans dat de negatieve effecten zich voordoen en hoe groter de kans op overtreding (slecht naleefgedrag) met als gevolg des te groter de capaciteit die op deze activiteit moet worden ingezet.

 

NEGATIEVE EFFECTEN VOORKOMEN EN TEGENGAAN

WAARBORGEN VAN EEN VEILIGE LEEFOMGEVING

Het voorkomen en opheffen van gevaar, overlast en schade voor inwoners, bedrijven en instanties die het gevolg is van het overtreden van regels van omgevingsrecht.

 

WAARBORGEN VAN EEN GOED LEEFKLIMAAT

Het behoud c.q. herstel van een goed woon- en leefmilieu. Het handhavingsbeleid moet ervoor zorgen dat een bepaalde basiskwaliteit van de fysieke leefomgeving van de gemeente wordt gewaarborgd.

 

NATUUR EN LANDSCHAP BESCHERMEN TEGEN ONGEWENSTE INVLOEDEN

Natuur en landschap kunnen de dupe worden van bepaalde overtredingen, terwijl deze zich hier niet tegen weren kunnen. Dat we als gemeente hier onze verantwoordelijkheid nemen en waken voor dit gemeengoed is daarom van groot belang. Gestreefd wordt te voorkomen dat omgevingskwaliteiten ongewenst onder druk (kunnen) komen te staan.

 

WAARBORGEN VAN DE RECHTSGELIJKHEID

Een halt toe te roepen aan rechtsongelijkheid en ongewenste precedentwerking te voorkomen. Verder strekt het handhavingsbeleid ertoe te voorkomen dat programma’s door informele en niet beleidsmatige toezeggingen worden doorkruist.

 

VOORKOMEN EN OPHEFFEN VAN ONRUST

Het voorkomen/opheffen van maatschappelijke gevoelens van angst, ongerustheid en ergernis die gevoed worden door de omstandigheid dat regels (van omgevingsrecht) overtreden worden.

 

De negatieve effecten die zich kunnen voordoen zijn vertaald naar de volgende gebieden. Hiermee zijn de effecten objectief meetbaar.

  • Volksgezondheid (gebruik toxische stoffen, locatie met asbest, emissie naar lucht);

  • Duurzaamheid (bodem, water, lucht, natuur, klimaat, circulariteit);

  • Fysieke veiligheid (gevaar indicatie VNG, opslag en gebruik gevaarlijke stoffen);

  • Sociale kwaliteit (overlast & leefbaarheid (overlast als gevolg van geur, geluid, licht, stof en verkeer);

Daarnaast zijn er twee gebieden die de kans op niet-naleving bevatten.

  • Attitude (politieke gevoeligheid, klachten, houding & gedrag, imago);

  • Naleving (kennis van regels, normgetrouwheid, sanctie ernst et cetera);

METHODIEK

Om het negatieve effect van een overtreding te bepalen worden voor de verschillende risicogebieden punten toegekend en vormen zo de waardering van het negatief effect. De kans dat een negatief effect ontstaat, wordt op basis van ervaringsgegeven van het naleefgedrag gewaardeerd. Hiermee ontstaat door de formule: “Effect (negatief effect) X Kans (de kans dat dit effect voorkomt) = Risico”.

 

Met de uitkomst, het risico, komen de prioriteiten in beeld. Het risico kent de waarden zeer hoog tot zeer laag risico.

 

Categorie

Risico

Rood

Zeer hoog risico

Oranje

Hoog risico

Geel

Gemiddeld risico

Blauw

Laag risico

Groen

Zeer laag risico

 

PRIORITEITEN NIEUWE BELEIDSPERIODE

De prioritering werkt vooral door in de manier waarop toezicht wordt gehouden en wordt gehandhaafd. Dit betekent dat aan elk prioriteitsniveau een toezichtfrequentie en intensiteit verbonden kan worden. Dit vertaalt zich vervolgens naar inzet van mensen en middelen. Gezien de (per definitie) beperkte toezichts-en handhavingscapaciteit kiest de gemeente Horst aan de Maas ervoor om de prioritering direct te vertalen in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. De risicoanalyse is zijn nader uitgewerkt en opgenomen in bijlage 7 tot en met 10 van deel B (Bijlagenbundel.

 

1

Landelijke/bestuurlijke prioriteit

Jeugd (overlast)

2

Landelijke/bestuurlijke prioriteit

Energie

3

Regionale/bestuurlijke prioriteit

Optioneel aanvullend vanuit RUD LN

4

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Dumping chemisch afval (drugs)

5

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Illegaal slopen met asbest

6

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Geluidhinder overig

7

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Illegaal slopen (rijks- en gemeentelijke monumenten / beschermd dorpsgezicht)

8

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Veehouderijen

9

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Bouwen in strijd met Bouwbesluit

10

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Illegale bewoning

11

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Overige industrie

12

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Arbeidsmigranten

 

PROJECTEN

Los van de prioritering zijn er ook landelijke, regionale en lokale onderwerpen die projectmatig aandacht krijgen. De komende beleidsperiode zijn dit onderstaande projecten. Dit overzicht is dynamisch en kan in de loop van de tijd aangepast worden als er omstandigheden aanwezig zijn die daarom vragen. In een aantal gevallen komen deze projecten ook als prioriteit naar voren uit de risicoanalyse.

  • Brandveiligheid

  • Brandveiligheid

  • Energie

  • Ondermijnende criminaliteit

  • Actualisatie IPPC

  • Huisvesting Arbeidsmigranten

  • Landschappelijke inpassing

  • Jeugdoverlast

STRATEGIEЁN EN WERKWIJZE

De werkwijze waarop wij de doelen willen bereiken en prioritair werken, is vastgelegd in de uitvoeringstrategieën. De strategieën zijn gebaseerd op landelijke strategieën (gedogen en sanctioneren) en zijn aangevuld met gemeentelijke strategieën. In de figuur hieronder zijn de strategieën opgenomen en is de samenhang tussen de strategieën weergegeven. De strategieën zijn nader uitgewerkt en opgenomen in de bijlage 11 tot en met 21 deel B (Bijlagenbundel).

 

5. BORGING EN UITVOERING

FINANCIËLE MIDDELEN

Om de VTH-taken uit te kunnen voeren en de beleidsdoelen te realiseren, zijn financiële en personele middelen nodig. Het benodigd budget is geborgd in de begroting. De inzet van middelen lichten wij jaarlijks toe binnen de uitvoeringsprogramma’s.

 

UITVOERINGSPROGRAMMA

Het VTH-beleid werken wij jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma voor zowel vergunningverlening, toezicht en handhaving. In het uitvoeringsprogramma beschrijven we de prioriteiten, doelen, activiteiten en methoden uit dit beleid op operationeel niveau. Het uitvoeringsprogramma is dan ook een concreet actieplan voor het betreffende jaar. Daarbij geven wij in het uitvoeringsprogramma aan hoe de (financiële en personele) middelen in het betreffende jaar worden ingezet. Het uitvoeringsprogramma sturen wij naar de provincie (IBT) en ter informatie naar de gemeenteraad.

 

UITVOERING PROCES

De werkwijzen van vergunningverlening, afhandeling van meldingen en toezicht en handhaving worden de komende beleidsperiode vertaald naar specifieke procesbeschrijvingen. Deze procesbeschrijvingen worden bekend gemaakt bij alle betrokken medewerkers en geborgd binnen het digitale zaaksysteem. Nieuwe medewerkers worden (in de toekomst) ingewerkt aan de hand van deze werkbeschrijvingen.

 

AFSTEMMING KETENPARTNERS

Een goede samenwerking tussen de gemeente en haar partners is van belang. Samenwerking levert kwalitatief sterkere adviezen op die zijn gebaseerd op gedeelde informatie en uitgangspunten. In de werkbeschrijvingen wordt opgenomen hoe dat per uitvoeringsstrategie vorm krijgt.

 

KWALITEITSBORGING

Op 2 december 2016 heeft de gemeenteraad de Verordening Kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving Omgevingsrecht Horst aan de Maas vastgesteld. De basistaken dienen daarmee uitgevoerd te worden in overeenstemming met de opgenomen kwaliteitscriteria.

 

Ook de rol van de omgevingsdienst vraagt om een kwaliteitsslag. Hiervoor is binnen de RUD LN in 2021 een verbetertraject in gang gezet welk in 2023 verder vorm krijgt. Ook zal, zodra de Omgevingswet in werking treedt, de Verordening Kwaliteit Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Omgevingsrecht Horst aan de Maas worden vervangen door een Verordening uitvoering en handhaving omgevingsrecht. Deze verordening sluit aan op de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.

6. MONITORING EN EVALUATIE

Dit beleid maakt onderdeel uit van de beleidscyclus zoals wettelijk vastgelegd in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Door het volgen van deze beleidscyclus wordt een adequaat niveau van uitvoering van de VTH-taken in de organisatie geborgd. De kwaliteit van de uitvoering van deze taken wordt bovendien geborgd door de door de raad vastgestelde ‘Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Horst aan de Maas’. In deze verordening is aangegeven dat de gemeente bij de uitvoering van de VTH-taken als uitgangspunt de kwaliteitscriteria 2.2 hanteert. Zowel de toezichthouders, als (enkele)e boa’s zijn aangewezen en aangesteld door het college van B&W voor de uitvoering van hun taken waarbij er op persoons- en functieniveau een scheiding is tussen vergunningverlening, toezicht en handhaving.

 

Ook bepalen de kwaliteitscriteria 2.2 op welke wijze de gemeentelijke organisatie borgt dat de uitvoering van de VTH-taken structureel op een adequaat niveau plaatsvindt. Instrumenten om deze kwaliteit te borgen zijn bijvoorbeeld het VTH-beleid, uitvoeringsprogramma, werkprocessen, protocollen, monitoring en verslaglegging. Vanuit haar taak tot Interbestuurlijk toezicht (IBT) ziet de Provincie hierop toe en de rapportages worden ter informatie aan de gemeenteraad gezonden.

 

MONITORING

In de beleidscyclus is monitoring een belangrijk onderdeel. Om verantwoording af te leggen over de inspanningen en resultaten zijn verschillende gegevens nodig. Informatie gestuurd werken maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. In het jaarlijks uitvoeringsprogramma (UP) wordt de systematiek van monitoring verder uitgewerkt en versterkt. De gegevens worden vervolgens gebruikt als input voor de jaarlijkse evaluatie. De monitoring wordt gebruikt om te beoordelen of er voldoende voortgang wordt behaald in het uitvoeringsprogramma.

 

Daarmee gaan we na of het beleid effect heeft en de gestelde doelen zijn (of worden) gehaald. De gemeente Horst aan de Maas investeert in het (verder) ontwikkelen van gerichte indicatoren en een registratiesysteem.

 

EVALUATIE

Sluitstuk van de toepassing en uitvoering van het beleid en de diverse processen is de verantwoording over de inspanningen en resultaten. Daarin staat de vraag centraal of de geleverde inspanningen hebben bijgedragen aan het realiseren van de gestelde doelen. Het is dus belangrijk te weten of de ingezette maatregelen succesvol zijn geweest. Daarin wordt het beleid periodiek geëvalueerd.

 

Na afloop van het kalenderjaar wordt dan ook een jaarverslag opgesteld door het college, waarin tenminste over de volgende onderwerpen wordt gerapporteerd:

  • Voorgenomen activiteiten uit het uitvoeringsprogramma zijn uitgevoerd;

  • De uitvoering van deze activiteiten uit het uitvoeringsprogramma van zowel de eigen organisatie als de omgevingsdienst hebben bijgedragen aan het bereiken van de doelstellingen uit het VTH-beleid;

  • Voldaan is aan de kwaliteitscriteria VTH voor zowel de eigen organisatie, de omgevingsdienst (RUD LN), als samenwerkingspartner gemeente Venray;

  • Het VTH-beleid (mede op basis van bovenstaande) en het uitvoeringsprogramma van de eigen organisatie en de omgevingsdienst eventueel aangepast dient te worden.

DEEL BBIJLAGEN

 

ALGEMEEN

Het gemeentelijke VTH-beleid bestaat uit twee onderdelen. Het eerste deel geeft in een samenvatting de hoofdlijnen wat voor de gemeente de visie, uitgangspunten, doelen, prioriteiten en strategieën zijn op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Het tweede deel ligt nu voor u. Het is een bijlagenboek waar de onderwerpen uit het eerste deel gedetailleerd zijn uitgewerkt.

Voorafgaand aan de bijlagen worden enkele ontwikkelingen besproken.

 

HOOFDLIJNENAKKOORD 2022 - 2026

In mei 2022 heeft het college haar Hoofdlijnenakkoord 2022 – 2026 vastgesteld. Hierin geeft ze in het voorwoord op de volgende wijze richting aan de toekomst:

 

Het verschil maken… Dat is waar we voor gaan de komende raadsperiode. In Horst aan de Maas staan we voor grote maatschappelijke uitdagingen. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaat en duurzaamheid, ondernemen en de arbeidsmarkt, gezondheid en demografie. Onze samenleving verandert hoe dan ook. Het is aan ons allemaal om richting te geven aan die veranderingen.

We luisteren goed naar onze inwoners, zijn koersvast, durven scherpe keuzes te maken en leggen deze ook uit.

Wij zijn ons ervan bewust dat we niet iedereen tevreden kunnen stellen. We kiezen voor wat ons verbindt en ons verder brengt. Zo blijft Horst aan de Maas een fantastische gemeente om te wonen, te werken, te ondernemen en te recreëren.

In dit hoofdlijnenakkoord gaan ambitie en nuchterheid samen. Meer dan ooit tevoren streven we naar balans. We investeren in kennis, innovatie en goede samenwerking (bijvoorbeeld in de regio). Schaalvergroting kan, mits het een verantwoorde keuze is in het licht van andere opgaven. Economische ontwikkelingen moeten in balans zijn en wegen we af tegen alle aspecten waarop die ontwikkeling van invloed zijn.

Dit vraagt om een samenwerkende manier van denken en doen. Gemeenteraad, College en ambtelijke organisatie: open en met vertrouwen in elkaar! Daar moeten we aan werken.

Dit akkoord is er een op hoofdlijnen; een stuk waarin we vooral accenten voor vernieuwing hebben uitgelicht.

Dit akkoord is bovenal richtinggevend; de belangrijkste noten zijn gekraakt. Er is vertrouwen en we geven elkaar ruimte; een mooie basis voor de komende raadsperiode. De uitwerking, die volgt. Die maken we samen de komende vier jaar.

Samen het verschil maken… samen aan de slag voor meer balans in Horst aan de Maas. Voor gelukkige generaties van nu, van morgen en van de toekomst.

 

Met dit VTH-beleid willen wij de komende periode aan deze ambitie bijdragen. Voor de uitvoering is het credo dat we omgevings- en klantgericht vergunnen en voorspelbaar toezicht houden en handhaven. Belangrijk uitgangspunten hierbij zijn transparante besluitvorming, heldere kaders en het dienstverlenend, transparant, effectief en efficiënt inzetten van de beschikbare middelen.

 

Hiermee geven wij ook richting aan een goede invulling van de VTH-kwaliteitscriteria. De kwaliteitscriteria – die bestuurlijk zijn vastgesteld in de Verordening k vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht gemeente Horst aan de Maas (met invoering Omgevingswet om te zetten naar de Verordening Uitvoering & Handhaving) – gaan over vakmanschap (kritieke massa), transparantie en bestuurlijke vastlegging (procescriteria) en de minimale ondergrens binnen werkprocessen (inhoudelijke eisen en prioriteitstelling).

 

WET VTH EN DE VERORDENING KWALITEIT VTH

In april 2016 is een wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden, waarmee verbeteringen van het VTH-stelsel een wettelijke verankering hebben gekregen. Op grond van de Wet VTH en de daarvan afgeleide Verordening Kwaliteit VTH hebben gemeenten de plicht een integraal vergunningen- en handhavingsbeleid te formuleren en dat jaarlijks uit te werken in een uitvoeringsprogramma. Het college informeert de gemeenteraad en partners over het vastgestelde beleid, het uitvoeringsprogramma en doet daar jaarlijks verslag van. Verder evalueert het college de ingezette formatie en middelen.

 

Per 1 juli 2019 is een nieuwe set kwaliteitscriteria van kracht geworden: de criteria 2.2 zijn nu leidend. Eén deskundigheidsgebied is aan de reeks toegevoegd. Die heeft betrekking op energie en duurzaamheid.

 

OMGEVINGSWET

De Omgevingswet is een fundamentele herziening van het omgevingsrecht en huidige wetgeving. Volgens planning zal de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking treden. Dat geldt dan ook voor de Wet kwaliteitsborging bouwen.

In de Omgevingswet zullen alle wettelijke bepalingen, besluiten en regelingen opgaan die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. De wet heeft als maatschappelijke doelen (artikel 1.3 Ontwerp Omgevingswet) het in onderlinge samenhang:

  • a.

    bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en

  • b.

    doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

Gemeenten, provincies en waterschappen krijgen binnen de Omgevingswet meer ruimte om hun eigen beleid te bepalen. Het bestuur van de provincie stelt daartoe een omgevingsvisie en omgevingsverordening vast. Ook het gemeentebestuur stelt een omgevingsvisie op met daarin het gewenste resultaat voor de fysieke leefomgeving. Ook in Horst aan de Maas is de gemeente inmiddels gestart met de voorbereidende werkzaamheden voor de implementatie van deze wet. Voor de gemeente is de opdracht om een gebieds-dekkend omgevingsplan, met functietoedeling en met regels voor activiteiten op te stellen. In aansluiting op dit omgevingsplan worden toezichts- en handhavingsinstrumenten ingezet.

 

Daar waar mogelijk is in dit VTH-beleid voorgesorteerd op de doelstellingen uit de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.

Dit nieuwe stelsel voor de fysieke leefomgeving heeft meerdere gevolgen voor de taakuitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De gemeente bereidt zich daar via een programma “Implementatie Omgevingswet” op voor.

 

Voor het vergunningverleningsproces en de dienstverlening heeft de inwerkingtreding van de Omgevingswet aanzienlijke gevolgen. Een belangrijk aspect is dat de duur van de vergunningenprocedure wijzigt en alle aanvragen in principe via de reguliere procedure, binnen acht weken, moeten worden afgehandeld. Ook de wijze waarop vergunningaanvragen getoetst worden verandert. De Omgevingswet vraagt om een integrale afweging, met als uitgangspunt: ‘Hoe kunnen we dit initiatief mogelijk maken?’

 

Bij vergunningaanvragen met meerdere bevoegde gezagen wordt er één aangewezen als coördinator van het afhandelingsproces. Dit zal meestal de gemeente zijn. De Omgevingswet gaat uit van een gelijkwaardige informatiepositie voor alle betrokkenen, waaronder de initiatiefnemer. Dit houdt in dat de geldende regels begrijpelijk ontsloten moeten worden en dat er zaakgericht gewerkt moet worden. Op die manier kunnen initiatiefnemers het vergunningverleningsproces volgen. Verder wordt participatie bij een vergunningaanvraag verplicht. Deze eis verplicht initiatiefnemers om informatie te verschaffen over de wijze waarop de belangen van belanghebbenden zijn gehoord en hoe het resultaat daarvan is verwerkt in het plan.

 

Dit alles vraagt om een zorgvuldig proces. Een proces van overleg over het initiatief met bestuurlijke partners, ketenpartners en belanghebbenden. In het geval van een complexe aanvraag zal dat naar verwachting niet binnen acht weken kunnen worden doorlopen. In samenwerking met partners zijn we aan de slag gegaan om via het model van de Omgevingstafel een uitgebreider vooroverleg in te richten dat het begeleiden van een aanvraag Omgevingswet-proof maakt.

 

WET KWALITEITSBORGING VOOR HET BOUWEN

In mei 2019 is de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) door de Eerste Kamer aangenomen. Inwerkingtreding van de wet zal gelijktijdig met de invoering van de Omgevingswet plaatsvinden Door deze wetswijziging wordt een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen geïntroduceerd. Dit betekent dat bouwpartners zelf de kwaliteitsborging dienen te regelen en daarbij zelf maatregelen moeten nemen zodat aan het “Besluit bouwwerken leefomgeving (voormalig Bouwbesluit 2012) wordt voldaan. De gemeente beoordeelt als bevoegd gezag niet meer direct op de aspecten van het Besluit Bouwwerken leefomgeving maar wel op de ruimtelijke ordening, omgevingsveiligheid en de welstand van het te realiseren bouwwerk. De gemeente blijft verantwoordelijk voor de handhaving. Het werk verdwijnt niet, het wordt anders. Op 17 januari 2019 is een bestuursakkoord gesloten tussen het ministerie van Binnenlandse Zaken en de VNG over de implementatie en invoering van de wet. Het akkoord regelt de rol van de gemeente na invoering van de wet en bevat afspraken over de voorwaarden voor inwerkingtreding. Het akkoord gaat uit van invoering tegelijk met de Omgevingswet. Die invoering zal gefaseerd plaatsvinden. Er wordt gestart met de seriematige nieuwbouw. Het eindbeeld van het Rijk is dat uiteindelijk alle categorieën bouwwerken overgaan naar de private sector. Afhankelijk van de precieze vorm waarin de voorstellen worden doorgevoerd, leidt dit (op termijn) tot consequenties voor de gemeente. Met de invoering van de Omgevingswet zal zowel beleidsmatig als op het niveau van de uitvoering hierop worden ingespeeld. Via jaarlijkse verslaglegging wordt de gemeenteraad geïnformeerd.

 

VEILIGHEID

De gemeenteraad heeft het Integraal Veiligheidsplan (IVP) vastgesteld. In dit IVP zijn de doelen vastgesteld op het terrein van veiligheid. Het IVP is daarmee een basis voor de operationele inzet op lokale veiligheidsprioriteiten door de gemeente, politie en andere organisaties. Omdat de raad het IVP vaststelt is de raad in de gelegenheid om sturing te geven aan de uitvoering van het veiligheidsbeleid. Verder heeft de burgemeester op het terrein van het veiligheidsbeleid bijzondere wettelijke bevoegdheden. Hierover legt de burgemeester verantwoording af aan de gemeenteraad.

 

In relatie tot het veiligheidsbeleid is ook de afstemming met de Veiligheidsregio Limburg Noord (VRLN) aan de orde. Op grond van artikel 15 lid 2 van de Wet op de veiligheidsregio wordt door de VRLN een regionaal risicoprofiel (RRP) opgesteld. Het RRP wordt in afstemming met de partners actueel gehouden. In het RRP is een overzicht van de risicovolle situaties opgenomen die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden, inclusief een overzicht van de soorten branden, rampen en crises die zich kunnen voordoen. Verder wordt in het RRP een analyse gemaakt waarin de weging en inschatting van de gevolgen van de soorten branden, rampen en crises zijn opgenomen. Het RRP dient als basisinformatie voor het beleidsplan van de VRLN.

 

In het beleidsplan van de VRLN worden afwegingen gemaakt over de aanwezige en mogelijk toekomstige risico’s en hoe risico’s en crises kunnen worden beheerst. Het RRP en het VRLN-beleidsplan hebben een wisselwerking naar het gemeentelijke veiligheidsbeleid. Op gemeentelijke kaarten zijn in afstemming met de VRLN de objecten geïnventariseerd die een mogelijk risico vormen voor de omgeving dan wel een kwetsbare locatie betreft. Op de thema’s externe veiligheid, kwetsbare objecten en cultureel erfgoed en recreatie zijn de risico’s vastgelegd.

 

Ook deze inventarisatie en analyse heeft een directe relatie naar het IVP en raakt het VTH-beleid voor de fysieke leefomgeving. Relevante onderdelen uit het RRP en het VRLN-beleidsplan en het IVP zijn integraal afgewogen in dit VTH-beleid.

 

GEZONDHEIDSBELEID

Gezondheidsbeleid is al een gemeentelijke taak en in gemeente Horst aan de Maas een speerpunt. Dit beleid wordt met de komst van de Omgevingswet geïntegreerd in het omgevingsplan. Een van de hoofddoelen van de Omgevingswet is om gezondheid een plek te geven binnen de fysieke leefomgeving. Want de fysieke leefomgeving heeft invloed op de gezondheid van burgers. De inrichting van de omgeving kan hiertoe bijdragen.

Denk bijvoorbeeld aan:

  • een gezondere leefomgeving (bijvoorbeeld levensloopbestendig wonen, meer bewegen, sociale veiligheid, ontmoeten, groen, gezonde lucht, geluidkwaliteit);

  • het verminderen van gezondheidsverschillen.

De Omgevingswet biedt gemeenten en provincies de mogelijkheid om expliciet en vroegtijdig gezondheid en (fysieke) veiligheid te betrekken bij planvorming en beslissingen, die gaan over de fysieke leefomgeving. Bijvoorbeeld door vergunningen te weigeren vanwege ernstige gezondheidsrisico’s (artikel 5.32 Omgevingswet).

De vraag is nog hoe dat precies gedaan moet worden. Met dit VTH-beleid en de ontwikkeling van het omgevingsplan en het opdoen van ervaringen met de Omgevingstafel starten we met de invoering van dit nieuwe aspect van het gezondheidsbeleid.

BIJLAGE 1: REIKWIJDTE VTH-BELEID

 

Nr.

Taakveld

Onderdelen

1

Milieu Belastende Activiteit (voorheen Milieu-inrichtingen)

Aanbieden, storten of verbranden afvalstoffen

Bodem

Energie

Indirecte lozingen

Klimaat

Verwijdering asbest

2

Bouwen en wonen

Aanleg, bouw- en oprichtingsfase sloop (in de zin van de sloopmelding of vergunning)

Monumenten en archeologie

BAG/Huisnummers

Illegale sloop, bouw of aanleg

Woonkwaliteit/Onveilige bewoning arbeidsmigranten

3

Ruimtelijke ordening

Illegaal gebruik van bouwwerken en gronden en overtreding van planregels

Aanlegvergunning voor vellen houtopstand

4

Brandveiligheid

Advies brandveiligheid (waaronder bouwen en evenementen)

Toezicht tijdens de bouw (extern bij invoering Omgevingswet)

Toezicht gebruik bouwwerken (zorginstellingen, bijeenkomst, onderwijs, sport, industrie, logies, kamerverhuur, winkel)

5

Openbare ruimte

Afvalinzameling

Algemene overlast (vernielingen, graffiti, et cetera.)

Evenementen

Gebruik openbare ruimte en gemeentelijke eigendommen

Exploitatie

Horeca

Hondenoverlast

Parkeren

Reclame

Standplaatsen

Terrassen

Uitstallingen

Zwerfafval

Markten

Kermissen

Winkeltijden

Kansspelen

6

Overige activiteiten

Klachten en meldingen

Projecten

Verzoeken tot handhaving

 

BIJLAGE 2: WETTELIJK KADER

 

Het voorliggende VTH-beleid sluit aan op de taken die voortvloeien uit de:

  • Ontwerp Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging bouwen (momenteel Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo))

  • Algemene plaatselijke verordening (APV)

  • Bijzondere wetten zoals de Alcoholwet, de Wet op de kansspelen en de Wet basisregistratie personen.

Voor zover het Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging bouwen betreft is het vaststellen van handhavingsbeleid en uitvoeringsbeleid wettelijk verplicht (artikel 18, 19 van de Ontwerp Omgevingswet in samenhang met de artikelen 13.5 en 13.6 van het Omgevingsbesluit en artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor)).

 

Voor de APV en bijzondere wetten is het nu nog niet wettelijk verplicht om dergelijk beleid vast te stellen, maar in de toekomst wel voor onderwerpen met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Het betreft een keuze van Horst aan de Maas om dit nu al mee te nemen in de op basis van de Omgevingswet beschreven strategie. Daarmee lopen wij vooruit op de aanstaande wetswijziging. Op deze manier zijn alle taken die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving verenigd in één beleidsdocument. Het betreft taken waaraan een vergunningen-, toezicht- en/of handhavingscomponent vastzit.

 

Dit beleid vormt ook de basis voor en geeft richting aan het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. Ook hiervoor geldt dat deze voor Omgevingswet wettelijk verplicht is (artikel 13.5, 13.6 en artikel 13.8 Omgevingsbesluit en artikel 7.3 Bor) en voor de APV en bijzondere wetten niet. Een jaarlijks uitvoeringsprogramma waar de verschillende beleidsvelden samenkomen versterkt de gewenste samenhang (meer integraal werken).

 

Bij het afhandelen van vergunningaanvragen (Omgevingswet, APV en bijzondere wetten), het houden van toezicht en ons handhavend optreden vormen onder meer (niet uitputtend) de volgende landelijke en lokale wet- en regelgeving een rol in het VTH-beleid Horst aan de Maas.

 

GEMEENTEWET

In de Gemeentewet staat in artikel 125 lid 2 en 3 dat het college of de burgemeester een bevoegdheid heeft om handhavend op te treden. Letterlijk staat er dat het college of de burgemeester een last onder bestuursdwang kan opleggen. Wie een last onder bestuursdwang kan opleggen, mag in plaats hiervan op grond van artikel 5:32 lid 1 Awb ook een last onder dwangsom opleggen. Aan het bestuursorgaan dat deze handhavend bevoegdheden heeft, worden in de Awb ook allerlei toezichtsbevoegdheden gegeven. Dit artikel in de Gemeentewet vormt dus de wettelijke basis voor het college of de burgemeester om toezicht uit te oefenen en de herstelsancties last onder bestuursdwang en last onder dwangsom op te leggen. Het college heeft de bevoegdheid om toezichthouders als zodanig te benoemen. Daarnaast stelt het college op grond van artikel 142 Wetboek van Strafvordering Buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s) aan. Deze Boa’s hebben opsporingsbevoegdheden. Naast de herstelsancties in het bestuursrecht kent het bestuursrecht ook een bestraffende sanctie. De Boa’s hebben de bevoegdheid om een bestuurlijke strafbeschikking aan te kondigen. Uiteindelijk legt de officier van justitie de strafbeschikking op.

 

ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (hoofdstuk 5) worden geen bevoegdheden tot het uitvoeren van toezicht en handhaving toebedeeld aan bestuursorganen, maar worden aan de hiertoe bevoegde bestuursorganen en daartoe aangewezen ambtenaren instrumenten gegeven (een gereedschapskist om mee te werken). De voornaamste handhavingsinstrumenten die beschreven staan, zijn de herstelsancties in titel 5.3 van hoofdstuk 5 te weten de last onder bestuursdwang (afdeling 5.3.1) en de last onder dwangsom (afdeling 5.3.2). Deze instrumenten bieden een bestuursorgaan de bevoegdheden om zelf de overtreding geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of te beëindigen dan wel de overtreder een dwangsom op te leggen om dit zelf te doen. Daarnaast staat in titel 5.4 Awb een bestraffende sanctie opgenomen; te weten een bestuurlijke boete. Deze sanctie beoogt leed toe te voegen aan de overtreder en mag naast een herstelsanctie worden opgelegd.

 

WET ECONOMISCHE DELICTEN

Een toezichthouder kan bij het constateren van bepaalde overtreding ook kiezen voor het strafrechtelijke spoor. In de Wet economische delicten staan in artikel 1 en 1a veel verwijzingen naar wetsartikelen. Overtreding van die wettelijke artikelen is een delict in de zin van de Wet economische delicten (Wed).

 

OMGEVINGSWET (WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT (WABO))

De Omgevingswet is een kaderwet waarmee bevoegd gezag (bij gemeente meestal het college) een (integraal) besluit tot vergunningverlening kan nemen waarbij diverse aspecten aan de orde kunnen komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving (zoals ruimte, milieu, natuur alsook aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid). In de Omgevingswet (hoofdstuk 18 Ontwerp Omgevingswet/ hoofdstuk 5 Wabo) staan bepalingen over de uitvoering en handhaving van de Omgevingswet. Hierin is in een algemene bepaling opgenomen dat het bevoegde gezag zorg moet dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van bepalingen bepaald bij of op grond van de deze wet en een aantal in de wet genoemde wetten. Ook is daaraan toegevoegd dat het college zorg moet dragen voor een goede kwaliteit van de uitvoering en handhaving.

 

BESLUIT OMGEVINGSRECHT

In hoofdstuk 7 van de Bor wordt onder meer invulling gegeven aan diverse bepalingen over de uitvoering en handhaving.

 

In artikel 5.7 Wabo lid 1 staat dat in een AMvB regels worden gesteld over:

  • 1.

    een strategische en programmatische uitvoering en handhaving van het bepaalde bij of op grond van de betrokken wetten door de betrokken bestuursorganen;

  • 2.

    een onderling afgestemde uitoefening van bevoegdheden met betrekking tot de uitvoering en handhaving, bedoeld onder a, en de daarmee samenhangende werkzaamheden tussen de bij de handhaving betrokken bestuursorganen en de onder hun gezag werkzame toezichthouders en ook over de afstemming van deze werkzaamheden op de werkzaamheden van de instanties die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of op grond van de betrokken wetten;

  • 3.

    over de prioriteitstelling bij de uitvoering en handhaving voor zover die prioriteitstelling van bovenregionaal belang is.

In artikel 7.2 lid 5 en 6 van het Bor staat dat het uitvoerings- en handhavingsbeleid tenminste inzicht moet geven in:

  • de prioriteitenstelling met betrekking tot de uitvoering van de op grond van het eerste en tweede lid voorgenomen activiteiten;

  • de methodiek die de bestuursorganen gebruiken om te bepalen of de op grond van het eerste en tweede lid gestelde doelen worden bereikt;

  • de daarin opgenomen objectieve criteria voor het beoordelen van aanvragen voor en beslissen over een omgevingsvergunning en het afhandelen van meldingen, en

  • de werkwijze bij vergunningverlening en het afhandelen van meldingen.

  • de afspraken die door de bestuursorganen onderling en met de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving zijn gemaakt, over de samenwerking bij en de afstemming van de werkzaamheden;

  • de wijze waarop het toezicht op de naleving van het bij of op grond van de betrokken wetten bepaalde wordt uitgeoefend om de op grond van het eerste en tweede lid gestelde doelen te bereiken;

  • de rapportage van de bevindingen van degenen die toezicht hebben uitgeoefend en het vervolg dat aan die bevindingen wordt gegeven, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de aard van de geconstateerde overtredingen;

  • de wijze waarop bestuurlijke sancties en ook de termijnen die bij het geven en uitvoeren daarvan worden gehanteerd en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan de aard van de geconstateerde overtredingen;

  • de wijze waarop de bestuursorganen handelen na overtredingen die zijn begaan door of in naam van die bestuursorganen of van andere organen behorende tot de overheid.

Voor de basistaken die verplicht worden overgedragen aan een omgevingsdienst moet het uitvoerings- en handhavingsbeleid bovendien regionaal zijn afgestemd.

 

Bovenstaande verplichtingen gelden voor de activiteiten waarvan de uitvoering en handhaving verloopt via de Wabo. Daarmee is dit geen verplichting voor alle VTH-taken. Zoals in het begin aangegeven maken we deze keuze in de uitvoering wel.

 

VTH-VERORDENING

De gemeenteraad heeft op grond van artikel 5.4 lid 1 aanhef en onder b Wabo een Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Horst aan de Maas vastgesteld (per 1 januari 2024 met Omgevingswet: Verordening Uitvoering & Handhaving). Deze verordening heeft betrekking op de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de wetten (de Wabo) en bepaald dat op de uitvoering en de handhaving van de taken de kwaliteitscriteria (bijlage 5) van toepassing zijn.

 

ALCOHOLWET

In de Alcoholwet is in artikel 3 een vergunningsplicht opgenomen voor het bedrijfsmatig verstrekken van alcohol (zoals in horecabedrijven) of voor gebruik elders dan ter plaatse (zoals in slijterijen). Daarnaast bevat de wet onder meer verbodsbepalingen en ontheffingsbepalingen.

In artikel 41 - 44 Alcoholwet zijn bepalingen opgenomen over het toezicht en handhaving. In artikel 41 is onder meer bepaald dat in een gemeente de daartoe aangewezen ambtenaren (BOA (‘s)) belast zijn met toezicht. In aanvulling op de Awb krijgen deze ambtenaren extra bevoegdheden in artikel 42 Alcoholwet.

 

WET NATUURBESCHERMING

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. In deze wet zijn opgegaan de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. In hoofdstuk 7 van deze wet is handhaving geregeld. In dit hoofdstuk staat onder andere welke bestuursorganen zijn belast met toezicht en handhaving. Er worden handhavingsinstrumenten genoemd en een koppeling gemaakt met de Omgevingswet. Veelal is de provincie in deze bevoegd gezag.

 

ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING FYSIEKE LEEFOMGEVING (APV)

In de Algemene Plaatselijke Verordening Fysieke Leefomgeving Gemeente Horst aan de Maas heeft de gemeenteraad bepalingen opgenomen die betrekking hebben op openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en bescherming van milieu in de openbare ruimte. De APV bevat ook bepalingen over voor publiek toegankelijke gebouwen (denk aan horeca) en over activiteiten die van invloed zijn op de openbare ruimte. De hogere wettelijke regelingen zijn de bovengrens van de APV en de private sfeer van burgers is de ondergrens. Met andere woorden de raad mag via de APV in principe niks regelen dat al in hogere wetgeving staat en mag in principe niet ingrijpen in de private sfeer van burgers. De nuances die hierin zitten, worden hier niet behandeld.

 

PARKEERVERORDENING

In de parkeerverordening Horst aan de Maas zijn diverse vergunningplichten en verbodsbepalingen met ontheffingsmogelijkheden opgenomen. De verordening is op 1 januari 2012 in werking getreden en sinds 2020 is ook de Verordening parkeren grote voertuigen van toepassing. Op de overtreding van deze verbodsbepalingen kunnen bestuurlijke strafbeschikkingen door de gemeentelijke Boa’s worden aangekondigd en worden opgelegd door het OM. De gemeentelijke Boa’s zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of op grond van de verordening.

 

BIJLAGE 3: BESTUURLIJK KADER

 

In de begroting 2022 en verder zijn middelen opgenomen voor de uitvoering van het werk rondom vergunningverlening, toezicht en handhaving. Er wordt gewerkt binnen dit VTH-beleidskader. De beschikbare financiën zijn voldoende om de taken in eerste aanleg uit te voeren. Als blijkt uit de jaarlijkse check hierop door onder andere de evaluatie, de invoering van de Omgevingswet, de provincie Limburg (het zgn. interbestuurlijk toezicht (IBT)) et cetera dat dit onvoldoende is zal hier aanvullende besluitvorming nodig zijn door het daarvoor bevoegde gezag.

 

BIJLAGE 4: BESTUUR EN ORGANISATIE

 

Besluitvorming op (vergunning)aanvragen, toezicht en handhaving is een kerntaak van de gemeente, die hierin duidelijk haar verantwoordelijkheden heeft en neemt. Bestuur, directie, leidinggevenden en de medewerkers van de teams hebben ieder hun eigen rol en verantwoordelijkheid. Ook bij de samenwerkings- (keten-) partners. Het management en de directie hebben onder andere als taak interne processen aan te sturen. Daarvoor is het nodig om het (gewenste) verloop van primaire werkprocessen inzichtelijk te maken, te structureren en te bewaken. Naast de bestuurlijke verantwoordelijkheid, zal duidelijk moeten zijn wie operationeel verantwoordelijk is voor toezicht en handhaving (wie is verantwoordelijk voor de activiteit, (tussen)resultaten en besluitvormings-momenten). In het kader van deze beleidsnota past het dan ook om de diverse rollen en verantwoordelijkheden van de actoren nader te beschrijven.

 

DE ROL VAN DE GEMEENTERAAD

De gemeenteraad heeft ten aanzien van enkele meer complexe omgevings-vergunningen de bevoegdheid om hieromtrent te besluiten. De raad heeft formeel geen wettelijke bevoegdheden waar het gaat om de toepassing en uitvoering van handhaving. Wel is de gemeenteraad verantwoordelijk voor het stellen van kader en de toewijzing van benodigde budgetten en kan zij het gemeentebestuur voorstellen doen waar zij wenst dat op hoofdlijnen (meer) het accent op gelegd zou moeten worden.

 

Als taken van de gemeenteraad binnen het VTH-beleid kunnen worden genoemd:

  • het op de politieke agenda plaatsen van het onderwerp vergunningverlening, toezicht en handhaving;

  • het scheppen van randvoorwaarden - zoals formatie en budget - waarbinnen het beleid kan worden ontplooid;

  • het uitdragen van de gemeentelijke handhavingsvisie.

DE ROL VAN DE BURGEMEESTER EN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS (HET COLLEGE)

Het college stelt prioriteiten, zowel op beleidsniveau als op zaakniveau. Het college beslist zowel over de vaststelling van het VTH-beleid als over de uitvoering van de meeste VTH-taken. Daarnaast rapporteert het college over de uitvoering van het programma en wordt jaarlijks geëvalueerd of de gestelde doelen zijn behaald. Het college maakt het beleid, het programma en de rapportage kenbaar aan de raad.

 

Daarbij heeft de burgemeester eigenstandige vergunningverlenings- en handhavingsbevoegdheden op het gebied van Algemeen bestuur, Openbare Orde en Veiligheid en de Alcoholwet. Voor het handhavingsbeleid is een belangrijke rol weggelegd voor de portefeuillehouder ‘openbare orde en veiligheid’ en ‘handhaving’.

Voorts is de burgemeester bestuurlijk verantwoordelijk voor het verkrijgen van structureel draagvlak en ‘medeaansturing’ van de lokale politie via het zogenaamde driehoeksoverleg. Bovendien is hij eerstverantwoordelijk bij rampen en zware ongevallen.

 

Actieve steun en betrokkenheid van het hele college bij het VTH-beleid is van groot belang. Vergunningverlening, toezicht en handhaving hebben namelijk raakvlakken met bijna alle gemeentelijke werkvelden en lopen doorgaans door alle portefeuilles. Dit betekent dat collegeleden zich bewust moeten zijn van VTH-aspecten met betrekking tot hun portefeuille. Het college stelt het VTH-beleid, het jaarverslag en het jaarprogramma vast.

 

DE ROL VAN DIRECTIE EN MANAGEMENT

Vergunningverlening, toezicht en handhaving hebben raakvlakken met bijna alle gemeentelijke werkvelden. Een actieve bijdrage hiervan is dan ook belangrijk en voor directie en management is dan ook een rol weggelegd, daar waar het betreft:

  • het betrekken van het totale management bij het integraal VTH-beleid;

  • het zorg dragen voor een goede coördinatie en samenwerking tussen de verschillende beleidsvelden;

  • de aanjaagfunctie bij ontwikkelingen die van invloed zijn op het beleid.

DE ROL VAN AMBTELIJKE FORMATIE VERGUNNINGVERLENING, TOEZICHT EN HANDHAVING

De vergunningverleners, toezichthouders en handhavers geven uitvoering aan het vastgestelde beleid. De exacte formatie hangt af van de ambities die in het jaarlijks vast te stellen VTH-programma neergelegd worden.

 

DE ROL VAN (KETEN)- SAMENWERKINGSPARTNERS

Het doel is samen met politie, justitie, burgers, bedrijven en instellingen verder te werken aan vergunningverlening, toezicht en handhaving. Eenieder zal daarom op zijn of haar eigen verantwoordelijkheid worden aangesproken; elk individu, elke organisatie kan namelijk op eigen wijze in meer of mindere mate een bijdrage leveren aan een veilige leefomgeving. De samenwerking op verschillende niveaus zal de komende periode worden geïntensiveerd, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij bestaande overlegvormen.

 

COÖRDINATIE EN AFSTEMMING

Bij nieuwe plannen voor bedrijfsvestigingen of het bouwen van bedrijven moeten vaak meerdere vergunningsprocedures worden doorlopen. Daarnaast zal in het bijzonder bij handhavingszaken, duidelijkheid moeten worden gegeven in de achtergronden ten aanzien van de te voeren handhavingsstrategie en zal er in het kader van regionale handhavingsacties, samengewerkt moeten worden. Het is van groot belang dat procedures goed op elkaar worden afgestemd. Via regelmatige overleggen met de andere gemeentelijke disciplines, worden alle te doorlopen procedures op elkaar afgestemd. Dit bevordert de eenduidigheid en daarmee de consistentie van het gemeentelijk beleid tegenover burgers, bedrijven en instellingen. In de regio Limburg Noord ontmoeten de beleidsmedewerkers of coördinatoren Vergunningen, Toezicht en Handhaving elkaar periodiek nog te weinig rondom thema’s als opleidingen, het VTH-beleid en producten als jaarverslag en jaarprogramma. Horst aan de Maas stelt zich tot doel deze onderlinge ambtelijke afstemming en samenwerking te intensiveren.

 

BIJLAGE 5: KWALITEITSCRITERIA VERGUNNINGVERLENING, TOEZICHT EN HANDHAVING – ‘BIG EIGHT’

 

Er gelden kwaliteitscriteria voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De kwaliteitscriteria voor de kritische massa (deskundigheid en ervaring) zijn verplicht voor VTH-taken.

 

UNIFORME UITVOERINGSKWALITEIT

Een van de doelstellingen voor het bundelen van omgevingsrecht regels in de Omgevingswet is om de dienstverlening door overheden te verbeteren. Het realiseren van de verbeter- en maatschappelijke doelen van de Omgevingswet is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheden. Het vraagt om een goede en uniforme borging van de uitvoeringskwaliteit.

 

WET KWALITEITSBORGING BOUWEN

Afdeling 18.3 van de Ontwerp Omgevingswet biedt de grondslag voor de kwaliteitsbevordering van de uitvoering en handhaving. Deze afdeling vindt zijn oorsprong in paragraaf 5.2 van de Wabo. Er zijn regels over de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken:

 

Artikel 18.20 ontwerp Omgevingswet beschrijft een zorgplicht voor in principe alle VTH-taken van het bevoegd gezag. Het artikel laat open hoe bevoegd gezagen dit invullen. Een optie is om dit via een verordening te doen. In Horst aan de Maas hebben wij dit ingevuld met de Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving Omgevingsrecht Horst aan de Maas. Met de komst van de Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging voor het bouwen moet deze aangepast worden.

 

Artikel 18.23 ontwerp Omgevingswet gaat over de taken die onder het basistakenpakket vallen. Hiervoor geldt dat het kwaliteitsniveau via een verordening moet vastliggen. Omdat deze taken verplicht zijn ondergebracht bij omgevingsdiensten moeten ook zij afspraken maken over de formulering van de kwaliteitscriteria. Deze zijn geborgd via de ‘Big Eight’ cyclus.

 

VERORDENING KWALITEIT VERGUNNINGVERLENING, TOEZICHT EN HANDHAVING OMGEVINGSRECHT HORST AAN DE MAAS

Horst aan de maas heeft op basis van de VNG-modelverordening VTH de Verordening Kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving Omgevingsrecht Horst aan de Maas vastgesteld. Op het moment dat de Omgevingswet definitief in werking is moet deze aansluitend worden afgestemd op de Omgevingswet.

 

HET SPOORBOEKJE KWALITEIT: DE ‘BIG EIGHT’ STAP VOOR STAP

Eisen aan de inrichting van processen zijn wettelijk vastgelegd in de Wabo en de daarbij behorende algemene maatregelen van bestuur. Dit zijn de zogenaamde procescriteria. De procescriteria beschrijven de eisen die gesteld worden aan de sluitende beleidscyclus, de ‘BIG EIGHT’ -cyclus.

 

RAPPORTAGE EN EVALUATIE

In essentie betreft deze stap het analyseren van allerlei relevante elementen dan wel veranderingen voor de vergunningverlening, toezicht en handhavingsorganisatie. Ten behoeve van het onderdeel ‘rapportage en evaluatie’ van de ‘BIG EIGHT’ worden minimaal:

  • 1.

    vierjaarlijks de risico’s in kaart gebracht met een risicoanalyse (Bor artikel 7.2).;

  • 2.

    jaarlijks verantwoordingsrapportages opgesteld (Bor artikel 7.7);

  • 3.

    vierjaarlijks een beleidsevaluatie uitgevoerd (Bor artikel 7.7).

Een jaarverslag bevat duidelijke conclusies over de mate van uitvoering van het uitvoeringsprogramma. De beleidsevaluatie gaat in op de bijdrage aan beleidsdoelen, de beheersing van risico’s en of beleid, prioriteiten en/of programma bijgesteld dienen te worden. De resultaten uit de beleidsevaluatie en de jaarrapportage kunnen ertoe leiden dat de risicoanalyse bijgesteld dient te worden.

 

STRATEGISCH BELEIDSKADER

De uitgevoerde beleidsevaluatie, de jaarverslagen en actuele risicoanalyse leggen de basis voor de volgende stap in het proces, het strategisch beleidskader. Op basis van de risicoanalyse worden prioriteiten gesteld. Vervolgens worden in het beleid doelstellingen vastgelegd die de organisatie wil behalen ten aanzien van deze prioriteiten (Bor artikel 7.2). Hierbij moet het ambitieniveau in lijn zijn met capaciteit (Bor artikel 7.5). Daarnaast draagt het bestuursorgaan er zorg voor, dat dit beleid en het handhavingsbeleid van de andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de (strafrechtelijke) handhaving onderling worden afgestemd zoals andere gemeenten, de politie en brandweer (Bor artikel 7.2). I

 

OPERATIONEEL BELEIDSKADER

Op basis van de risicoanalyse zijn de prioriteiten gesteld en met het strategisch beleidskader is bepaald welke doelen de organisatie wil behalen. Met het operationeel beleidskader voor toezicht en handhaving wordt duidelijk welke nalevingsstrategie op welke doelgroep wordt toegepast om het nalevingsgedrag te verbeteren, om zodoende de gestelde doelen te behalen (Bor artikel 7.2). De nalevingstrategie bestaat uit een preventiestrategie (hoe overtredingen te voorkomen?), toezichtstrategie (hoe zicht houden op naleefgedrag?), gedoogstrategie (hoe handelen bij het afzien van handhaving?) en een sanctiestrategie (hoe repressief optreden?). Voor de laatste is een landelijke norm ontwikkeld, de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht. In feite zijn de strategieën zoals ze nu in het land gebruikt worden geen strategieën, maar een omschrijving van de beschikbare instrumenten. Op het moment dat een mix van deze instrumenten wordt ingezet om een doel te bereiken is er sprake van een strategie (bijvoorbeeld: de calculerende overtreder kan beter aangepakt worden met een (hoge) boete, dan een onbewuste overtreder die niet bekend is met de wet- en regelgeving).

 

PROGRAMMA EN ORGANISATIE

Centraal bij de ‘Programma en organisatie’ (ook wel planning en control fase genoemd) staat het toewijzen van de noodzakelijke capaciteit en financiële middelen die nodig zijn om de gestelde doelen te kunnen bereiken (Bor artikel 7.5). Dit wordt jaarlijks vastgelegd in een uitvoeringsprogramma (Bor artikel 7.3). Een uitvoeringsprogramma omvat tenminste:

  • 1.

    een duidelijke verbinding met de gestelde prioriteiten en doelstellingen;

  • 2.

    een weergave van de concrete activiteiten voor vergunningverlening en toezicht & handhaving, inclusief de bijbehorende capaciteit en middelen.

Ook worden er op operationeel niveau afspraken gemaakt over de afstemming en samenwerking met andere VTH-partners, bijvoorbeeld over een specifiek probleem of project dat samen wordt opgepakt.

 

VOORBEREIDING, UITVOERING EN MONITORING

VOORBEREIDING

Om ervoor te zorgen dat de ambtelijke organisatie op een juiste wijze uitvoering geeft aan het VTH-uitvoeringsprogramma en het VTH-beleid, handelt de organisatie op grond van vooraf vastgestelde procedures, processen en protocollen (Bor artikel 7.4).

 

UITVOERING

De kern van deze stap betreft de uitvoering van de te verlenen vergunningen en het controlebezoek zelf (inclusief de hieruit volgende acties). Vergunningverlening moet gescheiden zijn van toezicht en handhaving.

Verder moet de organisatie 24-uur bereikbaar zijn, dan wel dit georganiseerd hebben, bijvoorbeeld in samenwerking met andere overheidspartijen. Ook moet voorkomen worden dat één persoon langdurige tijd toezicht houdt op één inrichting, daarom moet personeel regelmatig gerouleerd worden (Bor artikel 7.4).

 

MONITORING

De laatste processtap in de ‘BIG EIGHT’ is de monitoring. De organisatie monitort met behulp van een geautomatiseerd systeem de resultaten en de voortgang van de uitvoering van het beleid en het uitvoeringsprogramma. De monitoringsresultaten worden weergegeven in het jaarverslag en gebruikt voor bijsturing van de operationele cyclus en voor input op de beleidsevaluatie (Bor artikel 7.4).

 

DE CYCLUS DOOR HET JAAR HEEN

Het proces van programmeren en komen tot werkafspraken voor het volgende kalenderjaar start in het eerste kwartaal (feb/mrt) met het opstellen en bespreken van de uitgangspunten, richtlijnen en financiën van de meerjarennota. Gevoed door: bestaand beleid, bestuurlijke prioriteiten, wensen om bij te sturen en al lopende programma’s en werkplannen. Daaropvolgend vindt rond mei/juni de bestuurlijke behandeling plaats van de kadernota en de beleidsbegroting. In de kadernota zijn de resultaten en wensen voor komend kalenderjaar verwoord, de kwaliteitsdoelstellingen op strategisch niveau bepaald, maar ook op inhoudelijke aspecten ten aanzien van beheer. Een indicatie van de benodigde budgetten (op basis van de strategische kwaliteitsdoelstellingen) en het financieel perspectief wordt opgenomen in de beleidsbegroting. Richting het einde van het jaar (okt/nov) vindt dan tot slot de ambtelijke en bestuurlijk behandeling van de begroting plaats.

 

De praktische vertaling van de beleidsdoelstellingen vindt plaats in de uitvoering en verantwoording, zoals uitgewerkt in de onderste cirkel van de ‘Big Eight’. Het kalenderjaar start met het definitief vaststellen van ‘de werkplannen’. In de ‘werkplannen’ wordt gedetailleerd opgenomen welke producten en diensten worden geleverd en op welke wijze verantwoording wordt afgelegd. De werkplanning en verantwoording vindt uiteraard plaats door de partner waaraan activiteiten zijn uitbesteed, maar ook voor werk dat ‘in eigen huis’ wordt verricht.

Vervolgens zijn afspraken gemaakt dat op een aantal momenten gerapporteerd wordt over de voortgang: meer gedetailleerd (schriftelijk 4 keer per jaar).

Informatie-uitwisseling vindt plaats over:

  • voortgang in aantallen van geplande werkzaamheden;

  • financiële uitputting;

  • toelichting op afwijkingen;

  • bestuurlijk relevante bijzonderheden;

  • rapportage over participant overstijgende werkzaamheden.

De inhoud en mate van detaillering van de rapportages verschilt per partner. Om tot een intercollegiale afstemming en vergelijking tussen diensten/afdelingen te komen wordt ingezet op meer uniforme indicatoren waarover gerapporteerd wordt.

De periodieke overleggen en de voortgangsrapportages resulteren uiteindelijk in de jaarlijkse eindrapportage. De concepten van deze rapportage (van november tot januari) worden ook gebruikt als input voor de definitieve versie van de werkplannen en afdelingsplanningen voor het nieuwe kalenderjaar. De definitieve jaarrapportage over het afgelopen kalenderjaar wordt rond februari vastgesteld in dezelfde periode als het vaststellen van de nieuwe werkplannen voor het lopende kalenderjaar, waarmee de cirkels rond zijn.

 

SCHEMA WEERGAVE ‘BIG EIGHT’ -8

BIJLAGE 6: EVALUATIE VTH-BELEID 2017 – 2020

 

In dit hoofdstuk wordt het VTH-beleid 2017-2020 en de aanvullende notitie herijking VTH-beleid 2019 geëvalueerd (periode 2017-2022). Het beleid strekte zich tot toezicht en handhaving van de regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving zoals: bouwen, ruimtelijke ordening, milieu, brandveiligheid en de openbare ruimte. Deze evaluatie is een aanvulling op de jaarverslagen 2019 en 2021 en het uitvoeringsprogramma 2021 en 2022. Hieronder volgt een korte terugblik en de belangrijkste punten worden nader toegelicht.

 

DE VISIE IN HET VTH-BELEID LUIDDE:

De gemeente Horst aan de Maas stelt een gezonde, veilige, leefbare en groene leefomgeving centraal. Binnen het vastgestelde beleid is regelgeving vooral gericht op het mogelijk maken van individuele-, gemeenschaps- en ondernemersinitiatieven. Bij het uitvoeren van onze taken nemen we een dienstbare houding aan ten opzichte van de aanvrager, waarbij de verantwoordelijkheid blijft liggen waar deze hoort.

 

Handhaving is één van de middelen om de kwaliteit van wonen, leven en werken te behouden en te versterken. Het bestuur streeft naar een gestructureerd en integraal handhavingsbeleid, waarbij preventie voorop staat. De betrokkenheid en het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de burgers, bedrijven en instellingen moeten daarbij worden vergroot. Als de preventieve inzet (informatievoorziening) niet werkt en het geschonken vertrouwen wordt beschaamd, volgt daadwerkelijke handhavend optreden. Zo krijgt iedereen de aanpak die hij/zij verdient.

 

GESTELDE BELEIDSDOELEN

In het VTH-beleid zijn doelstellingen geformuleerd. Volgens deze doelstellingen is handhaving niet een opzichzelfstaand onderdeel, maar vormt het een belangrijk onderdeel van de publieke taak en is het onlosmakelijk verbonden met het vergunning- en melding stelsel binnen de wet- en regelgeving. De hoofddoelstelling is in het VTH-beleid gespecificeerd en vertaald naar algemene en specifieke doelstellingen.

 

DE DOELSTELLINGEN

  • Daar waar dit wettelijk nodig is toestemmingen verlenen en hierdoor klantgericht en vraag gestuurd mogelijk maken van activiteiten van inwoners en bedrijven tegen zo beperkt mogelijke (administratieve) lasten.

  • Meer eigen verantwoordelijkheid bij vergunninghouders en –aanvragers en efficiënter toezicht op de naleving van vergunningvoorschriften.

  • Handelingen in strijd met geldende regels beëindigen als waarborg voor een gezonde, veilige, leefbare en groene leefomgeving.

WAT HEBBEN WE GEDAAN

ORGANISATIEONTWIKKELING

Zowel in politiek als samenleving is de voorbije beleidsperiode het besef doorgedrongen dat een er flink tandje moet worden bijgezet op het gebied van toezicht en handhaving in Horst aan de Maas. Dit kwam o.a. tot uitdrukking in gesprekken over maatschappelijke thema’s zoals veiligheid, intensieve veehouderij en huisvesting arbeidsmigranten. Daarop zijn de volgende oplossingsrichtingen geformuleerd en opgepakt:

  • verbeteren ingang en proces vergunningverlening;

  • meer regie op toezicht en handhaving;

  • uitbreiding capaciteit toezicht en handhaving;

  • vergroten zichtbaarheid toezicht en handhaving;

  • verbeteren integraliteit tussen afdelingen.

TEAM OMGEVING

In 2021 en 2022 is binnen team Omgeving, mede ter voorbereiding op de komst van de Omgevingswet, ingezet op het verbeteren van de werkprocessen van vergunningverlening. Zo is er een centrale ingang ingekomen voor een snelle triage van vergunningsaanvragen en twee omgevingsregisseurs voor de begeleiding van complexe vergunning aanvragen.

 

TOEZICHT EN HANDHAVING

In 2021 is de gemeenschappelijke regeling met Venray op toezicht en handhaving beëindigd. Tot en met 2024 worden er steeds minder uren afgenomen bij Venray en wordt er een eigen team toezicht en handhaving binnen de gemeente Horst aan de Maas opgericht. Doel van het terughalen van de taken is om de organisatie en aansturing van toezicht en handhaving te vereenvoudigen. In 2022 is het team APV-vergunningen, Toezicht en Handhaving opgericht en is de capaciteit uitgebreid.

 

INFORMATIE GESTUURD TOEZICHT EN HANDHAVING

Daarnaast wordt gebouwd aan informatie gestuurd handhaven. Extra aandacht voor processen, uniformering, registratie en duiding is nodig om beter te kunnen sturen. Voor de programma’s intensieve veehouderij en huisvesting arbeidsmigranten zijn hiervoor dashboards in ontwikkeling. In die dashboards bundelen we data uit onze systemen tot actuele sturingsinformatie. Zo kunnen we bijvoorbeeld locaties en inrichtingen koppelen aan vergunningen en meldingen.

 

ZICHTBAARHEID EN SAMENWERKING

De ambitie is om in de toekomst meer te gaan sturen op en verantwoorden over de maatschappelijke effecten van VTH, zoals de preventieve werking die uitgaat van meer zichtbaarheid (toezicht).

 

SAMENVATTING

In de afgelopen beleidsperiode (2017–2022) is, naar aanleiding van de nieuwe VTH wet- en regelgeving, voor het eerst ervaring opgedaan met beleidsmatig én integraal toezicht en handhaving. Uit de jaarverslagen, doelstellingen en organisatieontwikkelingen blijkt dat het leren en implementeren niet altijd volgens het proces en met gewenste route en snelheid is verwezenlijkt dan was voorgenomen. Hierin zijn met de komst van het nieuwe team het afgelopen jaar stappen vooruit gezet waarmee in de komende beleidsperiode het proces en de route verder worden uitgewerkt. Met name zal worden ingezet op meer en beter informatie gestuurd toezicht en handhaving en integraal werken.

 

BIJLAGE 7: OMGEVINGSANALYSE GEMEENTE HORST AAN DE MAAS

 

Het doel van de omgevingsanalyse is om sturing te geven aan de inspanningen van het toezicht en de handhaving. De probleemanalyse vormt daarmee de basis voor het stellen van prioriteiten, het formuleren van doelstellingen en het uiteindelijk vaststellen van een uitvoeringsprogramma.

 

 

ALGEMEEN

De gemeente Horst aan de Maas bestaat uit 16 dorpen: America, Broekhuizen, Broekhuizenvorst, Evertsoord, Griendtsveen, Grubbenvorst, Hegelsom, Horst, Kronenberg, Lottum, Meerlo, Melderslo, Meterik, Sevenum, Swolgen en Tienray. Horst is het grootste dorp met 12.620 inwoners en Evertsoord met 265 inwoners de kleinste. Een groot deel van de kleine dorpen bevindt zich in het rivierdallandschap. Grubbenvorst vormt hierop, als een van de drie grotere dorpen, een uitzondering. In het zandgrondenland- schap komen de grootste dorpen Horst en Sevenum voor. In het hoogveen- ontginningenlandschap ligt Griendtsveen en in de nabijheid daarvan Evertsoord.

 

Horst aan de Maas herbergt, als onderdeel van Greenport Venlo, belangrijke onderwijs- en onderzoek voorzieningen en innovatieve en beeldbepalende ondernemingen. Agribusiness, boomteelt, glastuinbouw, maakindustrie, detailhandel en recreatie en toerisme zijn de belangrijkste sectoren binnen de plaatselijke economie. In de gemeente zijn enkele relatief kleine bedrijventerreinen aanwezig, aansluitend aan de dorpen. De grootste bedrijventerreinen (Melderslosche Weiden, Hoogveld en Berghem) bevinden zich ten zuiden van Horst en ten noorden van Sevenum. Opvallend is de aanwezigheid van enkele grotere recreatieve voorzieningen, in de vorm van (gecombineerde) recreatieparken, Toverland, camping (Schatberg) en een aantal golfbanen. Deze liggen voornamelijk nabij de Midden Peelweg en de Maas.

 

Het grootste deel van het landschap wordt agrarisch gebruikt. Deze bedrijven bepalen voor een belangrijk deel het beeld in het buitengebied. Verspreidt over het landschap komen grotere en kleinere clusters van glastuinbouwbedrijven voor. Met name het gebied tussen America, Meterik, Horst en Hegelsom is om die reden ‘versnipperd’.

 

De gemeente Horst aan de Maas is via het bovenlokale wegennet goed bereikbaar. De A73, die door de gemeente loopt, vormt in noord-zuidrichting de belangrijkste ontsluitingas (enerzijds richting Nijmegen en anderzijds richting Roermond/Maastricht). In de gemeente liggen twee op- en afritten van deze snelweg (nummers 10, 11). Voorts hebben in noord-zuidrichting de provinciale Midden Peelweg (N277) en de voormalige provinciale weg (N555), die de Maasdorpen verbindt, een belangrijke functie.

 

In oost-westrichting vormt de A67 een belangrijke ontsluitingsas (enerzijds richting Eindhoven en anderzijds richting Duisburg). Deze autosnelweg raakt aan de zuidzijde de gemeentegrens. Het knooppunt Zaarderheiken (A67-A73) en de op- en afritten 38 en 39 zijn voor de gemeente de voornaamste aansluitings- punten richting het lokale wegennet. In oost-westrichting heeft de provinciale weg ten zuiden van Venray (N270) in regionaal verband een belangrijke functie.

 

Ook per spoor is de gemeente goed bereikbaar. Twee spoorlijnen (Venlo- Eindhoven en Venlo-Nijmegen) doorkruisen de gemeente. De gemeente kent een NS-Station (Horst-Sevenum) op de spoorlijn Venlo-Eindhoven. Verder wordt een haalbaarheidsonderzoek gedaan naar station Grubbenvorst.

 

De Maas vormt de oostelijke grens van de gemeente. Deze rivier is belangrijk voor de economie en het toerisme van het gebied en is een belangrijke vaar- route. Via het water is de gemeente echter niet direct ontsloten. De Maas heeft - voor de gemeente - met name een toeristische functie. In de buur- gemeenten Venray (Wanssum) en Venlo zijn containerhavens aanwezig. De gemeente beschikt via een drietal veerponten (in Broekhuizen, Lottum en Grubbenvorst) over een verbinding naar de overzijde van de Maas.

 

(Bron: Structuurvisie Horst aan de Maas)

 

SPECIFICATIE PER TAAKVELD

SPECIFICATIE MILIEU

Binnen het bedrijvenbestand bevinden zich enkele grotere industriële en agrarische bedrijven, waarvan enkelen meer dan gemiddeld aandacht hebben in verband met aanhoudende geuroverlast (mestverwerkers). De uitvoering van de Milieutaken is ondergebracht bij de Regionale Uitvoeringsdienst Limburg Noord (RUD LN). Daarnaast zijn er veel zacht fruittelers welke aanzienlijk bijdragen aan geluidsoverlast (knal apparatuur). Hiervoor is specifiek beleid ontwikkeld.

 

SPECIFICATIE BOUWEN EN WONEN & RUIMTELIJKE ORDENING

In de gemeente Horst aan de Maas worden jaarlijks ruim 400 omgevingsvergunningen aangevraagd. Het grootste gedeelte van de aangevraagde omgevingsvergunningen heeft betrekking op de activiteit “bouwen”. Verder zijn er aanvragen en of meldingen gedaan die betrekking hebben op sloop, monumenten/archeologie, omgevingsvergunningen voor werken of werkzaamheden en overige activiteiten die vallen onder bouwen en wonen en ruimtelijke ordening. Tijdens de aankomende beleidsperiode is er sprake van de overgang naar de Omgevingswet. Hierdoor kan er een toename zijn van vergunningsvrij bouwen. Het aantal vergunningplichtige activiteiten kan afnemen.

Momenteel is er ook sprake van de stikstof- en PFAS-problematiek, met gevolg dat er met name voor grote bouwprojecten er een extra aandachtspunt is voordat deze gerealiseerd kunnen worden. Toezicht en handhaving krijgt een andere vorm (in veel opzichten nog onduidelijk) onder de “Wet kwaliteitsborging bouwen”. Dat betekent een volledig andere werkwijze voor het bouw- en gebruikstoezicht. De komende beleidsperiode willen wij gebruiken om ervaring op te doen en onze processen te borgen binnen de Omgevingswet.

 

SPECIFICATIE BRANDVEILIGHEID (BOUWWERKEN EN EVENEMENTEN)

Het objectenbestand van onze gemeente, waarmee de veiligheidsregio (VRLN) uitvoering geeft aan de uitvoeringsovereenkomst bestaat uit objecten en evenementen met een verhoogd risico, zoals vergunning- en melding plichtige bouwwerken brandveilig gebruik, evenementen, gebruik brandbeveiligingsverordening en bouwwerken algemeen gebruik. Deze laatste categorie objecten bestaat voor een groot deel uit gebouwen welke opgenomen zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het objectenbestand, waarvoor de gemeente als bevoegd gezag verantwoordelijk is, wordt continu geactualiseerd. Naast toezicht zet de VRLN gerichte communicatie over veiligheid in.

Daarbij wordt actief en gericht gewerkt aan bewustwording over veiligheid, bieden van handelingsperspectief en uiteindelijk gedragsbeïnvloeding. Daarmee wordt beoogd incidenten te voorkomen en, als die plaatsvinden, minder slachtoffers en minder schade als gevolg te hebben. Deze preventieve activiteit sluit aan op de doelstelling uit de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht, die in dit beleid is opgenomen.

 

SPECIFICATIE APV EN BIJZONDERE WETTEN

Binnen het taakveld APV en bijzondere wetten wordt toezicht gehouden op verschillende terreinen.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • controle (coördinatie) vóór en tijdens (grotere) evenementen;

  • controle op het onjuist aanbieden en/of storten van afval in de openbare ruimte;

  • controle op het onjuist plaatsen van objecten op en langs de openbare weg;

  • controle op illegale reclame langs de openbare weg;

  • controle op parkeerexcessen buiten zone-parkeren;

  • controle op hondenoverlast.

De gemeente is ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de Alcoholwet. De burgemeester is daarin bevoegd gezag voor de vergunningverlening, het toezicht op de naleving en de handhaving van de wet- en regelgeving.

Daarnaast vallen meerdere bijzondere wetten binnen dit onderwerp. Zoals de Wet op de Kansspelen, Marktverordening, standplaatsenverordening, Winkeltijdenwet, Huisvestingswet 2014, Wet Bibob, Opiumwet, Vuurwerkbesluit, Wet basisregistratie personen (BRP), Wegenverkeerswet 1994 en de Wet op de kansspelen (WOK).

 

ONDERBOUWING PRIORITEITEN

METHODIEK RISICOMODEL

Centraal in de systematiek van het risicomodel staat de formule:

 

Effect (negatief effect - gevolg) X Kans (de kans dat dit effect voorkomt – naleefbeeld, overtredingenbeeld) = Risico

 

Deze formule is een internationaal geaccepteerde en veel gebruikte methode om een adequate inschatting te kunnen maken van de benodigde prioriteit van (onder andere) handhavingstaken. Het risico wordt berekend door de scores van het negatief effect te vermenigvuldigen met de kans op niet naleving. De volgende aspecten worden gescoord:

  • effect: hoe groot zijn de negatieve gevolgen als regels niet worden nageleefd;

  • kans: op niet-naleving: hoe groot is de kans dat een doelgroep de regels niet naleeft?

De elementen Effect en Kans zijn opgebouwd uit een aantal thema's en variabelen. De thema’s zijn standaard van toepassing op elk taakveld, ook kunnen er nog variabelen binnen een thema zijn welke per taakveld verschillen.

 

 

THEMA’S DIE NEGATIEVE EFFECTEN OMVATTEN

Waarborgen van een veilige leefomgeving

Het voorkomen en opheffen van gevaar, overlast en schade voor inwoners, bedrijven en instanties die het gevolg is van het overtreden van regels van Omgevingsrecht.

 

Waarborgen van een goed leefklimaat

Het behoud c.q. herstel van een goed woon- en leefmilieu. Het handhavingsbeleid moet ervoor zorgen dat een bepaalde basiskwaliteit van de fysieke leefomgeving van de gemeente wordt gewaarborgd.

 

Natuur en landschap beschermen tegen ongewenste invloeden

Natuur en landschap kunnen de dupe worden van bepaalde overtredingen, terwijl deze zich hier niet tegenkunnen beschermen. Dat we als gemeente hier onze verantwoordelijkheid nemen en waken voor dit gemeengoed is daarom van groot belang. We willen voorkomen dat dat omgevingskwaliteiten ongewenste onder druk komen te staan.

 

Waarborgen van de rechtsgelijkheid

Een halt toe te roepen aan rechtsongelijkheid en ongewenste precedentwerking te voorkomen. Verder strekt het handhavingsbeleid ertoe te voorkomen dat programma’s door informele en niet beleidsmatige toezeggingen worden doorkruist.

 

Voorkomen en opheffen van onrust

Het voorkomen/ opheffen van maatschappelijke gevoelens van angst, ongerustheid en ergernis die gevoed worden door de omstandigheid dat regels van het Omgevingsrecht overtreden worden.

 

De negatieve effecten die zich kunnen voordoen zijn vertaald naar de volgende gebieden.

  • Volksgezondheid (gebruik toxische stoffen, locatie met asbest, emissie naar lucht);

  • Duurzaamheid (bodem, water, lucht, natuur, klimaat, circulariteit);

  • Fysieke veiligheid (gevaar indicatie VNG, opslag en gebruik gevaarlijke stoffen);

  • Sociale kwaliteit (overlast & leefbaarheid (overlast als gevolg van geur, geluid, licht, stof en verkeer);

Daarnaast zijn er twee gebieden die de kans op niet-naleving bevatten:

  • Attitude (politieke gevoeligheid, klachten, houding & gedrag, imago);

  • Naleving (kennis van regels, normgetrouwheid, sanctie ernst et cetera);

Sturen in de uitvoering kan door middel van inzet op:

  • bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid van inwoners en bedrijven;

  • verbeteren naleefgedrag inwoners en bedrijven;

  • doeltreffend en efficiënt handhaven;

  • voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen.

Aan de variabelen zijn scores toegekend die uitdrukking geven aan het risico van een bepaalde taak of object. Op basis van een rekenmodel komt de totaalscore tot stand. De risico's (conceptprioriteiten) die op basis van het risicomodel zijn bepaald, zijn voorgelegd aan de medewerkers van de gemeente (respectievelijk hun uitvoerders). Hierbij zijn de onderlinge wegingen aangepast op de praktijksituatie in Gemeente Horst aan de Maas. Alle criteria kunnen zwaarder of lichter gewogen worden. Dit hangt af van de aanwezigheid van gegevens (ervaringscijfers). Wat je niet weet, kun je ook niet beoordelen. Dit risicomodel wordt om die reden periodiek geëvalueerd en aangepast. Deze totaalscore bepaalt in feite de prioriteit.

 

Dit risicomodel is uitgevoerd voor de taakvelden milieu, ruimtelijke ordening, bouwen, brandveiligheid, APV en bijzondere wetgeving. Per taakveld is de methodiek gevuld met de specifieke gegevens van Gemeente Horst aan de Maas. Ieder taakveld heeft zodoende eigen prioriteiten. Per risicoanalyse zijn de prioriteiten bepaald. Dat wil niet zeggen dat de hoogste prioriteiten per taakveld automatisch de hoogste prioriteit krijgen in de integrale prioritering.

 

INDELING PRIORITEITEN

In het risicomodel krijgen objecten of taken een kleur toegekend op basis van hun eindscore. Hoe hoger de score, des te groter het risico. De prioriteitenstelling uit het risicomodel moet richting geven aan de inzet van mensen, middelen, de frequenties van toezicht en handhaving en de aspecten waarop tijdens het toezicht wordt gelet. De prioriteitenstelling wil zeggen dat overal aandacht aan wordt besteed, alleen met een verschillende handhavingsinzet.

 

In het risicomodel worden vijf kleuren gebruikt: rood, oranje, geel, blauw en groen. De kleur bepaalt welke inzet (5 soorten) gepleegd wordt op dat object of die taak. Met behulp van deze methode is het kwantitatieve deel van de probleemanalyse uitgevoerd.

 

Categorie

Risico

Rood

Zeer hoog risico

Oranje

Hoog risico

Geel

Gemiddeld risico

Blauw

Laag risico

Groen

Zeer laag risico

 

OMSCHRIJVING INZET

Overtredingen met een

  • Zeer hoog risico: deze worden direct opgepakt. Hieraan wordt structureel volledige capaciteit toegekend;

  • Hoog risico: toezicht op en handhaving van overtredingen. Proactief, steekproefsgewijs toezicht en handhaving bij overtredingen.

  • Gemiddeld risico: toezicht en handhaving projectmatig, gebieds- en steekproefsgewijs (programmatisch). Nader onderzoek naar oorzaak overtredingen;

  • Laag risico: inzet van een zeer beperkte capaciteit. Registreren en analyseren van incidenten. Verder een gerichte inzet van de capaciteit op effecten in naleefgedrag met als doel het vergroten van de voorbeeldfunctie (bijvoorbeeld door vooraankondigingen controles in media en publicatie van uitgevoerde controle- en handhavingsacties);

  • Zeer laag risico: controle als er sprake is van een cluster van incidenten.

Nb. Formeel ingediende verzoeken om handhaving worden altijd opgepakt. Ook kan er sprake zijn van een calamiteit welke het noodzakelijk maakt af te wijken.

 

Categorie

Risico

Omschrijving Inzet

Rood

Zeer hoog risico

Structurele toekenning van een volledige capaciteit.

Oranje

Hoog risico

Toezicht op en handhaving van overtredingen. Proactief.

Geel

Gemiddeld risico

Toezicht en handhaving projectmatig, gebieds- en steekproefsgewijs (programmatisch). Nader onderzoek naar oorzaak overtredingen.

Blauw

Laag risico

Inzet van een zeer beperkte capaciteit. Registreren en analyseren van incidenten. Verder een gerichte inzet van de capaciteit op effecten in naleefgedrag met als doel het vergroten van de voorbeeldfunctie (bijv. door vooraankondigingen controles in media en publicatie van uitgevoerde controle- en handhavingsacties).

Groen

Zeer laag risico

Controle als er sprake is van een cluster van incidenten.

Schematische weergave risico versus inzet.

 

In de tabellen in bijlage 10 zijn de uitkomsten van de risicoanalyse en prioritering per taakveld te zien.

 

BIJLAGE 8: TOELICHTING RISICOANALYSE EN PRIORITERING

 

INHOUD RISICOMODEL

Het Risicomodel geeft inzicht in risico’s met betrekking tot effecten en naleefgedrag. De volgende criteria zijn hierbij als wegingsfactor genomen:

 

APV

Volksgezondheid

  • gebruik/aanwezigheid verdovende middelen

  • drankgebruik

Fysieke veiligheid/Leefbaarheid

  • aantal personen aanwezig

  • aanwezigheid van (tijdelijke) bouwwerken of attracties

  • aanwezigheid gevaarlijke stoffen

  • bereikbaarheid en ontvluchting

  • verspreiding van afval(stoffen)

  • veroorzaken van geluidhinder

  • veroorzaken van geurhinder

  • verkeer aantrekkende werking

  • verstoring natuurwaarden

  • veroorzaken zwerfafval

BOUW- EN WONINGTOEZICHT

Volksgezondheid

  • gevaarlijke stoffen bij sloop (asbest)

  • toegankelijkheid/bereikbaarheid

  • ventilatie

  • daglicht

  • slaapfunctie

  • vervuilde grond (PFAS)

Fysieke veiligheid/Leefbaarheid

  • aantal personen aanwezig

  • complexiteit van de constructie

  • wijziging in gebruik en/of functie

  • vrijkomen gevaarlijke stoffen bij sloop

  • impact op de beeldkwaliteit

  • verloedering en sociale onveiligheid

  • afval en verstoring

  • gevolgen openbare orde/veiligheid/gezondheid

  • monumentale waarde

  • brandveiligheid

  • bekendheid gebouwen

  • gevaarlijke stoffen in het kader van brand

  • gevaar voor belendingen (brandoverslag)

Duurzaamheid

  • duurzaamheid materiaalgebruik

  • levensduur gebouw

  • energie- en waterverbruik

  • hoeveelheid bedrijfsafval

  • hoeveelheid gevaarlijk afval

MILIEU

Volksgezondheid

  • gebruik en opslag toxische stoffen

  • locatie met asbest ja of nee

  • emissie naar lucht

  • vervuilde grond (PFAS)

Duurzaamheid

  • aantasting woongenot/leefbaarheid

  • verstoring natuurwaarden

  • veroorzaken zwerfafval

Fysieke veiligheid/Leefbaarheid

  • gevaarindicatie VNG

  • bevi-inrichting: ja of nee?

  • opslag en gebruik gevaarlijke stoffen

  • risicoregistratie RIVM (RRGS) ja of nee?

  • geluidsafstanden/-belasting

  • geurafstanden

  • stofproductie (luchtkwaliteit)

  • lichthinder/ visuele hinder

  • verkeer aantrekkende werking

RUIMTELIJKE ORDENING

Volksgezondheid

  • ligging binnen zonering

  • gezondheidsrisico’s algemeen

Duurzaamheid

  • toename bouwwerken/verhard oppervlak

  • afname oppervlakte aan water

  • schade aan waardevol gebied

Fysieke veiligheid/Leefbaarheid

  • opslag gevaarlijke stoffen

  • veiligheid constructie

  • brandveiligheid gebouw

  • bereikbaarheid

  • aantasting leefomgeving (beeldkwaliteit)

  • verloedering

  • overlast illegale bewoners/gebruiker

  • aantasten woongenot

  • toename parkeerdruk/verkeer aantrekkende werking

  • invloed milieucontour

NALEVING

Attitude, per taakveld ingevuld:

  • politieke gevoeligheid

  • fraudegevoeligheid

  • klachten

Tafel van Elf, (zie toelichting Bijlage 9) per taakveld ingevuld:

  • kennis van regels

  • kosten/baten (kosten vergunning in relatie tot voordeel overtreding)

  • mate van acceptatie van regels

  • normgetrouwheid doelgroep

  • informele controle (kans op controle door niet-overheid)

  • informele meldingskans (kans op melding of klacht door derde)

  • controlekans (kans op controle door overheid)

  • detectiekans (kans op constatering overtreding tijdens controle)

  • selectiviteit (kans op thematische controle)

  • sanctiekans (kans op sanctie na constatering overtreding)

  • sanctie-ernst

Ervaringscijfers, per taakveld ingevuld:

  • naleefpercentage

  • ernst van de overtreding

  • snelheid herstelsanctie

  • aantal opgelegde dwangsommen

Per overtreding is, aan de hand van bovenstaande criteria het risico ingeschat dat een negatief effect optreedt bij de betreffende overtreding. Hiervoor is gebruik gemaakt van een risicomodel, waarbij geldt: Effect x Kans = Risico. Naar de ernst van de situatie wordt aan deze effecten een cijfer toegekend, dat aangeeft wat het negatieve effect is, bij het plaatsvinden van de overtreding. Voor elke overtreding is een score toegekend, met daarbij het grootst mogelijke reële negatieve effect voor ogen. Bijvoorbeeld: bij het bouwen in afwijking van de vergunning met betrekking tot constructie/brandveiligheid is het grootste risico dat het gebouw instort of afbrandt.

 

In dat geval zijn er dodelijke slachtoffers te verwachten. In het risicomodel zijn alle overtredingen tegenover de negatieve effecten en de kans op het optreden van het negatieve effect, gezet. Alle negatieve effecten wegen even zwaar behalve “veiligheid” en “gezondheid”. Gezien de acute veiligheid voor de inwoners en de gezondheidseffecten op de langere termijn, met doden als gevolg, worden deze belangen driemaal zwaarder meegewogen. Van de negatieve effecten wordt een gemiddelde berekend en dit wordt vermenigvuldigd met de kans. De kans heeft een waarde van 1 tot en met 5 en geeft aan hoe groot de kans is dat de gebeurtenis optreedt. Hieruit volgt een risicoscore (bijlage 10).

 

BIJLAGE 9: UITLEG ‘TAFEL VAN ELF’

 

NALEVING IN DIMENSIES

De Tafel van Elf is een samenhangende opsomming van dimensies die bepalend zijn voor de naleving van regelgeving. De Tafel van Elf is ontstaan vanuit de praktische behoefte om inzicht te krijgen in de factoren die de medewerking van mensen aan regelgeving bepalen en de invloed die rechtshandhaving daarop heeft. De basis wordt gevormd door een combinatie van in de literatuur voorkomende sociaalpsychologische, sociologische en criminologische theorieën, aangevuld met algemene inzichten en praktijkervaringen op het terrein van de rechtshandhaving.

 

De dimensies van de Tafel van Elf moeten worden beschouwd als gedragswetenschappelijke variabelen die nalevingsgedrag beïnvloeden. Door ze systematisch na te lopen, vormen ze een hulpmiddel voor de wetgever om te komen tot naleefbare wetgeving.

 

DE TAFEL VAN ELF ALS WETGEVINGSINSTRUMENT

De Tafel van Elf kan toegepast worden als ondersteunende checklist. Dit geldt temeer wanneer het gedrag van mensen bijdraagt aan te bereiken beleidsdoelen.

De Tafel van Elf is dan ook van toepassing op een groot deel van de beleids-instrumentele wetgeving en ook op enkele delen van het strafrecht.

 

De Tafel van Elf is hiermee een hulpmiddel bij de totstandkoming van wetgeving. In het kader van het project Marktwerking Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) wordt de Tafel van Elf bij het onderdeel ‘toetsing van voorgenomen regelgeving’ aangeboden als checklist om een aantal vragen te beantwoorden die betrekking hebben op de verwachte mate van naleving van de (toekomstige) wetgeving. Deze vragen moeten beantwoord worden in de toelichting bij de regeling (in geval van een wet respectievelijk AMvB aangeduid als memorie of nota van toelichting). Het doel ervan is om inzichtelijk te maken wat de verschillende (neven-)effecten zijn van de voorgestelde regelgeving. Een goede, heldere toelichting op de verwachte mate van naleving verhoogt bovendien de kwaliteit van een wetsvoorstel.

 

Aan de hand van de Tafel van Elf worden hierna aanwijzingen gegeven over hoe een toelichting ten aanzien van deze aspecten op te bouwen. Er wordt verder op gewezen dat er meerdere instrumenten voor de wetgever beschikbaar zijn zoals bijvoorbeeld de ‘ketenbenadering’ van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de ‘Aanwijzingen voor de Regelgeving’ van de Directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie. Deze uitleg beperkt zich tot de Tafel van Elf. De Tafel van Elf is ontwikkeld door de Inspectie voor de Rechtshandhaving van het Ministerie van Veiligheid.

 

INHOUD TAFEL VAN ELF

A. DIMENSIES VOOR SPONTANE NALEVING

  • T1 Kennis van regels

  • T2 Kosten/baten

  • T3 Mate van acceptatie

  • T4 Gezagsgetrouwheid doelgroep

  • T5 Informele controle

B. CONTROLE DIMENSIES

  • T6 Informele meldingskans

  • T7 Controlekans

  • T8 Detectiekans

  • T9 Selectiviteit

C. SANCTIE DIMENSIES

  • T10 Sanctiekans

  • T11 Sanctie-ernst

Sanctiematrix Landelijke Handhavingsstrategie

 

In onderstaand overzicht worden deze elf tafels verder toegelicht. De toepassing van de Tafel van Elf is in aansluiting met de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht.

 

Dimensies van spontane naleving

1

Kennis van regels

Soms is de regelgeving vaag of complex. Het wordt niet begrepen door de doelgroep. Hier prevaleert communicatie boven sanctioneren

2

Kosten en baten

Hier is calculerend gedrag aan de orde: is een overtreding lonend?

Hier past sanctioneren en communiceren, maar dan als ‘naming and shaming’

3

Mate van acceptatie

Wordt het beleid door de doelgroep (burger of bedrijf) onderschreven? Betrek belangengroepen bij de formulering van het beleid.

4

Normgetrouwheid

doelgroep

Het gaat hier om respect en vertrouwen. Een moeilijk te beïnvloeden dimensie, waarbij rekening moet worden gehouden met een sterke individualisering van de maatschappij

5

Niet-overheidscontrole

De door de doelgroep ingeschatte kans op een positieve- of juist een negatieve sanctionering van hun gedrag. In deze categorie bevindt zich de bewuste overtreder met een calculerend gedrag.

Handhavingsdimensies

6

Meldingskans

De door de doelgroep ingeschatte kans dat een overtreder door een derde wordt gemeld (het verzoek om handhaving of klacht) en dat er vervolgens door de overheid daadwerkelijk wordt opgetreden

7

Controlekans

De kans dat daadwerkelijk wordt gecontroleerd wordt ingeschat door de doelgroep. Als de overheid “bekend staat” als één, die nauwelijks controleert of sanctioneert dan geeft dat aan het begaan van

overtredingen een onjuiste impuls. Handhavingsbeleid moet stellig zijn en uitvoeringsresultaat laten zien. Communicatie van

handhavingsresultaat werkt in die zin weer preventief

8

Detectiekans

Als er wordt gecontroleerd, dan kan niet altijd alles worden waargenomen. In controlerapporten gaan wij altijd uit “van het moment van de controle, voor zover wij hebben kunnen vaststellen”.

Die laatste zin staat symbool voor de detectiekans, dikwijls behorend bij de calculerende overtreder

Selectiviteit

Bij dit item behoort het uitvoeren van toezicht op basis van een naleefstrategie, waarbij recidivisten nadrukkelijker en frequenter worden gecontroleerd. De categorie “bewuste overtreders” calculeren de pakkans al in bij de dimensies controlekans respectievelijk detectiekans

0

Sanctiekans

In deze categorie zit het bewuste calculerende gedrag van een potentiële overtreder. De overheid kan na constatering van overtredingen sancties opleggen. Dit gebeurt echter niet altijd. Dit hangt af van zaken als het sepotbeleid, de bewijsbaarheid van overtredingen en het eventuele gedoogbeleid. Daardoor is het relevant te beoordelen in hoeverre de doelgroep verwacht straf te krijgen voor bepaalde overtredingen, ofwel naar de gepercipieerde sanctiekans.

11

Sanctie-ernst

De hoogte van een sanctie heeft direct te maken met de hoogte van een dwangsom en/of de impact van bestuursdwang respectievelijk de gevolgen van een proces-verbaal. Ook kosten gerechtelijke kosten kunnen een rol spelen. Het proces van sanctieoplegging kan ook bijkomende, immateriële nadelen hebben zoals het verlies van reputatie. De hoogte en ernst van de verschillende soorten sancties zal niet op alle doelgroepen dezelfde impact hebben. De snelheid en zekerheid van sanctieoplegging kan die impact vergroten, bijvoorbeeld via het beleid van lik-op-stuk.

 

BIJLAGE 10: RISICOANALYSE VAN DE TAAKVELDEN OMGEVINGSWET APV EN BIJZONDERE WETTEN

 

RISICOGERICHT EN INTEGRAAL

De gemeente is in beginsel verplicht de naleving van alle wet- en regelgeving te bevorderen. Omdat er veel regelgeving is en niet alles even belangrijk of risicovol is, worden er via omgevings-, probleem- en risicoanalyses prioriteiten voorgesteld om deze met voorrang op te pakken. Wij zijn ook verplicht volgens de wet VTH (Hoofdstuk 18 Ontwerp Omgevingswet (Hoofdstuk 5 Wabo) en hoofdstuk 7 Bor om een probleem- en risicoanalyse op te stellen. In deze wet staat namelijk: “het VTH-beleid gebaseerd dient te zijn op een analyse van de problemen die zich kunnen voordoen met betrekking tot de naleving van regelgeving”.

 

Effect (negatief effect - gevolg) X Kans (de kans dat dit effect voorkomt – naleefbeeld, overtredingenbeeld) = Risico

 

Verder staat daarin dat de analyse “inzicht geeft in de gevolgen voor de fysieke leefomgeving van overtredingen en de kansen dat overtredingen zullen plaatsvinden”. Met de risicoanalyse proberen wij de beperkte capaciteit in te zetten daar waar de risico’s (prioriteiten) het grootst zijn. Deze keuzes werken we uit in ons jaarlijkse uitvoeringsprogramma. Op basis van dit nieuwe VTH-beleid is dat voor het eerst in het VTH-uitvoeringsprogramma 2023.

 

WAT IS EEN RISICOANALYSE?

Kort gezegd is een risicoanalyse een overzicht van bekende of mogelijke risico’s die de omgeving van de gemeente Horst aan de Maas in brede zin kunnen beïnvloeden. Een risicoanalyse is een methode waarbij nader benoemde risico's worden bepaald door het combineren van de kans dat een dreiging (op deze thema’s) zich voordoet en de gevolgen daarvan.

 

Risicoanalyses worden voor veel beleidsterreinen opgezet vanuit een fasering waarin als eerste stap de wettelijke taken van het bevoegd gezag op een rijtje worden gezet en in dezelfde stap wordt ingegaan (ingeval daar aanleiding voor is op basis van bekende ervaringen). Vervolgens wordt ingegaan op:

  • een beknopte probleemanalyse;

  • de (bekende of veronderstelde) maatschappelijke problemen/overtreding soorten in het betreffende taakveld, de oorzaak daarvan, de ernst van de problemen;

  • het voorstel waarop de komende periode inzet gepleegd wordt.

Proces van omgevings-, probleem- en risicoanalyse in drie fasen Risicoanalyses kunnen in hoofdzaak op twee manieren worden uitgevoerd:

 

KWANTITATIEVE METHODE

De risico's worden gekwantificeerd via beleidsevaluatie, expertmeetings en in meetbare criteria weergegeven. Dit vergt nauwkeurig onderzoek en gedetailleerde registratie op naleefcriteria gedurende lange tijd. De komende beleidsperiode gaan wij onderzoeken of deze methode (en in welke mate) geïmplementeerd kan worden in het VTH-beleid.

 

Met deze analyse en methodiek kan een nieuw fundament gevormd worden voor de bepaling van de prioriteiten wat uiteindelijk kan bijdragen aan een uniforme en prioritaire manier van werken.

 

KWALITATIEVE METHODE

Op basis van ervaringen van medewerkers en andere bronnen zijn bekende en mogelijke risico’s geanalyseerd en geformuleerd. Deze methode is toegepast in de actualisatie en de uitkomst is weergegeven in de “Prioritietentabel” per taakveld. In de geactualiseerde analyse is als methodiek gekozen voor de kwalitatieve methode per taakveld, dat wil zeggen dat vooral ingegaan wordt op het taakveld en de voorgestelde prioriteiten. Hierbij is gebruik gemaakt van wat de gemeente voor de komende periode nodig vindt op basis van de ervaringen van de afgelopen jaren en overige bronnen (jaarverslag, deskundigheid medewerkers). Deze methodiek is gebruikt voor alle taakvelden.

 

WAT LEVERDE DE ANALYSE OP?

Op basis van de analyse zijn de prioriteiten zichtbaar geworden. In onderstaande overzichten zijn de prioriteiten weergegeven. We hebben hiermee een actueel inzicht in de problemen en risico’s in onze gemeente. De prioriteiten die we eerder vaststelden blijken op basis van het risico, met enkele aanpassingen, ook voor de komende periode voorrang in het werk te moeten krijgen.

Ook de jaarverslagen en de beleidsevaluatie van de RUD LN bevatten geen aanleiding tot grote veranderingen in de prioriteitenlijst. Wel is meer inzet voorzien over de volle breedte van het taakveld. De ambitie is om de komende beleidsperiode meer en beter informatie gestuurd te werken.

 

PRIORITEITEN EN OMSCHRIJVING INZET

In de risicoanalyse zijn een vijftal risico categorieën benoemd, van zeer laag risico (groen) tot zeer hoog risico (rood). In bijlage 7 is dit model nader toegelicht.

 

Categorie

Risico

Rood

Zeer hoog risico

Oranje

Hoog risico

Geel

Gemiddeld risico

Blauw

Laag risico

Groen

Zeer laag risico

 

PRIORITEITEN PER TAAKVELD

In de tabellen op de volgende pagina’s zijn de prioriteiten per taakveld in te zien.

 

MILIEU

TOTAAL

1

WM

Autosloperij

114

2

WM

Overige industie chemisch

85

3

WM

Tankstations met LPG

143

4

WM

Veehouderijen

192

5

WM

Metaal- en electrabedrijven

64

6

WM

Zwembaden

80

7

WM

Rioolwaterzuiveringsinstallaties

13

8

WM

Overige industrie

152

9

WM

Vuurwerk

93

10

WM

Garage met tankstation

72

11

WM

Opslag- en transportbedrijven

63

12

WM

Garage zonder tankstation

47

13

WM

Bouw- en houtbedrijven

56

14

WM

Loonbedrijven

56

15

WM

Tankstations zonder LPG

70

16

WM

Overige industrie hout

24

17

WM

Horecabedrijven

42

18

WM

Glastuinbouw

16

19

WM

Campings- bungalow- en recreatieparken

51

20

WM

Paardenhouderijen

37

21

WM

Akkerbouw en fruitteelt

35

22

WM

Detailhandel en ambachtsbedrijven

19

23

WM

Propaanopslag

55

24

WM

Sportcomplexen

19

25

WM

Dierenverblijf

13

26

WM

Gezondheidszorg medisch

13

27

WM

Gezondheidszorg overig

13

28

WM

Overige dienstverlening

16

29

WM

Olietank bedrijf

64

30

WM

Olietank particulier

33

 

RUIMTELIJKE ORDENING EN BOUWEN

TOTAAL

31

RO

Archeologiebescherming

68

32

RO

Bouwen in strijd met Bouwbesluit

165

33

RO

Illegale bouw bedrijf Cat. I < 100.000 (kleine bedrijfsgebouwen)

73

34

RO

Illegaal bouw bedrijf Cat. II 100.000 - 1.000.000 (bedrijfsgebouwen)

87

35

RO

Illegaal bouw bedrijf Cat. III > 1.000.000 - grote bedrijfs(verzamel)gebouwen

102

36

RO

Illegale bouw wonen Cat. I < 100.000 ( complex: uitbouw/aanbouw/bijgebouw)

78

37

RO

Illegale bouw wonen Cat. I < 100.000 (uitbouw/aanbouw/bijgebouw)

93

38

RO

Illegaal bouw wonen Cat. II 100.000 - 1.000.000 (Nieuwbouw van woningen/seriematige woningbouw)

109

39

RO

Illegale bouw wonen Cat. III (grote wooncomplexen/serriematige woningbouw - > dan 1.000.000))

124

40

RO

Illegale bouw publiek Cat. I < 100.000 (voor publiek toegankelijke gebouwen zoals bijv. winkels, cafés, supermarkten, bioscoop etc.)

83

41

RO

Illegale bouw publiek Cat. III (voor publiek toegankelijke gebouwen zoals bijv., winkels, cafés, supermarkten, bioscoop, etc. - > 2.000.000)

132

42

RO

Illegale bouw overig Cat. I+II+III (restcategorie, niet elders genoemd, waaronder infra, weg- en waterbouw, bouwkundige reclame)

99

43

RO

Illegaal bouwen aan, in of bij Rijksmonument Gem. monument / beschermd dorpsgezicht

96

44

RO

Illegaal slopen met asbest

345

45

RO

Illegaal slopen zonder asbest

132

46

RO

Illegaal slopen (rijks- en gemeentelijke monumenten / beschermd dorpsgezicht)

252

47

RO

Illegale bewoning

152

48

RO

Illegaal gebruik agrarische gebouwen

60

49

RO

Illegaal gebruik niet agrarische gebouwen

46

50

RO

Illegaal gebruik gemeentegrond

54

51

RO

Illegaal kappen

125

52

RO

Overschrijden tijdelijke termijn gebruik/bouwen

45

53

RO

Uitvoeren van een werk

24

54

RO

Welstandsexces

34

 

BESTAANDE BOUW, GEBRUIK EN BESTEMMINGSPLANNEN

TOTAAL

55

RO

Bedrijventerreinen

67

56

RO

Buitengebied dorpen/kernen

71

57

RO

Centrum

77

58

RO

Woongebied dorpen/kernen

59

59

APV

Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

21

60

APV

Autowrakken

29

61

APV

Dumpingen afval klein (verkeerd aanbieden huisvuil)

36

62

APV

Dumpingen grof vuil

79

63

APV

Dumping chemisch afval (drugs)

400

64

APV

Fiets- en voetgangersgebied

24

65

APV

Gevaarlijke honden

35

66

APV

Loslopende honden

19

67

APV

Open vuur in bossen en natuurgebieden

89

68

APV

Parkeren grote voertuigen/uitzichtbelemmerende voertuigen

23

69

APV

Parkeren kampeermiddelen

16

70

APV

Parkeren reclame voertuigen

14

71

APV

Reclame materiaal verspreiden

16

72

APV

Reclame tijdelijk in openbare ruimte

18

73

APV

Stankoverlast

97

74

APV

Straatartiest

14

75

APV

Uitritvergunningen (incl. inritten/duikers)

16

76

APV

Vergunning bruikbaarheid van de weg (APV)

15

77

APV

Vergunning inzameling geld of goederen

13

78

APV

Gevaarlijke voorwerpen op, aan of boven de weg

12

 

APV

TOTAAL

79

APV

Betogingen

47

80

APV

Evenementen categorie A

44

81

APV

Evenementen categorie B

56

82

APV

Evenementen categorie C

77

83

APV

Exploitatie sexinrichting/escort

69

84

APV

Exploitatievergunning overig

130

85

APV

Arbeidsmigranten

144

86

APV

Geluidhinder overig

297

87

APV

Handelen in strijd met winkeltijdenwet

34

88

APV

Incidentele festiviteiten inrichting

39

89

APV

Loterij organiseren

20

90

APV

Ontheffing kampeerterrein

23

91

APV

Ontheffing tijdelijk schenken alcoholische dranken

40

92

APV

Ontheffing vuur stoken

87

93

APV

Openbare manifestaties

52

94

APV

Overlast jeugd

61

95

APV

Overlast van fietsen en bromfietsen

52

96

APV

Parkeerexcessen (Mulder)

58

97

APV

Sluitingsuur horecabedrijven

38

98

APV

Speelautomaten exploiteren

24

99

APV

Standplaatsen

23

100

APV

Terras exploiteren

36

101

APV

Vergunning Alcoholwet

53

102

APV

Verontreiniging door honden

74

103

APV

Zwerfafval

82

 

TOTAALOVERZICHT GERANGSCHIKT OP SCORE

78

APV

Gevaarlijke voorwerpen op, aan of boven de weg

12

7

WM

Rioolwaterzuiveringsinstallaties

13

25

WM

Dierenverblijf

13

26

WM

Gezondheidszorg medisch

13

27

WM

Gezondheidszorg overig

13

77

APV

Vergunning inzameling geld of goederen

13

70

APV

Parkeren reclame voertuigen

14

74

APV

Straatartiest

14

76

APV

Vergunning bruikbaarheid van de weg (APV)

15

18

WM

Glastuinbouw

16

28

WM

Overige dienstverlening

16

69

APV

Parkeren kampeermiddelen

16

71

APV

Reclame materiaal verspreiden

16

75

APV

Uitritvergunningen (incl. inritten/duikers)

16

72

APV

Reclame tijdelijk in openbare ruimte

18

22

WM

Detailhandel en ambachtsbedrijven

19

24

WM

Sportcomplexen

19

66

APV

Loslopende honden

19

89

APV

Loterij organiseren

20

59

APV

Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

21

68

APV

Parkeren grote voertuigen/uitzichtbelemmerende voertuigen

23

90

APV

Ontheffing kampeerterrein

23

99

APV

Standplaatsen

23

16

WM

Overige industrie hout

24

53

RO

Uitvoeren van een werk

24

64

APV

Fiets- en voetgangersgebied

24

98

APV

Speelautomaten exploiteren

24

60

APV

Autowrakken

29

30

WM

Olietank particulier

33

54

RO

Welstandsexces

34

87

APV

Handelen in strijd met winkeltijdenwet

34

21

WM

Akkerbouw en fruitteelt

35

65

APV

Gevaarlijke honden

35

61

APV

Dumpingen afval klein (verkeerd aanbieden huisvuil)

36

100

APV

Terras exploiteren

36

20

WM

Paardenhouderijen

37

97

APV

Sluitingsuur horecabedrijven

38

88

APV

Incidentele festiviteiten inrichting

39

91

APV

Ontheffing tijdelijk schenken alcoholische dranken

40

17

WM

Horecabedrijven

42

80

APV

Evenementen categorie A

44

52

RO

Overschrijden tijdelijke termijn gebruik/bouwen

45

49

RO

Illegaal gebruik niet agrarische gebouwen

46

12

WM

Garage zonder tankstation

47

79

APV

Betogingen

47

19

WM

Campings- bungalow- en recreatieparken

51

93

APV

Openbare manifestaties

52

95

APV

Overlast van fietsen en bromfietsen

52

101

APV

Vergunning Alcoholwet

53

50

RO

Illegaal gebruik gemeentegrond

54

23

WM

Propaanopslag

55

13

WM

Bouw- en houtbedrijven

56

14

WM

Loonbedrijven

56

81

APV

Evenementen categorie B

56

96

APV

Parkeerexcessen (Mulder)

58

58

RO

Woongebied dorpen/kernen

59

48

RO

Illegaal gebruik agrarische gebouwen

60

94

APV

Overlast jeugd

61

11

WM

Opslag- en transportbedrijven

63

5

WM

Metaal- en electrabedrijven

64

29

WM

Olietank bedrijf

64

55

RO

Bedrijventereinen

67

31

RO

Archeologiebescherming

68

83

APV

Exploitatie sexinrichting/escort

69

15

WM

Tankstations zonder LPG

70

56

RO

Buitengebied dorpen/kernen

71

10

WM

Garage met tankstation

72

33

RO

Illegale bouw bedrijf Cat. I < 100.000 (kleine bedrijfsgebouwen)

73

102

APV

Verontreiniging door honden

74

57

RO

Centrum

77

82

APV

Evenementen categorie C

77

36

RO

Illegale bouw wonen Cat. I < 100.000 ( complex: uitbouw/aanbouw/bijgebouw)

78

62

APV

Dumpingen grof vuil

79

6

WM

Zwembaden

80

103

APV

Zwerfafval

82

40

RO

Illegale bouw publiek Cat. I < 100.000 (voor publiek toegankelijke gebouwen zoals bijv. winkels, cafés, supermarkten, bioscoop etc.)

83

2

WM

Overige industrie chemisch

85

34

RO

Illegaal bouw bedrijf Cat. II 100.000 - 1.000.000 (bedrijfsgebouwen)

87

92

APV

Ontheffing vuur stoken

87

67

APV

Open vuur in bossen en natuurgebieden

89

9

WM

Vuurwerk

93

37

RO

Illegale bouw wonen Cat. I < 100.000 (uitbouw/aanbouw/bijgebouw)

93

43

RO

Illegaal bouwen aan, in of bij Rijksmonument Gem. monument / beschermd dorpsgezicht

96

73

APV

Stankoverlast

97

42

RO

Illegale bouw overig Cat. I+II+III (restcategorie, niet elders genoemd, waaronder infra, weg- en waterbouw, bouwkundige reclame)

99

35

RO

Illegaal bouw bedrijf Cat. III > 1.000.000 - grote bedrijfs(verzamel)gebouwen

102

38

RO

Illegaal bouw wonen Cat. II 100.000 - 1.000.000 (Nieuwbouw van woningen/seriematige woningbouw)

109

1

WM

Autosloperij

114

39

RO

Illegale bouw wonen Cat. III (grote wooncomplexen/serriematige woningbouw - > dan 1.000.000))

124

51

RO

Illegaal kappen

125

84

APV

Exploitatievergunning overig

130

41

RO

Illegale bouw publiek Cat. III (voor publiek toegankelijke gebouwen zoals bijv., winkels, cafés, supermarkten, bioscoop, etc. - > 2.000.000)

132

45

RO

Illegaal slopen zonder asbest

132

3

WM

Tankstations met LPG

143

85

APV

Arbeidsmigranten

144

8

WM

Overige industrie

152

47

RO

Illegale bewoning

152

32

RO

Bouwen in strijd met Bouwbesluit

165

4

WM

Veehouderijen

192

46

RO

Illegaal slopen (rijks- en gemeentelijke monumenten / beschermd dorpsgezicht)

252

86

APV

Geluidhinder overig

297

44

RO

Illegaal slopen met asbest

345

63

APV

Dumping chemisch afval (drugs)

400

 

PROJECTEN

Los van de prioritering zijn er ook landelijke, regionale en lokale onderwerpen die projectmatig aandacht krijgen. De komende beleidsperiode zijn dit onderstaande projecten. Dit overzicht is dynamisch en kan in de loop van de tijd aangepast worden als er omstandigheden aanwezig zijn die daarom vragen. In een aantal gevallen komen deze projecten ook als prioriteit naar voren uit de risicoanalyse.

 

BRANDVEILIGHEID

De risicoanalyse is vooral gericht op bouwwerken waar mensen verblijven. De afgelopen jaren blijkt dat bij afvalbedrijven en veehouderijen het vaakst brand is dus preventief toezicht bij die bedrijven is op zijn plaats. (Wetgeving: Bouwbesluit en bij gevaarlijk afval aanvullend milieuvoorschriften ter preventie van brand i.c.m. toezicht op noodplannen et cetera).

 

ENERGIE

Rijks- en gemeentelijke prioriteit op het gebied van energie in relatie tot bouw- gebruik en milieu. Het college heeft energie als belangrijk punt benoemd. Het is dan ook logisch dat dit onderwerp in de komende VTH-plannen een belangrijke rol speelt. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning moet sinds 1 januari 2020 voldoen aan de eisen voor ‘Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG). Dit geldt voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw. Utiliteitsbouw is bijvoorbeeld een kantoor, of een grote school of zorginstelling.

Voor nieuwe overheidsgebouwen geldt een eerdere datum: 1 januari 2019 omdat de overheid een voorbeeldrol heeft.

 

ONDERMIJNENDE CRIMINALITEIT

Act! is een van de projecten vanuit de regiodeal Landelijk Gebied Veiligheid en loopt tot 1 januari 2024. Horst aan de Maas neemt sinds 2021 deel aan dit project. Het is een samenwerkingsverband waarbij ondermijnende criminaliteit integraal wordt aangepakt. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de 8 Noord-Limburgse gemeenten en overheidspartners, zoals de belastingdienst, douane, brandweer (VRNL) en arbeidsinspectie. Werkafspraken hebben de 8 gemeenten en de 3 politie basisteams vastgelegd in een convenant.

 

ACTUALISATIE IPPC

IPPC-installaties zijn grote industriële bedrijven die vallen onder de Richtlijn industriële emissies. Algemeen geldt dat de omgevingsvergunning milieu gebaseerd moet zijn op de beste beschikbare technieken (BBT). De gemeente heeft de verplichting om de vergunningen met betrekking tot de IPPC-veehouderijen met pluimvee of varkens te actualiseren op het gebied van de huidige BBT. Het is de bedoeling dit project op termijn te laten integreren in de reguliere werkvoorraad.

 

HUISVESTING ARBEIDSMIGRANTEN

Dit project is in 2020 van start gegaan met als doel de huisvestingslocaties inzichtelijk te maken, te controleren op legaliteit en kwaliteit, eventuele illegale situaties te beëindigen en een borging van structureel toezicht te creëren voor de toekomst. Het is de bedoeling dit project op termijn te laten integreren in de reguliere werkvoorraad.

Controle BAG-registratie is hierbij van meerwaarde en wordt ingezet.

 

LANDSCHAPPELIJKE INPASSING

Het doel van landschappelijke inpassingen is om de karakteristieke kenmerken van het landschap in de gemeente te behouden en zelfs te versterken. Het is de bedoeling dit project op termijn te laten integreren in de reguliere werkvoorraad.

 

JEUGDOVERLAST

De gemeente vindt het belangrijk dat jongeren in een veilige en fijne omgeving opgroeien. Alcohol en drugsgebruik past daar niet in. Ook overlast door rondhangende jongeren willen wij voorkomen.

 

DE PRIORITEITENTABEL

Met deze methodiek zijn de prioriteiten bepaald. Op basis van de risicoanalyse, en bestuurlijke (landelijk, regionaal en lokaal) prioriteiten zijn de verschillende prioriteiten naast elkaar gelegd en ten opzichte van elkaar gewogen door de vakspecialisten.

 

Daarmee is de volgende prioriteiten lijst tot stand gekomen waarop wij de komende beleidsperiode de focus leggen.

 

1

Landelijke/bestuurlijke prioriteit

Jeugd (overlast)

2

Landelijke/bestuurlijke prioriteit

Energie

3

Regionale/bestuurlijke prioriteit

Optioneel aanvullend vanuit RUD LN

4

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Dumping chemisch afval (drugs)

5

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Illegaal slopen met asbest

6

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Geluidhinder overig

7

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Illegaal slopen (rijks- en gemeentelijke monumenten/ beschermd dorpsgezicht)

8

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Veehouderijen

9

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Bouwen in strijd met Bouwbesluit

10

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Illegale bewoning

11

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Overige industrie

12

Lokale prioriteiten n.a.v. risico-analyse

Arbeidsmigranten

 

BIJLAGE 11: PREVENTIESTRATEGIE

 

Preventiestrategie is de strategie die primair ziet op het bevorderen van spontane naleving van wet- en regelgeving. Belangrijke elementen van de preventiestrategie zijn voorlichting (communicatiestrategie) en de wijze van toezicht (toezichtstrategie).

 

Handhaving is meer dan het corrigeren van overtredingen door het opleggen van herstellende en/of bestraffende sancties. Aan toezicht en handhaving gaan een acceptatieproces (van de gestelde norm, door inwoners en bedrijven) vooraf. Dit vergt een gedegen vorm van communicatie. Zo kan er actief voorlichting worden gegeven wanneer blijkt dat bepaalde regelgeving onvoldoende bekend is. Ook kan ingespeeld worden op ontwikkelingen wanneer blijkt dat in een bepaalde branche (of objectencategorie) calculerend gedrag voorkomt.

 

De Tafel van Elf (zie toelichting bijlage 9) is een wetenschappelijk ontwikkeld model die inzage geeft in de redenen waarom mensen de regels overtreden. De methode laat zien dat er vóór het daadwerkelijke sanctietraject voldoende mogelijkheden zijn om met gerichte communicatie overtredingen te voorkomen, dan wel helderheid over normen te verstrekken (mochten die onvoldoende helder zijn).

 

De Tafel van Elf probeert het activeren van het sanctietraject te voorkomen door een verhoogde inzet op preventie. Dat wordt in onderstaande methode toegelicht:

 

Dimensies tafel van Elf

 

Onder in de piramide staan werkwijzen die een breed en langdurig effect hebben, het meest inwerken op ‘norm-internalisatie’ (het eigen maken van de norm) en het minst belastend zijn voor burgers en bedrijven. Helemaal in de punt ziet u handhaving in de vorm van controleren en sanctioneren. Dit is met name van belang als een stok achter de deur. De ervaring leert dat effecten van sancties alleen gunstig zijn zolang de handhaving actief is. Bovendien gaat het om een aanpak die doorgaans ingrijpender is voor burgers en bedrijven. Daarnaast is handhaving voor de overheid een kostbaar middel dat gedoseerde inzet vergt.

 

De Tafel van Elf beschrijft dimensies van spontane naleving. De dimensies uit de Tafel van Elf vormen daarom de basis van de preventiestrategie. Dat wordt verder vormgegeven onder invloed van de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht. Zo wordt eenduidig sanctionerend opgetreden als, ondanks preventie en communicatie, toch sprake is van een (herhaling van) een overtreding.

 

De elf dimensies voor naleving van wetgeving zijn ondergebracht in twee groepen, elk met hun eigen uitwerking op de neiging tot naleving. De bovenste twee onderdelen van de Tafel van Elf omvatten de daadwerkelijke inzet van toezicht en handhaving. In bijlage 9 zijn de verschillende dimensies benoemd en verder uitgewerkt.

 

Dimensies voor spontane naleving

Handhavingsdimensies

1

Kennis van de regels (bekendheid en duidelijkheid

6

Meldingskans

2

Kosten en baten

7

Controlekans

3

Mate van acceptatie

8

Detectiekans

4

Normgetrouwheid doelgroep

9

Selectiviteit van toezicht

5

Maatschappelijke controle

10

Sanctie kans

Dimensies Tafel van Elf

 

In het uitvoeringsprogramma wordt uitgewerkt op welke wijze en op welke onderdelen onze gemeente actief communiceert. Hierin wordt opgenomen in welke concrete gevallen de gemeente wel of niet actief communiceert over haar toezicht- en handhavingstaken.

 

BIJLAGE 12: COMMUNICATIESTRATEGIE

 

Vanuit het verleden is handhaving veelal gericht op de beïnvloeding van gedrag van inwoners of bedrijven, zodat deze wet- en regelgeving naleven. Deze beïnvloeding zal succesvoller zijn naarmate handhaving is gestoeld op kennis over dit gedrag en de oorzaken ervan.

 

Ook in het gehele VTH-beleid groeit het besef dat adequate naleving van regelgeving kan worden bevorderd door de inzet van informatie en communicatie waarbij de doelen zijn de bevordering van naleving van regelgeving met als hoger doel verbetering, behoud en/of vergroting van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

 

Als de doelgroep niet op de hoogte is van de regels, deze niet goed begrijpt, of onjuist interpreteert, kan regelgeving niet correct worden nageleefd. Voorlichting kan deze specifieke doelgroep(en) informeren over het bestaan van de regels en de juiste toepassing ervan. Als er minder onbedoelde fouten worden gemaakt bij de naleving, blijft er meer capaciteit beschikbaar voor toezicht en handhaving van overtredingen die de meeste impact hebben op de veiligheid(s-beleving) en impact op het woon-, werk en leefklimaat.

 

De communicatie vindt zo gericht mogelijk plaats aan de hand van de volgende communicatievormen:

  • algemene communicatie: via websites en/of (lokale) media zo veel mogelijk mensen informeren over de regels en de toepassing daarvan;

  • doelgroepgerichte/gebiedsgerichte communicatie: een doelgroep of gebied informeren over de specifieke regels die voor gebied van toepassing zijn;

  • individuele communicatie: persoonlijke voorlichting aan een inwoner of bedrijf over de regels en de toepassing ervan (Omgevingsloket).

 

BIJLAGE 13: VERGUNNINGENSTRATEGIE

 

Deze bijlage beschrijft de strategie voor vergunningverlening. Vanuit een risicoanalyse en de prioriteitenstelling volgt een bepaald toetsingsniveau voor diverse activiteiten. De toetsingsprotocollen worden per taakveld gespecificeerd zodat het toetsingsproces transparant en voorspelbaar is voor zowel de gebruikers als voor de klanten.

 

Het bevoegd gezag handelt op grond van een strategie en objectieve criteria voor het beoordelen en beslissen over een omgevingsvergunning en het afhandelen van meldingen, ter uitwerking van de in de wet bepaalde criteria. In deze strategie is vastgelegd welke vormen van vergunningverlening worden onderscheiden en wat de basiswerkwijze daarbij is, mede ten aanzien van aanvragen die in strijd zijn met het bestemmings- dan wel inpassingsplan. Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de basiswerkwijze van vergunningverlening volgens een geborgd proces verloopt.

 

Het bevoegd gezag handelt op grond van objectieve criteria voor het beoordelen en beslissen over een omgevingsvergunning in aanvulling van de hiertoe in de wet bepaalde criteria.

 

DOELSTELLING

Het doel van het toetsingsprotocol is om de verlening van vergunningen transparanter te maken en uniformiteit in de toetsing te bewerkstelligen. Met het toetsingsprotocol legt de gemeente zichzelf voor iedere vergunning een minimumtoetsingsniveau op. Het bestuurlijk vaststellen van de toetsingsniveaus van de diverse voorschriften zodat de vergunningverlening op een verantwoorde wijze plaats vindt. Hierdoor kunnen ook de medewerkers afgewogen en expliciete keuzes maken bij het toetsen van vergunningaanvragen en meldingen. Per 1 januari 2024 zal dit veranderen op basis van de Wet kwaliteitsborging bouwen.

 

UITGANGSPUNTEN BIJ BEOORDELINGEN VAN VERGUNNINGEN EN MELDINGEN

Het toetsingsprotocol heeft uitsluitend betrekking op de voorschriften zoals opgenomen in de betreffende wet- en regelgeving. De mate van toetsen wordt bepaald door het effect dat een bouwfout met zich meebrengt, de kans dat deze zich voordoet én de bestuurlijke prioriteit.

 

Informatieverstrekking en vooroverleg

Voordat een conceptaanvraag, vooroverleg (schetsplan) of complete aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend, komt het regelmatig voor dat een aanvrager vooraf overleg wil over de haalbaarheid van zijn plan (voor een concreet initiatief). Vaak wordt in eerste instantie het verzoek gedaan bij het Omgevingsloket of bij een betrokken medewerker waarbij de initiatiefnemer het project toelicht en de mogelijke vereiste vergunningen of meldingen worden besproken, met de bijbehorende procedures.

 

Bij het vooroverleg wordt globaal gekeken naar de (ruimtelijke) haalbaarheid en inpasbaarheid van het plan. Hierbij is vaak het bestemmingsplan leidend, aangevuld met ander lokaal beleid. Na het vooroverleg is het voor de initiatiefnemer duidelijk of een later in te dienen aanvraag om vergunning kans van slagen heeft en welke procedure hiermee is gemoeid. Als het plan aangepast moet worden, wordt duidelijk aangegeven op welke onderdelen dit dan dient te gebeuren.

 

Eenvoudige aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kunnen door het Omgevingsloket worden afgedaan waarbij voor grotere aanvragen een haalbaarheidsverzoek kan worden ingediend. Aan een dergelijk haalbaarheidsverzoek wordt een omgevingsregisseur gekoppeld.

 

Indieningsvereisten

De indieningvereisten voor aanvragen om vergunningen, ontheffingen en meldingen zijn opgenomen in diverse regelingen, zoals de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor), het Activiteitenbesluit en/of het Bouwbesluit 2012.

 

In bijzondere gevallen kunnen voor de beoordeling andere gegevens nodig zijn dan in specifieke regelingen is opgenomen of wanneer er geen indieningvereisten zijn vastgesteld. Op grond artikel 4:2 van de Awb kan het college om (specifieke) aanvullende gegevens vragen. In het geval een aanvraag niet voldoet aan de indieningsvereisten kan deze niet ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent concreet dat de aanvraag niet in behandeling kan worden genomen.

 

Voordat dit gebeurt wordt de aanvrager altijd eerst in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen een aangegeven termijn aan te vullen.

 

Overige uitgangspunten

Als algemene leidraad voor de toetsing van vergunningen geldt dat uit de ingediende gegevens altijd voldoende aannemelijk moet zijn dat aan de geldende regelgeving wordt voldaan. De gemeente zorgt ervoor dat zij zelf voldoende kennis op de diverse disciplines bezit of inhuurt zodat de gemeente zich er altijd van kan vergewissen of rapporten en adviezen van derden voldoen aan de regelgeving.

 

Interne en externe afstemming

Integrale vergunningverlening is een onderdeel van de dienstverlening van een gemeente. Een adequate interne afstemming is nodig om aanvragen binnen de wettelijke termijnen compleet af te handelen en draagt daardoor in grote mate bij aan de klantbeleving van de dienstverlening. Dit behelst in eerste instantie een goede afstemming, zowel tussen vergunningverleners en andere interne betrokkenen, als tussen vergunningverlener, toezichthouder, handhaver en adviseurs. Deze afstemming is van wezenlijk belang voor een eenduidige, uniforme toetsing en optreden naar buiten toe. Hiervoor zijn/worden werkprocessen opgesteld en werkafspraken gemaakt. Afstemming en adviesmomenten zijn/worden verwerkt in deze werkprocessen en -afspraken. De werkprocessen en -afspraken die de organisatie aangaan worden in een afzonderlijk document vastgelegd.

 

Externe afstemming is van belang om te komen tot een optimaal en integraal resultaat in zowel vergunningverlening, toezicht als handhaving. De samenwerkende partners (waterschap, politie, veiligheidsregio, omgevingsdienst, provincie, ministerie et cetera) benutten zo de specifieke deskundigheid, ondersteuning, aanvulling en informatie over en weer. Ook het overleg met adviseurs van aanvragers, zoals architecten, milieuadviseurs et cetera zal veelal nodig zijn en bijdragen aan het gewenste eindresultaat.

 

Deze manier van werken is vormgegeven middels onderstaand schema en zal zich verder ontwikkelen en veranderen onder invloed van de Omgevingswet.

 

 

BIJLAGE 14: HANDHAVING STRATEGIEËN (OVERZICHT)

 

Deze bijlage beschrijft de verschillende strategieën binnen de handhaving. Dit is gebaseerd op Artikel 7.2 en 7.4 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het tweesporenbeleid (toepassing van bestuurs- en strafrecht) en het stappenplan van de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht zijn onderdeel hiervan. De strategie sluit aan op de gestelde prioriteiten en doelen. Daarbij vraagt de Omgevingswet (Wabo) vanwege het gelijkheidsbeginsel om eenduidigheid tussen de verschillende taakvelden. In bijlage 1 is de reikwijdte benoemd voor dit (handhavings)beleid: zaken met betrekking tot milieu, ruimtelijke ordening, bouwen en wonen, brandveiligheid en openbare ruimte.

 

In hoofdlijn is onderstaande strategie ook van toepassing op elders uitgewerkte taakvelden; APV en Bijzondere wetten. Met deze brede insteek wordt aansluiting op de doelstelling van de Omgevingswet gerealiseerd.

 

In de strategie is aangegeven op welke wijze de naleving wordt bevorderd en welke instrumenten worden ingezet om verbetering van de naleving te bereiken.

 

Op verschillende niveaus zijn strategieën geformuleerd, te weten:

  • 1.

    Preventiestrategie (bijlage 11)

  • 2.

    Communicatiestrategie (bijlage 12)

  • 3.

    Vergunningstrategie (bijlage 13)

  • 4.

    Toezichtstrategie (bijlage 15)

  • 5.

    Sanctiestrategie Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (bijlage 16)

  • 6.

    Richtlijnen bedragen en termijnen (bijlage 17)

  • 7.

    Gedoogstrategie (bijlage 18)

  • 8.

    Aanvullende strategieën/conflictbemiddeling (bijlage 19)

  • 9.

    Privaatrechtelijke handhaving (bijlage 20)

  • 10.

    Handhaving eigen organisatie en/of andere overheid (bijlage 21)

 

BIJLAGE 15: TOEZICHTSTRATEGIE

 

TOEZICHTSTRATEGIE

Toezichtstrategie is de strategie die beschrijft op welke manier en in welke vorm toezicht plaatsvindt. Dit is een leidraad bij het opstellen van het UP en voor de toezichthouder in zijn dagelijkse werk. Toezicht vindt plaats op basis van de gestelde prioriteiten en doelen. Deze zijn vastgesteld op basis van de risicoanalyse. De prioritering is leidend voor de frequentie van het toezicht.

 

MANIER VAN WERKEN BIJ TOEZICHT EN HANDHAVING

Verschillende handhavingspartners zijn actief in toezicht en handhaving in de leefomgeving. Zowel in de openbare ruimte als in het bebouwde gebied. Te denken valt aan toezicht door het waterschap, de Veiligheidsregio Limburg Noord, de provincie Limburg, de politie, de RUD LN en de eigen interne medewerkers van binnen het team (AP)Vergunningen en Toezicht en Handhaving. Door informatie gestuurde handhaving en heldere werkafspraken zijn meerdere vormen van integraal toezicht mogelijk. Dat wordt hierna uitgewerkt.

 

Modellen voor het uitvoeren van integrale controles.

 

CONTROLEREN MET ELKAAR

Toezichthouders vanuit diverse taakvelden voeren gezamenlijk een integrale controle uit. Ieder voor de eigen discipline. Met name van toepassing in situaties die door een groter dan gemiddelde complexiteit of bestuurlijke prioriteit worden gekenmerkt. Soms is deze methode nodig, meestal is die arbeidsintensief en belastend voor de ondernemer of burger.

 

CONTROLEREN NA ELKAAR

Verschillende toezichthouders van uiteenlopende instanties of afdelingen voeren zelfstandig en onafhankelijk van elkaar een controle uit. Omdat de inspecties over een relatief groter tijdsbestek worden uitgevoerd, heeft deze aanpak een sterkere preventieve uitwerking. Deze vorm van controleren is de klassieke vorm van toezicht. De toezichtlast neemt echter toe en de efficiëntie neemt af. Bovendien is het risico groot dat controles verschillende vakgebieden bestrijken, hetgeen kan leiden tot interpretatieverschillen.

 

SIGNALEREN VOOR ELKAAR

Een toezichthouder kan tijdens zijn ‘eigen’ controle een mogelijke overtreding in een ander taakveld signaleren. Als deze constatering daartoe aanleiding geeft, zal de specialist van dat taakveld zelf een controle uitvoeren. Het voordeel van deze aanpak is dat overtredingen in een eerder stadium worden gesignaleerd. Deze aanpak vergt wel de nodige afstemming (en kunde) binnen een organisatie. Wij stimuleren deze manier van werken onder andere met de samenwerking tussen de eigen interne medewerkers van binnen het team (AP)Vergunningen, Toezicht en Handhaving en externe partners.

 

CONTROLEREN VOOR ELKAAR

Een toezichthouder neemt tijdens een integrale controle meerdere aandachtsvelden voor zijn rekening. Dit heeft voornamelijk betrekking op situaties die worden gekenmerkt door een geringe complexiteit. Dit is een vorm van signaaltoezicht, die prima kan worden uitgevoerd door een generalistisch toezichthouder, die bovendien dikwijls wordt ingezet voor uiteenlopende surveillance. Bij toezicht wordt gekozen voor de meest effectieve en efficiënte manier van toezicht. Dit is afhankelijk van het doel van het betreffende project in het UP. Het streven is bij alle controles oog te hebben voor signaalpunten van andere taakvelden en/of bevoegd gezag.

 

Voor de toekomst is het streven de belangrijkste signaalpunten vast te leggen in signaalkaarten. Uitgangspunt is daarbij dat alle signaalpunten na afloop van een controle worden doorgegeven aan de betrokken handhavingspartners. In het UP wordt de manier van controleren voor elk project vastgelegd.

 

De manier van werken bij toezicht & handhaving krijgt hiermee een vorm in soort controle. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in preventief, actief en reactief toezicht:

  • geprogrammeerd gebiedstoezicht (preventief);

  • gebiedsgerichte controles (actief);

  • controle op de naleving van verleende vergunningen en/of meldingen (actief);

  • controle naar aanleiding van klachten/handhavingsverzoeken (reactief).

PREVENTIEF: GEPROGRAMMEERD GEBIEDSTOEZICHT

De kwaliteit van de leefomgeving wordt onder meer bepaald door de mate van controle op de naleving van de gestelde normen. Controle betekent ook “gezien worden” en dat werkt in de regel preventief. Gekoppeld aan handhavingscommunicatie zal dit een positief effect hebben op kwaliteit van de leefomgeving.

 

De surveillance kan door elke discipline worden uitgevoerd. Het gaat er dan om dat bevindingen bij de juiste handhavingspartner wordt gedeponeerd: ook dat is een vorm van signaaltoezicht. Dit kan een collega zijn of een ander bevoegd gezag. Periodiek wordt een gebied, al dan niet steekproefsgewijs, gecontroleerd of er overtredingen zijn. Deze controles vinden plaats aan de hand van incidentele fysieke perceel controles. Dat geldt voor omgevingsrecht gerelateerde taken en ook het toezicht in de openbare ruimte vindt op deze manier plaats.

 

ACTIEF: GEBIEDSGERICHTE CONTROLE

Een surveillance kan ook resulteren in een controle, op basis waarvan een handhavingstraject moet worden opgestart.

 

Het belang van een tijdige signalering is tweeledig:

  • ernstige overtredingen worden eerder gesignaleerd en aangepakt (mits prioritair), en

  • de informatie is direct bruikbaar in elke actualiseringsronde van de bestemmingsplannen.

De gebiedsgerichte controle kan ook worden ingezet voor de taakvelden milieu, bouwen en openbare ruimte. Tijdens de controle heeft de toezichthouder specifiek oog voor een of meerdere controlepunten. Voorbeelden hiervan zijn bebouwing in voorerfgebied, gevelinventarisatie milieu of foutief parkeren.

 

Met het afnemen van vergunningplichtige activiteiten en het toenemen van vergunningsvrije of meldingsplichtige werkzaamheden neemt de kans op afwijkend handelen toe. Daar waar minder inzet nodig is voor vergunningverlening, blijkt uit de praktijk dat intensivering van toezicht en handhaving noodzakelijk is. Met de veranderende taakstelling voor bouwtoezicht (op basis van de Wet kwaliteitsborging bouwen) kan eventueel vrijkomende capaciteit worden ingezet voor gebiedssurveillance.

 

ACTIEF: CONTROLE NAAR AANLEIDING VAN VERLEENDE VERGUNNINGEN EN/OF MELDINGEN

Deze vorm van controle is traditioneel en vloeit direct voort uit het nemen van beschikkingen, het stellen van voorschriften bij vergunningen en het accepteren van meldingen. Naleving van voorschriften is essentieel bij vergunningverlening, immers het gaat hier om zaken die expliciet vergund dienden te worden.

Alle verleende vergunningen worden, waar mogelijk, integraal gecontroleerd overeenkomstig het vastgestelde beleid en de eventuele controlefrequentie. In geval van overtredingen wordt – afhankelijk van het beleid - de sanctiestrategie toegepast.

 

REACTIEF: CONTROLE NAAR AANLEIDING VAN KLACHTEN EN/OF VERZOEKEN OM HANDHAVING

Niet alle klachten en/of verzoeken om handhaving resulteren in een controle. Dat is afhankelijk van de prioriteitstelling en aard van de melding. Op anonieme meldingen wordt in beginsel niet gereageerd. Indien sprake is van een mogelijk acute situatie wordt uiteraard wel actie ondernomen. Bij dit onderwerp wordt de lijn van de constante jurisprudentie over ‘de beginselplicht tot handhaving” gevolgd.

 

BIJLAGE 16: SANCTIESTRATEGIE

 

LANDELIJKE HANDHAVINGSSTRATEGIE OMGEVINGSRECHT (LHSO)

Via deze link is de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht te raadplegen: Landelijke Handhavingstrategie - Kenniscentrum InfoMil

 

BIJLAGE 17: RICHTLIJNEN BEDRAGEN EN TERMIJNEN

 

In de leidraad handhavingsacties en termijnen zijn voor de meest voorkomende overtredingen de maximale dwangsombedragen en de maximale lengte van de (begunstiging)termijnen opgenomen. De leidraad, welke in overeenstemming is met de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht, geeft richting (indicatief) bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en de te stellen termijn. Daarbij is de ogenomen tabel niet uitputtend of als vaststaand bedoeld, enkel als leidraad. Afhankelijk van de specifieke feiten en omstandigheden van het individuele geval kan worden afgeweken van de in de tabel genoemde waarden. Het in artikel 5:32b lid 3 Awb opgenomen uitgangspunt blijft leidend bij het bepalen van de hoogte en de begunstigingstermijn.

 

Via deze link is de Leidraad handhavingsacties en termijnen te raadplegen: https://www.infomil.nl/publish/pages/116473/leidraadhandhavingsactiesentermijnen2021-1.doc

 

DWANGSOM EN MODALITEIT

Op basis van artikel 5:32b Awb wordt een dwangsom vastgesteld op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last. Het college stelt een bedrag vast voor een maximaal te verbeuren dwangsom. In lid 3 van voornoemd artikel is bepaald dat de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom moet staan. Daarnaast moet een dwangsom uiteraard voldoende prikkel geven om de overtreding te (laten) beëindigen en beëindigd te houden.

 

BEGUNSTIGINGSTERMIJN

Een last onder dwangsom omvat naast de te nemen herstelmaatregelen ook een termijn, waarbinnen de overtreder de door het bestuursorgaan opgelegde lastgeving kan uitvoeren zonder dat deze het dwangsombedrag verbeurt. De begunstigingstermijn is op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen, conform redelijk- en billijkheid. Dit houdt in dat de termijn voldoende lang is om de opgelegde last te kunnen uitvoeren. Deze begunstigingstermijn mag daarnaast niet wezenlijk langer worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen.

 

HOOGTE VAN DE DWANGSOM

Hoe de hoogte van een dwangsom zich precies laat berekenen, is per geval afhankelijk van de omstandigheden. Wat is in een concrete casus bijvoorbeeld de aard van de overtreding en het als gevolg daarvan geschonden belang? Wat probeert het college te bewerkstelligen? Duidelijk is dat de hoogte van een dwangsom onder andere wordt bepaald aan de hand van:

  • de (geschatte) kosten die de overtreder moet maken om de overtreding op te heffen of met andere woorden, de dwangsom moet hoger zijn dan het (geschatte) financiële voordeel; het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel dat de overtreder heeft genoten;

  • dat de dwangsom voldoende dwang tot gevolg moet hebben om de overtreding te beëindigen;

  • dat herhaling van de overtreding moet worden voorkomen, schade moet worden beperkt en de situatie moet worden hersteld in de oorspronkelijke toestand;

  • normen gesteld in het algemeen belang.

RECIDIVE EN DOORLOPENDE OVERTREDING

Bij een doorlopende overtreding na het bereiken van de maximale te verbeuren dwangsommen kan besloten worden om een nieuwe last onder dwangsom, dan wel een last onder bestuursdwang op te leggen. Indien sprake is van herhaling van een overtreding, door dezelfde overtreder op voor dezelfde overtreding, waarvoor in het verleden (binnen de afgelopen twee jaren) al een dwangsombeschikking is afgegeven en volledig is verbeurd, kan de te stellen dwangsom met 100 procent verhoogd.

 

RICHTLIJNEN VOOR HET VERLENGEN VAN DE BEGUNSTIGINGSTERMIJN

In een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom wordt een termijn gesteld waarbinnen de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat de dwangsom verbeurt. De begunstigingstermijn is op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Dit houdt in dat de termijn voldoende lang is om de opgelegde last te kunnen uitvoeren en in de omstandigheden van het geval redelijk is. Uitgangspunt is dan ook dat de begunstigingstermijn niet verlengd zal worden. In enkele gevallen kan overgaan worden tot verlenging:

  • als de overtreder om een verlenging van de begunstigingstermijn verzoekt en aan de hand van objectieve gegevens aannemelijk kan maken dat hij de opgelegde last niet binnen de daartoe gestelde termijn kan uitvoeren. Hierbij moet de overtreder ook een concrete termijn geven waarbinnen hij de opgelegde last wel kan (laten) uitvoeren. Als een overtreder blaam treft dat de termijn niet kan worden gehaald, er verwijtbaar wordt gehandeld of nagelaten, wordt de begunstigingstermijn niet verlengd. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als een overtreder te laat is begonnen met het aanvragen van offertes of het geven van een opdracht;

  • als de overtreder aan de hand van objectieve gegevens aannemelijk maakt dat er concreet zicht op legalisatie is,, bijvoorbeeld door bedrijfsverplaatsing of pensionering. Ook hierbij geldt dat de overtreder een concrete termijn voor het opheffen van de illegale situatie moet geven.

Het voorgaande houdt in dat een begunstigingstermijn niet automatisch wordt verlengd als de overtreder een bezwaarschrift (eventueel met verzoek om een voorlopige voorziening) indient. Een dergelijke automatische verlenging verhoudt zich namelijk niet tot het uitgangspunt dat de oorspronkelijke begunstigingstermijn zorgvuldig tot stand is gekomen en in principe niet wordt verlengd. Bovendien schept een dergelijk automatisme een ongelijke situatie ten opzichte van overtreders die in bezwaar niet om verlenging van de begunstigingstermijn verzoeken. Ook zou dit president kunnen scheppen.

 

De uitwerking van de richtlijn dwangsom is onderdeel van de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (bijlage 16).

 

INVORDERING DWANGSOM

Als de verbeurde dwangsommen niet vrijwillig worden betaald door de overtreder, kunnen deze via een dwangbevel worden ingevorderd. Hierbij zal eerst een voornemen tot invordering worden verstuurd, waarna de uiteindelijke invorderingsbeschikking volgt.

De invordering van kosten gemaakt voor bestuursdwang en verbeurde dwangsommen wordt verzorgd door de team Financiën van de gemeente Horst aan de Maas.

 

MATIGEN VAN EEN DWANGSOM

Als een overtreder na het verstrijken van de begunstigingstermijn aan de opgelegde last geen gehoor heeft gegeven, verbeurt de dwangsom van rechtswege. Een verbeurde dwangsom kan in uitzonderlijke gevallen op verzoek van de overtreder gematigd worden.

 

BETALINGSREGELING

De hoofdregel is dat een overtreder binnen de daarvoor gestelde termijn de kosten van toepassing van bestuursdwang of de verbeurde dwangsom betaald. Indien een overtreder (natuurlijk persoon of rechtspersoon) concreet kan aantoont dat hij de verbeurde dwangsom niet in zijn geheel of ineens kan betalen, kan in uitzonderlijke gevallen een betalingsregeling getroffen worden.

 

BIJLAGE 18: GEDOOGSTRATEGIE

 

Gedogen is het bewust afzien van sancties in geval van overtredingen. Het is alleen toegestaan als het actief gebeurt en er moet een besluit van het bestuursorgaan aan ten grondslag liggen (een gedoogbeschikking).

 

Gedogen is gebonden aan vrij concrete en strakke grenzen die zijn ontwikkeld in vaste jurisprudentie en zijn omschreven in de (rijks)nota 'Grenzen aan gedogen'. Het gedogen op het terrein van milieu wordt verder nog bepaald door het gezamenlijk beleidskader ‘gedogen’ dat is neergelegd in een brief van de Ministers van VROM en V&W16 en de brief van de minister van VROM die mede namens de Minister van V&W en Justitie aan de Tweede Kamer is aangeboden17. Er zal in de praktijk niet snel voor expliciet gedogen worden gekozen.

 

Slechts in uitzonderingsgevallen en onder zorgvuldige belangenafweging kan besloten worden een situatie te gedogen. Het gedogen moet ook in omvang en tijd beperkt zijn. Het college acht gedogen – met in achtneming van de volgende uitgangspunten– aanvaardbaar:

  • als handhaving apert onredelijk is;

  • als de te handhaven regel niet in verhouding staat tot de gevolgen van handhavend optreden (disproportioneel);

  • als er expliciet wordt gedoogd, moet de gedoogbeschikking duidelijke en concrete voorschriften bevatten en voldoen aan de vereisten (voor het nemen) van een besluit (Awb en het zorgvuldigheidsbeginsel).

SITUATIES DIE MOGELIJK VOOR GEDOGEN IN AANMERKING KOMEN

Op basis van de jurisprudentie kunnen de volgende inhoudelijke en procedurele voorwaarden worden onderscheiden om te gedogen:

  • de te gedogen activiteit is verantwoord uit het oogpunt van bescherming van de fysieke leefomgeving;

  • er bestaat concreet uitzicht op legalisatie van de te gedogen activiteit. De termijn of gedoogperiode zal daarbij beperkt zijn;

  • indien vooruitlopend op besluitvorming over vergunningverlening wordt gedoogd, is een ontvankelijke vergunningaanvraag ingediend. Er is tevens een inschatting gemaakt dat de activiteit vergun baar is;

  • er dient sprake te zijn van bijzondere omstandigheden die gedogen in het concrete geval rechtvaardigen;

  • er vooraf overeenstemming is over de voorwaarden van de gedoogbeschikking. De voorwaarden zijn erop gericht om tot een verantwoorde situatie te komen;

In geval van overmacht zijn de eerste drie aandacht voorwaarden niet van toepassing.

 

SITUATIES DIE VAN GEDOGEN ZIJN UITGESLOTEN

Er wordt niet tot gedogen overgegaan in de volgende situaties:

  • indien aan de zijde van de overtreder - naar mening van de gemeente - sprake is van recidiverend dan wel calculerend gedrag;

  • indien blijkt dat de te gedogen activiteit strijdig is met enig andere bij of krachtens wettelijk voorschrift gestelde regel en kenbaar is gemaakt dat met bestuurlijke handhavingsinstrumenten tegen deze overtreding zal worden opgetreden, eventueel ook door een ander bevoegd gezag.

WRAKEN

Het kan voorkomen dat een overtreding wordt geconstateerd waarbij op basis van de prioritering niet direct actie wordt ondernomen bijvoorbeeld door gebrek aan beschikbare capaciteit. In dat geval kan een wrakingsbrief worden gestuurd. Hierin wordt de overtreder in kennis gesteld van de overtreding waarbij hij/zij op zijn/haar eigen verantwoordelijkheid wordt gewezen om de overtreding ongedaan te maken. Ook wordt hiermee het recht uitgesproken om in de toekomst alsnog sanctionerend op te treden. Zodra in de uitvoering of beleidsmatig aan deze overtredingen meer prioriteit wordt gegeven, dan wordt bepaald of tegen die overtredingen alsnog wordt opgetreden.

 

BIJLAGE 19: AANVULLENDE STRATEGIEËN/CONFLICTBEMIDDELING

 

MEDIATION/BUURTBEMIDDELING

De gemeente wordt met grote regelmaat gevraagd handhavend op te treden ten aanzien van een vermeende overtreding die door de buren is/zou zijn begaan. In veel gevallen gaat het niet om de overtreding zelf. Vaak ligt er een andere oorzaak ten grondslag aan het verzoek om handhaving en is er sprake van een burenruzie. Daarom kiezen we ervoor om zoveel mogelijk het gesprek aan te gaan met partijen, onder begeleiding van een gesprekspartner van de gemeente.

 

In de meer complexe gevallen kan de gemeente aan partijen voorstellen om mee te doen aan een mediation traject, waarbij we gebruik maken van de regionale mediation-pool waar Gemeente Horst aan de Maas in participeert. Het gaat om zaken waarbij de subjectieve overlast of beleving wellicht groter is dan de feitelijke impact door de gestelde overtreding.

 

Met enige regelmaat komen we ook verstoorde verhoudingen tegen waarbij de juridische escalatie niet altijd in verhouding staat tot de feitelijke situatie. In dat geval kiezen we dus voor een gesprek, buurtbemiddeling (via Synthese) of mediation. De ervaring leert dat hiermee veel zaken opgelost worden, zonder in een juridische procedure terecht te komen. Deze manier van werken willen we continueren.

 

BIJLAGE 20: PRIVAATRECHTELIJKE HANDHAVING

 

In aanvulling op de hiervoor behandelde bestuurlijke handhavingsbevoegdheid heeft de gemeente ook privaatrechtelijke handhavingsmogelijkheden. De overheid mag in principe alleen dan gebruik maken van de privaatrechtelijke weg als geen bestuursrechtelijke weg voorhanden is waarmee een vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt of indien een ander belang gediend wordt dan het publiekrechtelijke belang.

 

Onder bepaalde omstandigheden kan privaatrechtelijk worden opgetreden, bijvoorbeeld in geval van:

  • 1.

    het plegen van een onrechtmatige daad door een natuurlijk- of rechtspersoon jegens de gemeente;

  • 2.

    het niet-nakomen van een overeenkomst met de gemeente door een natuurlijk- of rechtspersoon;

  • 3.

    de eigenaarsbevoegdheid van de gemeente, zoals ingebruikneming van gemeentegrond.

 

BIJLAGE 21: HANDHAVING BIJ OVERTREDING EIGEN ORGANISATIE OF ANDERE OVERHEID

 

Handhaving van voorschriften bij een object van een andere overheid of van een onderdeel van de eigen organisatie is niet anders dan handhaving van voorschriften bij derden. Als er sprake is van een incident, ongewoon voorval of overtreding door de eigen organisatie, dan heeft dit altijd prioriteit.

 

BIJLAGE 22: INTREKKEN VERGUNNINGEN EN ONTHEFFINGEN

 

Na het verlenen van een vergunning of ontheffing wordt vaak snel gevolg gegeven aan de uitvoering of ingebruikname. Het komt ook voor dat geen of pas na lange tijd gebruik wordt gemaakt van een verleende vergunning of ontheffing. Het kan daardoor voorkomen dat ongebruikte vergunningen of ontheffingen jaren geleden zijn verleend en niet zijn ingetrokken. De houder van de vergunning of ontheffing behoudt nog steeds het recht om hiervan gebruik te maken.

 

Om uiteenlopende redenen is het ongewenst om verleende vergunningen en ontheffingen in stand te laten zonder dat daar binnen een bepaalde termijn gebruik van wordt gemaakt. Voor de rechtszekerheid van omwonenden en belanghebbenden is het ongewenst oude vergunningen en ontheffingen in stand te houden. Doordat de bekendmaking van deze besluiten lang geleden kunnen hebben plaatsgevonden, kunnen zij alsnog verrast worden door de activiteiten. Ook vanuit administratief oogpunt is het gewenst dat het gemeentelijke (bouw)archief zoveel mogelijk overeenstemt met de feitelijke situatie. Tevens is voor het beheer van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) een actuele administratie nodig.

 

Aanleiding voor het intrekken van vergunningen of ontheffingen kan zijn handhaving, waarbij het intrekken van een vergunning als sanctie wordt gezien. Intrekken op verzoek van de vergunninghouder of belanghebbende. Ook kan ambtshalve de procedure tot het intrekken van vergunningen of ontheffingen worden gestart.

 

VOORBEREIDINGSPROCEDURE

Op basis van de Omgevingswet (Wabo) kan het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk de omgevingsvergunning intrekken via een reguliere of uitgebreide voorbereidingsprocedure. In artikel 16.64 Ontwerp Omgevingswet (3.15 Wabo) staat de procedure van intrekking beschreven. Onderscheid moet worden gemaakt tussen het op verzoek van vergunninghouder of ambtshalve (gedeeltelijk) intrekken van de omgevingsvergunning. Uitgangspunt is dat het ambtshalve intrekken van een omgevingsvergunning dezelfde procedure kent als het verlenen ervan.

 

INTREKKINGSGRONDEN

Het college kan onder bepaalde omstandigheden een omgevingsvergunning intrekken conform artikel 5.40 Ontwerp Omgevingswet (2.33 Wabo). De intrekkingsgronden zijn onderverdeeld in imperatieve (moeten) en facultatieve (mogen) intrekkingsgronden. Bij imperatieve intrekkingsgronden kan de gemeente geen gebruik maken van haar beleidsvrijheid, in het geval van facultatieve intrekkingsgronden kan een omgevingsvergunning alleen worden ingetrokken voor zover het nodig is om aan de grond tot intrekking te voldoen.

 

TERMIJNEN

Een omgevingsvergunning voor de activiteit “milieu” kan worden ingetrokken wanneer gedurende drie jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Voor bouwen, slopen of aanleggen geldt een termijn op 26 weken of een in de omgevingsvergunning opgenomen termijn. Na verstrijken van die termijn kan de intrekkingsprocedure actief worden opgestart als er een wijziging heeft plaatsgevonden in de grondslagen van de verleende vergunning zoals wijzingen in het bestemmingsplan, eisen bouwbesluit. Indien de vergunninghouder niet reageert op het voornemen tot intrekking, wordt besloten de omgevingsvergunning sowieso in te trekken. Indien door de vergunninghouder gronden worden aangevoerd waarom er nog geen uitvoering is gegeven aan de omgevingsvergunning zal onderzocht moten plaatsvinden en een afweging moeten worden gemaakt. In familiaire kwesties (scheiding, ziekte, overlijden) kan, indien door de vergunninghouder de reden goed kan worden beargumenteerd worden afgezien van intrekking. Wanneer er een gegronde reden is om af te zien van intrekking zal een periode van maximaal één jaar worden gesteld waarbinnen de vergunninghouder alsnog van de vergunning gebruik dient te maken.

 

INTREKKEN OVERIGE VERGUNNINGEN EN ONTHEFFINGEN

Tenzij wettelijk een andere minimumtermijn is bepaald, worden overige vergunningen en ontheffingen na een termijn van één jaar ingetrokken. De stappen en overwegingen in de besluitvorming vinden plaats op dezelfde wijze als omschreven bij omgevings-vergunningen, met inachtneming van de geldende wettelijke voorschriften.

 

BIJLAGE 23: WERKPROCES INTREKKEN VERGUNNINGEN

 

Het is raadzaam om omgevingsvergunningen, die langere tijd niet worden benut, niet oneindig te laten voortbestaan en, na afweging van de relevante belangen, actief tot intrekking daarvan over te gaan. Ook is het voor omwonenden is het onplezierig als zij worden geconfronteerd met oude bouwrechten, waartegen zij geen rechtsmiddelen meer kunnen aanwenden.

 

In artikel 5.40 ontwerp Omgevingswet (2.33 Wabo) zijn de mogelijkheden genoemd voor het bevoegd gezag om een omgevingsvergunning in te trekken. Door of namens het college kunnen op grond van het gestelde in de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken.

 

STRATEGIE

De wet kent een aantal gronden om een vergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken, zoals:

  • hiertoe een verzoek is ontvangen;

  • sprake is van ontoelaatbare nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving; die onvoldoende door wijziging van de voorschriften kunnen worden beperkt;

  • de activiteiten langer hebben stilgelegen dan wettelijk of beleidsmatig is vastgesteld;

  • het niet mogelijk blijkt door wijziging van voorschriften de brandveiligheid met het oog op het voorziene gebruik van het bouwwerk voldoende te beschermen;

  • de vergunninghouder dat op eigen verzoek doet.

De procedure waarbij een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken moet rekening houden met de procedure waarmee de vergunning tot stand is gekomen. De intrekkingsprocedure moet namelijk gelijk zijn aan de procedure waarmee de omgevingsvergunning tot stand is gekomen. De gemeente zal altijd, voorafgaand aan de procedure, een brief sturen waarin het voornemen tot intrekken wordt toegelicht aan de vergunninghouder. De gemeente zal daar waar nodig een actief intrekkingsbeleid voeren.

Ook moet het gemeentelijk bestand van omgevingsvergunningen overeen te stemmen met de feitelijke situatie buiten. Bij onderzoeken in verband met calamiteiten is dat zelfs noodzakelijk. Tevens dient de Basisregistratie van Adressen en gebouwen (BAG), bijvoorbeeld in verband met taxaties in het kader van de WOZ, actueel te zijn.

 

BELEID

De procedures zoals opgenomen in de ontwerp de Omgevingswet zijn leidend voor de gemeente. Hierbij kan globaal een aantal situaties voorkomen:

  • er wordt een verzoek tot intrekking gedaan. De gemeente zal dit verzoek in behandeling nemen volgens, in overeenstemming met hetgeen is gesteld in de Omgevingswet en de andere relevante regelgeving;

  • het intrekken is onvermijdelijk gezien verdragen of calamiteiten;

  • de intrekking is een gevolg van toezicht en wordt ingezet als sanctiemiddel;

  • het intrekken is onderdeel van de afweging om geconstateerde overtredingen op een zo efficiënte en effectieve wijze aan te pakken teneinde het achterliggende belang te kunnen beschermen.

Geconstateerd kan worden dat het intrekkingsbeleid vooral gericht is op sanctioneren. Het ongebruik laten voortbestaan van vergunde rechten is om meerdere redenen ongewenst.

 

Daarom stellen wij de volgende aanvullende beleidsregels.

 

  • 1.

    Vergunde rechten die door het niet bouwen van bedrijfsgebouwen feitelijk onbenut zijn gebleven mogen de resterende milieuruimte voor andere ontwikkelingen in de directe omgeving niet nodeloos beperken en of zelfs onmogelijk maken. Zij mogen geen verschil in de feitelijke en de theoretische milieuomstandigheden van een gebied tot gevolg hebben.

  • 2.

    De vergunningssituatie moet overeenkomen met de ruimtelijke bestemming van een perceel.

  • 3.

    Nieuwe planologische en stedenbouwkundige inzichten mogen niet worden doorkruist door in het verleden vergunde bouwwerken en activiteiten die onderdeel uitmaken van een inrichting die niet zijn gerealiseerd.

  • 4.

    Een vergunning voor de bouw van een bouwwerk en/of gebouw die langere tijd geleden is verleend moet voldoen aan de nieuwere bouwtechnische eisen zoals bijvoorbeeld brandveiligheid, energiezuinigheid en constructieve veiligheid en de eisen die gelden voor een duurzame veehouderij.

  • 5.

    Bouwwerken die pas na lange tijd na vergunningverlening worden opgericht, moeten voldoen aan de best beschikbare technieken in het kader van de milieuregelgeving.

 

BIJLAGE 24: MANIER VAN WERKEN BIJ TOEZICHT EN HANDHAVING

 

Doordat we controles uitvoeren, kunnen we overtredingen en illegale activiteiten opsporen en vaststellen. Van de controle maken we een notitie, die in het digitale systeem wordt opgeslagen. Als de toezichthouder bij de controle een overtreding vaststelt, dan handelt de jurist dit naar prioritering af.

 

De werkwijze in onze gemeente is gebaseerd op het beginsel dat toezicht in eerste instantie een preventieve werking moet hebben die eruit bestaat dat wettelijke voorschriften worden nageleefd zonder sanctionering. Overtredingen kunnen zo al in een vroegtijdig stadium worden voorkomen. In de praktijk blijkt dat in veel gevallen toezichthouders met aansporingen en waarschuwingen ervoor (kunnen) zorgen dat bestuursrechtelijke sanctie-instrumenten niet hoeven te worden ingezet. Daarbij staat de

burger centraal, wat betekent dat onze dienstverlening altijd gericht is op klantvriendelijkheid richting de burger. Als er, na afweging van alle belangen, niet hoeft te worden opgetreden doen we dat niet.

 

De manier van werken bij toezicht en handhaving krijgt vorm in een soort controle. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in preventief, actief en reactief toezicht.

 

PARTNERS

REGIONALE UITVOERINGSDIENST REGIO LIMBURG NOORD (RUD LN)

In 2010 ontstond de wettelijke verplichting om op regionale schaal samen te werken in de vorm van regionale uitvoeringsdiensten (ook wel omgevingsdienst genoemd) om op die manier voldoende expertise te borgen op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. In onze regio leidde dat tot de Regionale Uitvoeringsdienst Limburg Noord (RUD LN). Dit is een netwerkorganisatie. Hetgeen inhoudt dat de medewerkers van de RUD LN in dienst zijn van de deelnemende gemeenten en dat het werk jaarlijks vooraf volgens een VTH-uitvoeringsprogramma wordt verdeeld over de deelnemende gemeenten. Waarbij eerst wordt gekeken of de eigen toezichthouders de benodigde kennis en expertise hebben. Is dat niet het geval dan wordt de zaak verdeeld via het coördinatiecentrum van de RUD LN. Een toezichthouder kan dus zowel werken onder de vlag van de gemeente als onder die van de RUD LN, afhankelijk van welke taak deze uitvoert. Binnen de RUD LN heeft de gemeente Horst aan de Maas de zogenaamde basistaken belegd (bijlage 26).

 

De RUD LN gaat steeds meer over op risico gestuurde en informatie gestuurde handhaving. Dit houdt in dat de inzet van middelen wordt gebaseerd op analyses, zodat toezicht wordt gehouden dáár waar nodig is. Hiermee wordt zo effectief en efficiënt omgegaan met de middelen die de gemeenten beschikbaar stellen en is de winst voor de gezonde duurzame fysieke leefomgeving het hoogst.

 

Ook gaat de RUD LN over op programmatisch toezicht. Dit is een probleemgerichte aanpak waarbij het gedrag van de mensen (doelgroepen) als uitgangspunt wordt genomen voor de te bepalen toezicht- en handhavingsstrategie. Door op een systematische manier de doelgroepen en hun naleefgedrag te bepalen kunnen de meest effectieve handhavingsinstrumenten worden toegepast. Dit leidt tot een verhoging van de kwaliteit van de dienstverlening van de RUD LN en de effectiviteit en efficiëntie van toezicht en handhaving. Het programmatische karakter maakt het mogelijk dat de RUD LN voor al haar gemeenten een zo veel mogelijke uniforme werkwijze kan realiseren. Dit komt het gelijke speelveld en het rechtsgevoel van de inwoners ten goede. Door informatie gestuurd en met meetbare doelstellingen te werken kunnen wij in een jaarlijkse cyclus het effect meten, rapporteren en onze capaciteit zo doelgericht mogelijk aanpassen en inzetten. De gemeenten en de RUD LN kunnen samen de indicatoren bepalen die in het jaarverslag worden opgenomen. Dit stelt de RUD LN in staat om in het gemeentelijke jaarverslag een rapportage op basis van outcome te geven, zodat duidelijk wordt in hoeverre de beleidsdoelen worden gehaald. NB. Ten tijde van het op stellen van dit beleidsplan loopt bij de omgevingsdienst een project ter kwaliteitsverbetering.

 

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VENRAY – HORST AAN DE MAAS

Sinds 2000 is toezicht en handhaving in gemeente Horst aan de Maas met een gemeenschappelijke regeling in zijn geheel belegd bij de gemeente Venray. De GR met Venray wordt geleidelijk ontbonden. Tot en met 2024 wordt het aantal uren dat Venray uitvoert afgebouwd. Gelijktijdig wordt in Gemeente Horst aan de Maas een eigen team toezicht en handhaving opgebouwd.

 

Ter verduidelijking er wordt in deze ook onderscheid gemaakt tussen de basistaken (RUD LN) en thuistaken. Een uitgebreid overzicht van deze taken is toegevoegd als bijlage 26. De basistaken hebben betrekking op de meer complexe milieutaken en worden onder regie van RUD LN uitgevoerd. Onder de thuistaken vallen onder meer de simpele milieutaken, bouwen, reclame, inritten, kappen en slopen (zgn. BRIKS-taken), klachten en meldingen, die niet-milieu-gerelateerd zijn en het casemanagement voor vergunningaanvragen.

 

De thuistaken worden daarmee enerzijds door de VTH-medewerkers van Gemeente Horst aan de Maas uitgevoerd en anderzijds uitbesteed aan gemeente Venray.

 

DE POLITIE EN OPENBAAR MINISTERIE (OM)

In het geval strafrechtelijk optreden is vereist, bijvoorbeeld bij de vervolging van milieuovertredingen en/of situaties waarbij sprake is van economische delicten, vindt afstemming met de politie en het OM plaats. Daarnaast vindt er op dossierniveau ook afstemming plaats met de politie en het OM, bijvoorbeeld bij de aanpak van ondermijning, een constatering van een hennepkwekerij in een woning of het sluiten van een horeca-inrichting.

 

VEILIGHEIDSREGIO LIMBURG NOORD (VRLN)

Op gebied van risicobeheersing en brandveiligheid worden de toezichtstaken uitgevoerd door collega’s van de VRLN. Concreet gaat het om toezicht en advisering met betrekking tot brandveiligheid bij vergunningprocedures en evenementenvergunningaanvragen. Daarnaast controleren zij objecten conform een met de gemeente afgestemd uitvoeringsprogramma brandveiligheid.

 

OVERIGE

Daarnaast wordt samengewerkt met overige ketenpartners als een onderwerp of casus daarom vraagt. Hierbij kan gedacht worden aan politie, openbaar ministerie, Waterschap en overige overheidsinstanties.

 

INTEGRALE AANPAK

Controles worden zoveel mogelijk integraal uitgevoerd (zie ook bijlage 16). Welke vorm van integraal toezicht gehanteerd wordt, hangt sterk af van de situatie van de inwoner of het bedrijf. Deze integrale aanpak ligt in lijn met het uitgangspunt dat er zo min mogelijk (administratieve) lasten zijn voor bewoners, ondernemers, et cetera. Ook wordt hiermee tegemoetgekomen aan de eisen in de Omgevingswet (Wabo) aan het toezicht worden gesteld waarin is voorgeschreven dat het bestuursorgaan zijn controles moet afstemmen en coördineren om te voorkomen dat gemeentelijke toezichthouders en andere toezichthouders (bijvoorbeeld de VRLN) onwetend van elkaar bedrijven bezoeken. Indien gecoördineerd toezicht niet mogelijk is, blijven de controles vanuit de verschillende vakgebieden uitgevoerd worden. Gebiedsgericht toezicht vormt de basis van het algemeen toezicht in de fysieke leefomgeving.

 

BIJLAGE 25: BASISTAKEN EN THUISTAKEN

 

BASISTAKEN (O.G.V. OMGEVINGSWET(WABO) RUD LN

Taken opgenomen in Package Deal (laatstelijk aangepast 21 april 2017)

 

VERGUNNINGVERLENING, MELDING

  • Alle activiteiten ter voorbereiding van omgevingsvergunningverlening waarvoor GS of B&W het bevoegd gezag is (IPPC-industrieel, IPPC

  • Activiteiten waarvoor voorheen een vergunningsplicht gold en waarvoor een individuele toets plaatsvindt, de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM)

  • Alle inrichtingen (al dan niet meldingsplichtig) die activiteiten uitvoeren in één of meerdere van de branches onder 3.

MILIEUTOEZICHT

  • Alle omgevingsvergunningsplichtige activiteiten

  • Bedrijfsmatige sloopactiviteiten

  • Vergunningsplichtige inrichtingen

  • Activiteiten waarvoor vergunningsplicht geldt

  • Activiteiten met stoffen en preparaten (EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie chemische stoffen), afvalstoffen (lozen, storten, verzamelen en transport)

MILIEUTOEZICHT BIJ MELDINGSPLICHTIGE INRICHTINGEN

  • glastuinbouw en open teelt

  • veehouderijen behalve melkrundveehouderijen

  • champignonkwekerijen

  • loonwerkers

  • metaal- en elektrotechnische industrie

  • afvalsector (opslag en be- en verwerking, inclusief autodemontage)

  • industriële vervaardiging van voedingsmiddelen

  • groothandel in voedingsmiddelen

  • koel- en vrieshuizen

  • veilingen van landbouw-, tuinbouw- en visserijproducten

  • textielindustrie

  • kunststofindustrie (verwerking thermoplasten)

  • schietbanen

  • ijsbanen en skihellingen

  • betonmortelindustrie en betonproductenindustrie, o.m. vervaardiging cement, gips en kalk

  • windturbines

  • warmtekracht- installaties

  • vervaardigen papier en kartonwaren

  • crematoria

  • grafische industrie

  • textielreinigingsbedrijven

  • timmerfabrieken waar coaten plaats vindt

  • chemische behandeling van natuursteen

  • opslag vuurwerk

  • rioolwaterzuiveringsinstallaties

  • bodemsaneringen

  • laboratoria

  • bunkerstations

  • foto-ontwikkelcentrales

  • havensector

  • (niet-academische) ziekenhuizen

MILIEUTOEZICHT BIJ

  • activiteiten rondom natuurlijke hulpbronnen (olie-, gaswinning)

  • bodemkwaliteit, bodemsanering

  • (ketengericht) gevaarlijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen, asbest c.a.

THUISTAKEN (GEMEENTELIJKE TAKEN)

(Nb. Vergunningsplichtig met milieudeel: altijd RUD LN)

Niet-basistaken

  • (Milieu)toetsing en (milieu)toezicht van activiteiten o.g.v. het Activiteitenbesluit van (niet- vergunningsplichtige) meldingsplichtige inrichtingen, die níet tot het basistakenpakker behoren. (bijv. melkrundveehouderijen, horeca-inrichtingen)

  • Opsporen van milieudelicten 19

OVERIGE TAKEN

  • BRIKS-taken (Bouwen, Reclame, Inritten, Kappen en Slopen)

  • Klachten/meldingen niet milieu-gerelateerd

  • Casemanagement

  • Handhaving

  • Meldingen asbest, bodem, bouwstoffen

  • Juridisch advies bij vergunningverlening of handhaving

  • Milieuadvies ruimtelijke plannen

  • APV-taken (kappen, inritten, geluidmeten bij evenementen)