Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nieuwkoop

Verordening inspraak, participatie en uitdaagrecht gemeente Nieuwkoop 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNieuwkoop
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening inspraak, participatie en uitdaagrecht gemeente Nieuwkoop 2023
CiteertitelParticipatieverordening gemeente Nieuwkoop 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Inspraakverordening gemeente Nieuwkoop 2009.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid treedt artikel 12 inwerking per de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 150 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-2023nieuwe regeling

23-02-2023

gmb-2023-180087

2023-006

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening inspraak, participatie en uitdaagrecht gemeente Nieuwkoop 2023

De raad van de gemeente Nieuwkoop;

 

gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet en de Omgevingswet;

 

Besluit

 

  • 1.

    Vast te stellen de Verordening inspraak, participatie en uitdaagrecht gemeente Nieuwkoop 2023.

     

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Inleidende bepaling

Deze verordening regelt de betrokkenheid van inwoners bij de ontwikkeling - mede omvattend de voorbereiding, uitvoering en evaluatie - van gemeentelijk beleid en de rol van het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester en de gemeenteraad in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, of andere betrokkenen.

Artikel 2 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • -

    beleidsvoornemen: voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

  • -

    participatie: het betrekken van inwoners, belanghebbenden en rechtspersonen bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid;

  • -

    inspraak: een door of namens het bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, bedrijven/organisaties en andere belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven en daarover een toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, of door het college van burgemeester en wethouders of door de burgemeester;

  • -

    inwonerparticipatie: het op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners, bedrijven en belanghebbenden bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid, Inwonerparticipatie kan de vorm aannemen van informeren, consulteren, samen beslissen, samen handelen en ondersteunen van initiatieven gemeenschap;

  • -

    overheidsparticipatie: de manier waarop de gemeente ondersteuning of een bijdrage geeft aan publieksinitiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden met impact op de lokale samenleving.

  • -

    publieksinitiatief: initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties of bedrijven, of een combinatie daarvan.

  • -

    uitdaagrecht: recht van ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen om een verzoek bij het bevoegde bestuursorgaan in te dienen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, als zij denken deze taak beter en goedkoper uit te kunnen voeren.

Artikel 3 Doelstelling en reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening beoogt de kwaliteit van lokale democratische processen te verhogen, de samenwerking tussen gemeenten en inwoners te versterken en helderheid te geven over proces en rolverdeling.

  • 2.

    Inwonerparticipatie en/of inspraak wordt in beginsel toegepast wanneer het te verwachten is dat er belanghebbenden zijn die in aanzienlijke mate geraakt zullen worden door het betreffende beleid of besluit, ofwel wanneer te verwachten is dat betrokken inwoners, bedrijven of organisaties over relevante ervaringskennis of inzichten beschikken die bruikbaar zijn bij de ontwikkeling van het beleid of besluit.

  • 3.

    Inwonerparticipatie en/of inspraak wordt in beginsel niet toegepast:

    • a.

      als dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten of indien er sprake is van een uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij de gemeente geen ruimte heeft om een eigen afweging te maken;

    • b.

      ten aanzien van een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente;

    • c.

      als dit betrekking heeft op de begroting, de rekening, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen als bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet.

  • 4.

    Participatie en inspraak wordt uitsluitend verleend aan inwoners, belanghebbenden en bedrijven of organisaties die lokaal van belang zijn of een lokaal belang hebben.

  • 5.

    Deze verordening is niet van toepassing op inwonerparticipatie of andere initiatieven van inwoners en bedrijven die al zijn geregeld in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures.

Hoofdstuk 2. Inwonerparticipatie

Artikel 4. Participatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van elk participatieproces vast op welke manier inwonerparticipatie wordt toegepast. Indien inwonerparticipatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan in beginsel over de volgende punten een besluit:

    • a.

      het doel en de intentie van de participatie;

    • b.

      de soort van de participatie, waarbij een keuze wordt gemaakt uit: informeren, consulteren, samen beslissen, samen handelen en het ondersteunen van initiatieven gemeenschap of een combinatie hiervan;

    • c.

      de kernvragen, de beïnvloedingsruimte en/of de inhoudelijke, financiële, procedurele en overige kaders voor de participatie en de wijze waarop deze kaders vooraf met de deelnemers worden gecommuniceerd;

    • d.

      de wijze waarop en het tijdvak waarin de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • e.

      de wijze waarop democratische waarden zoals inclusie en transparantie in het proces worden gewaarborgd;

    • f.

      de begroting van de kosten van het participatieproces;

    • g.

      de wijze waarop de inbreng van bewoners zal doorwerken in de besluitvorming als bepaald in artikel 5.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt voor de start van het publieksparticipatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces geschikte wijze.

  • 3.

    Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het eerste lid, onder c, of de inrichting van het proces aan te passen, zorgt het bestuursorgaan ervoor dat deelnemers hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.

  • 4.

    Bij inwonerparticipatie bij de voorbereiding van een raadsvoorstel informeert het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad zo snel mogelijk door toezending van het in het eerste lid bedoelde besluit.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

Artikel 5. Besluitvorming participatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces bekend op welke wijze de gemeente zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij uit de volgende mogelijkheden:

    • a.

      het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de politieke besluitvorming;

    • b.

      het bestuursorgaan beschouwt de adviezen en conclusies uit het participatietraject als een belangrijk uitgangspunt bij politieke besluitvorming;

    • c.

      het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke, financiële en procedurele kaders;

    • d.

      gemeente, inwoners en betrokken organisaties treden in nader overleg op welke wijze zij de uitkomsten van het participatieproces en de gemaakte afspraken vastleggen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan na afloop van het participatieproces in uitzonderlijke gevallen van de op grond van het eerste lid gemaakte keuze afwijken, bijvoorbeeld omdat het participatietraject sterk uiteenlopende visies opleverde, omdat betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen of omdat de participatie leidde tot nieuwe ideeën en inzichten die op gespannen voet staan met de vooraf gestelde kaders. De afwijking van de uit hoofde van het eerste lid gemaakte keuze wordt expliciet gemotiveerd en gecommuniceerd aan de deelnemers aan het participatietraject.

Artikel 6. Eindverslag participatieproces

  • 1.

    Ter afronding van het participatieproces zoals bedoeld in het voorgaande artikel maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van het gevolgde participatieproces op hoofdlijnen;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;

    • c.

      de reactie van de gemeente op deze uitkomsten en de wijze waarop de gemeente de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan;

    • d.

      een beknopte evaluatie van het participatieproces met de belangrijkste geleerde lessen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders brengt het eindverslag ter kennis van de raad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft.

Hoofdstuk 3. Inspraak

Artikel 7. Inspraakprocedure

  • 1.

    Inspraak bij het college van burgemeester en wethouders en bij de burgemeester vindt plaats overeenkomstig afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester een andere inspraakprocedure vaststellen.

  • 3.

    Inspraak bij de gemeenteraad vindt plaats overeenkomstig de inspraakprocedure zoals deze in bijlage 2 bij deze verordening is opgenomen.

Hoofdstuk 4. Overheidsparticipatie

Artikel 8. Toepassen overheidsparticipatie

  • 1.

    Overheidsparticipatie wordt toegepast indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het publieksinitiatief past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan de overheidsparticipatie vooraf de voorwaarde verbinden dat inwoners, bedrijven en direct belanghebbenden in voldoende mate bij het publieksinitiatief worden betrokken.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan afzien van overheidsparticipatie aan publieksinitiatieven als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;

    • b.

      het een onderwerp betreft dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeente of de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de gemeente geen beleidsvrijheid heeft;

    • c.

      er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners;

    • d.

      het initiatief naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is;

    • e.

      het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

    • f.

      een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

  • 4.

    Als het college van burgemeester en wethouders besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kan het besluiten het publieksinitiatief te ondersteunen door middel van:

    • a.

      het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

    • b.

      het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

    • c.

      de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

    • d.

      andere vormen van ondersteuning.

  • 5.

    De besluiten van het college van burgemeester en wethouders om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen, sturen zij, inclusief het publieksinitiatief, aan de gemeenteraad.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de indiener van het publieksinitiatief over het besluit om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen.

Artikel 9. Behandeling in de raad

  • 1.

    De besluiten van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van honorering, gedeeltelijke honorering of afwijzing van publieksinitiatieven als bedoeld in artikel 8 (Overheidsparticipatie) of artikel 10 (Uitdaagrecht) worden binnen 60 dagen na toezending aan de gemeenteraad in een openbare raadsvergadering besproken, behoudens de mogelijkheid van eenmalige verlenging met maximaal 60 dagen.

  • 2.

    Indien de gemeenteraad de toegezonden publieksinitiatieven inhoudelijk wil behandelen, zal de agendacommissie namens de raad de initiatiefnemers schriftelijk uitnodigen voor de vergadering waarvoor het publieksinitiatiefvoorstel is geagendeerd.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het initiatief in een meningsvormende raad. De initiatiefnemers hebben tijdens deze vergadering de gelegenheid om het initiatief mondeling toe te lichten en eventuele vragen uit de raad te beantwoorden. De agendacommissie kan een of meer initiatiefnemers of de vertegenwoordiger toestemming geven om deel te nemen aan de beraadslaging in deze meningsvormende raad over het initiatief.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt de initiatiefnemers binnen twee weken na de datum van de raadsvergadering waarin besluitvorming over het publieksinitiatief heeft plaatsgevonden schriftelijk in kennis van het besluit dat de raad heeft genomen. Indien de raad geheel of gedeeltelijk afwijkt van het publieksinitiatief noemt het college van burgemeester en wethouders de redenen daarvoor.

  • 5.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het publieksinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in het gemeenteblad.

  • 6.

    Indien de raad geheel of gedeeltelijk overeenkomstig het publieksinitiatief besluit, overlegt het college van burgemeester en wethouders binnen twee weken na de raadsvergadering waarin de besluitvorming over het publieksinitiatief heeft plaatsgevonden met de initiatiefnemers over de verdere uitvoering van het besluit.

  • 7.

    De gemeenteraad bespreekt jaarlijks een overzicht van ingediende initiatieven en de wijze waarop de gemeente gereageerd heeft op deze initiatieven

Hoofdstuk 5. Uitdaagrecht

Artikel 10. Onderwerp van het uitdaagrecht

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen gemeentelijke taken of hierop uitdaagrecht wordt toegepast.

  • 2.

    Het bestuursorgaan wijst ingezetenen en of lokale maatschappelijke partijen (actief) op het van toepassing zijn van het uitdaagrecht.

  • 3.

    Overname van de uitvoering van de volgende taken is niet mogelijk:

    • a.

      als het een lopend uitvoeringstraject of ondergeschikte herzieningen daarvan betreft;

    • b.

      het uitdaagrecht bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      als de opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde uitkomt;

    • f.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat het benutten van het uitdaagrecht niet kan worden afgewacht;

    • g.

      als het belang van het uitdaagrecht niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 11. Procedure uitdaagrecht

  • 1.

    Een verzoek met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het bestuursorgaan ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      omschrijving van de gemeentelijke taak die de verzoeker wil overnemen;

    • b.

      uitleg waarom of hoe de verzoeker deze taak beter en goedkoper kan uitvoeren;

    • c.

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de verzoeker;

    • d.

      Indicatie van het draagvlak onder belanghebbende ingezetenen;

    • e.

      Indicatie van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      Omschrijving van de manier waarop de verzoeker met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • g.

      Inzicht in hoe de kwaliteit van de uitvoering van de taak op de langere termijn kan worden gewaarborgd.

  • 2.

    Het bestuursorgaan beslist binnen 8 weken op het verzoek.

  • 3.

    Als het verzoek wordt ingewilligd, voorziet het bestuursorgaan de verzoeker van gepaste ondersteuning.

  • 4.

    Het bestuursorgaan maakt met de verzoeker in ieder geval afspraken over het proces, het resultaat, het budget en de looptijd.

Hoofdstuk 6 Omgevingswet

Artikel 12. Omgevingsplan en omgevingsvergunning (verwijzingsartikel)

  • 1.

    Vanaf het tijdstip van inwerkintreding van de Omgevingswet vindt participatie over het omgevingsplan en omgevingsvergunningen plaats overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Omgevingswet.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt een leidraad vast waarin wordt aangegeven welke vormen van participatie kunnen worden toegepast in daarbij aangewezen gevallen.

Hoofdstuk 8 Evaluatie

Artikel 13. Evaluatie

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per jaar geëvalueerd, voor het eerst in het tweede kwartaal van 2025.

  • 2.

    Bij de evaluatie wordt in ieder geval de doeltreffendheid, de effecten van de verordening in de praktijk en de leereffecten meegenomen.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14. Intrekking oude regeling

De Inspraakverordening gemeente Nieuwkoop 2009 wordt ingetrokken per de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 15. Overgangsbepaling

Op inspraakprocedures die voortvloeien uit besluiten genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening blijven de bepalingen van de in artikel 14 genoemde verordening van toepassing.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na haar bekendmaking.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid treedt artikel 12 inwerking per de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Participatieverordening gemeente Nieuwkoop 2023".

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 februari 2023

De voorzitter,

De griffier,

Toelichting Verordening inspraak, participatie en uitdaagrecht gemeente Nieuwkoop 2023

Inleiding

 

Met de Verordening inspraak en participatie gemeente Nieuwkoop 2023 (hierna Participatieverordening) stelt de gemeenteraad het kader voor participatie vast, zodat voor zowel de inwoners als de gemeente duidelijk is op welke manier zij in welke fase van het beleidsproces betrokken worden. Dit schept duidelijkheid voor alle betrokkenen.

 

Het vaststellen van de Participatieverordening kan worden gezien als een vervolgstap op het vaststellen van het Participatiebeleid en de Participatiewijzer in 2021. Het betrekken van inwoners bij het participatieproces vraagt om duidelijke en heldere communicatie en na het vaststellen van de Participatieverordening zal de vervolgstap zijn voor de gemeenteraad/het gemeentebestuur zich hierop te richten.

 

Algemeen

 

Inspraak, participatie en ontwerpwetsvoorstel

 

De raad is verplicht om een inspraakverordening vast te stellen (artikel 150 van de Gemeentewet). Er is een wetsvoorstel in voorbereiding om deze inspraak uit te breiden naar ‘participatie’ en eventueel ook ‘uitdaagrecht’. Het gaat hier om het ontwerpwetsvoorstel Wet versterking participatie op decentraal niveau (voluit: Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba in verband met de participatieverordening en het uitdaagrecht van inwoners en lokale maatschappelijke partijen).

 

Het ontwerpwetsvoorstel is op 5 juni 2020 door de ministerraad aanvaard en is op 22 september 2022 ingediend bij de Tweede Kamer en daar nog in behandeling.

 

Voorbeeldverordening; verordeningsbevoegdheid

 

Gemeenten die al op het ontwerpwetsvoorstel vooruit willen lopen, kunnen gebruik maken van de voorbeeldverordening van de VNG. Aangezien het wetsvoorstel nog in de ontwerpfase verkeert, presenteert de VNG geen model maar een voorbeeld voor een verordening. Met dit voorbeeld beoogt de VNG gemeenten te inspireren tot andere participatiemogelijkheden dan inspraak en deze participatie van een wettelijke basis te voorzien. Omdat het om een ontwerpwetsvoorstel gaat, is naast artikel 150 van de Gemeentewet ook artikel 149 van de Gemeentewet (met de autonome verordeningsbevoegdheid van de raad) als grondslag voor de verordening toegevoegd. Voor de Nieuwkoopse verordening heeft het VNG voorbeeld als uitgangspunt gediend en is deze op de lokale situatie toegesneden.

 

Definitie participatie

 

Participatie omvat volgens de definitie het betrekken van inwoners en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid. In de memorie van toelichting op het ontwerpwetsvoorstel staat hierover het volgende. Inwoners hebben in toenemende mate een belangrijke rol in de agendering, de voorbereiding, de totstandkoming, de uitvoering en de beoordeling van beleid. Niet alleen omdat de burger de gevolgen van beleid ervaart, maar ook omdat participatie aan het politieke proces als intrinsieke waarde van de Nederlandse samenleving wordt ervaren.

 

Participatie mobiliseert de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan de overheid op voorhand nog niet weet, of nog niet wil bepalen, hoe deze opgelost zullen worden.

 

Procedure participatie

 

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bevat een procedure voor de voorbereiding van besluiten. Deze afdeling heeft als doelstelling het bevorderen van eenheid in de wetgeving en het systematiseren en vereenvoudigen van wetgeving. In artikel 150, tweede lid, van de Gemeentewet is afdeling 3.4 van de Awb als hoofdregel van toepassing verklaard op de inspraak.

 

Het is ook mogelijk een andere procedure van toepassing te verklaren. Dit is ook zo opgenomen in het ontwerpwetsvoorstel.

 

In de voorbeeldverordening kan het bevoegde bestuursorgaan in aansluiting op de wettekst besluiten om in specifieke beleidstrajecten zowel geheel als gedeeltelijk af te wijken van afdeling 3.4 van de Awb. Dit laatste kan bijvoorbeeld gebeuren in gevallen waarin het wenselijk is om de participatie op andere wijze te organiseren dan via het mondeling of schriftelijk naar voren brengen van zienswijzen of om te werken met andere termijnen.

 

Alternatieven voor participatie

 

Participatie is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij raadsvergaderingen (reglement van orde 2014, versie 15 september 2016). Andere mogelijkheden die buiten de hier geregelde participatie vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren en het houden van informatiebijeenkomsten. Participatie is uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om de concrete uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.

 

Ruimte voor initiatieven van inwoners en lokale maatschappelijke partijen

 

Het is van wezenlijk belang dat decentrale overheden ruimte bieden voor initiatieven van onderop en dat aan de samenleving een grote rol wordt toebedeeld bij het ontwikkelen van initiatieven voor algemene voorzieningen. Inwoners kennen hun buurt en hun gemeente, weten wat er leeft en spelen daarop in. Deze maatschappelijke initiatieven kunnen aanvullend zijn op de gemeentelijke initiatieven of kunnen sommige gemeentelijke initiatieven vervangen. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met het gegeven dat de primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van gemeentelijke taken bij het gemeentebestuur zelf berust.

 

Artikelsgewijs

 

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 2. Definities

 

Beleidsvoornemen

 

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

 

Participatie

 

Bij de omschrijving van participatie is aangesloten bij de tekst van het ontwerpwetsvoorstel Wet versterking participatie op decentraal niveau waarbij een wijziging van artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet is voorzien. Hierin is bepaald dat de raad een verordening vaststelt waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen/inwoners en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid worden betrokken. Het huidige artikel 150 van de Gemeentewet omvat inspraak bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid; bij participatie wordt dit uitgebreid met uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid.

 

De bepaling bevat tevens de definities van inspraak. Inwonerparticipatie, overheidsparticipatie en publieksinitiatief.

 

Artikel 4. Participatieproces

 

Eerste lid

 

Dit lid legt een aantal verplichtingen vast met betrekking tot het participatieproces. Om zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen, wordt hiertoe in het lid opgesomd dat moet worden ingegaan op: doel van de participatie, beïnvloedingsruimte, kaders, communicatie, werkwijze, tijdpad, democratische waarborgen en begroting van de kosten van de procedure.

 

Eerste lid onder e

 

Naast de genoemde voorbeelden zijn democratische waarden bijvoorbeeld ook: gelijkheid, transparantie en verantwoording.

 

Artikel 5. Besluitvorming participatieproces

 

Eerste lid

 

Hierin wordt aangegeven op welke wijze het bestuursorgaan zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden.

 

Tweede lid

 

Benoemd de voorwaarden waaronder in uitzonderlijke gevallen het bestuursorgaan kan afwijken van de op grond van het eerste lid gemaakte keuze hoe om te gaan met de uitkomsten van het participatieproces.

 

Artikel 7. Inspraakprocedure

 

Eerste lid

 

In artikel 150, tweede lid van de Gemeentewet is bepaald dat inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover in de verordening niet anders is bepaald. In de artikelen 3:11 tot en met 3:17 van de Awb is de participatieprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van de beleidsvoornemens kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen.

 

Tweede lid

 

Als het bestuursorgaan de procedure van afdeling 3.4 van de Awb niet passend acht voor een specifiek beleidstraject, kan op grond van het tweede lid een andere procedure worden gevolgd.

 

Artikel 10. Onderwerp van het uitdaagrecht

 

Eerste lid

 

Hierin is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen taken besluit of uitdagen mogelijk is. Het zal meestal gaan om taken van burgemeester en wethouders als in de regel het verantwoordelijke bestuursorgaan voor de uitvoering van gemeentelijk taken (artikel 160, eerste lid onder b, van de Gemeentewet.

 

Derde lid

 

In het derde lid is opgenomen voor welke taken het niet mogelijk is om de uitvoering van het gemeentebestuur over te nemen. Er kan ten aanzien van deze taken dus geen uitdaagrecht worden toegepast.

 

Artikel 12. Omgevingsplan en omgevingsvergunning

 

Eerstelid

 

Bepaling die de afstemming met de toekomstige Omgevingswet regelt.

 

Artikel 13. Evaluatie

 

Eerste lid

 

De evaluatie van de werking van deze verordening in de praktijk is wenselijk. Daarom wordt de uitvoering van deze verordening eenmaal per twee jaar geëvalueerd.

 

Tweede lid

 

Dit lid bevat de minimale vereisten waaraan de evaluatie moet voldoen.

 

Artikel 14. Intrekking oude regeling

 

Eerste lid

 

Met deze bepaling wordt de bestaande Inspraakverordening gemeente Nieuwkoop 2009 ingetrokken. Er wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de Verordening inspraak en participatie gemeente Nieuwkoop 2023 in werking treedt.(artikel 14).

 

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

 

Op inspraakprocedures die voortvloeien uit besluiten genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening blijven de bepalingen van de in artikel 14 genoemde verordening van toepassing.