Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Woudenberg

Beleidsregels (bijzondere) bijstand 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWoudenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels (bijzondere) bijstand 2022
CiteertitelBeleidsregels (bijzondere) bijstand 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-04-2023nieuwe regeling

18-04-2023

gmb-2023-182039

Z.340273/D.248802

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels (bijzondere) bijstand 2022

 

Hoofdstuk 1 Bijstand

§ 1.1 - Aanvraag

1. Eerste termijn inleveren gegevens bij aanvraag

Na ontvangst van de aanvraag ontvangt de belanghebbende binnen 1 à 2 weken een uitnodiging voor een gesprek binnen 1-2 weken. De belanghebbende neemt de afgesproken bewijsstukken mee naar deze afspraak.

 

2. Ingangsdatum bijstand na afgewezen WW-aanvraag

De belanghebbende wiens WW-aanvraag is afgewezen dient zich binnen veertien dagen na datum beschikking te melden voor een bijstandsaanvraag. B&W kennen de bijstand in dat geval in beginsel toe per datum van de WW-aanvraag. Bij een latere melding kennen B&W de bijstand toe per datum melding, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die de latere melding rechtvaardigen.

 

3. Afhandeling ingetrokken aanvragen

Het intrekken van een aanvraag moet door de belanghebbende altijd schriftelijk worden bevestigd. Dit mag ook via een e-mail worden gedaan.

Verder geldt dat het intrekken van een aanvraag altijd door de afdeling van de gemeente wordt bevestigd met een brief.

 

4. Categorieën aanvragen bij UWV i.p.v. college (vervallen)

 

5. Locatie(s) indienen aanvragen

Aanvragen algemene bijstand kunnen digitaal worden ingediend via werk.nl.

 

Statushouders kunnen hun aanvraag rechtstreeks indienen bij Coöperatie De Kleine Schans.

 

Alleenstaanden en alleenstaande ouders die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en gehuwden waarvan tenminste één van de partners de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt kunnen een aanvraag algemene bijstand (de AIO-aanvulling) indienen bij de Sociale Verzekeringsbank

 

6. Overdrachtstermijn (vervallen)

 

7. Verkorte aanvraagprocedure na korte onderbreking bijstand

Als daarvoor aanleiding is (bijvoorbeeld bij inwoners die een kortdurend arbeidscontract hebben) wordt uit praktische overwegingen soepelheid betracht bij het opvragen van bewijsstukken bij een aanvraag na een korte onderbreking van de bijstandsverlening van circa drie maanden.

 

De aanvrager moet dan in ieder geval de volgende bewijsstukken kunnen overhandigen:

  • bankafschriften over de 'onderbrekingsperiode' met een maximum van drie maanden;

  • Alle nieuwe gegevens (bijvoorbeeld van een nieuwe bankrekening, een nieuwe zorgverzekering, een andere woning, een nieuwe baan, een nieuw identiteitsbewijs/nieuwe verblijfsvergunning etc.).

8. Zoekperiode personen jonger dan 27 jaar

  • Er geldt een zoekperiode van vier weken na de melding. Pas daarna kan een aanvraag voor een bijstandsuitkering worden ingediend (art 41 lid 4 PW);

  • Tijdens de zoekperiode wordt van de jongere verwacht dat hij de mogelijkheden onderzoekt om weer naar school te gaan of weer te gaan studeren en actief betaald werk zoeken. Met het jongerenloket worden hierover concrete en meetbare afspraken.

  • Als de jongere zich niet aan de afspraken houdt kan dat gevolgen hebben.

§ 1.2 Recht op (bijzondere) bijstand

9. Bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunningen en naturalisatie

 

Kosten eerste verblijfsvergunning, verlenging of wijziging verblijfsvergunning en naturalisatie komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

 

10. Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde

Geen bijzondere bijstand mogelijk.

 

11. Bijstand voor reiskosten bezoek gedetineerde

De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar inrichting waar de gedetineerde komen alleen in aanmerking voor bijstand als er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (zoals bedoeld in artikel 15 Participatiewet).

 

Bijstand wordt alleen verleent als:

  • de gedetineerde behoort tot het gezin van belanghebbende, en

  • de gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting (= geen recht op verlof), en

  • de inrichting buiten de gemeente is gelegen, maar binnen Nederland, en

  • de bezoekfrequentie maximaal éénmaal per twee weken per gezinslid bedraagt.

De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de goedkoopste vorm van reizen per openbaar vervoer voor het betreffende traject. Als het niet mogelijk is om met openbaar vervoer te reizen geldt een kilometervergoeding van € 0,19 per kilometer.

 

De bijzondere bijstand wordt verleend om niet en er zijn verplichtingen verbonden aan deze vorm van bijstand.

 

12. Bijstand en het vervullen van alternatieve straffen

Bij personen die een alternatieve straf vervullen is geen sprake van het ontnemen van vrijheid in de zin van artikel 13 lid 1 onder a PW. Bijstandsverlening blijft dus mogelijk.

 

13. Meldingsplicht studie

Belanghebbende is verplicht vooraf te melden dat hij een studie wil gaan volgen. Naar aanleiding van de melding beoordeelt de klantmanager of er toestemming verleend kan worden voor het volgen van die studie met behoud van uitkering. Belanghebbende wordt op de hoogte gesteld van het besluit. Daarin staat waarvoor toestemming is verleend en onder welke voorwaarden. Belanghebbende moet binnen een maand na aanvang van de studie een bewijs van inschrijving van het opleidingsinstituut overleggen.

 

14. Meldingsplicht vakantie/verblijf in het buitenland

Belanghebbende verstrekt vooraf informatie over de geplande vakantieperiode. Bij het vaststellen van de vakantieperiode wordt de dag van vertrek niet meegerekend en de dag van aankomst wel.

 

15. Het kunnen volgen van onderwijs

De klantmanager stelt vast of een jongere die niet werkt of onvoldoende werkt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien maar wel uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs zou kunnen volgen waarmee aanspraak bestaat op studiefinanciering. In dat geval kan er aanleiding zijn om geen bijstand toe te kennen onder toepassing van artikel 13 lid 2 onder c PW.

 

§ 1.3. Middelentoets

16. Wijze van korten inkomsten i.v.m. kamerhuurders/kostgangers

Ontvangers van inkomsten uit kamerhuur en kostgangers zijn vanaf 1 januari 2015 kostendelers (artikel 22a Participatiewet).

Per maand wordt een bedrag vrijgelaten omdat in de huur een bepaalde vergoeding is begrepen voor energie- en internetgebruik. Een commercieel huurder moet aangeven welk deel van de huuropbrengst de kale huur is en welk deel van de huuropbrengst betrekking heeft op een kostenvergoeding. De kale huur wordt in mindering worden gebracht op de bijstand.

 

17. Saldo lopende rekening bij vermogensvaststelling

Er is geen sprake van een vaste vrijlating in verband met lopende betalingsverplichtingen. Per situatie wordt beoordeeld of er aanleiding is hiervan af te zien.

 

18. Moment vermogensvaststelling bij echtscheiding/verlating

Bij de aanvraag wordt het vermogen vastgesteld. Vaststelling op een later tijdstip is slechts mogelijk als de aanvrager ten tijde van de aanvraag is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure of als er sprake is van verlating. Daardoor is de vermogenssituatie van de aanvrager soms nog onduidelijk. Er is dan aanleiding om het vermogen voorlopig vast te stellen en te wachten op de verdeling van de boedel. Daarna kan per de ingangsdatum van de bijstandsverlening het vermogen alsnog definitief worden vastgesteld. In afwachting daarvan kan de bijstand op twee manieren worden toegekend:

  • in de vorm van een geldlening als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de verdeling van de boedel en het feitelijk beschikbaar komen van de middelen op korte termijn een feit zal zijn (artikel 48 lid 2 onder a PW);

  • 'om niet': in de toekenningsbeschikking dan wel opnemen dat het vermogen na verdeling van de boedel definitief wordt vastgesteld en dat bij overschrijding van de toepasselijke vermogensgrens de verstrekte bijstand geheel of gedeeltelijk zal worden teruggevorderd nu belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend over in aanmerking te nemen middelen beschikt en daarmee geacht wordt te hebben kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan waardoor geen recht op bijstand bestond (artikelen 11 lid 1 PW en 58 lid 2 onder f sub 1 PW).

19. Vaststellen vermogen bij overname cliënt uit andere gemeente

Bij overname van een belanghebbende uit een andere gemeente dienen het vermogen en de toepasselijke vermogensgrens opnieuw te worden vastgesteld.

 

Is sprake van aansluitende bijstandsverlening of een onderbreking van korter dan 30 dagen dan wordt bij de vermogensvaststelling onderstaande in acht genomen

  • spaargelden opgebouwd gedurende de periode van bijstandsverlening door de 'vertrekgemeente' worden niet in aanmerking genomen (artikel 34 lid 2 onderdeel c PW);

  • ontvangen rente over het bij aanvang van de bijstandsverlening door de 'vertrekgemeente' vastgestelde aanwezige vrij te laten vermogen en de rente over de gedurende die bijstandsverlening opgebouwde spaargelden worden niet in aanmerking genomen (artikel 31 lid 2 onderdeel i PW).

Het is aan belanghebbende om, indien hij stelt dat het college één of meer van zijn vermogensbestanddelen op grond van bovenstaande buiten beschouwing dient te laten, aan het college zodanige inlichtingen te verstrekken dat het college de herkomst van bedoelde vermogensbestanddelen kan beoordelen.

 

20. Vaststelling vermogen bij wijziging leefvorm

  • 1.

    De hoogte van de vermogensgrens is gelijk aan de actuele vermogensgrens die geldt voor de nieuwe leefvorm van belanghebbende (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd).

  • 2.

    Het vermogen moet wordt opnieuw vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met:

    • Spaargelden opgebouwd gedurende de periode van bijstandsverlening worden niet in aanmerking genomen (artikel 34 lid 2 onderdeel c PW);

    • Ontvangen rente over het bij aanvang van de bijstandsverlening vastgestelde aanwezige vrij te laten vermogen en de rente over de gedurende die bijstandsverlening opgebouwde spaargelden worden niet in aanmerking genomen (artikel 31 lid 2 onderdeel i PW);

    • Bij een alleenstaande ouder die alleenstaande wordt is het onder omstandigheden aanvaardbaar dat een deel van het vermogen wordt overgedragen aan de (niet meer ten laste komende) kinderen. Dit is alleen mogelijk als bij de oorspronkelijke vermogensvaststelling rekening is gehouden met vermogensbestanddelen van de ten laste komende kinderen. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat zodra de betreffende kinderen de leeftijd van 18 jaar bereiken (en dus niet langer tot het gezin in de zin van de PW behoren) bij de vermogensvaststelling van de (nu alleenstaande) ouder niet langer rekening wordt gehouden met de vermogensbestanddelen van die kinderen.

    • Met de inwerkingtreding van de PW is de algemene bijstandsnorm voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder gelijk getrokken en gebaseerd op hetzelfde artikel 21 onder b PW. In verband daarmee vindt bij de overgang tussen deze twee leefvormen – bij wijze van uitzondering – geen beëindiging plaats van de algemene bijstandsuitkering maar wordt wel het vermogen opnieuw vastgesteld rekening houdend met bovenstaande.

21. Beleid inzake korten voorlopige teruggave

Ontvangen bedragen aan voorlopige teruggave die tot de middelen moeten worden gerekend worden gekort, voor zover deze betrekking hebben op een periode waarin bijstand wordt verleend.

De voorlopige teruggave die tot de middelen moet worden gerekend wordt ook gekort als belanghebbende de (voorlopige) teruggave niet aanvraagt. Het is tenslotte een middel waarover hij kan beschikken (artikel 31 lid 1 Participatiewet)

 

Na beëindiging van de bijstandsverlening wordt er geen bijstand teruggevorderd als de gekorte voorlopige teruggave in verband met de heffingskorting(en) naderhand hoger wordt vastgesteld.

Ook als er na de beëindiging van de bijstandsuitkering recht ontstaat op andere heffingskortingen, die betrekking hebben op het gehele jaar en dus ook de periode waarin de belanghebbende bijstand heeft ontvangen, worden niet teruggevorderd.

 

22. Vrijlaten giften

Giften

  • Als richtlijn wordt aangehouden: de helft van de hoogte van het bedrag van de individuele inkomenstoeslag per bijstandsgerechtigde eenheid (dat wil zeggen: alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin) jaarlijks vrijlaten, zonder dat hiernaar nader onderzoek hoeft te worden gedaan.

  • Alle giften die boven dit jaarlijks bedrag uitkomen worden individueel beoordeeld.

  • Naast bovenstaande vrijlating kan een gift die bestemd is voor een specifiek doel (en dus niet vrij besteedbaar) volledig worden vrijgelaten.

  • Incidenteel ontvangen giften in natura vrijlaten.

  • Giften ontvangen uit het noodfonds worden volledig vrijgelaten.

  • Giften ontvangen van Stichting Burgerinitiatief worden volledig vrijgelaten.

  • Giften ontvangen van de Stichting Jeugdfonds De Boom volledig vrijlaten.

  • Ontvangen pakketten van de Voedselbank (of vergelijkbare initiatieven) volledig vrijlaten (niet omrekenen naar de geldelijke waarde).

Smartengeld

In artikel 31 lid 2 onderdeel l Participatiewet is vastgesteld welke uitkeringen en vergoedingen worden vrijgelaten.

In alle andere gevallen wordt individueel beoordeeld of er een bedrag van het smartengeld/de vergoeding kan worden vrijgelaten: "voor zover dat naar het oordeel van het college redelijk en verantwoord is".

 

23. Spaarloon (vervallen)

 

24. Woonkosten worden door een ander voldaan

Als de woonkosten van een belanghebbende door een ander worden voldaan dan wordt

de norm te verlaagd op grond van artikel 27 PW. De verlaging bedraagt 20% van de gehuwdennorm. Door die verlaging is er geen ruimte meer om het aldus verschafte woongenot op grond van artikel 33 lid 1 PW als inkomen in natura aan te merken.

 

Als woonlasten om andere redenen niet kunnen worden voldaan kan de norm op dezelfde wijze worden verlaagd.

 

25. Waarde auto bij vermogensvaststelling

Van dit uitgangspunt dat auto's (en alle andere vervoersmiddelen met een kenteken!) meetellen voor de vermogensvaststelling kan worden afgeweken als:

  • a.

    de auto, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk is (bijvoorbeeld wanneer een van de gezinsleden ernstig lichamelijk gehandicapt is; van de waarde van een dergelijke auto wordt maximaal € 6.807,00 vrijgelaten;

  • b.

    de waarde van de auto maximaal € 2.269,00 bedraagt; is de waarde van de auto hoger dan telt alleen het meerdere boven € 2.269,00 mee voor de vermogensvaststelling.

Voor de vaststelling van de waarde van de auto (inclusief btw) wordt gebruik gemaakt worden van de koerslijst van de ANWB (https://www.anwb.nl/auto/koerslijst) of het Carbase-programma van uitgeverij Uilenstein. Voor oudere auto’s wordt gebruik gemaakt worden van internetsites als http://www.gaspedaal.nl/ of via gegevens van de sociale recherche.

Als er voor de aanschaf van een auto een lening is afgesloten wordt het verschil tussen waarde auto en hoogte schuld in aanmerking genomen als positief/negatief vermogensbestanddeel.

 

Voor alle vervoermiddelen in een gezin (met een kenteken) gezamenlijk geldt de vrijlating van € 2269,-

 

26. Reservering uitvaartkosten bij vermogensvaststelling

Uitvaartkosten behoren niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan (CRvB 28-01-2003, nr. 01/4196 NABW). Voor die kosten hoeft dus ook niet gereserveerd te worden, maar dat is uiteraard wel mogelijk. Ook kan een uitvaartverzekering worden afgesloten. Het kan daarbij gaan om een verzekering in natura of een verzekering die in contanten uitkeert. Een dergelijke verzekering wordt algemeen gebruikelijk geacht.

De reserveringen en/of de waarde in de betreffende uitvaartverzekering worden in beginsel vrijgelaten voor zover wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden. Als daar niet aan wordt voldaan en als redelijkerwijs kan worden beschikt over de middelen/verzekeringswaarde dan moet dat als middel in aanmerking worden genomen op grond van artikel 31 lid 1 PW.

 

Voorwaarden:

  • Eigen reservering in contanten:

    • o

      het geld is uitsluitend bestemd voor de kosten van een uitvaart en mag niet tussentijds opvraagbaar zijn (staat op een aparte rekening);

    • o

      het tegoed kan alleen bij overlijden worden opgenomen (er zal dus een gemachtigde moeten zijn aangewezen die het geld kan opnemen), en;

    • o

      het gereserveerde bedrag is niet bovenmatig hoog (tot maximaal € 5.000,- per persoon).

  • Uitvaartverzekering die in natura uitkeert:

    • o

      wordt volledig vrijgelaten.

  • Uitvaartverzekering die in contanten uitkeert:

    • o

      de waarde mag niet bovenmatig hoog zijn (tot maximaal € 5.000,- per verzekerde);

    • o

      het tegoed wordt bij overlijden uitgekeerd en is niet tussentijds opvraagbaar of afkoopbaar dan wel slechts opvraagbaar of afkoopbaar tegen zeer ongunstige voorwaarden.

27. Wanneer wordt toepassing gegeven aan de inkomstenvrijlating

In beginsel komt elke vorm van algemeen geaccepteerd en betaald werk in aanmerking voor de inkomstenvrijlating van artikel 31 lid 2 onderdeel o WWB.

Inkomsten uit illegale activiteiten zijn niet vrijgelaten, omdat van illegale activiteiten niet gezegd kan worden dat ze de re-integratie bevorderen. Dit geldt eveneens voor activiteiten die niet als algemeen geaccepteerde arbeid kunnen worden beschouwd (bijvoorbeeld inkomsten uit prostitutie).

Verzwegen inkomsten kunnen (als zij achteraf geconstateerd worden) niet in aanmerking komen voor de vrijlating, daar het achteraf vrijlaten niet meer bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

 

28. Vermogensvaststelling gedurende de periode van bijstandsverlening (vervallen)

 

§ 1.4. Verplichtingen en sancties

29. Inschrijving bij uitzendbureaus

Dit is geregeld in de Particpatiewet (atr. 18 lid 4b).

 

30. Beleidsregels ontheffing arbeidsplicht

Dit is maatwerk met uitzondering van alleenstaande ouders. Voor deze groep zijn in de Participatiewet de voorwaarden opgenomen (art.9a).

 

31. Betekenis "onverwijld uit eigen beweging" in artikel 17 lid 1 Participatiewet

Belanghebbende moet de bedoelde inlichtingen binnen zeven dagen vermelden op het mutatieformulier, gerekend vanaf het moment waarop het te melden feit:

  • zich heeft voorgedaan, dan wel;

  • kenbaar werd voor belanghebbende.

32. Belanghebbende beschikt niet meer over bewijsstukken

Als belanghebbende niet beschikt over bewijsstukken, dan de verwijtbaarheid ten aanzien van het niet, niet tijdig of onvolledig verstrekken van de gevorderde bewijsstukken individueel beoordeeld.

 

33. Periode over te leggen bankafschriften

Bij aanvraag en heronderzoek is de belanghebbende verplicht van alle bank-, giro-, spaar- en effectenrekeningen (van alle gezinsleden) alle afschriften te overleggen die betrekking hebben op de periode van drie maanden voorafgaande aan de datum van de aanvraag of het heronderzoek (de lengte van deze periode is in overeenstemming met constante jurisprudentie van de CRvB). Bij gerichte individuele fraudeonderzoeken kan deze periode worden verlengd.

Bij heronderzoeken worden in het dossier kopieën opgenomen van het eerste en het laatste afschrift.

 

34. Procedure inleveren maandelijks ROF/inkomstenverklaring

N.v.t.

 

35. Categorieën die zijn vrijgesteld inleveren maandelijks ROF/ inkomstenverklaring

  • 1.

    Geen inkomsten

  • 2.

    Periodieke bijzondere bijstand

  • 3.

    Detentie

Een vrijstelling van het maandelijks inleveren van het mutatieformulier ontslaat de belanghebbende niet van de algemene verplichting om de afdeling Werk en Inkomen in te lichten over wijzigingen in de persoonlijke of financiële omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. De inlichtingenplicht van artikel 17 lid 1 PW blijft dus gewoon gelden.

 

36. Meldingsplicht vrijwilligerswerk

Een belanghebbende is op grond van de inlichtingenplicht (artikel 17 lid 1 PW) verplicht om aanvaard / te aanvaarden vrijwilligerswerk onverwijld te melden door middel van het mutatieformulier.

De klantmanager Werk en inkomen beoordeelt vervolgens of toestemming wordt verleend tot het verrichten van het gemelde vrijwilligerswerk. Toestemming wordt geweigerd als het vrijwilligerswerk:

  • gezien het aantal uren de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt of eventuele deelname aan re-integratievoorzieningen belemmert doordat het aantal uren een volledige (betaalde) arbeidsweek onmogelijk maakt en / of het aantal uren evenmin gebruikelijk is naast een volledige baan;

  • belanghebbende daarvoor redelijkerwijs een beloning kan bedingen, anders dan de vrijwilligersvergoeding als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder k PW .

37. Duur aanvultermijn bij aanvraag op grond van artikel 4:5 lid 1 Awb

De aanvultermijn (ook wel genoemd hersteltermijn) om ontbrekende gegevens bij een aanvraag aan te vullen bedraagt in beginsel 14 dagen.

Afhankelijk van de omstandigheden en van wat er aangevuld moet worden, kan van deze termijn worden afgeweken. De geboden aanvultermijn om de gegevens aan te vullen schort de beslistermijn op.

 

38. Duur hersteltermijn tijdens bijstand

De hersteltermijn om ontbrekende gegevens tijdens de bijstandsverlening aan te vullen bedraagt in beginsel 14 dagen.

Indien belanghebbende redelijkerwijs meer tijd nodig heeft om het verzuim te herstellen kan een langere termijn worden geboden.

In het geval belanghebbende verwijtbaar de voor de verlening van de bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderdere bewijsstukken binnen de geboden hersteltermijn niet, niet tijdig of niet volledig heeft verstrekt of anderszins onvoldoende medewerking verleent, schort het college het recht op uitkering op conform de procedure van artikel 54 PW.

 

Een belanghebbende wordt eerst in de gelegenheid gesteld om de verlangde gegevens te verstrekken of medewerking te verlenen door middel van een 'termijn van orde'. Wordt daar niet op gereageerd, dan pas geldt een hersteltermijn.

 

39. Beleidsregels huisbezoek

N.v.t.

 

40. Personen zonder identiteitsbewijs

  • De belanghebbende die bij de aanvraag van bijstand niet beschikt over een (geldig) identiteitsbewijs zal zelf en voor eigen rekening een dergelijk document opnieuw moeten aanvragen.

    Aan belanghebbende wordt een passende hersteltermijn gegeven waarbinnen hij alsnog een identiteitsbewijs kan overleggen.

    In uitzonderlijke gevallen kan bij wijze van voorschot op grond van artikel 52 PW leenbijstand worden verstrekt. Zo mogelijk wordt het benodigde bedrag direct aan de betrokken instantie betaald (bijvoorbeeld de afdeling burgerzaken).

41. Personen zonder geldig identiteitsbewijs

Belanghebbende dient zich bij eerste aanvraag te kunnen legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.

Is de identiteit van belanghebbende met Nederlandse nationaliteit eenmaal vastgesteld, dan wordt ook een verlopen identiteitsbewijs of rijbewijs geaccepteerd als legitimatie, tenzij er twijfels bestaan omtrent het voortduren van het Nederlanderschap van betreffende belanghebbende.

 

42. Uitleg budgetteringsplicht artikel 57 Participatiewet

Voor de effectuering van de budgetteringsplicht wordt altijd een machtiging in de vorm van een budgetteringsovereenkomst gevraagd van de belanghebbende. Zodra de budgetteringsverplichting door middel van een beschikking is opgelegd, gaat de afdeling Werk en Inkomen pas over tot rechtstreekse betaling van de maandelijkse huur- en energierekeningen van de belanghebbende aan de desbetreffende schuldeisers door middel van inhoudingen op de uitkering, als de machtiging is ondertekend.

De belanghebbende dient deze machtiging te ondertekenen. Het niet nakomen van deze verplichting is een maatregelwaardige gedraging.

 

43. Afzien van verlaging en waarschuwing i.p.v. verlaging

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

43. Ingangsdatum verlaging

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

44. Termijn heroverweging besluit tot verlaging

Het college beoordeelt uiterlijk 3 maanden na de datum van de beschikking of de omstandigheden en het gedrag van belanghebbende aanleiding geven de beslissing te heroverwegen (artikel 18 lid 3 Participatiewet). Dit enkel bij niet-geüniformeerde verplichtingen.

 

45. ROF of Mutatieformulier

In beginsel dient een belanghebbende wijzigingen in zijn situatie die relevant kunnen zijn in verband met de mogelijkheden voor de arbeidsinschakeling en/of het recht op uitkering, te melden door middel van het Mutatieformulier.

Twee situaties worden daarbij onderscheiden:

 

  • 1.

    Zonder verplichting om maandelijks een mutatieformulier in te leveren

In dit geval dient de wijziging door middel van het mutatieformulier binnen zeven dagen te worden gemeld, gerekend vanaf het moment waarop het te melden feit zich heeft voorgedaan dan wel kenbaar werd voor belanghebbende.

 

  • 2.

    Met verplichting om maandelijks een mutatieformulier in te leveren

In dit geval dient de wijziging te worden vermeld op het mutatieformulier dat betrekking heeft op de periode waarin het te melden feit zich heeft voorgedaan, dan wel kenbaar werd voor belanghebbende.

 

46. Verlagen algemene bijstand, bijzondere bijstand, inkomens- of studietoeslag

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

47. Afspraken met OM bij fraudebedrag onder €50.000,00

N.v.t.

 

48. Tegenprestatie naar vermogen

Zie Participatiewet en de Integrale verordening sociaal domein.

 

49. Waarschuwing i.p.v. bestuurlijke boete

Algemeen

Het college volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing als:

  • a.

    de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag;

  • b.

    de schending van de inlichtingenplicht wèl heeft geleid tot een benadelingsbedrag maar dit lager is dan € 150,00;

  • c.

    belanghebbende onjuiste, onvolledige of geen inlichtingen heeft verstrekt maar hij binnen een termijn van 60 dagen alsnog uit eigen beweging die inlichtingen verstrekt voor zover

    • het college niet reeds zelf de overtreding heeft geconstateerd of

    • belanghebbende inlichtingen verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van de inlichtingenplicht.

Recidive binnen twee jaar

Is sprake van een schending van de inlichtingenplicht binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een waarschuwing is gegeven of een boete is opgelegd? Zou daarvoor in beginsel weer een waarschuwing gegeven kunnen worden? Dan legt het college een boete op van € 150,00.

 

Geen boete of waarschuwing bij aanvraag

Er vindt geen boeteonderzoek plaats en er wordt derhalve ook geen schriftelijke waarschuwing gegeven als sprake is van een aanvraag krachtens de PW, IOAW en IOAZ als die:

  • wordt ingetrokken;

  • buiten behandeling wordt gesteld;

  • wordt afgewezen omdat niet voldaan is aan de inlichtingenplicht.

50. Verwijtbaarheid en draagkracht bij boete

De hoogte van de boete wordt nader afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin. Het basis boetebedrag wordt verlaagd indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Van verminderde verwijtbaarheid is in ieder geval sprake indien:

  • a.

    belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die emotioneel zo ontwrichtend waren dat niet volledig is toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;

  • b.

    belanghebbende verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen;

  • c.

    er sprake is van "gedeelde verwijtbaarheid", bijvoorbeeld bij (gedeeltelijke) fouten in de uitvoering;

belanghebbende onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting.

 

51.Nadere regels bewijsopdracht

N.v.t.

 

52. Overgangsrecht en matigen boete

N.v.t.

 

53. Hoogte verlaging bij schending geüniformeerde verplichtingen

Zie Participatiewet en de Integrale verordening sociaal domein.

 

54. Hoogte verlaging bij schending niet-geüniformeerde verplichtingen

Zie Participatiewet en de Integrale verordening sociaal domein.

 

55. De taaltoets

N.v.t.

 

56. Kwijtschelding bestuurlijke boete

Het college maakt gebruik van zijn bevoegdheid om de bestuurlijke boete kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling zoals geregeld in artikel 18a lid 13 Participatiewet.

 

De volgende voorwaarden gelden daarbij:

  • belanghebbende heeft een verzoek tot kwijtschelding van de boete ingediend;

  • er is geen sprake van opzet of grove schuld bij de opgelegde boete;

  • belanghebbende heeft binnen 1 jaar na het opleggen van de boete niet opnieuw de inlichtingenplicht geschonden;

  • er is sprake van medewerking aan een schuldregeling.

§ 1.5. Algemene bijstand

57. Verlaging algemene bijstand wegens ontbreken woonkosten

Als belanghebbende door een bepaalde woonsituatie lagere kosten van het bestaan heeft, wordt de norm op grond van artikel 27 PW verlaagd met 20% van de gehuwdennorm.

Het verlagen van de norm wegens de woonsituatie zoals bedoeld in artikel 27 Participatiewet is niet mogelijk als op belanghebbende de kostendelersnorm van toepassing is.

 

Als sprake is van lagere bestaanskosten doordat er slechts minimale woonkosten verschuldigd zijn, kan de hoogte van de uitkering eveneens lager worden vastgesteld.

 

Wanneer belanghebbende in het geheel geen woning bewoont kan de uitkering worden verlaagd onder toepassing van artikel 18 lid 1 PW.

Zie voor de situatie dat een derde de woonlasten voldoet richtlijn 1.3.9: Woonkosten worden door een ander voldaan.

 

58. Verlaging algemene bijstand schoolverlaters

N.v.t.

 

59. Anticumulatiebepaling verlaging algemene bijstand

N.v.t.

 

60. Ingangsdatum normwijziging bij verblijf in inrichting

Bij een lopende algemene bijstandsuitkering wordt de norm drie maanden na aanvang van het tijdelijke verblijf in de inrichting gewijzigd in de lagere norm op grond van artikel 23 lid 1 PW.

Als direct al vast staat dat sprake is van een permanente opname in de inrichting in de zin van de Participatiewet kan de norm per aanvangsdatum van het verblijf aldaar reeds worden gewijzigd of zodra de woning is opgezegd met een maximum van 1 maand.

 

61. Bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens verblijf in inrichting

Bij een tijdelijk verblijf in een inrichting kan voor de vaste lasten in verband met het aanhouden van de woning die als hoofdverblijf dient, gedurende maximaal een half jaar bijzondere bijstand worden verleend. Dit geldt ook voor gehuwden waarvan beide partners in een inrichting verblijven.

 

Duurt het verblijf onverhoopt langer dan zes maanden maar naar verwachting korter dan in totaal twaalf maanden: dan moet worden beoordeeld of het aanhouden van de woning noodzakelijk is en daarmee de noodzaak tot voortzetting van de bijzondere bijstand voor de vaste lasten voor opnieuw maximaal zes maanden.

 

62. Beleid inzake bijstandsverlening aan daklozen

N.v.t.

 

63. Bijstand voor gemis aan ALO-kop

De alleenstaande ouder kop (ALO-kop) is toegevoegd aan het Kindgebonden budget van de Belastingdienst. Als gevolg hiervan zit er geen verschil in de hoogte van de bijstandsuitkering voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder.

In een enkel geval ontvangt een alleenstaande ouder echter geen ALO-kop in het Kindgebonden budget. Bijvoorbeeld als de alleenstaande ouder een partner heeft die in het buitenland verblijft, in detentie zit of in een inrichting verblijft. In die situaties kan de ALO-kop niet als passende en toereikende voorziening worden gezien. Het college is dan gehouden de bijstand voor de alleenstaande ouder af te stemmen op grond van artikel 18 lid 1 Participatiewet. De bijstandsnorm wordt daartoe maandelijks verhoogd met 1/12 van de ALO-kop voor zover de belanghebbende er niets aan kan veranderen dat hij/zij een fiscale partner heeft.

 

64. Vaststelling vermogen bij co-ouderschap

Co-ouderschap wordt aanwezig geacht indien de feitelijke verzorging van de kinderen deels door de ene en deels door de andere ouder wordt gedaan. Indien een ouder gemiddeld minder dan twee etmalen per week belast is met de verzorging van het kind, wordt dit niet gezien als co-ouderschap, maar als een omgangsregeling.

 

De vermogensgrens voor de co-ouder wordt berekend door de vermogensgrens voor een alleenstaande te vermeerderen met x/7 maal het verschil tussen de vermogensgrens voor een alleenstaande ouder - de vermogensgrens voor een alleenstaande.

Eventueel inkomen en vermogen van het kind worden voor x/7 toegerekend aan betreffende ouder.

Hierbij staat x voor het gemiddelde aantal dagen per week dat de co-ouder het kind verzorgt.

 

65. Verlaging algemene bijstand voor personen van 18, 19 of 20 jaar

N.v.t.

 

66. Overdracht aan SVB

N.v.t.

 

67. Commerciële relatie kostendelersnorm

Per situatie wordt een afweging gemaakt wat in die specifieke situatie als commercieel moet worden gezien.

 

§ 1.6. Bijzondere bijstand

68. Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht)

Aanvragen bijzondere bijstand worden uiterlijk drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt ingediend bij het college.

 

De kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt verleend worden toegerekend aan het kalenderjaar waarin de kosten verschuldigd zijn. Bij de aanvraag dient de belanghebbende bewijsstukken te overleggen die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om de aanspraak op een bijdrage te kunnen beoordelen. Denk bijvoorbeeld aan het inleveren van een betalingsbewijs. Voorbeelden van betalingsbewijzen zijn kassabonnen, rekeningafschriften van de bank of een screenshot (schermafbeelding of foto) van de betaling. Hierop moet staan:

  • Rekeningnummer waarnaar de betaling is overgeboekt

  • Rekeningnummer waar vandaan de overboeking is gedaan

  • Datum van betaling

  • Het overgeschreven bedrag

  • Omschrijving met factuurnummer of betalingskenmerk van de betaling

69. Draagkrachtpercentages

Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van de belanghebbende en zijn gezin (indien van toepassing).

 

1. In aanmerking te nemen inkomen

Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen bedoeld in artikel 31 lid 2 Participatiewet en artikel 33 lid 5 Participatiewet niet tot het draagkrachtinkomen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemde artikelen worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten.

 

2. In aanmerking te nemen vermogen

Het vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 en 3 Participatiewet, wordt bij de vaststelling van de draagkracht buiten beschouwing gelaten.

 

3. Hoofdregel draagkrachtpercentages

  • Bij een inkomen van 110% van de bijstandsnorm of minder: geen draagkracht

  • Bij een inkomen van meer dan 110%: 35% van het inkomen boven 110% van de bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

In afwijking van deze hoofdregel bedraagt de draagkracht 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld bij de volgende kosten:

  • Woonkostentoeslag;

In afwijking van de hoofdregel bedraagt de draagkracht 100% van het inkomen boven 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld bij de volgende kosten:

  • Bijdrage aanvullende premie zorgverzekering.

4. Correctie draagkracht door bijzondere kosten

De draagkracht kan worden gecorrigeerd in verband met bijzondere kosten:

  • a.

    De eigen bijdrage kinderopvang van de belastingdienst wordt buiten beschouwing gelaten en als bijzondere kosten aangemerkt;

  • b.

    Overige bijzondere kosten worden slechts in uitzonderlijke omstandigheden betrokken bij het vaststellen van de draagkracht, indien omstandigheden daartoe aanleiding geven en deze omstandigheden door belanghebbende bij de aanvraag expliciet als zodanig zijn aangegeven.

5. Feitelijk besteedbaar inkomen

De draagkracht wordt vastgesteld op basis van het feitelijk besteedbaar inkomen in geval één of meer van de volgende situaties van toepassing is:

  • Wet schuldsanering natuurlijke personen;

  • minnelijke regeling o.g.v. de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

  • inhouding eigen bijdrage Wet langdurige zorg.

6. Individuele inkomens- en studietoeslag

De individuele inkomenstoeslag, alsmede de individuele studietoeslag worden bij de vaststelling van de draagkracht niet in aanmerking genomen.

 

7. Kostendelersnorm

De kostendelersnorm is niet van toepassing bij de vaststelling van de draagkracht, behalve bij toekenning van de woonkostentoeslag, bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud voor jongeren, duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting

 

1.6.3Draagkrachtperiode bijzondere bijstand

1. Ingangsdatum draagkrachtperiode

Bij een verstrekking op grond van de bijzondere bijstand wordt de draagkracht vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend vastgesteld.

Het komt geregeld voor dat een belanghebbende rekeningen van bijzondere kosten opspaart. Wordt er voor de opgespaarde rekeningen bijzondere bijstand verleend dan is dat (deels) bijzondere bijstand met terugwerkende kracht. Bij de vaststelling van de draagkrachtperiode dient hier rekening mee te worden gehouden door het draagkrachtjaar te laten ingaan op de eerste dag van de maand waar de oudste rekening betrekking op heeft. De begindatum van het draagkrachtjaar kan niet eerder worden vastgesteld dan de maand januari van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend.

 

2. Duur van de draagkrachtperiode

  • a.

    voor belanghebbenden met een uitkering en/of inkomensvoorziening op grond van de Participatiewet: gedurende de volledige uitkeringsduur;

  • b.

    voor belanghebbenden vanaf de pensioengerechtigde leeftijd: tot het moment waarop er een wijziging is in de persoonlijke en/of financiële omstandigheden die van invloed kan zijn op het recht op bijzondere bijstand;

  • c.

    12 maanden;

3. Verrekenen draagkracht

  • a.

    Bij verstrekking van incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht in één keer in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten;

  • b.

    Bij verstrekking van periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht gespreid over de maanden waarover de bijzondere bijstand wordt toegekend met een maximum van 12 maanden en naar evenredigheid in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten;

  • c.

    Bij samenloop van incidentele en periodieke bijzondere noodzakelijke kosten wordt de draagkracht bij voorrang verrekend met de incidentele kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt toegekend.

71. Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode

Algemeen

In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast.

 

Uitzonderingen

Bij een inkomenswijzing van meer dan 50% dient de draagkracht voor de resterende draagkrachtperiode opnieuw te worden vast gesteld.

Wijzigingen in het inkomen die zich voordoen gedurende de draagkrachtperiode en die ten tijde van het vaststellen van de draagkracht niet voorzienbaar waren, worden in beginsel niet meegenomen. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt vastgesteld voor een jaar en in beginsel niet meer aangepast.

Bij periodieke bijzondere bijstand worden wijzigingen in het inkomen wel meegenomen. De draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand wordt dan ook per maand achteraf vastgesteld.

 

72. Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd voor de kosten voor bijzondere bijstand.

 

73. Stappenplan berekening bijzondere bijstand

N.v.t.

 

74. Adresgegevens zorgverzekeraars

N.v.t.

 

75. Waar en wanneer medisch advies vragen

Wanneer een medisch advies opvragen?

Regelmatig is het nodig om in het kader van de bijstandsverlening een medisch advies te vragen aan een arts. Voordat een dergelijk advies wordt gevraagd zal ook een kostenafweging moeten worden gemaakt, naast gebruikmaking van de deskundigheid van de klantmanager. Staat de noodzaak vast en is duidelijk wat de kosten zijn, dan hoeft geen (medisch) advies te worden ingewonnen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat kosten die door aanvullende verzekeringen van de ziektekostenverzekeraars vergoed worden niet zonder meer noodzakelijk zijn.

Als de kosten van de voorziening waarvoor bijstand wordt gevraagd van geringe omvang zijn (minder dan € 85,--), kan worden afgegaan op een verklaring van de huisarts, tandarts of behandeld specialist van belanghebbende.

Als er twijfels zijn kan er natuurlijk, al dan niet in overleg met de juridische afdeling, altijd een medisch advies gevraagd worden.

 

Medische adviezen kunnen worden opgevraagd bij een arts van Oreon of Factum.

 

76. Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering

1. Zorgverzekering op Maat (ZOM)

Poliswijzer.nl heeft een kosteloze vergelijker van zorgverzekeraars ontwikkeld speciaal gericht op Woudenberg en omgeving. Met deze vergelijkingstool worden zorgverzekeringen met elkaar vergeleken. Aan de hand van een aantal vragen volgt een advies voor de zorgverzekering die het best aansluit bij de persoonlijke zorgbehoefte. Poliswijzer neemt alle verzekeraars mee in de vergelijking en krijgt van alle verzekeraars informatie met welke ziekenhuizen contracten zijn. Er wordt gekeken zowel naar polissen in natura als restitutie.

 

2. Bijdrage aanvullende premie zorgverzekering

  • a.

    De bijdrage voor een aanvullende premie zorgverzekering bedraagt € 100,00 per meerderjarige verzekerde die aantoonbaar een aanvullende zorgverzekering heeft.

  • b.

    Om voor de bijdrage in aanmerking te komen geldt een inkomensgrens van 110% van de geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld. Ook gelden de vermogensgrenzen op grond van artikel 34 van de Participatiewet.

  • c.

    De bijdrage wordt op aanvraag toegekend en uitbetaald per kalenderjaar.

  • d.

    De regeling gaat in op 1 januari 2020.

77. Premie particuliere ziektekostenverzekering

N.v.t.

 

78. Brillen en contactlenzen

Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor brillen en contactlenzen.

 

1. Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand is het verschil tussen de vergoeding die de belanghebbende ontvangt van zijn zorgverzekering en maximaal € 100,00 (complete enkelvoudige bril) of maximaal € 180,00 (complete multifocale bril). Als de belanghebbende geen aanvullende zorgverzekering heeft, wordt een bedrag van € 75,00 in mindering gebracht. Dit bedrag komt overeen met het bedrag wat Menzis in de goedkoopste aanvullende zorgverzekering vergoed en wordt als uitgangspunt genomen.

 

2. Frequentie vergoeding

Voor meerderjarigen komen de kosten van een bril eens per 2 jaar voor vergoeding in aanmerking. Voor kinderen geldt een periode van 1 jaar.

 

3. Nieuwe bril binnen de gestelde periode

In principe wordt slechts eenmaal per 2 jaar (1 jaar bij kinderen) een bril vergoed via de bijzondere bijstand. Alleen zeer bijzondere omstandigheden (b.v. een substantiële achteruitgang van de ogen) kunnen binnen deze termijn leiden tot het opnieuw toekennen van bijzondere bijstand voor een bril. De belanghebbende moet wel eerst een verzoek indienen bij zijn verzekering.

 

4. Contactlenzen

Kosten van contactlenzen komen voor bijzondere bijstand in aanmerking tot maximaal het bedrag wat voor de belanghebbende zou gelden voor een bril.

 

79. Overig beleid inzake medische kosten

Reiskosten naar het ziekenhuis voor medische behandelingen

Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor reiskosten van en naar het ziekenhuis in Ede, Utrecht en Amersfoort vanaf het 5e ziekenhuisbezoek. Wanneer belanghebbende een ander ziekenhuis bezoekt dient te worden aangetoond - (o.a.) door verwijzing van de behandelend arts - wat hier de reden van is (keuze voor een ander dan dichtstbijzijnd ziekenhuis wordt niet vergoed!).

 

De bijzondere bijstand kan worden vergoed op basis van openbaar vervoer of € 0,19 per kilometer. Noodzakelijke parkeerkosten komen eveneens voor bijzondere bijstand in aanmerking. Aan de hoeveelheid bezoeken wordt geen restrictie gesteld, wel dienen de bezoeken en parkeerkosten aangetoond te worden. De eventuele vergoeding van de zorgverzekeraar wordt in mindering gebracht op de bijzondere bijstand.

 

80. Uitvaartkosten

Voor de kosten van een uitvaart kan maximaal € 5.000 bijzondere bijstand worden verstrekt. Dit is slechts mogelijk als er geen voorliggende voorziening is en de middelen van de overledene ontoereikend zijn.

In eerste instantie is de eventuele (huwelijks)partner voor de kosten aansprakelijk, en vervolgens familieleden in de 1e graad, dan wel enig andere erfgenaam. De uitvaartkosten zijn voor rekening van de opdrachtgever, welke daarvoor zo nodig de nabestaanden kan aanspreken. De nabestaanden, voor zover zij erfgenaam of bloedverwant zijn en op grond van artikelen 392 – 396 BW:1 tot onderhoud van de overledene verplicht zijn, kunnen ieder afzonderlijk naar rato van hun aandeel in de kosten, bijstand aanvragen in de gemeente waarin zij woonachtig zijn.

 

81. Kosten bewindvoering

1. Recht op bijzondere bijstand

De vergoeding voor mentorschap en curatele en bewind komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

 

2. Hoogte bijzondere bijstand

Vanaf 2015 wordt de vergoeding voor mentorschap en curatele en bewind vastgelegd in een ministeriële regeling. Het betreft de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, zoals gepubliceerd in de Staatscourant 2014 nr. 32149, gedateerd 10 november 2014). De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de door de rechter in de beschikking vastgestelde kosten van bewindvoering of de door de bewindvoerder in rekening gebrachte voorschotten.

 

3. Bewindvoerder niet aangesloten bij branchevereniging

Wanneer middels een vonnis door de rechtbank een bewindvoerder is aangesteld die niet is aangesloten bij de branchevereniging moet er ook een beschikking van de rechtbank over de vaststelling van de vergoeding worden ingeleverd. Pas dan kan er bijzondere bijstand worden verstrekt.

 

4. Echtpaar

Wanneer bewind wordt uitgesproken over de goederen van een echtpaar of gezamenlijke huishouding wordt niet 2 x het tarief gerekend, maar het tarief voor 1 persoon met een opslag van 20% (conform WSNP). Voor extra werkzaamheden, die niet binnen het tarief vallen, dient de bewindvoerder vooraf machtiging te vragen aan de kantonrechter.

 

5. Geen bijzondere bijstand salariskosten WSNP bewindvoerder

Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat in principe geen recht op bijzondere bijstand. Op grond van de uitspraak van de CRvB d.d. 26-8-2010 mag de bewindvoerder zijn salaris niet bij de betrokkene in rekening brengen als hij dat salaris niet uit de boedel kan verkrijgen. Er bestaat daarom geen aanleiding om bijzondere bijstand voor het salaris van de bewindvoerder WSNP te verstrekken.

 

6. Samenloop bewindvoering en mentorschap

Indien een persoon zowel tot bewindvoerder als tot mentor van een persoon wordt benoemd, stelt de kantonrechter diens beloning vast overeenkomstig de beloning van een curator als bedoeld in artikel 1 (familie) of artikel 2 (professioneel) (artikel 5 Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren).

In de praktijk komt het veelvuldig voor dat men binnen de familie de taken van bewindvoering en mentorschap verdeelt. De beloning wordt dan eveneens vastgesteld overeenkomstig de beloning voor een curator als bedoeld in artikel 1 of 2 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders of mentoren (artikel 5 Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren).

 

Als het gaat om een aparte professionele bewindvoerder en een aparte professionele mentor dan volgt normaal gesproken ook een aparte beloning. De beschikking van de rechtbank is daarbij leidend. In voorkomende gevallen kunnen bewindvoerder en mentor contact opnemen met de rechtbank als de beschikking niet mocht kloppen.

 

7. Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Indien op basis van de in rekening gebrachte voorschotten bijstand wordt verleend, verbind dan aan het besluit de verplichting dat voor een bepaalde datum de beschikking van de rechtbank over de vaststelling van de vergoeding nog moet worden ingeleverd. Indien er door de rechtbank al een goedkeuring voor het hanteren van de tarieven, zoals genoemde in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren is gegeven, dan is dat ook voldoende.

 

83. Kosten curatele

1. Recht op bijzondere bijstand

De kosten van een door de Kantonrechter uitgesproken curatele komen voor bijzondere bijstand in aanmerking voor zover deze kosten afwijkend zijn vastgesteld van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen.

 

2. Hoogte bijzondere bijstand

Vanaf 2015 wordt de vergoeding voor mentorschap en curatele en bewind vastgelegd in een ministeriële regeling. Het betreft de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, zoals gepubliceerd in de Staatscourant 2014 nr. 32149, gedateerd 10 november 2014).

Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de curator afwijkend heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Voor bijstandsgerechtigden kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van de curator zoals deze zijn vermeld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Let daarbij goed op welke situatie van toepassing is (curator is familielid (heeft de voorkeur van de kantonrechter), professionele curator, al of niet aangesloten bij de brancheorganisatie, enz.).

 

84. Kosten rechtsbijstand

Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierecht indien op grond van een toevoeging van een advocaat krachtens de Wet op de rechtsbijstand rechtsbijstand is/wordt verleend. Door deze toevoeging staat de noodzaak van de rechtsgang vast.

 

Als voorwaarde geldt dat een diagnosedocument van het Juridisch Loket moet worden overlegd. De vergoeding van de eigen bijdrage kan daardoor met € 53,- worden verlaagd. Deze voorwaarde is niet van toepassing bij juridische zaken waarbij vooraf vaststaat dat een advocaat nodig is (bijv. bij een echtscheiding).

 

De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

  • vertaalkosten.

    Advocaten kunnen namelijk kosteloos gebruik maken van een gesubsidieerd tolkencentrum.

  • reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen

    In beginsel is het niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op de rechtszitting, zodat reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn.

  • de kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wrb.

  • verdergaande rechtsbijstand aansluitend op een spreekuur (zie onderdeel 5.1 punt c van deze paragraaf).

    Betreffende eigen bijdrage kan uit de norm worden voldaan.

85. Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting

Thuiswonenden

De algemene bijstandsnorm voor personen van 18 t/m 20 jaar en de wettelijke onderhoudsplicht van de ouders wordt toereikend geacht om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Thuiswonende personen van 18 t/m 20 jaar hebben daarom geen recht op aanvullende bijzondere bijstand.

 

Uitwonenden

Voor de uitwonende alleenstaande, alleenstaande ouder en gehuwden/samenwonenden moet op grond van artikel 12 Participatiewet worden bezien of een aanvulling via de bijzondere bijstand noodzakelijk is.

Wordt aanvullend op een lage norm van artikel 20 PW bijzondere bijstand verstrekt voor levensonderhoud, dan wordt de hoogte hiervan al individualiserend vastgesteld. Daarbij geldt dat de hoogte van de totale uitkering (norm algemene bijstand + aanvulling bijzondere bijstand) nooit meer kan bedragen dan de uitkering die in een vergelijkbare situatie zou gelden voor personen van 21 jaar en ouder.

 

Uitwonend, maar niet alleenwonend op het adres

De kostendelersnorm is niet van toepassing op belanghebbenden die jonger dan 21 jaar zijn. Een jongere van 18, 19 of 20 jaar die niet alleen op een adres woont, heeft in basis recht op de jongerennorm. Wanneer die norm niet toereikend is, kan aanvullend (bijzondere) bijstand overwogen worden. Uitgangspunt is dan dat de norm en aanvulling tezamen niet meer bedragen dan de (kostendelers)norm die een 21 jarige in dezelfde situatie zou krijgen.

Hiermee passen we niet de kostendelersnorm toe, maar gebruiken we die als referentie om de aanvullende bijstand af te stemmen.

 

86. Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting

In principe wordt er geen algemene bijstand (zak- en kleedgeld, artikel 23 PW) verstrekt aan een jongere van 18 t/m 20 jaar die verblijft in een inrichting. Dit is omdat de ouders financieel verantwoordelijk zijn voor de financiële zorg voor kinderen tot 21 jaar.

 

In zeer bijzondere uitzonderingsgevallen (zeer dringende redenen) kan bijzondere bijstand verstrekt worden aan deze groep. In die situatie wordt de hoogte van de bijzondere bijstand (artikel 12 Participatiewet) vastgesteld aan de hand van de feitelijke situatie. De bijstand is nooit hoger dan de bijstandsnorm voor in een inrichting verblijvende personen van 21 jaar en ouder (artikel 23 PW). Een eventueel ouderlijke onderhoudsbijdrage die de jongere ontvangt wordt daar altijd op in mindering gebracht

Er is in deze situatie geen recht op vakantietoeslag.

 

87. Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren

In het geval bijzondere bijstand is verleend aan een 18, 19 of 20 jarige met toepassing van artikel 12 onderdeel b Participatiewet wordt deze bijstand op grond van artikel 61en 62 van de Participatiewet verhaald op diens onderhoudsplichtige ouders. Zie verder de beleidsregels terugvordering en verhaal.

 

88. Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen

Deze regeling is opgenomen in het kindpakket. Zie voor de uitleg over het kindpakket: Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten

 

89. Ouderbijdrage jeugdhulp

N.v.t.

 

90. Baby-uitzet

Algemeen

De kosten van een baby-uitzet behoren uit het periodieke inkomen te worden voldaan, hetzij door reservering vooraf, danwel door gespreide betaling achteraf. Uitgangspunt: in het algemeen kan geen bijstand worden gegeven voor een baby-uitzet.

Van deze algemene regel kan worden afgeweken indien er geen mogelijkheden voor reservering aanwezig zijn geweest en evenmin een lening bij de Kredietbank Nederland kan worden afgesloten in verband met reeds bestaande schulden.

Op deze algemene regel geldt een uitzondering voor minderjarigen en personen afkomstig uit een AZC.

 

Vorm van bijstand

Een babyuitzet wordt tot de duurzame gebruiksgoederen gerekend. Daarom wordt de bijstand in principe in de vorm van een lening verstrekt. Wanneer op grond van individuele omstandigheden reservering niet mogelijk is, anders dan ten gevolge van ongenoegzaam betoond besef van verantwoordelijkheid, kan de bijstand om niet verstrekt worden.

 

De hoogte van de bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal 500,- maar wordt individueel vastgesteld afhankelijk van de situatie waarin de belanghebbende verkeert. Bij toekenning van een baby-uitzet moet worden gekeken wat nog noodzakelijk is om aan te schaffen. Het voert te ver om hier aan te geven wat precies tot de noodzakelijke kosten behoort. Op grond van jurisprudentie mag bij de bepaling van de hoogte van de bijstand worden uitgegaan van de goedkoopst adequate oplossing.

 

91. Maaltijdvoorziening

De meerkosten van noodzakelijk gebruik van een maaltijdvoorziening door ouderen en/of gehandicapten komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. Voor personen van 75 jaar en ouder geldt in deze een automatische indicatie. Voor personen tot 75 jaar dient de noodzaak aan de hand van een onderzoek te worden vastgesteld.

Aan de hand van de Nibud normen kunnen de reguliere kosten van een maaltijd worden bepaald. Deze worden in mindering gebracht op de kosten van de maaltijdvoorziening. De bijzondere bijstand wordt dan voor de meerkosten verstrekt. Gemiddeld kost een maaltijdvoorziening voor een warme maaltijd € 4,50 tot € 5,00. Deze bedragen gelden als redelijke bovengrens voor een maaltijdvoorziening.

 

92. Verzorging en hulp

De eigen bijdrage op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) die door het Centraal Administratiekantoor (CAK) wordt geïnd, komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

 

93. Communicatie en signalering

Telefoonkosten

Telefoonkosten (gesprekskosten, abonnementskosten, aanschaf- en aansluitkosten) behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die kunnen worden voldaan uit een inkomen op bijstandsniveau. Voor deze kosten is geen bijzondere bijstand mogelijk.

 

Personenalarmering

Voor de kosten van personenalarmering geldt de zorgverzekering als een passende en toereikende voorliggende voorziening. Voor deze kosten is daarom geen bijzondere bijstand mogelijk.

 

94. Stookkosten

Stookkosten behoren tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren. Daarom is er in beginsel geen bijstand mogelijk voor stookkosten.

 

Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien:

  • er een medische noodzaak is voor het maken van deze kosten. De medische noodzaak van de meerkosten wordt door de medisch adviseur vastgesteld. In de adviesaanvraag wordt aangegeven dat het extra stook- of verwarmingskosten betreft en de naam van de behandelend specialist.

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de voor bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijke kosten onder aftrek van bijvoorbeeld:

  • het gemiddelde verbruik zoals opgegeven door het energiebedrijf dan wel

  • de van toepassing zijnde stookkosten zoals opgenomen in de NIBUD-Prijzengids.

95. Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten)

Zie beleidsregels re-integratie gemeente Woudenberg.

 

96. Reiskosten bezoek zieke familieleden

De reiskosten voor het bezoeken van naaste familieleden (1e en 2e graad bloedverwantschap) in een ziekenhuis of revalidatie instelling buiten de eigen woongemeente kunnen zodanig hoog oplopen, dat deze niet meer tot het normale uitgavenpatroon kunnen worden gerekend. Deze kosten zijn dan als bijzondere kosten aan te merken.

 

In deze situatie kan bijstand verleend worden voor maximaal 4 bezoeken per week voor 2 personen of dagelijks voor 1 persoon. Geen rekening behoeft te worden gehouden met reiskosten die gemaakt worden in verband met het bezoeken van zieke familieleden in de eigen woonplaats, tenzij hiervoor een medische noodzaak aanwezig is.

 

In zeer bijzondere gevallen kan worden afgeweken van bovengenoemde bezoekfrequentie en kan bijstand worden verleend gerelateerd aan een hogere bezoekfrequentie. Er kan namelijk een dringende behoefte en noodzaak bestaan om familieleden vaker te bezoeken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het bezoeken van een terminale patiënt of jong kind. Uit de rapportage zal in voldoende mate de redelijkheid of de noodzaak voor een hogere bezoekfrequentie moeten blijken.

 

De hoogte van de vergoeding is gelijk aan die van het openbaar vervoer tweede klasse of €0,19 per kilometer indien wordt gereisd met eigen vervoer.

 

Is echter op medische gronden (niet langdurig) vervoer per taxi noodzakelijk, dan kunnen de hieraan verbonden meerkosten worden vergoed. Hiervoor is echter wel een medisch advies nodig van een medisch adviseur. Bij langdurig vervoer is ‘het keukentafelgesprek’ de eerste stap die gezet moet worden.

 

Betaling van bijzondere bijstand vindt plaats op declaratiebasis na overleggen van betalingsbewijzen. In geval van reizen met eigen vervoer vindt betaling plaats na overleggen van een door belanghebbende ondertekend en gespecificeerd overzicht.

 

Op de bijstand wordt het bedrag dat ontvangen wordt van de (aanvullende) ziektekostenverzekering in mindering gebracht.

 

97. Reiskosten bezoek Werkplein

Hiervoor wordt in beginsel geen bijstand verleend.

 

98. Suppletie GKB-lening

Voor de kosten die verbonden zijn aan een lening bij de Gemeentelijke Kredietbank (GKB) en die uitgaan boven het van toepassing zijnde aflossingsbedrag bestaat geen recht op bijzondere bijstand.

 

In die situaties waarin belanghebbende de (totaal) benodigde geldlening voor incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan niet tot stand kan brengen bij een (normale) kredietverlenende instantie omdat de door de kredietverlenende instantie berekende aflossingscapaciteit van belanghebbende ontoereikend is, verleent het college bijstand voor de (totale) kosten van de incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan.

 

99. Kosten schuldhulpverlening

Zie Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Woudenberg.

 

100. Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten

De regeling is gesplitst in een regeling voor (gezinnen met) kinderen, regeling Kindpakket, én een regeling voor volwassenen.

 

Regeling Kindpakket

Om in aanmerking te komen voor deze regeling geldt per gezin een maximaal inkomen, hetgeen gelijk of minder is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm op basis van de Participatiewet. Tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm geldt een lager budget. Daarnaast is de vermogenstoets van toepassing. De regeling is bedoeld voor kinderen tot 18 jaar.

 

Binnen de regeling Kindpakket worden de volgende kosten vergoed:

  • Indirecte schoolkosten basisschool zoals: kosten voor ouderbijdragen aan het schoolfonds, schoolreisjes, schoolbenodigdheden, schoolkampen, excursies en daarmee vergelijkbaar te stellen activiteiten voor kinderen op de basisschool;

  • Indirecte schoolkosten middelbare school zoals: kosten voor een schooltas, huur schoolkluisje, schoolreisjes, excursies, vakantiekampen voor kinderen op de middelbare school;

  • Kosten voor verenigingsactiviteiten zoals: deelname aan creatieve workshop; lidmaatschap van een speel-o-theek; vergelijkbare activiteiten.

  • De bijbehorende kosten om een sport- of culturele activiteit uit te voeren zoals onder andere sportkleding (maximaal € 100,- per jaar voor kleding en maximaal € 75,- per jaar voor sportschoenen), een sporttas of een muziekinstrument;

  • Kosten van een zwemabonnement of zwembadenkaart van een der gemeentelijke zwembaden in de omgeving van Woudenberg;

  • Lesgeld voor muziekonderwijs;

  • Een Cultureel Jongerenpaspoort en museumkaart;

  • Een fiets (maximaal 1 fiets per kind per 3 jaar);

  • Reparatiekosten van een fiets en accessoires als verlichting en fietspomp;

  • Een mobiele telefoon tot een maximum van € 250,- vanaf 10 jaar;

  • Een abonnement voor internet, televisie of (mobiele) telefoon;

  • Kaartjes van een dagje uit zoals het museum, theater, de dierentuin, een pretpark of de bioscoop (eten en drinken wordt niet vergoed);

  • De reiskosten voor een dagje uit;

  • Kosten voor het aanvragen van een paspoort of identiteitsbewijs, evenals de kosten voor het maken van pasfoto’s;

  • Eventuele overige kosten van kinderen die passen binnen de beleidsdoelstellingen.

Toelichting

De maximale vergoeding op grond van het Kindpakket geldt per kalenderjaar en kan gedurende het hele kalenderjaar worden aangevraagd, tot uiterlijk 1 februari van het jaar volgend op het jaar waarin de kosten zijn gemaakt. In het kalenderjaar dat een kind naar de middelbare school zal gaan, kan het bedrag voor middelbare scholieren worden verstrekt.

 

De vergoeding voor het Kindpakket aan personen met een bijstandsuitkering wordt toegekend voor de duur van de uitkeringsperiode of tot aan de 18e verjaardag van het kind. De eerste € 100,- wordt standaard uitbetaald nadat inwoners bij aanvraag een indicatie hebben gegeven waaraan ze dit bedrag willen besteden. Voor het overige bedrag wordt een verantwoording gevraagd door middel van een ingevuld declaratieformulier. Betalingsbewijzen dienen één kalenderjaar bewaard te worden, deze kunnen worden opgevraagd.

 

De te declareren bedragen verschillen voor kinderen op de basisschool en kinderen op de middelbare school. Om een grotere groep kinderen in (verborgen) armoede te bereiken, is de regeling ook toegankelijk voor kinderen uit gezinnen met een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Wel geldt voor de kinderen uit gezinnen met een inkomen van 110 tot 120% een lager budget dan voor kinderen uit gezinnen met een inkomen tot 110%. In onderstaande tabel zijn deze bedragen zichtbaar.

 

Basisschool

Middelbare school tot 18 jaar

Inkomen tot 110%

€ 600,-

€ 700,-

Inkomen tussen 110 en 120%

€ 300,-

€ 350,-

 

Peuteropvang

De peuteropvang wordt niet vergoed omdat stichting Jeugdfonds de Boom hierin voorziet.

 

Zwemles

De kosten van een zwemlesabonnement voor het A/B diploma bedragen circa € 810,-. In het dichtstbijzijnde zwembad (Leusden) is het niet mogelijk alleen zwemles voor diploma A te volgen. Het is van belang dat kinderen goed kunnen zwemmen. De scholen bieden geen schoolzwemmen meer aan. Hoewel het enerzijds als verantwoordelijkheid van de ouders gezien kan worden, is anderzijds duidelijk dat de kosten van zwemles voor minima niet of nauwelijks op te brengen zijn. De kosten van het zwemlesabonnement kunnen dan ook eenmalig per kind voor vergoeding in aanmerking komen naast het Kindpakket. Daarbij geldt een minimale leeftijd van 6 jaar. Vergoeding van zwemles voor jongere kinderen is mogelijk via stichting Jeugdfonds de Boom in Leusden.

 

Computerregeling

  • 1.

    Aan een gezin met schoolgaande, ten laste komende kinderen, in de leeftijd van 8 tot 16 jaar, met een inkomen, welke gelijk is of minder bedraagt dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm kan een desktop, laptop of tablet inclusief printer worden verstrekt.

  • 2.

    Eenmaal per 60 maanden kan maximaal één desktop, laptop of tablet inclusief printer per gezin worden verstrekt.

  • 3.

    De vergoeding voor een desktop, laptop of tablet inclusief printer bedraagt maximaal € 400,-.

  • 4.

    Er bestaat geen recht op een desktop, laptop of tablet als er in de afgelopen vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag al een desktop, of laptop of tablet is verstrekt op basis van deze of een andere gemeentelijke regeling.

Regeling voor volwassenen

Om in aanmerking te komen voor één of meerdere van onderstaande regelingen geldt voor zowel een gezin als alleenstaande een maximaal inkomen, hetgeen gelijk of minder is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm op basis van de Participatiewet. Daarnaast is de vermogenstoets van toepassing zoals genoemd in deze beleidsregels.

 

Regeling Verenigings- en aanverwante activiteiten

  • 1.

    De vergoeding voor deelname aan verenigingsactiviteiten is gelijk aan de kosten van de contributie, bijdrage of daarmee gelijk te stellen kosten.

  • 2.

    De maximale bijdrage per deelnemer per kalenderjaar bedraagt € 215 per gezinslid vanaf 18 jaar.

  • 3.

    De vergoeding voor deelname aan verenigingsactiviteiten aan personen met een bijstandsuitkering wordt toegekend voor de duur van de uitkeringsperiode. Uitbetaling vindt plaats na declaratie van betalingsbewijzen.

Regeling Culturele activiteiten

  • 1.

    Aan belanghebbende en/of diens partner kunnen vergoedingen worden verleend voor de kosten van:

    • a.

      lesgeld muziekonderwijs per schooljaar tot een maximum van € 390 per gezinslid in de leeftijd vanaf 18 jaar;

    • b.

      een Cultureel Jongerenpaspoort;

    • c.

      een Museumkaart;

    • d.

      het lidmaatschap van de Bibliotheek in de gemeente Woudenberg.

  • 2.

    De vergoeding voor deelname aan verenigingsactiviteiten aan personen met een bijstandsuitkering wordt toegekend voor de duur van de uitkeringsperiode. Uitbetaling vindt plaats na declaratie van betalingsbewijzen.

101. Bewassing en kledingslijtage

Algemeen

Kosten van aanschaf, vervanging, reiniging en onderhoud van kleding en beddengoed behoren in principe tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Er zijn echter situaties denkbaar die deze kosten voor de betrokkene bijzonder maken. Te denken valt aan extra kosten voor kleding als gevolg van een handicap aan het bewegingsapparaat en/of extra kosten omdat kleding vaker gewassen moet worden.

 

Indicatie

Voor het vaststellen van de noodzaak en de hoogte van de extra kosten moet een medisch advies worden gevraagd. De hoogte van de bijstand wordt bepaald door de noodzaak en bijzondere omstandigheden. De draagkrachtberekening (incl. vermogen) moet worden toegepast. Er is slechts bijstand mogelijk voor de meerkosten. Zie voor berekening van de meerkosten de Nibud prijzengids. Verder moet bij de hoogte van de toe te kennen bijzondere bijstand rekening worden gehouden met het feit of betrokkene een teruggave van de Belastingdienst krijgt vanwege het af kunnen trekken van deze kosten.

 

De noodzaak van reinigingskosten wordt aangenomen indien betrokkene wordt behandeld met cignoline, alphosyl, salicyl of teerzalf.

 

102. Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders

N.v.t.

 

103. Kosten van scholing en opleiding

Zie de Integrale verordening sociaal domein en de beleidsregels Re-integratie gemeente Woudenberg.

 

104. Verwervingskosten (algemeen)

Zie de beleidsregels Re-integratie gemeente Woudenberg.

 

105. Kosten kinderopvang (verwervingskosten)

Zie de beleidsregels Re-integratie gemeente Woudenberg.

 

106. Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten

Hierbij gaat het om kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten zoals wasmachine, koelkast, huisraad en vloerbedekking.

 

Recht op bijzondere bijstand

Deze kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken.

 

De volgende omstandigheden kunnen als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt:

  • Er bestaat een medische noodzaak voor het maken van de kosten

  • Eerste verhuizing vanuit een AZC

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van richtprijzen, bijvoorbeeld de Prijzengids van NIBUD.

 

Voor een volledige woninginrichting gelden de onderstaande maximumbedragen:

  • alleenstaande € 3.600

  • gehuwden/partners € 4.500

  • per kind € 350 extra

Uitgangspunt is dat de genoemde maximale bedragen voor het inrichtingskrediet toereikend zijn voor de gehele woninginrichting. De gemeente gaat er namelijk van uit dat belanghebbende een deel van de inrichting tweedehands kan aanschaffen. Indien de belanghebbende de kosten van de betreffende goederen niet kan voldoen uit bijstand ter hoogte van de richtprijzen kan het nodig zijn om hiervan af te wijken. Een en ander zal uit een nader onderzoek moeten blijken en is gebaseerd op rechtbankjurisprudentie inzake het gebruik van richtprijzen.

 

Vorm van de bijstand en aflossingscapaciteit

De bijstand wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening. Uitgangspunt is dat de hoogte van de leenbijstand gelijk staat aan de maximale aflossingscapaciteit van 6% over een periode van 36 maanden, op voorwaarde dat de beslagvrije voet van de klant niet wordt overschreden. Na 36 maanden wordt beoordeeld of het restant van de lening wordt kwijtgescholden.

 

Bestedingsvrijheid

De goederen die kunnen worden aangeschaft zijn te vinden op een uitgebreide inventarislijst. Voor de vaststelling van deze lijst is aansluiting gezocht bij het Nibud.

 

Wijze van uitbetaling en controle van de besteding

Bij een volledige woninginrichting wordt 2/3 van het totaalbedrag uitbetaald. Na verantwoording en controle van de bestedingen wordt de laatste 1/3 betaald. Na afloop van de laatste 1/3 betaling vind eveneens een controle van de besteding plaats. Ten onrechte verstrekte bijstand wordt van de belanghebbende teruggevorderd.

 

Bestedingstermijn

Het totale beschikbare budget voor inrichtingskosten moet binnen 6 maanden volledig worden besteed.

 

Opknapkosten

Uit jurisprudentie (uitspraak CRvB 17-02-2004, nr. 01/5559 NABW) blijkt, dat verhuiskosten en de kosten van verf en behang naar hun aard niet als duurzame gebruiksgoederen kunnen worden aangemerkt. De bijzondere bijstand voor deze kosten kan om niet worden verstrekt.

 

Voor opknapkosten gelden onderstaande maximumbedragen:

1 kamer € 208,00

2 kamers € 263,00

3 kamers € 318,00

4 kamers € 373,00

5 kamers € 428,00

 

Bovenstaande bedragen kunnen dus bovenop het maximumbedrag voor de inrichtingskosten worden verstrekt.

 

107. Verhuiskosten

Kosten in verband met verhuizing, bijvoorbeeld het transport van de inboedel komen in beginsel niet in aanmerking voor extra bijstand. Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken (CRvB 20-04-1999, nr. 97/6694 ABW).

 

De volgende omstandigheden kunnen mogelijk als bijzonder worden aangemerkt:

  • Er bestaat een medische noodzaak voor het maken van de kosten.

  • Verhuizing in verband met een verhuisverplichting vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de maximale subsidiabele huur naar een woning met lagere lasten;

  • Een vrijwillige verhuizing vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de toepasselijke aftoppingsgrens naar een woning waarvoor de woonkosten niet meer bedragen dan de kortingsgrens van de Huurtoeslag.

Voor de noodzakelijke dubbele huur ten gevolge van een verhuizing als hiervoor bedoeld wordt bijstand om niet verstrekt.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand aan de hand van de richtprijzen, bijvoorbeeld de Prijzengids van het NIBUD. Indien de belanghebbende bepaalde kosten niet kan voldoen uit bijstand ter hoogte van de richtprijzen is het nodig om hiervan af te wijken. Een en ander zal uit een nader onderzoek moeten blijken en is gebaseerd op rechtbankjurisprudentie inzake het gebruik van richtprijzen.

 

Vorm en betaling bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een geldlening of borgtocht verstrekt. Alleen wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken. Zie over bijstand in de vorm van een geldlening en borgtocht ook paragraaf 3.3.

 

Betaal de toegekende bijzondere bijstand zo mogelijk geheel of gedeeltelijk direct aan de leverancier van de goederen. Dit om te voorkomen dat de bijstand aan andere zaken wordt besteed of dat het een negatief banksaldo aanvult zonder dat de belanghebbende de bijstand ter bestrijding van de bijzondere kosten kan aanwenden.

 

108. Eerste maand huur en administratiekosten

Voor deze kosten is in beginsel géén recht op bijzondere bijstand.

Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken (zie CRvB 20-04-1999, nr. 97/6694 ABW). Bij statushouders/asielzoekers die na het verlaten van een AZC voor het eerst worden gehuisvest is er sprake van een bijzondere omstandigheid.

 

Gezien het feit dat asielmigranten vanuit het AZC niet in de situatie hebben verkeerd om te kunnen reserveren kan in een dergelijk geval bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van de eerste maand huur, de eventueel in rekening gebrachte administratiekosten en/of waarborgsom. Van de kosten voor de eerste maand huur wordt het bedrag aan (geschatte) huurtoeslag afgetrokken. De bijzondere bijstand wordt rechtstreeks doorbetaald aan de verhuurder.

 

Hoogte bijzondere bijstand

De huur tot en met de eerste volledige maand huur onder aftrek van de (geschatte) huurtoeslag

De hoogte van de administratiekosten

De hoogte van de waarborgsom

 

Vorm van de bijzondere bijstand

De bijstand tot en met de eerste volledige maand huur en de administratiekosten wordt verstrekt om niet. De bijstand voor de waarborgsom wordt verstrekt in de vorm van een lening. De waarborgsom wordt immers aan de huurder terugbetaald bij beëindiging van de huurovereenkomst.

 

108. Overbrugging scherpe terugval in inkomen

Deze kosten komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

 

109. Overige bijzondere kosten

Deze kosten komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

 

110. In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht

Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt een reeds toegekende individuele inkomenstoeslag (voorheen langdurigheidtoeslag) buiten beschouwing gelaten, voor wat betreft de vaststelling van de draagkracht.

 

Vaststelling van het inkomen

Het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt bepaald aan de hand van het - meest waarschijnlijke - inkomen gedurende de draagkrachtperiode (zie onderdeel 4 van deze paragraaf). Daarbij wordt rekening gehouden met voorzienbare wijzigingen in het inkomen.

 

In aanmerking te nemen inkomen

  • 1.

    Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen bedoeld in artikel 31 lid 2 Participatiewet en artikel 33 lid 5 Participatiewet niet tot het inkomen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemde artikelen worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten; dit deel van het inkomen wordt niet in aanmerking genomen als draagkrachtinkomen. Het inkomen wordt dus op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand.

     

    Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31 lid 2 onderdeel h Participatiewet) worden dus alleen vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor een ander in de bijstand begrepen persoon dan het minderjarig kind met inkomsten uit arbeid. Betreft het een aanvraag voor het minderjarige kind zelf dan moeten deze inkomsten wel worden meegenomen.

     

  • 2.

    Op het inkomen als bedoeld in punt 1 worden eventueel van toepassing zijnde buitengewone lasten in mindering gebracht voor zover - indien van toepassing - voor deze kosten niet reeds bijstand of belastingteruggave is verleend. Denk daar bij aan:

    • a.

      Bijdrage Wet Langdurige Zorg;

    • b.

      het huurtoeslagnadeel, zijnde het verschil tussen de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag en de huurtoeslag die zou zijn ontvangen bij een inkomen op bijstandsniveau;

    • c.

      de kosten van alimentatie- of onderhoudsverplichtingen;

    • d.

      buitengewone verwervingskosten;

    • e.

      kosten voor studie en opleiding.

  • 3.

    Het inkomen na toepassing van punt 3 is het draagkrachtinkomen op basis waarvan de draagkracht wordt berekend. zie hiervoor onderdeel 3 van deze paragraaf.

In aanmerking te nemen vermogen

Voor draagkrachtbepaling wordt uitgegaan van dat deel van het vermogen dat uitstijgt boven de vermogensgrens als genoemd in artik­el 34 Participatiewet.

 

111. Berekening woonkostentoeslag huurders

De berekening van de woonkostentoeslag in het handboek is te vinden in: “Hoogte van de woonkostentoeslag”.

 

112. Berekening woonkostentoeslag eigenaren

De berekening van de woonkostentoeslag wordt gedaan volgens het handboek “Hoogte van de woonkostentoeslag”.

 

Woonkostentoeslag voor woonkosten beneden de huurtoeslaggrens:

  • 1.

    Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag, en nog geen aanspraak op huurtoeslag bestaat, wordt een toeslag verleend;

  • 2.

    De toeslag bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag ingevolge de Wet op de huurtoeslag, die in de laagste inkomenscategorie voor de woonkosten per maand zou worden ontvangen;

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor de vaststelling van de woonkostentoeslag ingeval er sprake is van inwonende verdienende medebewoners dan wel onderhuur;

  • 4.

    Bij de berekening van de woonkostentoeslag wordt rekening gehouden met de bovengenoemde kostendelersnorm.

Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de huurtoeslaggrens:

  • 1.

    Indien een woning wordt bewoond waarvan de woonkosten hoger zijn dan het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, wordt een toeslag verleend;

  • 2.

    De toeslag bedoeld in het eerste lid is gelijk aan het bedrag van de woonkosten, verminderd met het bedrag dat maximaal voor eigen rekening van de belanghebbende zou blijven indien zijn woonkosten de maximale huurgrens in het kader van de Wet op de huurtoeslag zouden bedragen;

  • 3.

    Aan de verlening van de toeslag als bedoeld in dit artikel wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende actief omziet naar huisvesting waarvan de woonkosten niet meer bedragen dan de maximale huurgrens volgens de Wet op de huurtoeslag;

  • 4.

    De toeslag ingevolge dit artikel wordt verstrekt voor de duur van maximaal één jaar;

  • 5.

    In bijzondere individuele omstandigheden kan worden afgezien van de voorwaarde als bedoeld in het derde lid, dan wel de termijn genoemd in het vierde lid worden verlengd.

Stap 2

De toeslag ingevolge dit artikel wordt verstrekt voor de duur van maximaal één jaar.

 

113. Extra kosten chronisch zieken, gehandicapten en ouderen

N.v.t.

 

114. Dieetkosten

Onder dieetkosten worden de meerkosten ten opzichte van de kosten van normale gezonde voeding verstaan, die voortvloeien uit het volgen van een (medisch noodzakelijk) dieet. Met de term voedingsupplementen worden diverse pillen, tabletten, capsules, druppels en poeders aangeduid die als aanvulling op de dagelijkse voeding bedoeld zijn.

 

Voor dieetkosten en voedingssupplementen kan bijzondere bijstand worden verstrekt als er sprake is van (aantoonbare) medische noodzakelijke kosten én van meerkosten ten opzichte van normale voeding. Deze meerkosten zijn kosten die de kosten van een dieet volgends de Prijzengids van het NIBU overschrijden.

 

115. Zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening

Een medisch zelfzorgmiddel is een middel bedoeld om te gebruiken voor zelfzorg ter diagnose, preventie, bewaking, behandeling of verlichting van ziekten. Het wordt doorgaans gebruikt zonder recept. In de praktijk wordt de term gebruikt voor zowel zelfzorgmiddelen als zelfzorgproducten.

Voorbeelden van zelfzorgmiddelen zijn neussprays tegen hooikoorts en zalven tegen spierpijn, maar ook hartslagmeters en vitaminepillen.

 

Recht op bijstand

Het college verleent in beginsel geen bijzondere bijstand voor de kosten van zelfzorgmiddelen, tenzij het kosten betreft van een chronisch gebruik van deze middelen. Een chronisch gebruiker is degene die het middel langer dan 6 maanden gebruikt. De noodzaak van dit chronisch gebruik dient te worden vastgesteld door de arts. Op het recept van de arts staat dan "voor chronisch gebruik" (CG). Als het chronisch gebruik wordt vastgesteld moet worden nagegaan wat de Zorgverzekeraar vergoed. Resteert een eigen bijdrage dan kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend.

 

116. Tandheelkundige hulp

In principe is er geen bijzondere bijstand mogelijk voor de kosten van tandheelkundige hulp, omdat de Zorgverzekeringswet als een passende en toereikende voorliggende voorziening wordt beschouwd. Een uitzondering geldt voor de eigen bijdrage van een gebitsprothese, voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verleend. De vergoeding van de zorgverzekering wordt in mindering gebracht op de te verlenen bijzondere bijstand.

 

117. Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

Er is geen bijzondere bijstand mogelijk voor de kosten van psychotherapie.

 

118. Fysiotherapie en oefentherapie

In principe is er geen bijzondere bijstand mogelijk voor de kosten van fysio- en oefentherapie.

 

119. Eigen risico

Het verplicht eigen risico en het vrijwilliger hoger eigen risico van de zorgverzekering komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

 

120. Kosten mentorschap

Vanaf 2015 wordt de vergoeding voor mentorschap en curatele en bewind vastgelegd in een ministeriële regeling. Het betreft de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, zoals gepubliceerd in de Staatscourant 2014 nr. 32149, gedateerd 10 november 2014). De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de door de rechter in de beschikking vastgestelde kosten van bewindvoering of de door de bewindvoerder in rekening gebrachte voorschotten. Overeenkomstig de jurisprudentie van de CRvB met betrekking tot bewindvoering moet de noodzaak van het mentorschap in beginsel worden aangenomen als de rechter een mentor heeft benoemd.

Dit betekent dat de kosten die noodzakelijk voortvloeien uit het mentorschap in beginsel ook als noodzakelijk moeten worden gezien in het kader van de bijzondere bijstand.

 

§ 1.7. Inkomens- en studietoeslag

121. Beoordeling arbeidsinspanning voor langdurigheidstoeslag

N.v.t.

 

122. Gemeentelijke uitvoeringsregels inzake langdurigheidstoeslag

N.v.t.

 

123. Beoordeling geringe inkomsten (vervallen)

N.v.t.

 

124. Gemeentelijke uitvoeringsregels inzake individuele inkomenstoeslag

Zie Integrale verordening sociaal domein.

 

125. Gemeentelijke regels inzake individuele studietoeslag

Zie Integrale verordening sociaal domein.

Hoofdstuk 2 Werk

§ 2.1. Doelstellingen, voorzieningen en samenwerking

1. Afspraken met UWV inzake aanbieden voorzieningen aan personen met uitkering via UWV

N.v.t.

 

2. Procedure aanvraag en toekenning re-integratievoorzieningen

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

3. Afspraken met cliënt over de gevolgen van het niet nakomen/ voortijdig afbreken van een re-integratie

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

4. Overzicht aangeboden re-integratievoorzieningen

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

5. Overzicht gemeentelijke re-integratiepartners

N.v.t.

 

6. Overzicht diagnostische instrumenten

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

7. Plan van aanpak / Trajectplan

Ten behoeve van de re-integratie wordt een trajectplan gemaakt. Dit trajectplan beschrijft welke voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden ingezet c.q. aangeboden, alsmede de daaraan verbonden rechten en plichten van de belanghebbende. Tevens wordt het beoogde einddoel in het trajectplan opgenomen.

 

Een arbeidsactiveringstraject Participatiewet duurt maximaal 1 jaar, met de inzet van minimale middelen en rekening houdend met de ontwikkelingen op de (lokale) reguliere arbeidsmarkt. Op basis van evaluatie en inschatting van de groeipotentie op de participatieladder kan bij uitzondering een vervolgtraject van maximaal een jaar worden aangeboden.

 

8. Hulpverleningsinstellingen

N.v.t.

 

9. Sociale activering

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

10. Scholing

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

11. Loonkostensubsidie (overige doelgroep)

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

12. Persoonlijke ondersteuning

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

13. Beschut werk

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

14. No-riskpolis

N.v.t.

 

15. Loonkostensubsidie artikel 10d Participatiewet

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

16. Ondersteuning leer-werktrajecten

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

17. Overige voorzieningen

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

Hoofdstuk 3 Overig

 

1. Mandaat

De actuele mandaatregeling van de gemeente Woudenberg bevat de mandaten van de klantmanagers werk en inkomen van de Participatiewet en is online te vinden.

 

2. Wijze waarop cliëntenparticipatie concreet vorm is gegeven

In de gemeente Woudenberg is een brede Adviesraad Sociaal Domein actief op het gebied van de Wmo, Jeugdwet en Participatiewet. De Adviesraad brengt zowel gevraagd als ongevraagd advies uit aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg.

Naast de Adviesraad kunnen inwoners en andere partijen gevraagd worden om te participeren in beleidsvorming, bijvoorbeeld door deel te nemen aan een klankbordgroep rondom een bepaald thema.

 

3. Gegevensuitwisseling en privacy

Zie het privacy protocol van de gemeente Woudenberg.

Hoofdstuk 4 Rechtsbescherming

 

1. Adres rechtbank, sector bestuursrecht

N.v.t.

 

2. Rechtstreeks beroep bij rechtbank

Het college acht de bezwaarfase vanwege de volledige bestuurlijke heroverweging in beginsel onmisbaar.

Toelichting op de beleidsregels Beleidsregels (bijzondere) bijstand, werk gemeente Woudenberg

(als er geen toelichting is, staat er niets vermeld)

 

1. Bijstand

 

1.1 Aanvraag

1. Eerste termijn inleveren gegevens bij aanvraag

 

2. Ingangsdatum bijstand na afgewezen WW-aanvraag

 

3. Afhandeling ingetrokken aanvragen

 

4. Categorieën aanvragen bij UWV i.p.v. college

Geen beleid (geen meerwaarde).

 

5. Locatie(s) indienen aanvragen

 

6. Overdrachtstermijn

De gemeente Woudenberg maakt geen gebruik van de dienstverlening van het UWV voor zover het betreft het in ontvangst nemen van aanvragen algemene bijstand, bijzondere bijstand en minimaregelingen. Een overdrachtstermijn is derhalve niet aan de orde.

 

7. Verkorte aanvraagprocedure na korte onderbreking bijstand

Formeel bestaat er geen verkorte aanvraagprocedure na een korte onderbreking van de bijstandsverlening. Wat overigens onder een korte onderbreking moet worden verstaan is evenmin vastgelegd. Het is niet onredelijk om die termijn te stellen op drie maanden nadat het voorgaande recht op bijstand is ingetrokken.

 

Niet opvragen:

Bewijsstukken die al in het bezit zijn van de gemeente in verband met de voorgaande periode van bijstandsverlening.

 

8. Zoekperiode personen jonger dan 27 jaar

Nadat een belanghebbende jonger dan 27 jaar zich via werk.nl heeft gemeld voor een bijstandsuitkering dient de jongere contact op te nemen met het Jongerenloket in Amersfoort voor een gesprek. Na afloop ontvangt de jongere een brief met de inhoud van het gesprek. Daarin is ook aangegeven wanneer de jongere weer contact kan opnemen voor een afspraak voor een uitkeringsaanvraag, als het niet lukt om binnen de zoektermijn niet lukt om onderwijs te gaan volgen of betaald werk te vinden en de jongere kan aantonen dat hij zijn best heeft gedaan.

Kan de jongere dat niet aantonen? Dan kan dat aanleiding zijn om bij toekenning van de uitkering direct een maatregel op te leggen.

 

Alleen bij statushouders kan worden afgeweken van de zoektermijn.

 

1.2 Recht op bijstand of bijzondere bijstand

9. Bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunningen en naturalisatie

 

Kosten eerste verblijfsvergunning; verlenging of wijziging verblijfsvergunning; naturalisatie komen niet in aanmerking.

 

10. Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde

Deze kosten komen niet in aanmerking.

11. Bijstand voor reiskosten bezoek gedetineerde

De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de goedkoopste vorm van reizen per openbaar vervoer voor het betreffende traject. Om die reden worden kinderen jonger dan 12 jaar in voorkomende gevallen geacht mee te reizen met de ouder.

Naast de algemene verplichtingen wordt op grond van artikel 55 Participatiewet een bestedingsverplichting opgelegd. Ook moeten vervoers– of bezoekbewijzen worden overgelegd binnen 5 werkdagen na de aangevraagde bezoekdatum, ter controle van de bestedingsverplichting.

 

12. Bijstand en het vervullen van alternatieve straffen

Wel rechthebbend

Bij personen die een alternatieve straf vervullen is geen sprake van het ontnemen van vrijheid in de zin van artikel 13 lid 1 onder a PW. Bijstandsverlening blijft dus mogelijk.

 

Voldoen aan arbeidsverplichtingen

De vraag doet zich echter voor in hoeverre belanghebbende zijn arbeidsverplichtingen kan nakomen bij de vervulling van de taakstraf. Dit is mede afhankelijk van het vonnis van de rechter. Daarin staat welke taakstraf de belanghebbende heeft gekregen, hoe lang die taakstraf duurt en binnen welke tijd de straf uitgevoerd moet worden.

Dit kan leiden tot de volgende drie situaties:

 

  • 1.

    De alternatieve straf kan op basis van het vonnis en praktisch gezien in de weekenden, avonduren en/of vakantie worden vervuld. Dan kan belanghebbende nog steeds tijdens de reguliere werkuren aan de arbeidsverplichtingen voldoen.

  • 2.

    Belanghebbende moet de alternatieve straf door de week overdag vervullen omdat hij niet in staat wordt gesteld tot vervulling ervan op andere tijdstippen of vanwege het aantal uren van de alternatieve straf in combinatie met de periode waarbinnen die moet zijn vervuld. Dan is hij niet in staat om aan de arbeidsverplichtingen te voldoen maar dat is belanghebbende niet verwijtbaar. In dit geval dient met de Reclassering overlegt te worden om te bezien of toch zoveel mogelijk uren van de taakstraf in de avond en/of het weekend kunnen worden vervuld waardoor belanghebbende nog wel deels aan zijn arbeidsverplichtingen kan voldoen.

  • 3.

    Wordt de alternatieve straf door de week overdag vervuld, terwijl de mogelijkheid bestaat of de mogelijkheid is geboden om dit op andere tijdstippen te doen? Dan kan onder omstandigheden wel sprake zijn van een verwijtbare schending van de arbeidsverplichtingen wat mogelijk kan leiden tot het opleggen van een maatregel.

13. Meldingsplicht studie

 

14. Meldingsplicht vakantie/verblijf in het buitenland

Belanghebbende verstrekt vooraf informatie over de geplande vakantieperiode. Bij het vaststellen van de vakantieperiode wordt de dag van vertrek niet meegerekend en de dag van aankomst wel.

 

15. Het kunnen volgen van onderwijs

Uitgangspunt is dat jongeren tot 27 jaar werken (en daarmee in de noodzakelijke kosten van het bestaan voorzien) of een opleiding volgen.

Als een jongere:

  • niet werkt

  • of onvoldoende werkt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien

  • maar wel uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen waarmee aanspraak bestaat op studiefinanciering

dan kan er aanleiding zijn om geen bijstand toe te kennen onder toepassing van artikel 13 lid 2 onder c PW.

De wetgever heeft echter niet toegelicht wat precies wordt bedoeld met het “kunnen" volgen van door het Rijk bekostigd onderwijs. Dat "kunnen" heeft enerzijds een technisch aspect: het daadwerkelijk volgens van onderwijs moet feitelijk mogelijk zijn. Anderzijds heeft het een "redelijkheidsaspect": kan het volgen van het onderwijs in redelijkheid van de belanghebbende worden gevergd en biedt het meerwaarde?

Om te beoordelen of een jongere geacht wordt uit s ‘Rijks kas bekostigd onderwijs te "kunnen" volgen en daarmee is uitgesloten van het recht op bijstand, biedt onderstaande vragenlijst een (niet uitputtend) kader.

  • Welke opleiding heeft betrokkene gevolgd?

  • Wat is het resultaat (één of meer certificaten en/of een diploma behaald)?

  • Is daarmee sprake van een zogenaamde startkwalificatie (= een diploma op HAVO-, VWO- of MBO2-niveau)?

  • Is het behaalde resultaat voldoende om aan het werk te komen?

  • Is sprake van een niet afgeronde opleiding naar aanleiding van een negatief bindend studieadvies?

  • Is sprake van een verklaring van de functionaris van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten?

  • Welke relevante mogelijkheden zijn er op het gebied van vervolgopleidingen?

  • In hoeverre draagt een eventuele vervolgopleiding bij aan betere kansen op de arbeidsmarkt?

  • Per wanneer kan aan een relevante / noodzakelijke vervolgopleiding worden deelgenomen?

  • Is sprake van in de persoon gelegen beperkingen van medische, psychische of sociale aard die belemmerend zijn voor het volgen van onderwijs?

  • is sprake van financiële belemmeringen om onderwijs te gaan volgen (denk aan WSNP-bewindvoering: aangaan van nieuwe schulden, zoals ook die van studieleningen, kan dan niet zijn toegestaan)?

Op basis van de aldus verkregen gegevens is het aan de klantmanager om vast te stellen of daadwerkelijk sprake is van het "kunnen" volgen van uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs in de zin van artikel 13 lid 2 onder c PW. Als dat het geval is dan is de jongere uitgesloten van het recht op bijstand.

 

1.3 Middelentoets

16. Wijze van korten inkomsten i.v.m. kamerhuurders/kostgangers

De middelen ontvangen vanwege huur, onderhuur of het hebben van kostgangers gelden op grond van artikel 33 lid 4 Participatiewet als inkomen. Per maand wordt een bedrag vrijgelaten omdat in de huur een bepaalde vergoeding is begrepen voor energie- en internetgebruik. Een commercieel huurder zal moeten kunnen aangeven welk deel van de huuropbrengst de kale huur is en welk deel van de huuropbrengst betrekking heeft op een kostenvergoeding. Een bedrag van circa € 60 kan daarbij als redelijk worden gezien. De kale huur moet dan in mindering worden gebracht op de bijstand.

 

17. Saldo lopende rekening bij vermogensvaststelling

Er is geen sprake van een vaste vrijlating in verband met lopende betalingsverplichtingen. Alleen als daartoe aanleiding is (per situatie te beoordelen) kunnen op dat positieve saldo direct opeisbare en aantoonbare betalingsverplichtingen in mindering worden gebracht. Die moeten dan wel betrekking hebben op een periode tot maximaal één maand na de datum van ingang van de uitkering (denk hierbij bijvoorbeeld aan huurbetaling of energielasten).

 

Een negatief saldo op de betaalrekening(en) wordt altijd als schuld aangemerkt en telt dus in negatieve zin mee bij de vaststelling van het vermogen.

 

Let op: de saldi op de spaarrekening(en) tellen altijd volledig mee bij de vaststelling van het vermogen.

 

18. Moment vermogensvaststelling bij echtscheiding/verlating

Bij de aanvraag wordt het vermogen vastgesteld. Vaststelling op een later tijdstip is slechts mogelijk als de aanvrager ten tijde van de aanvraag is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure of als er sprake is van verlating. In afwachting daarvan kan de bijstand op twee manieren worden toegekend:

  • in de vorm van een geldlening als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de verdeling van de boedel en het feitelijk beschikbaar komen van de middelen op korte termijn een feit zal zijn (artikel 48 lid 2 onder a PW);

  • 'om niet': in de toekenningsbeschikking dan wel opnemen dat het vermogen na verdeling van de boedel definitief wordt vastgesteld en dat bij overschrijding van de toepasselijke vermogensgrens de verstrekte bijstand geheel of gedeeltelijk zal worden teruggevorderd nu belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend over in aanmerking te nemen middelen beschikt en daarmee geacht wordt te hebben kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan waardoor geen recht op bijstand bestond (artikelen 11 lid 1 PW en 58 lid 2 onder f sub 1 PW).

Let op: de situatie ten tijde van de aanvraag kan ook zijn dat:

  • 'op papier' de boedel al is verdeeld waardoor het vermogen wel al definitief kan worden vastgesteld;

  • het vermogen meer dan de toepasselijke vermogensgrens bedraagt;

  • de aanvrager daarover echter feitelijk nog niet kan beschikken.

In die gevallen moet, afhankelijk van de termijn waarop het vermogen alsnog feitelijk beschikbaar komt, gekozen worden uit de twee eerdergenoemde opties van bijstandsverlening (geldlening of 'om niet'). Het is niet onredelijk om die termijn op maximaal zes maanden te stellen en de bijstand niet langer dan zes maanden te verstrekken in de vorm van een geldlening (na zes maanden kan zo nodig worden overgegaan tot verstrekking 'om niet'). Langdurige verstrekking van de bijstand in de vorm van een geldlening kan, zeker bij een eventuele latere omzetting in 'om niet' als de vermogensgrens niet is overschreden, tot ingrijpende fiscale gevolgen leiden voor belanghebbende en de gemeente.

 

19. Vaststellen vermogen bij overname cliënt uit andere gemeente

Bij overname van een belanghebbende uit een andere gemeente dienen het vermogen en de toepasselijke vermogensgrens opnieuw te worden vastgesteld. De reden hiervoor is dat iedere gemeente een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de bijstandsverlening en dat het eigen beleid inzake de vaststelling van het vermogen per gemeente kan verschillen. Verder kan er op grond van de domiciliebepalingen van artikel 40 WWB gesteld worden dat er feitelijk sprake is van een nieuwe aanvraag.

 

Naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van beroep d.d. 20-02-2018, (ECLI:NL:CRVB:2018:792) is bij de vermogensvaststelling wel van belang of sprake is van een onderbreking van de bijstandsverlening en de duur daarvan.

Is sprake van een onderbreking van de bijstandsverlening van langer dan 30 dagen dan wordt het vermogen opnieuw vastgesteld (dit volgt uit artikel 40 lid 3 onder a PW) zonder rekening te houden met onderstaande.

 

Het is aan belanghebbende om, indien hij stelt dat het college één of meer van zijn vermogensbestanddelen op grond van bovenstaande buiten beschouwing dient te laten, aan het college zodanige inlichtingen te verstrekken dat het college de herkomst van bedoelde vermogensbestanddelen kan beoordelen.

 

20. Vaststelling vermogen bij wijziging leefvorm

De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat bij een voor de toepassing van de oude ABW relevante wijziging in de omstandigheden het vrij te laten vermogen opnieuw moet worden vastgesteld (CRvB 25-09-1998, JABW 1998, 160). Nu de vermogensbepalingen op dit punt niet fundamenteel gewijzigd zijn, is het aannemelijk dat deze jurisprudentie ook geldt voor de Participatiewet.

De wetgever heeft echter geen nadere regels gesteld inzake de wijze van vaststelling van het vermogen en de vermogensgrens bij wijziging van de leefvorm.

Het is derhalve aan het college om tot billijke oplossingen te komen.

 

Voorbeeld toepassing werkwijze:

Mevrouw Peters vraagt op 1 juni 2016 bijstand aan. Op die dag is haar inwonende zoon Olaf 16 jaar. Mevrouw Peters heeft geen andere vermogensbestanddelen dan een spaarrekening met een saldo van € 3.500,00. Het saldo van de spaarrekening die op naam van zoon Olaf staat bedraagt € 3.800,00. Het vermogen van mevrouw Peters wordt vastgesteld op € 7.300,00 (de som van de saldi op de beide spaarrekeningen). Omdat dit lager is dan de voor haar geldende vermogensgrens voor een alleenstaande ouder heeft zij recht op bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder.

Op 1 september 2019 wordt Olaf 18 jaar, mevrouw Peters wordt vanaf die datum aangemerkt als alleenstaande. Op grond van bovenstaande regels geldt dat de toepasselijke vermogensgrens wijzigt in de (lagere) vermogensgrens voor een alleenstaande van (€ 6.120,00 per 01-07-2019). De banksaldi bedragen bij elkaar nog steeds € 7.300 waardoor in beginsel sprake is van teveel vermogen en daardoor geen recht op algemene bijstand voor mevrouw Peters.

In deze situatie is het echter redelijk om het saldo van de spaarrekening van zoon Olaf niet meer mee te tellen. Dit bedrag komt immers toe aan zoon Olaf, want het stond bij aanvang van de bijstandsverlening op zijn spaarrekening. Het nieuw vastgestelde vermogen van mevr. Peters bedraagt daarom € 3.500,00 en blijft daarmee onder de (nieuwe) van toepassing zijnde vermogensgrens waardoor zij recht op algemene bijstand heeft.

 

Let op: Dit is slechts anders als zou blijken dat vóór aanvang of ten tijde van de bijstandsverlening (een deel van) het vermogen van mevrouw Peters bewust naar de rekening van zoon Olaf is overgeheveld om daarmee te voorkomen dat zij na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar van Olaf een te hoog vermogen zou hebben om voor algemene bijstand in aanmerking te komen.

 

21. Beleid inzake korten voorlopige teruggave

 

22. Vrijlaten giften

 

23. Spaarloon (vervallen)

 

24. Woonkosten worden door een ander voldaan

Als de woonkosten van een belanghebbende door een ander worden voldaan dan heeft belanghebbende lagere bestaanskosten. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat in dat geval het college kan kiezen tussen:

  • het toepassen van een verlaging op grond van artikel 27 PW of

  • het in aanmerking nemen van het verschafte woongenot als inkomen in natura op grond van artikel 33 lid 1 PW.

Het college van de gemeente Woudenberg heeft ervoor gekozen om in deze situatie de norm te verlagen op grond van artikel 27 PW. De verlaging bedraagt 20% van de gehuwdennorm. Door die verlaging is er geen ruimte meer om het aldus verschafte woongenot op grond van artikel 33 lid 1 PW als inkomen in natura aan te merken.

 

Let op: het verlagen van de norm wegens de woonsituatie zoals bedoeld in artikel 27 Participatiewet is niet mogelijk als op belanghebbende de kostendelersnorm van toepassing is (zie ook Verlaging algemene bijstand wegens ontbreken woonkosten).

 

Naast de mogelijkheid dat iemand anders de woonlasten voor belanghebbende voldoet kunnen woonlasten ook om andere redenen ontbreken (bijvoorbeeld in het geval van krakers of in het geval waarin de belanghebbende geen huurder of eigenaar van de woning is). Ook in die gevallen kan de norm op dezelfde wijze worden verlaagd. Vergelijk in dit kader de richtlijn Verlaging algemene bijstand wegens ontbreken woonkosten.

 

25. Waarde auto bij vermogensvaststelling

Bij de vaststelling van de waarde kan voor de zekerheid een veiligheidsmarge worden ingebouwd op basis van de genoemde sites vastgestelde waarde met een vermindering met 10%.

Dikwijls kan de waarde van auto’s worden opgevraagd bij de sociale recherche. Daar kan ook worden nagegaan of een belanghebbende een kenteken (lees: auto) op zijn naam heeft staan.

Over de waardebepaling van auto's ontstaan nogal eens geschillen. Oorzaak hiervan kan zijn dat de belanghebbende zelf bij een garage de waarde van zijn auto heeft laten vaststellen. Garages hanteren namelijk twee soorten prijzen: inkoop en verkoop. Het spreekt voor zich dat de inkoopprijs een stuk lager ligt dan de verkoopprijs. Geen van beide prijzen is echter reëel voor de vermogensvaststelling in het kader van de Participatiewet. Het is daarom raadzaam om bij geschillen de auto te waarderen op een bedrag dat ligt midden tussen de in- en verkoopprijs van een garagehouder. Een dergelijke prijs zal in de praktijk vrijwel overeenkomen met de prijs zoals die wordt vermeld in de hierboven bedoelde uitgaven.

Als er voor de aanschaf van een auto een lening is afgesloten wordt het verschil tussen waarde auto en hoogte schuld in aanmerking genomen als positief/negatief vermogensbestanddeel.

 

Voorbeeld

1.

2.

Banksaldi

€ 1.500,00

€ 1.500,00

Waarde auto

€ 2.000,00

€ 4.000,00

Lening auto

€ 2.500,00

€ 1.000,00

 

In voorbeeld 1 wordt het verschil (2000 minus 2500) als negatief vermogensbestanddeel in aanmerking genomen terwijl in voorbeeld 2 een bedrag van € 731,- als positief vermogensbestanddeel (4000 minus vrijlating ad 2269 minus 1000).

Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat het (positieve) verschil tussen de waarde van de auto en de schuld pas als vermogensbestanddeel in aanmerking wordt genomen als een bedrag van € 2.269,00 wordt overschreden.

Ten aanzien van overige (luxe) bezittingen, zoals boten, caravans, kunst, antiek, sieraden e.d. worden deze, voor zover deze een waarde van € 2.269,00 niet te boven gaan, buiten beschouwing gelaten. Het meerdere wordt in principe bij de vermogensvaststelling betrokken. Als er sprake is van emotionele waarde wordt eenmalig een maximum van € 6.807,00 vrijgelaten; het meerdere wordt in aanmerking genomen.

 

Voor alle vervoermiddelen in een gezin (met een kenteken) gezamenlijk geldt de vrijlating van € 2269,-

 

In de praktijk komt het geregeld voor dat een belanghebbende niet meldt dat hij een auto op naam heeft. Meestal gaat dit om een auto waarvan de waarde lager dan de grens van € 2269,- ligt, wat dan dus ook de reden is dat belanghebbende het bezit niet gemeld had. Er zijn dus geen gevolgen voor het vaststellen van het vrij te laten vermogen. Formeel is het echter wel een schending van de inlichtingenplicht. Als bij controle blijkt dat het om een auto gaat die de grens van € 2269,- niet te boven gaat, wordt uit praktische overwegingen geen beoordelingsproces schending inlichtingenplicht gestart.

 

26. Reservering uitvaartkosten bij vermogensvaststelling

 

27. Wanneer wordt toepassing gegeven aan de inkomstenvrijlating

 

28. Vermogensvaststelling gedurende de periode van bijstandsverlening (vervallen)

 

1.4 Verplichtingen en sancties

29. Inschrijving bij uitzendbureaus

 

30. Beleidsregels ontheffing arbeidsplicht

Geen beleid geformuleerd. Dit is maatwerk met uitzondering van alleenstaande ouders. Voor deze groep zijn in de Participatiewet de voorwaarden opgenomen (art.9a).

 

31. Betekenis "onverwijld uit eigen beweging" in artikel 17 lid 1 Participatiewet

Het college verstaat onder 'onverwijld uit eigen beweging', dat belanghebbende de bedoelde inlichtingen binnen zeven dagen vermeldt op het mutatieformulier, gerekend vanaf het moment waarop het te melden feit:

  • zich heeft voorgedaan, dan wel;

  • kenbaar werd voor belanghebbende.

32. Belanghebbende beschikt niet meer over bewijsstukken

Het uitgangspunt is dat een belanghebbende over alle te vorderen bewijsstukken geacht wordt te beschikken dan wel hierover (alsnog) kan beschikken door deze, op eigen initiatief en voor eigen rekening, op te vragen.

Is dat niet het geval dan moet de verwijtbaarheid ten aanzien van het niet, niet tijdig of onvolledig verstrekken van de gevorderde bewijsstukken altijd individueel worden beoordeeld.

Belangrijke beoordelingsaspecten zijn:

  • 1.

    kan belanghebbende redelijkerwijs wel beschikken over de gevraagde bewijsstukken?

  • 2.

    zijn de gevraagde bewijsstukken relevant en noodzakelijk voor beoordeling van de aanvraag om bijstand / vaststelling van de rechtmatigheid van de lopende uitkering ofwel: dient het opvragen ervan een reëel doel?

  • 3.

    kan op een andere wijze de informatie worden verkregen dan door middel van de gevraagde bewijsstukken?

  • 4.

    hoe lang is er verstreken sinds het ontstaan van het bewijsstuk?

  • 5.

    wat zijn de kosten die gepaard gaan met het (alsnog) verkrijgen van de bewijsstukken?

  • 6.

    heeft belanghebbende zich aantoonbaar ingespannen om de gevraagde bewijsstukken (alsnog) te verkrijgen?

Wordt geconcludeerd dat belanghebbende verwijtbaar de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig inlevert, dan kan dat leiden tot:

  • bij een aanvraag: het buiten behandeling stellen van die aanvraag met in achtneming van artikel 4:5 Awb (er moet dan wel eerst een termijn zijn geboden om het verzuim te herstellen);

  • bij een lopende uitkering: het opschorten van het recht op bijstand op grond van artikel 54 lid 1 PW (inclusief een geboden termijn om het verzuim te herstellen) en in het uiterste geval tot het intrekken van het toekenningsbesluit op grond van artikel 54 lid 4 PW.

33. Periode over te leggen bankafschriften

 

34. Procedure inleveren maandelijks ROF/inkomstenverklaring

Geen beleid geformuleerd (het gaat hier om werkprocesafspraken).

 

35. Categorieën die zijn vrijgesteld inleveren maandelijks ROF/ inkomstenverklaring

Inkomsten maandelijks opgeven

Wanneer uitkeringsgerechtigden (wisselende) inkomsten hebben uit arbeid, WW- of ZW uitkering, moeten zij die inkomsten maandelijks opgeven via het mutatieformulier. Ook als aannemelijk is dat een belanghebbende op korte termijn zal uitstromen naar werk, moet maandelijks een mutatieformulier worden ingeleverd.

 

Vrijstelling verplichting maandelijks inleveren

1. Geen inkomsten

In de overige gevallen (dus als er in het geheel geen sprake is van inkomsten) hoeven uitkeringsgerechtigden alleen nog maar een mutatieformulier in te vullen en op te sturen wanneer zich wijzigingen hebben voorgedaan die van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de uitkering.

 

2. Periodieke bijzondere bijstand

Belanghebbenden die periodieke bijzondere bijstand ontvangen voor kosten van medische en maatschappelijke voorzieningen zijn vrijgesteld van het maandelijks inleveren van het mutatieformulier. Let op: Deze vrijstelling geldt niet bij periodieke bijzondere bijstand voor de woonkostentoeslag en bij een toeslag voor jongeren op grond van artikel 12 PW.

 

3. Detentie

Als een belanghebbende gedetineerd wordt en er recht op uitkering bestaat tot aan datum detentie dan kan de uitkering in beginsel ook zonder mutatieformulier worden uitbetaald tot aan de datum van aanvang van detentie. Let op: is sprake van gehuwden dan dient de niet gedetineerde partner toch zorg te dragen voor het tijdig melden van de detentie van de partner respectievelijk het tijdig insturen van het mutatieformulier.

 

36. Meldingsplicht vrijwilligerswerk

 

37. Duur aanvultermijn bij aanvraag op grond van artikel 4:5 lid 1 Awb

De aanvultermijn (ook wel genoemd hersteltermijn) om ontbrekende gegevens bij een aanvraag aan te vullen bedraagt in beginsel 14 dagen.

Dit is geen 'vaste' noch wettelijk bepaalde termijn (in de Participatiewet en de Awb is hierover niets vastgelegd). Afhankelijk van de omstandigheden en van wat er aangevuld moet worden, kan van deze termijn worden afgeweken.

De geboden aanvultermijn om de gegevens aan te vullen schort de beslistermijn op.

 

Relatie tussen "termijn van orde" en "aanvultermijn"

Een belanghebbende moet eerst in de gelegenheid zijn gesteld om de verlangde gegevens te verstrekken of medewerking te verlenen door middel van een 'termijn van orde'. Bij een aanvraag zien we het aanvraagformulier als termijn van orde. Wordt daar niet op gereageerd, dan kan pas een aanvul/hersteltermijn aan de orde zijn. Een termijn van orde duurt maximaal 7 dagen.

 

38. Duur hersteltermijn tijdens bijstand

De hersteltermijn om ontbrekende gegevens tijdens de bijstandsverlening aan te vullen bedraagt in beginsel 14 dagen.

Dit is geen 'vaste' noch wettelijk bepaalde termijn (in de Participatiewet en de Awb is hierover niets vastgelegd). De concrete duur van de termijn kan dan ook per situatie verschillen, al naar gelang de omstandigheden en afhankelijk van wat er aangevuld moet worden. Indien belanghebbende redelijkerwijs meer tijd nodig heeft om het verzuim te herstellen kan een langere termijn worden geboden.

In het geval belanghebbende verwijtbaar de voor de verlening van de bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderdere bewijsstukken binnen de geboden hersteltermijn niet, niet tijdig of niet volledig heeft verstrekt of anderszins onvoldoende medewerking verleent, schort het college het recht op uitkering op conform de procedure van artikel 54 PW.

 

Relatie tussen "termijn van orde" en "hersteltermijn"

Een belanghebbende moet eerst in de gelegenheid zijn gesteld om de verlangde gegevens te verstrekken of medewerking te verlenen door middel van een 'termijn van orde'. Denk aan bijvoorbeeld een eerste brief met de vraag om bepaalde gegevens aan te leveren of aan een eerste uitnodiging om op gesprek te verschijnen. Wordt daar niet op gereageerd, dan kan pas een hersteltermijn aan de orde zijn.

 

39. Beleidsregels huisbezoek

Geen beleid geformuleerd (geen meerwaarde).

 

40. Personen zonder identiteitsbewijs

 

41. Personen zonder geldig identiteitsbewijs

 

42. Uitleg budgetteringsplicht artikel 57 Participatiewet

 

43. Afzien van verlaging en waarschuwing i.p.v. verlaging

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

44. Ingangsdatum verlaging

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

44.Termijn heroverweging besluit tot verlaging

Uit praktische overwegingen vindt een heroverweging alleen plaats:

  • als de maatregel nog niet is toegepast respectievelijk nog niet volledig is toegepast en

  • sprake blijkt van een zodanige gedragsverandering waaruit opgemaakt kan worden dat belanghebbende zich weer aan de verplichting(en) houdt waardoor er aanleiding is om de maatregel niet of niet langer meer toe te passen.

45. ROF of Mutatieformulier

 

46. Verlagen algemene bijstand, bijzondere bijstand, inkomens- of studietoeslag

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

47. Afspraken met OM bij fraudebedrag onder €50.000,00

Geen beleid geformuleerd (geen meerwaarde).

 

48. Tegenprestatie naar vermogen

Geen beleid geformuleerd. Dit is al geregeld in de Participatiewet en de Integrale verordening sociaal domein

 

49. Waarschuwing i.p.v. bestuurlijke boete

Algemeen

Het college volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing als:

  • a.

    de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag;

  • b.

    de schending van de inlichtingenplicht wèl heeft geleid tot een benadelingsbedrag maar dit lager is dan € 150,00;

  • c.

    belanghebbende onjuiste, onvolledige of geen inlichtingen heeft verstrekt maar hij binnen een termijn van 60 dagen alsnog uit eigen beweging die inlichtingen verstrekt voor zover

    • het college niet reeds zelf de overtreding heeft geconstateerd of

    • belanghebbende inlichtingen verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van de inlichtingenplicht.

Recidive binnen twee jaar

Is sprake van een schending van de inlichtingenplicht binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een waarschuwing is gegeven of een boete is opgelegd? Zou daarvoor in beginsel weer een waarschuwing gegeven kunnen worden? Dan legt het college een boete op van € 150,00.

 

Geen boete of waarschuwing bij aanvraag

Er vindt geen boeteonderzoek plaats en er wordt derhalve ook geen schriftelijke waarschuwing gegeven als sprake is van een aanvraag krachtens de PW, IOAW en IOAZ als die:

  • wordt ingetrokken;

  • buiten behandeling wordt gesteld;

  • wordt afgewezen omdat niet voldaan is aan de inlichtingenplicht.

50. Verwijtbaarheid en draagkracht bij boete

Er is geen apart beleid met betrekking tot de draagkracht om de hoogte van de boete te bepalen. Er moet dus gehandeld worden zoals beschreven staat in het Handboek Grip op Participatiewet.

 

51. Nadere regels bewijsopdracht

Geen beleid geformuleerd (geen meerwaarde).

 

52. Overgangsrecht en matigen boete

Geen beleid geformuleerd (geen meerwaarde).

 

53. Hoogte verlaging bij schending geüniformeerde verplichtingen

Geen beleid geformuleerd. Dit is al geregeld in de Participatiewet en de Integrale verordening sociaal domein.

 

54. Hoogte verlaging bij schending niet-geüniformeerde verplichtingen

Geen beleid geformuleerd. Dit is al geregeld in de Participatiewet en de Integrale verordening sociaal domein.

 

55. De taaltoets

Geen beleid geformuleerd (geen meerwaarde)

 

56. Kwijtschelding bestuurlijke boete

 

1.5 Algemene bijstand

57. Verlaging algemene bijstand wegens ontbreken woonkosten

Van lagere bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn bij bewoning van een woning waaraan voor belanghebbende geen woonlasten zijn verbonden. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij krakers of in het geval waarin belanghebbende anderszins geen huurder of eigenaar van de woning is.

 

Als sprake is van lagere bestaanskosten doordat er slechts minimale woonkosten verschuldigd zijn, kan de hoogte van de uitkering eveneens lager worden vastgesteld. Denk bijvoorbeeld aan een bedrag van € 150,00 voor zowel huur, gas, water en licht. De uitkering wordt dan verlaagd met het verschil tussen de basishuur (bedrag belastingdienst) en het gemiddeld verbruik volgens de Nibud richtlijnen enerzijds en de werkelijke kosten anderzijds.

 

58. Verlaging algemene bijstand schoolverlaters

Van de bevoegdheid om de bijstandsuitkering van schoolverlaters in de eerste zes maanden na het beëindigen van de opleiding te verlagen wordt geen gebruik gemaakt.

 

59. Anticumulatiebepaling verlaging algemene bijstand

Geen beleid geformuleerd (is niet van toepassing).

 

60. Ingangsdatum normwijziging bij verblijf in inrichting

Uit praktische overwegingen wordt bij een lopende algemene bijstandsuitkering de norm pas drie maanden na aanvang van het tijdelijke verblijf in de inrichting gewijzigd in de lagere norm op grond van artikel 23 lid 1 PW.

 

Voorbeeld: Belanghebbende wordt op 12 januari opgenomen in een inrichting in de zin van de PW voor de duur van naar verwachting zes maanden. De lage uitkering gaat dan in per 13 april.

 

Zie ook de beleidsregel 61: Bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens verblijf in inrichting.

 

61. Bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens verblijf in inrichting

Wat wordt onder de bedoelde vaste lasten verstaan?

  • de maandelijkse huurprijs of de maandelijkse hypotheeklasten onder aftrek van de belastingteruggave

  • gemeentelijke en provinciale heffingen naar rato per maand (voor zover geen kwijtschelding wordt verkregen)

  • maandelijks energievoorschot

  • abonnementstarief kabelaansluiting/internet- en telefoonabonnement naar rato per maand

  • bij woningeigenaren: premie opstalverzekering naar rato per maand

  • bij appartementsbewoning: maandelijkse VVE-bijdrage

62. Beleid inzake bijstandsverlening aan daklozen

Geen beleid geformuleerd (geen meerwaarde).

 

63. Bijstand voor gemis aan ALO-kop

 

64. Vaststelling vermogen bij co-ouderschap

NB: Het gehanteerde gemiddelde aantal verzorgingsdagen per week is hetzelfde als bij de vaststelling van de norm in geval van co-ouderschap.

 

65. Verlaging algemene bijstand voor personen van 18, 19 of 20 jaar

De verlagingen gelden niet voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar omdat daar aparte jongerennormen voor gelden.

 

66. Overdracht aan SVB (vervallen)

 

67. Commerciële relatie kostendelersnorm

Het uitgangspunt bij het onderzoek naar of er sprake is van een commerciële huurprijs, is dat er geen vaststaande bedragen mogen worden gehanteerd. Per situatie moet een afweging worden gemaakt van wat in die specifieke situatie als commercieel moet worden gezien. Daarbij zijn de onderstaande zaken van belang:

  • of de huurprijs voor wat geboden wordt gebruikelijk is in het commercieel verkeer;

  • de verhouding tussen de betaalde huur en de geleverde prestaties;

  • de feitelijke woonsituatie;

  • de regionale verschillen in huurprijs.

Wel kan als uitgangspunt het bedrag van de basishuur zoals bij de Huurtoeslag wordt gerekend worden gebruikt, om vervolgens af te wegen of dat in de specifieke situatie als commercieel bedrag kan worden gezien.

 

1.6 Bijzondere bijstand

68. Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht)

Het komt geregeld voor dat een belanghebbende rekeningen van bijzondere kosten opspaart. Wordt er voor de opgespaarde rekeningen bijzondere bijstand verleend dan is dat (deels) bijzondere bijstand met terugwerkende kracht. Bij de vaststelling van de draagkrachtperiode dient hier rekening mee te worden gehouden door het draagkrachtjaar te laten ingaan op de eerste dag van de maand waar de oudste rekening betrekking op heeft.

Met het woord ‘gemaakt’ in deze beleidsregel wordt bedoeld ‘opgekomen’. Bepalend is dus het moment dat de kosten zich voordoen.

 

69. Draagkrachtpercentages

 

70. Draagkrachtperiode bijzondere bijstand

 

71. Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode

Algemeen

In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast.

 

Uitzonderingen

Bij een inkomenswijzing van meer dan 50% dient de draagkracht voor de resterende draagkrachtperiode opnieuw te worden vast gesteld.

Wijzigingen in het inkomen die zich voordoen gedurende de draagkrachtperiode en die ten tijde van het vaststellen van de draagkracht niet voorzienbaar waren, worden in beginsel niet meegenomen. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt vastgesteld voor een jaar en in beginsel niet meer aangepast.

Bij periodieke bijzondere bijstand worden wijzigingen in het inkomen wel meegenomen. De draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand wordt dan ook per maand achteraf vastgesteld.

 

72. Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd voor de kosten voor bijzondere bijstand.

 

73. Stappenplan berekening bijzondere bijstand

Geen beleid geformuleerd (betreft een werkproces).

 

74. Adresgegevens zorgverzekeraars

Geen beleid geformuleerd (geen collectieve zorgverzekering).

 

75. Waar en wanneer medisch advies vragen

 

76. Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering

1. Zorgverzekering op Maat (ZOM)

Poliswijzer.nl heeft een kosteloze vergelijker van zorgverzekeraars ontwikkeld speciaal gericht op Woudenberg en omgeving. Met deze vergelijkingstool worden zorgverzekeringen met elkaar vergeleken. Aan de hand van een aantal vragen volgt een advies voor de zorgverzekering die het best aansluit bij de persoonlijke zorgbehoefte. Poliswijzer neemt alle verzekeraars mee in de vergelijking en krijgt van alle verzekeraars informatie met welke ziekenhuizen contracten zijn. Er wordt gekeken zowel naar polissen in natura als restitutie.

 

2. Bijdrage aanvullende premie zorgverzekering

  • a.

    De bijdrage voor een aanvullende premie zorgverzekering bedraagt € 100,00 per meerderjarige verzekerde die aantoonbaar een aanvullende zorgverzekering heeft.

  • b.

    Om voor de bijdrage in aanmerking te komen geldt een inkomensgrens van 110% van de geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld. Ook gelden de vermogensgrenzen op grond van artikel 34 van de Participatiewet.

  • c.

    De bijdrage wordt op aanvraag toegekend en uitbetaald per kalenderjaar.

  • d.

    De regeling gaat in op 1 januari 2020.

77. Premie particuliere ziektekostenverzekering (vervallen)

 

78. Brillen en contactlenzen

 

79. Overig beleid inzake medische kosten

Reiskosten naar het ziekenhuis voor medische behandelingen

Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor reiskosten van en naar het ziekenhuis in Ede, Utrecht en Amersfoort vanaf het 5e ziekenhuisbezoek. Wanneer belanghebbende een ander ziekenhuis bezoekt dient te worden aangetoond - (o.a.) door verwijzing van de behandelend arts - wat hier de reden van is (keuze voor een ander dan dichtstbijzijnd ziekenhuis wordt niet vergoed!).

 

De bijzondere bijstand kan worden vergoed op basis van openbaar vervoer of € 0,19 per kilometer. Noodzakelijke parkeerkosten komen eveneens voor bijzondere bijstand in aanmerking. Aan de hoeveelheid bezoeken wordt geen restrictie gesteld, wel dienen de bezoeken en parkeerkosten aangetoond te worden. De eventuele vergoeding van de zorgverzekeraar wordt in mindering gebracht op de bijzondere bijstand.

 

80. Uitvaartkosten

Voor de kosten van een uitvaart kan maximaal € 5.000 bijzondere bijstand worden verstrekt. Dit is slechts mogelijk als er geen voorliggende voorziening is en de middelen van de overledene ontoereikend zijn.

In eerste instantie is de eventuele (huwelijks)partner voor de kosten aansprakelijk, en vervolgens familieleden in de 1e graad, dan wel enig andere erfgenaam. De uitvaartkosten zijn voor rekening van de opdrachtgever, welke daarvoor zo nodig de nabestaanden kan aanspreken. De nabestaanden, voor zover zij erfgenaam of bloedverwant zijn en op grond van artikelen 392 – 396 BW:1 tot onderhoud van de overledene verplicht zijn, kunnen ieder afzonderlijk naar rato van hun aandeel in de kosten, bijstand aanvragen in de gemeente waarin zij woonachtig zijn.

 

81. Kosten bewindvoering

1. Recht op bijzondere bijstand

De vergoeding voor mentorschap en curatele en bewind komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

 

2. Hoogte bijzondere bijstand

Vanaf 2015 wordt de vergoeding voor mentorschap en curatele en bewind vastgelegd in een ministeriële regeling. Het betreft de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, zoals gepubliceerd in de Staatscourant 2014 nr. 32149, gedateerd 10 november 2014). De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de door de rechter in de beschikking vastgestelde kosten van bewindvoering of de door de bewindvoerder in rekening gebrachte voorschotten.

 

3. Bewindvoerder niet aangesloten bij branchevereniging

Wanneer middels een vonnis door de rechtbank een bewindvoerder is aangesteld die niet is aangesloten bij de branchevereniging moet er ook een beschikking van de rechtbank over de vaststelling van de vergoeding worden ingeleverd. Pas dan kan er bijzondere bijstand worden verstrekt.

 

4. Echtpaar

Wanneer bewind wordt uitgesproken over de goederen van een echtpaar of gezamenlijke huishouding wordt niet 2 x het tarief gerekend, maar het tarief voor 1 persoon met een opslag van 20% (conform WSNP). Voor extra werkzaamheden, die niet binnen het tarief vallen, dient de bewindvoerder vooraf machtiging te vragen aan de kantonrechter.

 

5. Geen bijzondere bijstand salariskosten WSNP bewindvoerder

Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat in principe geen recht op bijzondere bijstand. Op grond van de uitspraak van de CRvB d.d. 26-8-2010 mag de bewindvoerder zijn salaris niet bij de betrokkene in rekening brengen als hij dat salaris niet uit de boedel kan verkrijgen. Er bestaat daarom geen aanleiding om bijzondere bijstand voor het salaris van de bewindvoerder WSNP te verstrekken.

 

6. Samenloop bewindvoering en mentorschap

Indien een persoon zowel tot bewindvoerder als tot mentor van een persoon wordt benoemd, stelt de kantonrechter diens beloning vast overeenkomstig de beloning van een curator als bedoeld in artikel 1 (familie) of artikel 2 (professioneel) (artikel 5 Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren).

In de praktijk komt het veelvuldig voor dat men binnen de familie de taken van bewindvoering en mentorschap verdeelt. De beloning wordt dan eveneens vastgesteld overeenkomstig de beloning voor een curator als bedoeld in artikel 1 of 2 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders of mentoren (artikel 5 Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren).

 

Als het gaat om een aparte professionele bewindvoerder en een aparte professionele mentor dan volgt normaal gesproken ook een aparte beloning. De beschikking van de rechtbank is daarbij leidend. In voorkomende gevallen kunnen bewindvoerder en mentor contact opnemen met de rechtbank als de beschikking niet mocht kloppen.

 

7. Aan de bijstand verbonden verplichtingen

Indien op basis van de in rekening gebrachte voorschotten bijstand wordt verleend, verbind dan aan het besluit de verplichting dat voor een bepaalde datum de beschikking van de rechtbank over de vaststelling van de vergoeding nog moet worden ingeleverd. Indien er door de rechtbank al een goedkeuring voor het hanteren van de tarieven, zoals genoemde in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren is gegeven, dan is dat ook voldoende.

 

83. Kosten curatele

1. Recht op bijzondere bijstand

De kosten van een door de Kantonrechter uitgesproken curatele komen voor bijzondere bijstand in aanmerking voor zover deze kosten afwijkend zijn vastgesteld van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen.

 

2. Hoogte bijzondere bijstand

Vanaf 2015 wordt de vergoeding voor mentorschap en curatele en bewind vastgelegd in een ministeriële regeling. Het betreft de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, zoals gepubliceerd in de Staatscourant 2014 nr. 32149, gedateerd 10 november 2014).

Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de curator afwijkend heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Voor bijstandsgerechtigden kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van de curator zoals deze zijn vermeld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Let daarbij goed op welke situatie van toepassing is (curator is familielid (heeft de voorkeur van de kantonrechter), professionele curator, al of niet aangesloten bij de brancheorganisatie, enz.).

 

84. Kosten rechtsbijstand

Toelichting op diagnosedocument:

Sinds 1 juli 2011 vindt een differentiatie plaats al naar gelang aan rechtzoekenden door het Juridisch Loket rechtshulp is verleend. Van belang is of het contact met het Juridisch Loket heeft geleid tot een zogenaamd diagnosedocument. In dit document wordt geadviseerd door welke instanties het probleem het beste kan worden opgelost. Dit kan bijvoorbeeld een advocaat zijn. Heeft de rechtzoekende een diagnosedocument, dan is hij een lagere eigen bijdrage verschuldigd voor de verkrijging van een toevoeging van een advocaat. Hiermee worden rechtzoekenden gestimuleerd om vóórdat zij een verzoek om een toevoeging doen, eerst advies in te winnen bij het Juridisch Loket. Op deze wijze wordt er zoveel mogelijk voor gezorgd dat alleen indien dat noodzakelijk is een zaak wordt verwezen naar een advocaat. Het Juridisch Loket vervult hiermee nog sterker dan in het verleden de functie van filter. Dit zal leiden tot het afgeven van minder toevoegingen voor het verlenen van rechtsbijstand door een advocaat. Immers het Juridisch Loket kan in een vroegtijdig stadium het geschil juridisch beoordelen en mogelijk andere oplossingen zoeken.

 

Rechtshulp die door het Juridisch Loket wordt geboden geldt is gratis. Het Juridisch Loket biedt daarmee een zeer laagdrempelige vorm van kosteloze rechtsbijstand. Om rechtzoekenden te stimuleren eerst hun probleem voor te leggen aan dit loket voordat ze naar een advocaat gaan, wordt met ingang van 1 juli 2011 de eigen bijdrage voor de rechtzoekende voor de verlening van rechtsbijstand door een advocaat verlaagd met € 53,-, indien hij eerst rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket. Als de rechtzoekende rechtstreeks naar een advocaat gaat, die vervolgens mede namens hem een toevoeging aanvraagt, betaalt de rechtzoekende een hogere eigen bijdrage. De belanghebbende die bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage aanvraagt, zal ook in dat geval in principe de lage eigen bijdrage (dus de hoogte van de eigen bijdrage minus € 53,-) vergoed krijgen, tenzij hij kan aantonen dat rechtstreekse inschakeling van een advocaat onvermijdelijk was.

 

85. Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting

 

Vakantietoeslag

LET OP: de vakantietoeslag wordt alleen berekend over de norm voor de algemene bijstand en niet over de aanvulling via de bijzondere bijstand.

 

86. Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting

LET OP: Bij plaatsing in een residentiële voorziening ingevolge de Jeugdwet wordt mogelijk zak- en kleedgeld ingevolge die wet verstrekt. Voor de doelgroep van deze richtlijn speelt dat slechts in geval van verlengde jeugdhulp (aan 18+-ers). Op basis van de zorgplicht (art. 2.3 Jeugdwet) dienen gemeenten er op toe te zien dat gecontracteerde instellingen over middelen beschikken om zak- en kleedgeld te verstrekken in het geval de ouders om welke reden dan ook daarin niet of onvoldoende bijdragen. Zak- en kleedgeld ingevolge de Jeugdwet is een aan de bijstand voorliggende voorziening. Slechts in de situatie waarin dat niet toereikend is, kan aanvullende bijzondere bijstand worden verstrekt. De vraag of zak- en kleedgeld ingevolge de Jeugdwet wordt ontvangen moet, evenals de eventuele ouderlijke bijdrage, in het onderzoek naar het recht op bijstand worden betrokken. In de Jeugdwet of onderliggende regelgeving is geen normering voor het zak- en kleedgeld opgenomen

 

87. Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren

 

88. Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen

Deze regeling is opgenomen in het kindpakket. Zie voor de uitleg over het kindpakket: Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten

 

89. Ouderbijdrage jeugdhulp (vervallen per 28 februari 2017)

 

90. Baby-uitzet

 

91. Maaltijdvoorziening

De meerkosten van noodzakelijk gebruik van een maaltijdvoorziening door ouderen en/of gehandicapten komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. Voor personen van 75 jaar en ouder geldt in deze een automatische indicatie. Voor personen tot 75 jaar dient de noodzaak aan de hand van een onderzoek te worden vastgesteld.

Aan de hand van de Nibud normen kunnen de reguliere kosten van een maaltijd worden bepaald. Deze worden in mindering gebracht op de kosten van de maaltijdvoorziening. De bijzondere bijstand wordt dan voor de meerkosten verstrekt. Gemiddeld kost een maaltijdvoorziening voor een warme maaltijd € 4,50 tot € 5,00. Deze bedragen gelden als redelijke bovengrens voor een maaltijdvoorziening.

 

92. Verzorging en hulp

De eigen bijdrage op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) die door het Centraal Administratiekantoor (CAK) wordt geïnd, komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

 

93. Communicatie en signalering

Telefoonkosten

Telefoonkosten (gesprekskosten, abonnementskosten, aanschaf- en aansluitkosten) behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die kunnen worden voldaan uit een inkomen op bijstandsniveau. Voor deze kosten is geen bijzondere bijstand mogelijk.

 

Personenalarmering

Voor de kosten van personenalarmering geldt de zorgverzekering als een passende en toereikende voorliggende voorziening. Voor deze kosten is daarom geen bijzondere bijstand mogelijk.

 

94. Stookkosten

Stookkosten behoren tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren. Daarom is er in beginsel geen bijstand mogelijk voor stookkosten.

 

Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien:

  • er een medische noodzaak is voor het maken van deze kosten. De medische noodzaak van de meerkosten wordt door de medisch adviseur vastgesteld. In de adviesaanvraag wordt aangegeven dat het extra stook- of verwarmingskosten betreft en de naam van de behandelend specialist.

Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de voor bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijke kosten onder aftrek van bijvoorbeeld:

  • het gemiddelde verbruik zoals opgegeven door het energiebedrijf dan wel

  • de van toepassing zijnde stookkosten zoals opgenomen in de NIBUD-Prijzengids.

95. Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten)

Geen beleid geformuleerd. Zie Beleidsregels re-integratie gemeente Woudenberg.

 

96. Reiskosten bezoek zieke familieleden

 

97. Reiskosten bezoek Werkplein

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Hieronder wordt ook begrepen het doen van aanvragen, het komen voor gesprekken e.d. bij het UWV en/of de gemeente. Aangezien de algemene bijstand, dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.

 

98. Suppletie GKB-lening

In de genoemde situaties is de (normale) kredietverlenende instantie geen voorliggende voorziening meer omdat belanghebbende er niet daadwerkelijk gebruik van kan maken.

Bovendien is dit voor belanghebbende en de gemeente goedkoper omdat geen rente hoeft te worden betaald.

 

99. Kosten schuldhulpverlening

Geen beleid geformuleerd. Zie Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Woudenberg.

 

100. Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten

De regeling is gesplitst in regelingen voor (gezinnen met) kinderen en een regeling voor volwassenen.

 

Regeling Kindpakket

In de regeling Kindpakket zijn de voormalige regeling voor Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen en de regeling voor sport- en culturele activiteiten opgenomen. Om maatwerk te kunnen bieden aan alle inwoners is er sprake van keuzevrijheid bij de besteding van de middelen uit het Kindpakket.

 

101. Bewassing en kledingslijtage

Algemeen

Kosten van aanschaf, vervanging, reiniging en onderhoud van kleding en beddengoed behoren in principe tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Er zijn echter situaties denkbaar die deze kosten voor de betrokkene bijzonder maken. Te denken valt aan extra kosten voor kleding als gevolg van een handicap aan het bewegingsapparaat en/of extra kosten omdat kleding vaker gewassen moet worden.

 

Indicatie

Voor het vaststellen van de noodzaak en de hoogte van de extra kosten moet een medisch advies worden gevraagd. De hoogte van de bijstand wordt bepaald door de noodzaak en bijzondere omstandigheden. De draagkrachtberekening (incl. vermogen) moet worden toegepast. Er is slechts bijstand mogelijk voor de meerkosten. Zie voor berekening van de meerkosten de Nibud prijzengids. Verder moet bij de hoogte van de toe te kennen bijzondere bijstand rekening worden gehouden met het feit of betrokkene een teruggave van de Belastingdienst krijgt vanwege het af kunnen trekken van deze kosten.

 

De noodzaak van reinigingskosten wordt aangenomen indien betrokkene wordt behandeld met cignoline, alphosyl, salicyl of teerzalf.

 

102. Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders

Beleid per 1 januari 2016 vervallen (zie ook de richtlijn Bijstand voor gemis aan ALO-kop.

 

103. Kosten van scholing en opleiding

Geen beleid geformuleerd. Zie de Integrale verordening sociaal domein en de beleidsregels Re-integratie gemeente Woudenberg.

 

104. Verwervingskosten (algemeen)

Geen beleid geformuleerd. Zie de beleidsregels Re-integratie gemeente Woudenberg.

 

105. Kosten kinderopvang (verwervingskosten)

Geen beleid geformuleerd. Zie de beleidsregels Re-integratie gemeente Woudenberg.

 

106. Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten

De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. Indien de betreffende kosten voorzienbaar waren, versterkt dit het argument dat belanghebbende wordt geacht hiervoor te reserveren.

 

De volgende omstandigheden kunnen volgens de CRvB niet als bijzonder worden aangemerkt:

  • Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met aanwezige schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen aan de GSD. Het gaat immers niet aan om schulden, dan wel het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte als gevolg daarvan, op de Abw af te wentelen. Zie CRvB 16-03-1999, nr. 97/11553 ABW en CRvB 2-11-1999, nr. 98/973 NABW.

  • Het feit dat eerder bijzondere bijstand is toegekend voor de kosten van een kinderbedje. Zie CRvB 16-03-1999, nr. 97/11553 ABW.

107. Verhuiskosten

Omschrijving kosten

Kosten in verband met verhuizing, bijvoorbeeld het transport van de inboedel.

 

Recht op bijzondere bijstand

De kosten in verband verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken (CRvB 20-04-1999, nr. 97/6694 ABW). Indien de betreffende kosten voorzienbaar waren, versterkt dit het argument dat belanghebbende wordt geacht hiervoor te reserveren. CRvB 01-09-1998 PS Actua 1998 nr. 39 p.7

 

De volgende omstandigheid kan volgens de CRvB niet als bijzonder worden aangemerkt:

  • Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met aanwezige schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen aan de GSD. Het gaat immers niet aan om schulden, dan wel het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte als gevolg daarvan, op de Abw af te wentelen. Zie CRvB 16-03-1999, nr. 97/11553 ABW en CRvB 2-11-1999, ECLI:NL:CRVB:1999:AJ9592.

De volgende omstandigheden kunnen mogelijk wel als bijzonder worden aangemerkt:

  • Er bestaat een medische noodzaak voor het maken van de kosten.

  • Verhuizing in verband met een verhuisverplichting vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de maximale subsidiabele huur naar een woning met lagere lasten;

  • Een vrijwillige verhuizing vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de toepasselijke aftoppingsgrens naar een woning waarvoor de woonkosten niet meer bedragen dan de kortingsgrens van de Huurtoeslag.

Voor de noodzakelijke dubbele huur ten gevolge van een verhuizing als hiervoor bedoeld wordt bijstand om niet verstrekt.

 

Hoogte bijzondere bijstand

Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand aan de hand van de richtprijzen, bijvoorbeeld de Prijzengids van het NIBUD. Indien de belanghebbende bepaalde kosten niet kan voldoen uit bijstand ter hoogte van de richtprijzen is het nodig om hiervan af te wijken. Een en ander zal uit een nader onderzoek moeten blijken en is gebaseerd op rechtbankjurisprudentie inzake het gebruik van richtprijzen.

 

Vorm en betaling bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een geldlening of borgtocht verstrekt. Alleen wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken. Zie over bijstand in de vorm van een geldlening en borgtocht ook paragraaf 3.3.

 

Betaal de toegekende bijzondere bijstand zo mogelijk geheel of gedeeltelijk direct aan de leverancier van de goederen. Dit om te voorkomen dat de bijstand aan andere zaken wordt besteed of dat het een negatief banksaldo aanvult zonder dat de belanghebbende de bijstand ter bestrijding van de bijzondere kosten kan aanwenden.

 

108. Eerste maand huur en administratiekosten

Kosten van eerste maandhuur en administratiekosten behoren in principe tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan welke uit eigen middelen dienen te worden voldaan. Er is in beginsel dan ook géén recht op bijzondere bijstand.

 

108. Overbrugging scherpe terugval in inkomen

Het college verstrekt geen bijzondere bijstand ter (gedeeltelijke) compensatie van een (scherpe) inkomensachteruitgang. De bijstandsnorm zoals vermeld in de Participatiewet wordt toereikend geacht voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten.

 

109. Overige bijzondere kosten

De WTOS is sinds schooljaar 2015/2016 vervallen. Sinds die tijd kunnen ouders in aanmerking komen voor een hoger kindgebonden budget. Daardoor is er in beginsel geen bijzondere bijstand mogelijk voor deze kosten.

 

110. In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht

 

111. Berekening woonkostentoeslag huurders

112. Berekening woonkostentoeslag eigenaren

Stap 1: woonkosten

De woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag zijn:

 

  • De rente die verband houdt met de woning.

    • o

      Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Het is niet van belang of de eigenaar de hypotheekrente ook daadwerkelijk betaalt. Verder geldt dat jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht.

    • o

      Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld.

    • o

      De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.

  • Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals:

    • o

      rioolrechten;

    • o

      eigenaarsdeel waterschapslasten;

    • o

      erfpachtcanon;

    • o

      premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen);

    • o

      eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).

  • Een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud

    • o

      Alleen kosten van groot onderhoud komen in aanmerking voor woonkostentoeslag. Bedoeld zijn de onderhoudskosten die in geval van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk).

    • o

      Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit de bijstandsnorm of het daarmee vergelijkbare inkomen. Voor kosten van ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend.

Ad. Stap 1: woonkosten

Als richtlijn voor de kosten van groot onderhoud gelden de bedragen die zijn opgenomen in het actuele overzicht van normen en bedragen. Deze bedragen zijn door het ministerie van VROM vastgesteld. Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden. Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont en derhalve hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn niet-noodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening.

 

113. Extra kosten chronisch zieken, gehandicapten en ouderen

Vervallen en herzien in beleidsregel 1.6.9: Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering.

 

114. Dieetkosten

Uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat onderstaande diëten en voedingssupplementen medisch niet noodzakelijk worden geacht:

  • 1.

    een Myalgisch Encephalomyelitis (M.E.) dieet

  • 2.

    Candida dieet, voorgeschreven door een orthomoleculair therapeut

  • 3.

    voedingssupplementen voorgeschreven door bv. een osteopaat.

Daarnaast kan uit de jurisprudentie worden afgeleid dat aan een diabetesdieet geen meerkosten zijn verbonden.

 

115. Zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening

 

116. Tandheelkundige hulp

 

117. Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

Er is geen bijzondere bijstand mogelijk voor de kosten van psychotherapie, omdat de Zorgverzekeringswet als een passende en toereikende voorliggende voorziening wordt beschouwd.

 

118. Fysiotherapie en oefentherapie

In principe is er geen bijzondere bijstand mogelijk voor de kosten van fysio- en oefentherapie, omdat de Zorgverzekeringswet als een passende en toereikende voorliggende voorziening wordt beschouwd. Zie ook de beleidsregel: Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering (1.6.9).

 

119. Eigen risico

Verplicht eigen risico

Het verplicht eigen risico van de zorgverzekering komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. De reden hiervoor is dat dit verplicht eigen risico een algemene maatregel betreft die voor alle Nederlanders geldt. Daardoor is er geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke bestaanskosten.

 

Vrijwillig hoger eigen risico

Op vrijwillige basis kan een hoger eigen risico bij de zorgverzekering worden afgesproken. Voor de kosten die hieruit voortkomen kan geen bijzondere bijstand worden verleend, omdat het geen noodzakelijke kosten betreft.

 

120. Kosten mentorschap

 

1.7 Inkomens- en studietoeslag

121.Beoordeling arbeidsinspanning voor langdurigheidstoeslag (vervallen)

 

122. Gemeentelijke uitvoeringsregels inzake langdurigheidstoeslag (vervallen)

 

123. Beoordeling geringe inkomsten (vervallen)

 

124. Gemeentelijke uitvoeringsregels inzake individuele inkomenstoeslag

Geen beleid geformuleerd. Zie Integrale verordening sociaal domein.

 

125. Gemeentelijke regels inzake individuele studietoeslag

Geen beleid geformuleerd. Zie Integrale verordening sociaal domein.

 

2. Werk

2.1 Doelstellingen, voorzieningen en samenwerking

1. Afspraken met UWV inzake aanbieden voorzieningen aan personen met uitkering via UWV

Geen beleid geformuleerd (geen meerwaarde).

 

2. Procedure aanvraag en toekenning re-integratievoorzieningen

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

3. Afspraken met cliënt over de gevolgen van het niet nakomen/ voortijdig afbreken van een re-integratie

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

4. Overzicht aangeboden re-integratievoorzieningen (vervallen)

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

5. Overzicht gemeentelijke re-integratiepartners

Geen beleid geformuleerd (geen meerwaarde).

 

6. Overzicht diagnostische instrumenten

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

7. Plan van aanpak / Trajectplan

 

8. Hulpverleningsinstellingen

Geen beleid geformuleerd (geen meerwaarde).

 

9. Sociale activering

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

10. Scholing

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

11. Loonkostensubsidie (overige doelgroep)

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

12. Persoonlijke ondersteuning

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

13. Beschut werk

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

14. No-riskpolis (vervallen)

 

15. Loonkostensubsidie artikel 10d Participatiewet

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

16. Ondersteuning leer-werktrajecten

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

17. Overige voorzieningen

Zie de Integrale verordening sociaal domein.

 

3. Overige onderwerpen Participatiewet

1. Mandaat

 

2. Wijze waarop cliëntenparticipatie concreet vorm is gegeven

 

3. Gegevensuitwisseling en privacy

 

4. Rechtsbescherming

1. Adres rechtbank, sector bestuursrecht

Regel is vervallen.

 

2. Rechtstreeks beroep bij rechtbank