Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Limburg

Reglement Nazorgfonds gesloten stortplaatsen provincie Limburg 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLimburg
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingReglement Nazorgfonds gesloten stortplaatsen provincie Limburg 2023
CiteertitelReglement Nazorgfonds gesloten stortplaatsen provincie Limburg 2023
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Reglement voor het Fonds nazorg zoals vastgesteld in 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Provinciewet
  3. Wet milieubeheer
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-04-2023nieuwe regeling

11-04-2023

prb-2023-4638

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement Nazorgfonds gesloten stortplaatsen provincie Limburg 2023

Gedeputeerde Staten van Limburg

 

maken ter voldoening aan het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Provinciewet bekend dat zij in hun vergadering van 11 april 2023 hebben vastgesteld:

 

Reglement Nazorgfonds gesloten stortplaatsen provincie Limburg 2023

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    het fonds: het Nazorgfonds gesloten stortplaatsen provincie Limburg;

  • b.

    de wet: de Wet milieubeheer;

  • c.

    storten van afvalstoffen, stortplaats, gesloten stortplaats en bedrijfsgebonden stortplaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 8.47 lid 1 en 2 van de wet, doch met uitsluiting van stortplaatsen zoals omschreven in artikel 15:43 van de wet en het storten op zulke stortplaatsen;

  • d.

    nazorg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 8.49 lid 1 van de wet;

  • e.

    uitvoeringsorganisatie: de rechtspersoon of de instantie waaraan op grond van artikel 8.50 lid 2 van de wet door Gedeputeerde Staten de zorg voor de uitvoering van de nazorgwerkzaamheden, zoals aangegeven in lid 1 van dat artikel, is opgedragen;

  • f.

    de gedeputeerden: de gedeputeerde belast met de provinciale financiën en de gedeputeerde belast met de nazorg, dan wel, in het geval twee portefeuilles bij één persoon berusten, een door Gedeputeerde Staten aan te wijzen tweede gedeputeerde;

  • g.

    nazorgheffing: de heffing als genoemd in artikel 2 van de Verordening nazorgheffing stortplaatsen provincie Limburg 2008.

Artikel 2 Doel, vermogen, middelen

  • 1.

    Het fonds is bestemd voor de in artikel 8.49 van de wet bedoelde zorg voor gesloten stortplaatsen.

  • 2.

    Het fonds wordt gevoed met de baten als genoemd in artikel 15.47, lid 5 en 6, van de wet.

  • 3.

    Uit het fonds worden bestreden de kosten als genoemd in artikel 15.47, lid 7, van de wet.

  • 4.

    Het fonds is gevestigd te Maastricht, ten kantore van de provincie Limburg.

Artikel 3 Beheer en vertegenwoordiging

  • 1.

    Gedeputeerde Staten vormen het algemeen bestuur van het fonds.

  • 2.

    De in artikel 1 onder f. genoemde gedeputeerden vormen het dagelijks bestuur en zijn gemachtigd tot het dagelijks beheer van het fonds.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen het hoofd van het cluster Financiën machtigen tot het namens hen verrichten van beheersdaden.

  • 4.

    De in artikel 1 onder f. genoemde gedeputeerden vertegenwoordigen ieder afzonderlijk het fonds in en buiten rechte.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten stellen een beleggingsstatuut vast waarin wordt geregeld op welke wijze de middelen van het fonds worden belegd.

Artikel 4 Begroting

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks de begroting van het fonds vast voor het komend jaar, alsmede een meerjarenraming voor de komende vier jaar.

  • 2.

    De begroting bevat in ieder geval een raming van de kosten die zijn verbonden aan de werkzaamheden van het fonds.

  • 3.

    Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

Artikel 5 Verantwoording

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks de jaarrekening en het jaarverslag van het fonds vast.

  • 2.

    De jaarrekening gaat vergezeld van een accountantsverklaring.

  • 3.

    Het boekjaar van het fonds is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 4.

    De vastgestelde jaarrekening wordt ter kennisgeving toegezonden aan degenen aan wie de nazorgheffing is opgelegd en aan Provinciale Staten.

Artikel 6 Geldmiddelen

Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor dat het vermogen van het fonds zodanig is samengesteld dat het fonds steeds aan zijn verplichtingen kan voldoen.

Artikel 7 Beleggingen en geldleningen

  • 1.

    Gedeputeerde Staten beleggen de beschikbare gelden van het fonds overeenkomstig de kaders in het Beleggingsstatuut Nazorgfonds gesloten stortplaatsen provincie Limburg, met dien verstande dat tevens de van toepassing zijnde wet- en regelgeving wordt gehanteerd.

  • 2.

    In het geval onvoorzien nazorgkosten opkomen en het fonds niet voldoende middelen ter beschikking staan om deze kosten te dekken kunnen Gedeputeerde Staten een vaste geldlening aangaan met een geldgever met dien verstande dat:

    • a.

      het rentepercentage marktconform dient te zijn.

    • b.

      de aflossing zal geschieden in ten hoogste veertig jaar.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan besluiten tot het aangaan van rekeningcourantovereenkomsten.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

  • 2.

    Het Reglement voor het Fonds nazorg zoals vastgesteld in 2016 en laatst gewijzigd d.d. 19 juli 2016 (PB 2016, nr. 4332) wordt ingetrokken.

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Reglement Nazorgfonds gesloten stortplaatsen provincie Limburg 2023.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

, voorzitter

, secretaris

Uitgegeven,

De Secretaris,

Toelichting

Algemene toelichting

 

Inleiding

Op 1 april 1998 is de in de Wet milieubeheer (Wm) opgenomen regeling voor de nazorg van operationele stortplaatsen (d.w.z. stortplaatsen waar het storten van afvalstoffen niet vóór 1 september 1996 is beëindigd) bij Koninklijk besluit in werking getreden (Staatsblad 1997, 532). Dit betekent dat Gedeputeerde Staten er bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor zijn dat deze stortplaatsen na sluiting geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. Art. 15.47 Wm verplicht het College van Gedeputeerde Staten een nazorgfonds in te stellen voor het beheer van de heffingsopbrengsten. Het nazorgfonds is een publiekrechtelijk rechtspersoon (BW boek 2 art 1 lid 2: “…lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.”). Gedeputeerde Staten zijn belast met het beheer ervan (art. 15.47, lid 4 Wm).

 

Provinciewet van toepassing

De wetgever draagt de nazorgtaak op aan Gedeputeerde Staten. Hier wordt van Gedeputeerde Staten “medebewind gevorderd”. Zoals bij alle medebewind, is op de uitoefening van deze taak de Provinciewet van toepassing voor zover de desbetreffende bijzondere regeling of andere wetten daarop geen uitzondering maken. Voor de jaarrekening dienen de verslaggevingsrichtlijnen voor zover van toepassing vanuit het Burgerlijk Wetboek deel 2 titel 9 te worden gevolgd. Omdat het Nazorgfonds een aparte publiekrechtelijke rechtspersoon is valt het niet onder het Besluit Begroting en Verantwoording provincie en gemeenten (BBV). .1

 

Het is de uitgesproken bedoeling van de wetgever2 om een zo strikt mogelijke scheiding tussen de provinciale middelen en die van het nazorgfonds aan te brengen zodat de nazorgmiddelen niet voor andere doeleinden kunnen worden ingezet en dit ook zichtbaar en controleerbaar is. De inkomsten en de uitgaven van het nazorgfonds worden dus in een aparte begroting opgenomen.

 

Het afleggen van verantwoording door Gedeputeerde Staten over het Nazorgfonds.

De bevoegdheidsverdeling tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten dient te worden benaderd als ten aanzien van alle medebewindstaken.

 

In de Wet milieubeheer is bepaald dat de middelen in het fonds uitsluitend mogen worden besteed aan:

  • a.

    De kosten die GS maken in het kader van hun medebewindstaak ter zake de nazorg voor gesloten stortplaatsen;

  • b.

    De kosten van het beheer van het fonds zelf;

  • c.

    De kosten die voortvloeien uit het aanspreken van het fonds door derden die schade hebben ondervonden van de verontreiniging veroorzaakt door de stortplaats, voor zover die schade bekend is geworden na sluiting van de stortplaats.

Met betrekking tot het beheer van het fonds, de vertegenwoordiging, de begroting en de rekening is in het Reglement aansluiting gezocht bij de wijze waarop deze onderwerpen in de Provinciewet zijn geregeld. Door de wijze waarop de medebewindstaak van GS in de Wet Milieubeheer is geregeld, is het onduidelijk welke rol precies voor PS is weggelegd bij het beheer van het fonds. Formeel gezien hebben PS geen enkele rol, maar GS zijn vanzelfsprekend wel verantwoording verschuldigd aan PS op grond van artikel 167 Provinciewet. Door het ter kennisgeving aanbieden van de begroting en de jaarrekening van het fonds aan PS wordt aan deze verantwoordingsplicht vorm gegeven.

 

Zolang een stortplaats is geopend, houdt het fonds per stortplaats een ‘reserve geopende stortplaats’ aan. Dit is nodig om te kunnen beoordelen of het gestelde doelvermogen per stortplaats is bereikt. Na sluiting van een stortplaats wordt deze reserve overgeheveld naar de ‘reserve gesloten stortplaatsen’ waaruit vervolgens de kosten voor de nazorg zal worden bestreden.

 

De voorgeschreven risicoparagraaf

Voorgeschreven is dat “het dagelijks bestuur (Gedeputeerde Staten) in de toelichtingen op de begroting en de meerjarenraming alle risico’s moet noemen en toelichten die tot het moment van aanbieden hiervan bij hem bekend zijn” en “Bedoelde risico’s zijn risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn gevormd, omdat het niet mogelijk is een redelijke schatting van het bedrag van de schade of van het verlies te maken, of die niet tot afwaardering van activa hebben geleid en die van materiele betekenis kunnen zijn in relatie tot het balanstotaal of de financiële positie”. Dit voorschrift dient ook gevolgd te worden voor het Nazorgfonds.

 

In het geval van volledige uitputting van het Nazorgfonds zonder dat de mogelijkheid bestaat om, via verhoging van de heffing of via verandering van de heffingssystematiek extra gelden te genereren, rust op Gedeputeerde Staten nog steeds de taak om de nazorg uit te voeren. De nazorgkosten dienen dan ten laste van de algemene middelen van de Provincie te worden gebracht. Ook in de risicoparagraaf bij de provinciale begroting dienen derhalve de restrisico’s van de nazorg voor de provinciale rekening te worden opgenomen (als die tenminste van materiële betekenis zijn).

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2

De in het artikel 8.49 Wm bedoelde zorg houdt in dat wordt gewaarborgd dat een stortplaats geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt, dan wel dat, voor zover dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de grootst mogelijke bescherming wordt geboden tegen die nadelige gevolgen. Hiertoe worden maatregelen genomen strekkende tot

  • het in stand houden en onderhouden, alsmede het herstellen, verbeteren of vervangen van voorzieningen ter bescherming van de bodem, en

  • het regelmatig inspecteren van voorzieningen ter bescherming van de bodem;

  • het regelmatig onderzoeken van de bodem onder de stortplaats.

De baten als genoemd in artikel 15.47, lid 5 en 6 Wm bestaan uit de opbrengsten van de heffing, de gestelde financiële zekerheid ingeval de betaling van de heffing niet tijdig nagekomen wordt, de rentebaten en beleggingsopbrengsten die via het fonds zijn verkregen, het batig saldo van de laatstelijk afgesloten rekening van het fonds en andere bedragen die bestemd zijn voor de in artikel 8.49 Wm bedoelde zorg.

 

De kosten die worden bestreden als genoemd in artikel 15.47, lid 7 Wm zijn de kosten die worden gemaakt in verband met de uitvoering van de in artikel 8.49 bedoelde zorg, de kosten die zijn verbonden aan de werkzaamheden van het fonds, alsmede de kosten die worden gemaakt ter dekking van de aansprakelijkheid.

 

Artikel 3

De gedeputeerden zijn volgens lid 2 zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk gemachtigd tot het dagelijks beheer van het fonds. Bij verschil van mening besluiten Gedeputeerde Staten als algemeen bestuur van het fonds plenair. Gedeputeerde Staten stellen het beleggingsstatuut van het fonds vast.

 

Artikel 4

Dit artikel is opgenomen omdat, zoals in de inleiding vermeld, in afwijking van het bepaalde in de Provinciewet voor het Nazorgfonds een aparte begroting wordt opgesteld die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.

 

Artikel 5

Dit artikel is opgenomen omdat, zoals in de inleiding vermeld, in afwijking van het bepaalde in de Provinciewet voor het fonds een aparte jaarrekening inclusief accountantsverklaring wordt opgesteld die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.

 

Artikel 7

 

In het geval van volledige uitputting van het nazorgfonds zonder dat de mogelijkheid bestaat om, via verhoging van de heffing of via verandering van de heffingssystematiek extra middelen te genereren in het fonds, rust op Gedeputeerde Staten nog steeds de taak om de nazorg uit te voeren. De nazorgkosten dienen in dat geval ten laste van de algemene middelen van de Provincie te worden gebracht. In de risicoparagraaf bij de provinciale begroting dienen derhalve de restrisico’s van de nazorg voor de provinciale rekening te worden opgenomen als die tenminste van materiële betekenis zijn.

 

Uit Handreiking Treasury 2015:

 

De Wet Fido bevat de mogelijkheid voor de Minister om bepaalde middelen uit te zonderen van het verplicht schatkistbankieren (Wet Fido, art. 2, vierde lid). Deze uitzonderingen zijn in artikel 7 van de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden opgenomen. Een van deze uitzonderingen betreffen de middelen aangehouden in (nazorg)fondsen, bedoeld in artikel 15.47 van de Wet natuurbeheer (Regeling schatkistbankieren, art. 7, sub b).

Op de uitzettingen van uitgezonderde middelen zijn de regels van de vigerende Ruddo van overeenkomstige toepassing.

Nazorgfondsen (Ruddo, art. 3a, eerste lid) mogen gelden uitzetten in de vorm van beleggingen in aandelen die genoteerd zijn aan een van overheidswege toegelaten effectenbeurs en in onroerend goedfondsen die genoteerd zijn aan een van overheidswege toegelaten effectenbeurs, mits zeker wordt gesteld dat de hoofdsom, gecorrigeerd voor inflatie, ten minst aan het einde van dertig jaar intact is door middel van vastrentende waarden of overige uitzettingen tegen rente bij een instelling die voldoet aan de kredietwaardigheidseisen van artikel 2 Ruddo.


1

Omdat het Nazorgfonds een aparte publiekrechtelijke rechtspersoon is valt het niet onder het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

2

In de toelichting op de leemtewet (24.321 nr. 3 blz. 8) wordt aangegeven wat het doel is van de constructie van het afgescheiden vermogen ondergebracht in de aparte rechtspersoon: “In de eerste plaats wordt door het apart zetten van de middelen die voor nazorg zijn verkregen in een fonds, zeker gesteld dat die middelen ook alleen voor dat doel worden gebruikt. De exploitanten die de heffing moeten betalen krijgen zekerheid dat de middelen niet voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt. Het tweede doel van het nazorgfonds is de opbouw van kapitaal voor de toekomst. Het langdurig karakter van de nazorg en het afnemend stortvolume maakt het noodzakelijk dat zeker gesteld wordt dat ook op de langere termijn voldoende middelen beschikbaar zijn voor de nazorg. De middelen welke nu worden opgebracht, dragen bij aan de opbouw van een kapitaal in de loop der jaren, zodat ook bij verminderde heffingsopbrengsten in de toekomst een kapitaal beschikbaar is voor nazorg. Daarmee wordt voorkomen dat in de toekomst de algemene middelen tijdelijk fors moeten worden verhoogd op het moment dat de uitgaven voor de nazorg van stortplaatsen zouden culmineren. Door de financiering van de nazorg in de tijd te spreiden, wordt een juiste allocatie bevorderd en een mogelijke toekomstige verstoring van de provinciale begroting vermeden.”