Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordwijk

Preventie- en Handhavingsplan Alcoholwet 2023-2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingPreventie- en Handhavingsplan Alcoholwet 2023-2026
CiteertitelPreventie- en Handhavingsplan Alcoholwet 2023-2026
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-04-2023nieuwe regeling

18-04-2023

gmb-2023-178676

165952

Tekst van de regeling

Intitulé

Preventie- en Handhavingsplan Alcoholwet 2023-2026

Samenvatting

 

In artikel 43a van de Alcoholwet is bepaald, dat de gemeenteraad verplicht is een preventie- en handhavingsplan alcohol vast te stellen. Een soortgelijke bepaling staat ook in de Wet publieke gezondheid. Op basis van die wet wordt inmiddels door de gemeente Noordwijk al flink ingezet op alcoholpreventie. Het voorliggende plan richt zich vooral op het doen naleven van het bepaalde in de Alcoholwet. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de doelstellingen die ten grondslag liggen aan de Alcoholwet: het voorkomen dan wel beperken van de nadelige gevolgen van (overmatig) alcoholgebruik. De focus van dit plan ligt vooral op de handhaving van de Alcoholwet. Het preventie-aspect is wat minder prominent aanwezig dan bij de aanpak via de Wet publieke gezondheid. Wat dat betreft zijn de activiteiten op basis van de Alcoholwet en de Wet publieke gezondheid complementair en elkaar versterkend.

In het voorliggende plan zijn de belangrijkste regels uit de Alcoholwet voorzien van een toelichting. Per regel is aangegeven welk resultaat wordt nagestreefd.

 

Met het vaststellen van de doelstellingen op hoofdlijnen ontstaat een basis voor een uitwerking van de te verrichten handhavingsinspanningen per jaar. Daartoe zal jaarlijks een uitvoeringsprogramma worden opgesteld.

 

1. Inleiding

In artikel 43a van de Alcoholwet is bepaald, dat de gemeenteraad verplicht is een preventie- en handhavingsplan alcohol vast te stellen. In dat plan moet in ieder geval worden aangegeven:

 

  • a.

    wat de doelstellingen zijn van het preventie- en handhavingsbeleid alcohol;

  • b.

    welke acties worden ondernomen om alcoholgebruik, met name onder jongeren, te voorkomen, al dan niet in samenhang met andere preventieprogramma’s als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, van de Wet Publieke Gezondheid;

  • c.

    de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt uitgevoerd en welke handhavingsacties in de door het plan bestreken periode worden ondernomen;

  • d.

    welke resultaten in de door het plan bestreken periode minimaal behaald dienen te worden.

Preventie als instrument om (overmatig) alcoholgebruik tegen te gaan wordt overigens ook ingezet via preventieprogramma’s op grond van de Wet publieke gezondheid. In Noordwijk is in 2022 het “Preventieakkoord gezondheid” afgesloten en in 2023 is een “Leefstijlakkoord” afgesloten. Beide lokale akkoorden hebben het “terugdringen van middelengebruik” als speerpunt.

 

De preventieve aanpak vanuit de Wet publieke gezondheid richt zich voornamelijk op het informeren van jongeren en ouders over middelengebruik en de negatieve gevolgen voor de gezondheid. Bijvoorbeeld door middel van voorlichting op jongerencentra, op het CJG en op het onderwijs. De preventieve aanpak richt zich ook op inrichting van de buitenruimte. Het makkelijker maken van de gezonde keuze. Bijvoorbeeld door het gezonder maken van maatschappelijke ruimtes (rookvrij, gezondere voeding, minder uitnodigen tot alcoholgebruik).

 

De regels uit de Alcoholwet richten zich vooral op de verstrekking van alcoholhoudende drank door beroepsmatige verstrekkers. Wat dat betreft vullen de Wet publieke gezondheid en de Alcoholwet elkaar goed aan. Dat betekent niet dat preventie helemaal niet aan de orde komt in het voorliggende plan. Immers: ook het doen naleven van regels kan worden gezien als preventieve maatregel. In die zin is de scheidslijn tussen preventie en handhaving lang niet altijd goed te trekken.

 

Voor een juiste interpretatie van de voorliggende nota is het van belang om in gedachten te houden, dat met “handhaving” wordt bedoeld: “Alles wat wordt gedaan om geldende regels te doen naleven”. Dat betekent dat bijvoorbeeld het geven van voorlichting ook een vorm van handhaven is. Bovendien volgt uit die definitie, dat de beschikbaarheid van een geldende regel de basis is voor welk handhavend handelen dan ook: zonder regel is er geen handhaving mogelijk.

Daarin verschilt dit plan overigens van de eerder genoemde preventieaanpak op basis van een lokaal akkoord. Bij zo’n akkoord worden projecten aangedragen door de partners en organisaties in de samenleving zelf en is commitment en draagvlak essentieel voor het slagen van de aanpak. Bij handhavingsbeleid is draagvlak weliswaar nog steeds belangrijk (want commitment en draagvlak dragen bij aan beter naleefgedrag), maar ook zonder draagvlak zullen de regels moeten worden nageleefd en zal er (uitgaande van de op de overheid rustende beginselplicht tot handhaving) gehandhaafd moeten worden.

 

Het handhavingsinstrumentarium moet wel zoveel mogelijk doelgericht worden ingezet. Om het doel helder te krijgen is de totstandkoming van de Alcoholwet in hoofdstuk 2 in historisch perspectief geplaatst. Vervolgens is in hoofdstuk 3 een evaluatie opgenomen van het vorige preventie- en handhavingsplan. In hoofdstuk 4 zijn de globale doelstellingen van het voorliggende plan verwoord. Die globale doelstellingen worden in de daarop volgende hoofdstukken nader uitgewerkt en op een rijtje gezet.

 

Met het vaststellen van dit plan heeft de gemeenteraad de grote lijnen uitgezet. Op basis daarvan kan er jaarlijks een uitvoeringsplan worden gemaakt. In hoofdstuk 7 is aangegeven wat de globale inhoud van het jaarlijks uitvoeringsplan zal zijn.

2. Historisch perspectief

Tot ver in de 19e eeuw was het drinken van jenever of bier vaak gezonder dan het drinken van water dat uit een pomp kwam. Alcohol drinken was wijdverspreid. Naarmate het gebruik van alcohol toenam, nam ook de openbare dronkenschap toe. Dat zorgde ervoor dat in Nederland vanaf de jaren ’30 van de 19e eeuw een discussie op gang kwam over wettelijke maatregelen om het alcoholgebruik onder de bevolking te verminderen. Uiteindelijk werd in 1881 de eerste Drankwet aangenomen. Die wet was vooral bedoeld om openbare dronkenschap tegen te gaan. Het beschermen van mensen tegen de gevaren van alcohol werd in die tijd niet als een overheidstaak gezien, het ging de overheid puur om het handhaven van de openbare orde.

 

Na enkele wijzigingen werd de Drankwet in 1964 vervangen door de Drank- en horecawet. Inmiddels was de alcoholconsumptie, onder andere door de gestegen prijzen van grondstoffen en dus de prijs van alcohol, sterk afgenomen. De beperkingen ten aanzien van het aantal verkooppunten (een belangrijk onderdeel van de oude Drankwet) werden afgeschaft. In plaats van die beperking qua aantal, werden in de Drank- en horecawet vooral regels vastgelegd waar de verkooppunten aan moesten voldoen.

Anders dan bij de oude Drankwet was de focus van de Drank- en horecawet niet zozeer gericht op het voorkomen van openbare dronkenschap en verstoring van de openbare orde: de Drank- en horecawet was primair een gezondheidswet. Vooral het toenemende besef dat alcoholgebruik schadelijk was voor opgroeiende jeugd was leidend voor de insteek van de wet.

 

Ook de Drank- en horecawet is diverse keren gewijzigd. De laatste wijziging was die van 1 januari 2014. Toen is onder andere de leeftijdsgrens voor de verkoop van alcohol verhoogd van 16 naar 18 jaar. Vanaf dat moment was de verkoop van alcohol aan personen onder de 18 jaar niet meer toegestaan. Bovendien werd het voor de jongeren tot 18 jaar strafbaar om alcoholhoudende drank bij zich te hebben op voor het publiek toegankelijke plaatsen.

 

Met de toename van de kennis over het schadelijke effect van alcoholgebruik onder (met name) jongeren werd ook steeds duidelijker, dat alcohol lang niet alleen via horecabedrijven wordt verstrekt. Sterker nog: mede door de verhoging van de leeftijdgrenzen is de bijdrage van de horecabedrijven aan de alcoholproblematiek steeds kleiner geworden. Voor een verdergaande bestrijding van alcoholgebruik door jongeren moet dus verder worden gekeken dan (alleen) naar de horeca.

Vanuit dat besef is er voor gekozen om de Drank- en horecawet aan te vullen met regels die betrekking hebben op supermarkten, wijnwinkels en sportkantines. Ook in de naam van de gewijzigde wet wilde men tot uitdrukking brengen dat bij de aanpak van de alcoholproblematiek verder moet worden gekeken dan alleen naar de horeca. De nieuwe wet heet daarom “Alcoholwet”.

3. Evaluatie vorig Preventie- en handhavingsplan

In 2014 is door de voormalige gemeente Noordwijk een “Preventie- en handhavingsplan leeftijdgrenzen Drank- en Horecawet” vastgesteld. Zoals uit de titel van dat plan blijkt, had het plan vooral betrekking op de leeftijd gerelateerde regels. De handhaving van de overige regels uit de Drank- en Horecawet was uitbesteed aan de Omgevingsdienst West-Holland (ODWH). Voor die overige handhaving was geen plan opgesteld. Ook de voormalige gemeente Noordwijkerhout had geen Preventie- en handhavingsplan opgesteld.

 

In het Noordwijkse “Preventie- en handhavingsplan leeftijdsgrenzen Drank- en Horecawet” was als doelstelling opgenomen: “op een integrale en programmatische wijze de naleving van de bepalingen ten aanzien van leeftijdsgrenzen in de Drank- en Horecawet bevorderen en daarmee een bijdrage leveren aan het terugdringen van alcoholgebruik van jongeren onder de 18 jaar”. In het plan is slechts summier aandacht besteed aan preventie. De focus van het plan lag vooral op (de wijze van) het uitvoeren van controles op de naleving van de leeftijd gerelateerde regels uit de Drank- en Horecawet.

Ter nadere invulling van het plan is destijds ook een Uitvoeringsprogramma opgesteld. Voor de uitvoering van de leeftijdsgebonden controles werd opdracht gegeven aan MB-All Toezicht BV uit Maarssen. Vanaf opdrachtverlening zijn door MBAll jaarlijks controles uitgevoerd bij onder andere de horeca, sportverenigingen en supermarkten. Voor een deel werd daarbij gebruik gemaakt van zogenaamde “mystery-shoppers” (controleurs met een zodanig uiterlijk dat op basis van dat uiterlijk niet overduidelijk vast kon worden gesteld dat zij ouder waren dan 18 jaar). Ter indicatie: in 2016 zijn er in totaal 156 “gewone” controles uitgevoerd (waarbij geen overtreding van de leeftijd gerelateerde DHW-regels werd geconstateerd) en 32 controles door mystery-shoppers (waarbij in 12 gevallen werd vastgesteld dat niet naar een ID werd gevraagd).

Op basis van de geconstateerde overtredingen zijn diverse bestuurlijke boetes en lasten onder dwangsom opgelegd (in de orde van grootte van 5 á 10 per jaar).

 

Vooral ondernemers van horecabedrijven op De Grent worstelden vanaf 2014 met het verbod op “wederverstrekking” (waarbij een persoon boven de 18 jaar alcoholhoudende drank koopt en dat vervolgens doorgeeft aan iemand onder de 18 jaar). De wetgever heeft bepaald, dat wederverstrekking niet is toegestaan en dat de horecaondernemer aansprakelijk is voor overtreding van dat verbod. Dat betekent, dat als er wederverstrekking plaatsvindt in een horecabedrijf, dat de exploitant van dat bedrijf gestraft kan worden (met een bestuurlijke boete of door het opleggen van een last). Vooral in drukke discotheken bleek het voor een ondernemer echter haast ondoenlijk om continu en overal wederverstrekking tegen te gaan.

Uiteindelijk bleek er voor de grotere en drukke zaken slechts één goed werkbare methode te zijn, namelijk het geheel uitsluiten van de aanwezigheid van personen onder de 18 jaar. Op die manier kon het gevaar op wederverstrekking worden weggenomen, hetgeen voor de ondernemers veel druk van de schouders wegnam. In 2017 hebben diverse ondernemers op De Grent er dan ook voor gekozen om een 18+ deurbeleid te gaan voeren. Die keuze is vervolgens door de burgemeester geformaliseerd door de 18+ toegang als voorschrift te verbinden aan de ontheffingen van de sluitingstijd voor de betreffende bedrijven.

Bij de vaststelling van het nieuwe sluitingstijdenbeleid (in 2021) is dat nog verder geformaliseerd. Op grond van dat beleid geldt voor alle horecabedrijven op De Grent en in de Hoofdstraat dat er (met uitzondering van de bedrijven met minder dan 100 bezoekers) vanaf 23.00 uur geen personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt tot een bij de inrichting behorende terras mogen worden toegelaten of daar aanwezig mogen zijn. Na 24.00 uur geldt dat verbod voor de gehele inrichting. Deze bepalingen worden (mede gelet op artikel 25c van de Drank- en Horecawet) als voorschrift verbonden aan de algemene ontheffingen sluitingstijden.

 

De beschreven invoering van het 18+ deurbeleid bij de meeste horecagelegenheden op De Grent zorgde voor een aanzienlijke afname van het noodzakelijke aantal (mystery-) controles op de naleving van leeftijdgerelateerde DHW-regels en voor een afname van het aantal dronken minderjarige jongeren dat ’s nachts op straat werd aangetroffen.

 

Het “Preventie- en handhavingsplan leeftijdsgrenzen” uit 2014 bevat geen meetbare doelstellingen. Het is dan ook niet vast te stellen of en zo ja, in welke mate, de op dat plan gebaseerde handhavingsactiviteiten hebben bijgedragen aan een betere naleving van de drank- en horecaregels betreffende de leeftijdgrenzen, laat staan dat er een inschatting gemaakt kan worden over het effect op het alcolholgebruik door jongeren.

 

Toch mag er redelijkerwijs van worden uitgegaan, dat de handhavingsinspanningen een positief effect hebben gehad op de naleving van de leeftijdgrensgerelateerde drank- en horecaregels

4. Doelstelling

In het Nationaal Preventieakkoord zijn onder andere doelstellingen opgenomen betreffende het alcoholgebruik onder jongeren. Zo moet op landelijk niveau het drinken onder de 18 jaar afnemen van 45% naar 25% en uiteindelijk naar nul in 2040. De ambitie van het Nationaal Preventieakkoord is verder, om in 2030 100% naleving van de leeftijdsgrens te realiseren. Om deze doelstellingen te kunnen bereiken zal veel inzet nodig zijn vanuit verschillende invalshoeken. Het controleren op de naleving van de Alcoholwet is er daar “slechts” één van. En van de andere kant bekeken: het bereiken van de doelen van het Nationaal Preventieakkoord is niet het enige dat met de controle op naleving van de Alcoholwet wordt beoogd. Het instrumentarium van de Alcoholwet kan (en zal) bijvoorbeeld ook ingezet worden voor bijvoorbeeld het voorkomen van verstoring van de openbare orde door dronkenschap.

 

Gelet op het voorgaande kan als doel van het voorliggende plan worden geformuleerd:

 

het bevorderen van de naleving van hetgeen in of bij de Alcoholwet is bepaald, met als subdoelen:

  • het leveren van een bijdrage aan de preventie van negatieve gevolgen van alcoholgebruik, met name onder jongeren;

  • het leveren van een bijdrage aan het behalen van de doelen zoals verwoord in het Nationaal Preventieakkoord;

  • het voorkomen van verstoringen van de openbare orde als gevolg van (overmatig) alcoholgebruik.

Het heeft de voorkeur om doelstellingen zoveel mogelijk meetbaar te formuleren. In de praktijk is aan die wens vaak maar ten dele invulling te geven. Vaak is een bepaald resultaat het gevolg van een samenspel van allerlei factoren. Dat geldt zeker ook bij het tegengaan van de negatieve gevolgen van alcoholgebruik. Het alcoholgebruik wordt immers beïnvloed door allerlei factoren, zoals de prijs van de drank en de beschikbaarheid daarvan. En zelfs onvoorziene gebeurtenissen zoals een wereldwijde corona-crisis kunnen het drankgebruik sterk beïnvloeden.

Een al dan niet intensief toezicht op de naleving van de Alcoholwet is dan ook slechts één van de vele factoren die van invloed zijn op het drankgebruik (door jongeren). Een rechtstreekse, cijfermatige onderbouwing van de effecten van handhavingsinspanningen is dan ook niet of nauwelijks mogelijk. Om toch enige vorm van monitoring te kunnen aanhouden is er voor gekozen om de doelstellingen niet in kwantitatieve zin uit te werken. In plaats daarvan worden in het volgende hoofdstuk afgeleide prestatie-indicatoren opgesteld. Er mag worden aangenomen dat een positief resultaat ten aanzien van die indicatoren ook een positief resultaat zal hebben op de doelstelling zoals hiervoor is geformuleerd.

5. Handhaving Alcoholwet

In het voorgaande hoofdstuk is aangegeven dat het doel van het voorliggende plan primair is gelegen in het doen naleven van de regels uit de Alcoholwet. Er is daartoe een analyse gemaakt van die wet, waarbij de belangrijkste regels zijn voorzien van een toelichting. Vervolgens is per regel een meetbaar (kwantitatief) resultaat bepaald dat moet worden behaald binnen de planperiode. Daarmee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 34a lid c van de Alcoholwet.

 

In de navolgende paragrafen worden wetsartikelen verkort en vereenvoudigd weergegeven. Voor de exacte artikelen wordt verwezen naar de formele wetteksten.

 

5.1 Verstrekking alcoholhoudende drank paracommercie

Volgens de definitie uit de Alcoholwet moet onder een paracommerciële rechtspersoon worden verstaan: “een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf”.

Bij paracommercie kan het dus gaan om bijvoorbeeld sportkantines, clubhuizen, kantines bij zwembaden en verenigingsgebouwen.

 

Tijdens de coronacrisis is nog eens extra duidelijk geworden, hoe essentieel de paracommercie is voor onder andere de sportverenigingen: de baropbrengst is een belangrijke vorm van inkomsten. Een deel van die inkomsten wordt verkregen door de verkoop van alcoholhoudende drank (vooral bier). Op zich is dat best een vreemde situatie. Immers: het vanuit gezondheidsoogpunt als zeer belangrijk geachte sporten wordt gecombineerd met (en zelfs deels mogelijk gemaakt door) het vanuit datzelfde oogpunt minder wenselijk geachte nuttigen van alcoholhoudende drank. Daar komt nog bij, dat sportverenigingen vaak financiële ondersteuning (subsidie) ontvangen van de gemeente, zodat de vaste lasten waarvoor een reguliere horecaondernemer zich gesteld ziet, bij een paracommerciële sportkantine (deels) worden afgevangen door die subsidie. Bovendien wordt door paracommerciële partijen meestal gewerkt met vrijwilligers achter de bar en gelden er gunstiger belastingregels voor paracommerciële rechtspersonen (de zogenaamde “kantineregeling”).

Het voorgaande betekent, dat bijvoorbeeld een sportvereniging goedkopere prijzen kan hanteren voor een biertje dan de reguliere horeca. Mede daardoor is er geen sprake van een gelijk speelveld.

De wetgever heeft gemeenten de opdracht gegeven om bij verordening regels te stellen aan paracommerciële rechtspersonen. In de Alcoholwet is die bevoegdheid verwoord in artikel 4.

 

Artikel 4 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    Bij gemeentelijke verordening worden ter voorkoming van oneerlijke mededinging regels gesteld waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank.

  • 2.

    Bij zodanige verordening is het de gemeente toegestaan rekening te houden met de aard van de paracommerciële rechtspersoon.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde regels hebben in elk geval betrekking op de volgende onderwerpen:

    • a.

      de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank mag worden verstrekt;

    • b.

      in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

    • c.

      in de inrichting te houden bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.

  • 4.

    De burgemeester kan met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen ontheffing verlenen van de bij of krachtens dit artikel gestelde regels.

Door de gemeenteraad van Noordwijk is van die bevoegdheid gebruik gemaakt door in de Algemene plaatselijke verordening Noordwijk 2021 het volgende te bepalen:

 

Artikel 2:34b APV (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    Een paracommercieel rechtspersoon kan onverminderd artikel 2:29 alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf twee uren voor aanvang en tot uiterlijk drie uren na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon, met dien verstande dat geen alcoholhoudende drank mag worden verstrekt voor 12.00 uur.

  • 2.

    Een paracommercieel rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

In de APV is geen ontheffingsmogelijkheid opgenomen. De bevoegdheid tot het verlenen van ontheffingen volgt echter rechtstreeks uit artikel 4 lid 4 Alcoholwet. Ter invulling van de beleidsvrijheid die de burgemeester heeft bij de uitoefening van de wettelijk toebedeelde bevoegdheid is door de burgemeester een beleidsregel vastgesteld: de “Beleidsregel artikel 4 Alcoholwet: drankverstrekking door paracommerciële rechtspersonen Noordwijk 2022”. In die beleidsregel is vastgelegd onder welke voorwaarden en omstandigheden ontheffing kan worden verleend van de regels voor paracommercie zoals opgenomen in de APV. In de beleidsregel zijn grenzen gesteld aan het aantal te verlenen ontheffingen per rechtspersoon per jaar.

 

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 1.

    In 2023 wordt artikel 2:34b APV door 75 % van de paracommerciële rechtspersonen nageleefd. Dat nalevingspercentage moet in 2026 zijn gegroeid naar 90 %.

5.2 Bestuursreglement paracommercie

Anders dan bij de reguliere horeca wordt er bij paracommerciële horecabedrijven vaak gewerkt met (bar-) vrijwilligers. Dat vraagt om speciale aandacht voor de wijze waarop alcoholhoudende drank wordt verstrekt. In de Alcoholwet is daarom bepaald, dat elke paracommerciële rechtspersoon een (bestuurs-) reglement moet vaststellen waarin is vastgelegd hoe er voor wordt gezorgd dat de verstrekking van alcoholhoudende drank op een verantwoorde manier plaatsvindt.

 

Artikel 9 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    Het bestuur van een paracommerciële rechtspersoon stelt voor het verkrijgen van een vergunning tot uitoefening van het horecabedrijf een reglement vast dat waarborgt dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting vanuit het oogpunt van sociale hygiëne op verantwoorde wijze geschiedt.

  • 2.

    In het reglement wordt vastgelegd:

    • a.

      welke kwalificatienormen worden gesteld aan de voorlichtingsinstructie op het gebied van sociale hygiëne die barvrijwilligers krijgen om te kunnen voldoen aan de eis gesteld in artikel 24, tweede lid onder c;

    • b.

      de wijze waarop door of namens het bestuur wordt toegezien op de naleving van het reglement.

  • 3.

    (….)

  • 4.

    Het reglement of een afschrift daarvan, is in de inrichting aanwezig.

  • 5.

    (….)

Uit het 1e lid van artikel 9 Aw volgt, dat het reglement door het bestuur van de paracommerciële instelling moet zijn vastgesteld voordat een Alcoholvergunning (voorheen Drank- en Horecavergunning) kan worden verkregen. Elke paracommerciële instelling met een vigerende DHW-vergunning of Alcoholvergunning zou dus over een bestuursreglement moeten beschikken. Het is verplicht dat het bestuursreglement wordt gevoegd bij de vergunningaanvraag. Het is gebruikelijk om alle onderdelen van de aanvraag deel uit te laten maken van de te verlenen vergunning. Dat betekent dat het bestuursreglement normaal gesproken onderdeel uitmaakt van de verleende vergunning. Dat is echter bij (lang) niet alle vergunningen het geval. Dat betekent dat veel paracommerciële rechtspersonen beschikken over een Alcoholwetvergunning (voorheen Drank- en Horecavergunning) waar geen bestuursreglement aan is verbonden. Maar ook als het bestuursreglement geen onderdeel uitmaakt van de vergunning, blijft wel de verplichting gelden om 1) een bestuursreglement te hebben waarin 2) het nodige geregeld is betreffende de implementatie van de alcoholregels en 3) dat in de inrichting aanwezig moet zijn.

 

Voor sportverenigingen heeft Het NOC-NSF overigens een format beschikbaar gesteld dat gebruikt kan worden bij het opstellen van een bestuursreglement. De opzet daarvan kan ook gebruikt worden door andere paracommerciële instellingen. (Zie https://nocnsf.nl/handboek-wet-en-regelgeving/16-bestuursreglement-alcohol-in-sportkantines.)

 

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 2a.

    Uiterlijk 1 januari 2024 moeten alle paracommerciële rechtspersonen die een horecabedrijf exploiteren zijn gecontroleerd op de aanwezigheid (binnen de inrichting) van een actueel, geldend bestuursreglement. Bij elk geconstateerd gebrek zal handhavend worden opgetreden in die zin, dat alsnog een (nieuw) bestuursreglement moet worden aangeleverd, al dan niet in combinatie met een nieuw aangevraagde Alcoholvergunning.

  • 2b.

    Op 1 januari 2025 moeten alle paracommerciële rechtspersonen die een horecabedrijf exploiteren beschikken over een actueel, geldend bestuursreglement.

5.3 Slijtersbedrijf

Volgens de Alcoholwet moet worden verstaan onder het slijtersbedrijf: “de activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse, al dan niet gepaard gaande met het bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van zwak-alcoholhoudende en alcoholvrije drank voor gebruik elders dan ter plaatse of met het bedrijfsmatig verrichten van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen andere handelingen”.

 

In de Drank- en Horecawet waren voor slijterijen diverse bouwkundige eisen opgenomen. De meeste daarvan zijn bij het in werking treden van de Alcoholwet vervallen (omdat het Bouwbesluit voorziet in voldoende bouwkundige eisen). Nu geldt er nog slechts een eis voor een minimale vloeroppervlakte van 15 m2. Bij de vergunningverlening wordt beoordeeld of aan die eis wordt voldaan.

Bovendien is bepaald, dat een slijtlokaliteit niet rechtstreeks in verbinding mag staan met een neringruimte.

 

Artikel 10 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    Een slijtlokaliteit staat niet rechtstreeks in verbinding met een neringruimte.

  • 2.

    (….)

  • 3.

    Een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend heeft ten minste één slijtlokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 15 m2.

    (….)

Een slijterij mag dus niet bijvoorbeeld een enigszins afgezonderd deel van een supermarkt zijn. De wetgever wil kennelijk dat de verkoop van sterke drank echt iets aparts is en qua aandacht niet mag ondersneeuwen door allerlei andere activiteiten in dezelfde ruimte. Dat blijkt ook uit de artikelen 14 en 14a Alcoholwet.

 

Artikel 14 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    Het is verboden een slijtlokaliteit gelijktijdig in gebruik te hebben voor het verrichten van andere bedrijfsactiviteiten dan die welke tot het slijtersbedrijf behoren dan wel toe te laten dat daarin zodanige activiteiten worden uitgeoefend.

    (….)

Artikel 14a Alcoholwet

Het is verboden om bij het aanbieden en verstrekken van sterke drank in het kader van verkoop op afstand in de rechtmatige uitoefening van het slijtersbedrijf, gelijktijdig andere bedrijfsactiviteiten dan die welke tot het slijtersbedrijf behoren uit te oefenen.

 

Op grond van de voormalige Drank- en Horecawet waren betaalde proeverijen bij slijters niet toegestaan. In de Alcoholwet is echter aan gemeenten de mogelijkheid geboden om bij verordening te bepalen dat slijterijen wel proeverijen mogen organiseren. Gemeenten kunnen deze keuze maken, maar zijn hiertoe niet verplicht. Door de gemeente Noordwijk is tot op heden geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Proeverijen in slijterijen zijn in Noordwijk dus niet toegestaan.

 

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 3a.

    De naleving van het minimaal vloeroppervlak is per 1 januari 2024 100 %.

  • 3b.

    Er worden geen proeverijen in slijterijen gehouden.

5.4 Verbod op stuntprijzen (bij gebruik anders dan ter plaatse)

In de Alcoholwet staat, dat slijters voor een periode van een maand of korter niet meer dan 25% korting mogen geven op de prijs die gewoonlijk wordt gevraagd voor alcoholhoudende drank. Deze beperking geldt zowel voor fysieke als voor online verkooppunten. Het maakt daarbij niet uit of het verkooppunt deze prijs gewoonlijk hanteert. Ook is het verboden alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse aan te bieden waarbij de indruk wordt gewekt dat de prijs lager is dan 75% van de prijs die gewoonlijk wordt gevraagd.

Als de actie bestaat uit het aanbieden of verstrekken van een extra groot volume, mag dat extra volume niet meer dan 25% bedragen. Ook de waarde van premiums of cadeaus die bij alcoholhoudende drank worden gegeven (bijvoorbeeld een gratis bierglas), wordt meegerekend om te bepalen of er sprake is van meer dan 25% korting. Het verbod op prijsacties geldt ook voor restantverkopen

 

Artikel 2a Alcoholwet

  • 1.

    Het is verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank aan te bieden of te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van een maand of korter lager is dan 75% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd.

  • 2.

    Het is verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank aan te bieden of te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse waarbij de indruk wordt gewekt dat de prijs lager is dan 75% van de prijs die gewoonlijk wordt gevraagd.

Het toezicht op de naleving van de bepalingen wordt uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Als daar aanleiding toe is, zal de NVWA de prijsontwikkeling monitoren. Daarbij zal de NVWA de reguliere prijs van het specifieke product als uitgangspunt nemen. Bij het toezicht op prijsacties is de signaalfunctie van gemeenten belangrijk. Het is de bedoeling dat gemeenten mogelijke overtreding van dit artikel uit de Alcoholwet melden bij de NVWA.

 

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 4.

    Geen enkele lokale stunt-actie mag ongestoord voortgang vinden. Dat betekent dat bij constatering van een lokale stunt-actie altijd melding gemaakt wordt bij de NVWA. Bij landelijke stunt-acties wordt zoveel mogelijk melding gemaakt bij de NVWA.

5.5 Beperking happy-hours (bij gebruik ter plaatse)

In artikel 25d van de Alcoholwet is bepaald, dat gemeenten in een verordening, ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde, regels kunnen opnemen die beperkingen inhouden voor zogenaamde happy hours (korte perioden van prijsverlaging). Met die bevoegdheid kunnen de meest excessieve prijsacties (van meer dan 40% korting) worden verboden. Het beperken van mogelijkheden om met prijzen voor alcoholhoudende dranken te stunten is een geschikt instrument om de stevige consumptie in het uitgaansleven te beperken en dronkenschap te voorkomen.

In Noordwijk is gebruik gemaakt van de verordenende bevoegdheid door in de APV de volgende bepaling op te nemen:

 

Artikel 2:34f APV

Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.

 

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 5.

    Geen happy hours waarbij korting wordt gegeven van meer dan 40%. Bij elke constatering van overtreding van het verbod wordt handhavend opgetreden.

5.6 Vergunningplicht art. 3 Alcoholwet

In de Alcoholwet en de daarop gebaseerde regelingen, is voorgeschreven aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan als men (anders dan om niet) alcoholhoudende dranken aan anderen wil verstrekken. Om toe te kunnen zien op een juiste naleving van die regels is het voor de overheid noodzakelijk om zicht te hebben op alle verkooppunten. Daarom is er een vergunningen- en ontheffingenstelsel in de wet opgenomen.

De belangrijkste bepaling ten aanzien van vergunningen staat in artikel 3 van de Alcoholwet.

 

Artikel 3 Alcoholwet

  • 1.

    Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen.

Het gaat hierbij om een grote variëteit aan bedrijven, zoals: hotels, restaurants, café’s, en ook paracommerciële inrichtingen zoals sportkantines. In Noordwijk zijn er ongeveer 240 horecabedrijven (waarvan ongeveer 40 paracommercieel) die vallen onder deze vergunningsplicht.

Kenmerkend voor met name de horecabranche is, dat er relatief vaak wijzigingen plaatsvinden in eigenaarschap en bedrijfsvoering. Afhankelijk van de aard van de wijziging zal een nieuwe vergunning moeten worden aangevraagd. Dat is geen automatisme en wordt vaak vergeten. Dat betekent, dat het vergunningenbestand continu bijgehouden moet worden. Helaas is ook dat geen automatisme.

Een andere belangrijke bepaling staat in artikel 7 van de Alcoholwet. Volgens dat artikel kan er geen vergunning worden verleend als de verstrekking van de alcoholhoudende drank plaatsvindt buiten een besloten ruimte (lokaliteit) of bijbehorend terras.

 

Artikel 7 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    (….)

  • 2.

    Geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van het horecabedrijf of slijtersbedrijf anders dan in een inrichting (= de lokaliteiten)

  • 3.

    Indien een terras onderdeel is van een inrichting, die onderdeel uitmaakt van een winkel wordt slechts een vergunning ten aanzien van het terras verleend, indien dit onmiddellijk aansluit aan een horecalokaliteit. Voor de overige terrassen wordt slechts vergunning verleend, indien zij in de onmiddellijke nabijheid van een horecalokaliteit zijn gelegen.

Dat betekent, dat er bijvoorbeeld geen Alcoholvergunning kan worden verleend voor een zelfstandig terras (bijv. als onderdeel van een toeristenmarkt) of voor het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens een evenement (zoals een popfestival in de buitenlucht).

Om drankverstrekking ook tijdens dergelijke activiteiten toch mogelijk te maken heeft de wetgever voorzien in een ontheffingsmogelijkheid. Dat staat in artikel 35 van de Alcoholwet (zie hetgeen daarover staat in paragraaf 5.10.).

 

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 6a.

    Eind 2023 is de registratie van Alcoholvergunningen geactualiseerd en inzichtelijk.

  • 6b.

    Eind 2025 heeft 90% procent van alle horecabedrijven een juiste, actuele Aw-vergunning.

  • 6c.

    Jaarlijks wordt minimaal 25 % van alle verleende Alcoholwetvergunningen (art. 3 Aw) door middel van een bedrijfsbezoek gecontroleerd op actualiteit en dekkendheid. Zodoende wordt elke 4 jaar het hele bestand doorgelicht. Bij de controle wordt onder andere gecontroleerd op naleving van de bouweisen zoals opgenomen in artikel 10 Alcoholwet.

5.7 (Maatwerk-) voorschriften in Alcoholvergunningen en -ontheffingen

Bij de regels zoals opgenomen in de wet en in de ministeriële regelingen is er vaak sprake van een generalistische benadering. Bij die algemene regels kan de wetgever geen rekening houden met allerlei lokale of zelfs individuele omstandigheden. Daarom heeft de burgemeester bij wet de bevoegdheid gekregen om aan een Alcoholvergunning of -ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden. In de praktijk wordt bij de vergunningen (op basis van art. 3 Alcoholwet) slechts beperkt gebruik gemaakt van die mogelijkheid. Bij vergunningverlening gaat het immers om reguliere bedrijfsvoering van een inrichting. De algemeen geldende wettelijke regels zijn in dat geval vaak al voldoende dekkend.

Bij artikel 35-ontheffingen ligt dat anders. Bij die ontheffingen gaat het juist om bijzondere situaties (van tijdelijke aard). Dat betekent dat er daarbij veel vaker sprake zal (moeten) zijn van maatwerk en dus van specifieke beperkingen en/of voorschriften.

 

Omdat de aan vergunningen en ontheffingen verbonden voorschriften en beperkingen vaak heel bewust zijn opgenomen voor die specifieke situatie lijkt het voor de hand liggend dat er bij de handhaving vooral wordt gelet op de naleving van juist die voorschriften en beperkingen.

 

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 7.

    Vanaf 1 januari 2024 moet het nalevingspercentage voor wat betreft de aan vergunningen en ontheffingen verbonden voorschriften en beperkingen groter zijn dan 80 %. Dat houdt in dat in 8 van de 10 op gemeentelijk initiatief uitgevoerde controles (waarbij controles n.a.v. een ingediende klacht dus buiten beschouwing worden gelaten) geen overtreding wordt geconstateerd.

5.8 Leeftijdsregels en doorschenkverbod

De Alcoholwet is (net als de voorgaande Drank- en Horecawet) primair een gezondheidswet. Het is inmiddels algemeen bekend, dat (teveel) inname van alcoholhoudende drank een negatieve invloed heeft op de gezondheid. Vooral bij jongeren kan de schade tijdens de ontwikkeling van het lichaam groot zijn. De bepalingen betreffende de te hanteren leeftijdgrenzen bij het verstrekken van alcoholhoudende drank worden dan ook gezien als de belangrijkste van de hele wet. In artikel 20 van de Alcoholwet staat, dat het verboden is alcoholhoudende drank te verstrekken aan personen onder de 18 jaar.

 

Artikel 20 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Onder verstrekken als bedoeld in de eerste volzin wordt eveneens begrepen het verstrekken van alcoholhoudende drank aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, welke drank echter kennelijk bestemd is voor een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      geschiedt aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht, dan wel op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen andere wijze;

    • b.

      blijft achterwege, indien het een persoon betreft die onmiskenbaar de vereiste leeftijd heeft bereikt.

  • 3.

    Bij de voor het publiek bestemde toegang tot een horecalokaliteit, een slijtlokaliteit, een ruimte als bedoeld in artikel 18, tweede lid, of een vervoermiddel waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, dient duidelijk zichtbaar en goed leesbaar te worden aangegeven welke leeftijdsgrens of leeftijdsgrenzen gelden. Bij regeling van Onze Minister kunnen daaromtrent nadere regels worden gesteld of modellen worden vastgesteld.

  • 4.

    (….)

In hoofdstuk 3 is ingegaan op de situatie in de grotere horecagelegenheden waarbij het voor de exploitant erg moeilijk kan zijn om te voorkomen dat een persoon boven de 18 jaar alcoholhoudende drank koopt en dat vervolgens doorgeeft aan een persoon onder de 18 jaar: de zogenaamde wederverstrekking. Toch gaat de wetgever er van uit, dat de exploitant verantwoordelijk is voor eventuele overtreding van het verbod op wederverstrekking. Dat blijkt uit het eerste lid van artikel 20 Alcoholwet.

In de praktijk werd dat vaak als onredelijk ervaren. De wederverstrekking werd immers uitgevoerd door degene die de drank doorgaf aan een minderjarige, maar de exploitant werd er voor gestraft. In de Alcoholwet is daarom een extra artikel opgenomen, namelijk art. 45a, op grond waarvan ook de persoon die daadwerkelijk de wederverstrekking uitvoert strafbaar is.

 

Artikel 45a Alcoholwet

  • 1.

    Onverminderd artikel 20, eerste lid, is het personen die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, verboden op voor publiek toegankelijke plaatsen anders dan bedrijfsmatig alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

  • 2.

    Overtreding van het eerste lid wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3.

    De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Bij volwassenen is de schadelijkheid van alcohol op het lichaam minder ernstig dan bij de jeugd. Toch geldt ook voor volwassenen, dat het nuttigen van grote hoeveelheden alcoholhoudende drank ongezond en daarom af te raden is. Zowel bij jongeren als volwassenen geldt bovendien, dat het nuttigen van alcoholhoudende drank kan leiden tot dronkenschap. En dronkenschap kan leiden tot agressie en/of verstoring van de openbare orde. Daarom zijn er in de Alcoholwet ook regels opgenomen die bedoeld zijn om (openbare) dronkenschap te beperken. Die regels staan onder andere in artikel 20 en 21.

 

Artikel 20 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    (….)

  • 4.

    Het is verboden in een slijtlokaliteit of horecalokaliteit of op een terras de aanwezigheid toe te laten van een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen verkeert.

  • 5.

    (….)

Artikel 21 Alcoholwet

Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken, indien redelijkerwijs moet worden vermoed, dat dit tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid zal leiden.

 

Het toezien op naleving van de artikelen 20 en 21 van de Alcoholwet is primair een taak van de leidinggevenden zoals bedoeld in artikel 8 Alcoholwet. Bij een goed functionerende leidinggevende mag er vanuit worden gegaan, dat de leeftijdgerelateerde voorschriften en het verbod op doorschenken goed worden nageleefd. Daarom is de aanwezigheid van goed opgeleide en geïnstrueerde leidinggevende van groot belang. In de volgende paragraaf wordt daar nader op ingegaan.

Hoewel artikel 20 Alcoholwet heel duidelijk lijkt, blijkt het in de praktijk vaak toch iets lastiger te zijn. In het artikel staat, dat het verboden is “de aanwezigheid toe te laten”. Dat betekent niet alleen dat een exploitant geen dronken bezoeker mag binnenlaten, maar een bezoeker die dronken wordt gedurende zijn aanwezigheid in de inrichting moet ook de zaak worden uitgezet. En dat is best lastig want, volgens de artikelen 426 en 453 van het Wetboek van Strafrecht mag een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap verkeert, zich niet op de openbare weg bevinden. Als een exploitant dus een dronken klant buiten de deur zet, wordt die klant in feite gedwongen om, in strijd met het Wetboek van Strafrecht, dronken de openbare weg op te gaan. Gelet op de combinatie van regels zou een dronken klant verplicht zijn de horecagelegenheid te verlaten en kan dat eigenlijk alleen als hij/zij wordt opgehaald, bijv. met een taxi.

Het voorgaande is wellicht niet direct van belang voor het voorliggende plan, maar het is wel goed om te beseffen dat een horeca-exploitant soms lastige keuzes moet maken bij het naleven van de regels uit de Alcoholwet.

Overigens lijkt het er op, dat ook de wetgever hier oog voor heeft gehad, want in de wet is geen strafbaarstelling opgenomen voor overtreding van artikel 20 lid 4 Alcoholwet.

 

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 8a.

    Uiterlijk vanaf 1 januari 2025 moet de situatie zijn bereikt dat er per jaar maximaal 2 personen onder de 18 jaar en maximaal 20 personen van 18 jaar of ouder in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg worden aangetroffen waarbij uit verklaringen of uit omstandigheden valt af te leiden, dat (een deel van) de alcoholhoudende drank is genuttigd in een horecalokaliteit in Noordwijk.

  • 8b.

    Gestreefd wordt naar 90% naleving van het verbod op wederverstrekking. Tegen elke geconstateerde overtreding van het verbod op wederverstrekking wordt handhavend opgetreden.

5.9 Eisen aan en verplichte aanwezigheid van leidinggevende

In de Alcoholwet en in de daarop gebaseerde besluiten (waaronder vergunningen en ontheffingen) staan regels betreffende het verstrekken van alcoholhoudende drank. Het betreft onder andere leeftijdgerelateerde regels en regels die openbare dronkenschap moeten voorkomen of beperken. De houder van een Alcoholvergunning of -ontheffing is primair verantwoordelijk voor de naleving van die regels. In de praktijk zal die houder echter niet altijd aanwezig zijn om daadwerkelijk toezicht te kunnen houden. De wetgever heeft daarom bepaald, dat er in elk bedrijf “leidinggevenden” moeten zijn die het daadwerkelijke toezicht op de verstrekking van alcoholhoudende drank moeten uitvoeren. (N.B.: “leidinggevende” zoals bedoeld in de Alcoholwet is niet hetzelfde als de meer algemene invulling die aan de term “leidinggevende” wordt gegeven!)

 

De belangrijkste bepalingen betreffende leidinggevenden staan in artikel 24 en 9 van de Alcoholwet.

 

Artikel 24 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    Het is verboden een horecalokaliteit of een slijtlokaliteit voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting niet aanwezig is:

    • a.

      een leidinggevende die vermeld staat op het aanhangsel bij de vergunning, bedoeld in artikel 29, tweede lid, met betrekking tot die inrichting of een andere vergunning van dezelfde vergunninghouder of

    • b.

      (…).

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is het een paracommerciële rechtspersoon verboden een horecalokaliteit, gedurende de tijd dat daar alcoholhoudende drank wordt verstrekt, geopend te houden, indien in de inrichting niet aanwezig is:

    • a.

      een leidinggevende die vermeld staat op het aanhangsel bij de vergunning, bedoeld in artikel 29, tweede lid, met betrekking tot die inrichting of een andere vergunning van dezelfde vergunninghouder of

    • b.

      een persoon wiens bijschrijving op grond van artikel 30a, eerste lid, is gevraagd, mits de ontvangst van die aanvraag is bevestigd, zolang nog niet op die aanvraag is beslist of

    • c.

      een barvrijwilliger die een voorlichtingsinstructie als bedoeld in artikel 9, tweede lid, heeft gekregen.

  • 3.

    (……)

Artikel 9 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • (…..)

  • 3.

    De paracommerciële rechtspersoon houdt een registratie bij van de barvrijwilligers die de in het tweede lid bedoelde voorlichtingsinstructie hebben gekregen. Deze registratie of een afschrift daarvan is in de inrichting aanwezig.

    (….)

De leidinggevende is als eerste verantwoordelijk voor de naleving van de Alcoholwet en heeft daarmee een heel belangrijke functie. Degene die de functie van leidinggevende uitvoert moet dan natuurlijk wel in staat zijn om de functie ook goed uit te voeren. Daarom moeten leidinggevenden voldoen aan diverse eisen op het gebied van betrouwbaarheid en deskundigheid. Dat is geregeld in artikel 8 Alcoholwet en het daarop gebaseerde Alcoholbesluit.

 

Artikel 8 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    Leidinggevenden van het horecabedrijf en het slijtersbedrijf voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      zij hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt;

    • b.

      zij zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;

    • c.

      zij mogen niet onder curatele staan.

  • 2.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden naast de in het eerste lid gestelde eisen andere eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag van leidinggevenden gesteld en kan de in dat lid, onder b, gestelde eis nader worden omschreven. [= het Alcoholbesluit]

  • 3.

    Leidinggevenden beschikken tevens over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen.

  • 4.

    De in het derde lid gestelde eis geldt niet voor leidinggevenden voor wier rekening en risico het horecabedrijf of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, indien die leidinggevenden geen bemoeienis hebben met de bedrijfsvoering of de exploitatie van het horecabedrijf of het slijtersbedrijf waarvoor vergunning wordt gevraagd of is verkregen en de vergunninghouder dit in een schriftelijke verklaring bevestigt.

  • 5.

    Bij regeling van Onze Minister worden de bewijsstukken aangewezen waaruit moet blijken dat is voldaan aan de eisen, bedoeld in het derde lid. Van deze bewijsstukken wordt door een door Onze Minister aan te wijzen instantie een register bijgehouden. Dit register kan worden geraadpleegd door:

    • a.

      de burgemeester, bij het verlenen van een vergunning op grond van artikel 3, bij het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 35 en bij een melding als bedoeld in artikel 30a;

    • b.

      de ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

  • 6.

    Indien een paracommerciële rechtspersoon het horecabedrijf uitoefent, voldoen ten minste twee leidinggevenden aan de bij of krachtens dit artikel gestelde eisen.

De regels betreffende leidinggevenden zijn bij paracommerciële instellingen anders dan bij de reguliere horeca. Bij paracommerciële instellingen moeten er weliswaar ten minste twee “echte” leidinggevenden op de vergunning zijn bijgeschreven, maar op tijden dat er in de paracommerciële inrichting alcohol wordt geschonken hoeft er niet altijd een echte leidinggevende aanwezig te zijn. Die rol mag ook worden overgenomen door een barmedewerker die een instructie over verantwoord alcohol schenken heeft gevolgd. Een inzichtelijke registratie van barvrijwilligers die een “instructie verantwoord alcohol verstrekken” hebben gevolgd moet bijgehouden worden. Deze registratie moet bij controle getoond kunnen worden.

 

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 9.

    Bij de controle op naleving van de bepalingen betreffende de aanwezigheid van leidinggevenden en geïnstrueerde barmedewerkers wordt gestreefd naar 70 % naleving per 1 januari 2024. Dat betekent dat bij 7 van de 10 uitgevoerde controles wordt voldaan aan de verplichte aanwezigheid. Dat percentage wordt gaandeweg verhoogd tot 90 % per 1 januari 2026.

5.10 Alcoholregels tijdens evenementen

In artikel 3 van de Alcoholwet is bepaald, dat het verboden is om zonder vergunning van de burgemeester het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen. Artikel 35 van de Alcoholwet biedt de burgemeester de bevoegdheid om van dat verbod ontheffing te verlenen. Het moet dan gaan om een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard, zoals evenementen en buurtfeesten.

 

Artikel 35 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    De burgemeester kan ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing verlenen van het in artikel 3 voor de uitoefening van het horecabedrijf gestelde verbod, bij een in de beschikking aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen, mits de verstrekking geschiedt onder onmiddellijke leiding van een persoon die:

    • a.

      de leeftijd van eenentwintig jaar heeft bereikt;

    • b.

      niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is. (….)

Belangrijk onderdeel van artikel 35 is de zinsnede: “bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen”. Om in aanmerking te komen voor een artikel 35-ontheffing moet het dus gaan om een bijzondere gelegenheid en de ontheffing kan slechts voor een korte periode worden verleend. Over de aangehaalde zinsnede wordt vaak gediscussieerd en er is al heel wat jurisprudentie over verschenen. Er blijkt ook wel wat ruimte te zitten in de uitleg van de zinsnede. Zo zou het op het eerste gezicht vreemd zijn om een jaarlijks terugkerend feest te beschouwen als “bijzonder”. Toch is dat kennelijk wel de bedoeling van de wetgever. Dat blijkt uit het vijfde lid van artikel 35:

 

  • 5.

    Een burgemeester kan naar aanleiding van een aanvraag voor ontheffingen als bedoeld in dit artikel, voor jaarlijks terugkerende identieke bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard, besluiten één ontheffing te verlenen, mits de verstrekking van zwak-alcoholhoudende drank telkenmale geschiedt onder onmiddellijke leiding van dezelfde persoon.

Aan een artikel 35 ontheffing kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden. Op het belang van de naleving van die bepalingen is ingegaan in paragraaf 5.7. Toch is er reden om de controle op naleving tijdens evenementen ook apart op te nemen en daarmee het belang te benadrukken. Vooral de controle op naleving van de leeftijdsgrens is bij een evenement vaak ingewikkelder dan in de horeca. Factoren als schaalgrootte, tijdelijke personeelskrachten en het gebrek aan een structurele controlesystematiek bemoeilijken de naleving van de wetgeving.

Ook vanuit handhavingsoogpunt zal de aanpak bij evenementen anders zijn dan bij horecabedrijven. Vooral bij eenmalige, kortstondige evenementen kan een organisator in de verleiding komen om het niet al te nauw te nemen met de regels: “Voordat de gemeente er achter komt en tot daadwerkelijk handhaven overgaat is het feest allang afgelopen”. Bij de reguliere horeca is men (over het algemeen) veel meer gericht op de langere termijn en zal men een mogelijke confrontatie met handhavingsacties (en de mogelijke negatieve publiciteit die dat oplevert) liever uit de weg gaan.

 

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 10a.

    van alle evenementen waarbij sprake is van het verstrekken van alcoholhoudende drank wordt bij ten minste 50% een controle op de naleving van alcoholregels uitgevoerd;

  • 10b.

    90% naleving van de alcohol-gerelateerde regels tijdens gecontroleerde evenementen. Dat betekent dat bij 9 van de 10 gecontroleerde evenementen waarbij sprake is van het verstrekken van alcoholhoudende drank, geen overtreding van de alcohol-gerelateerde regels wordt geconstateerd.

5.11 Bouwkundige eisen lokaliteiten

In de (inmiddels vervallen) Drank- en Horecawet waren bouwkundige eisen opgenomen waaraan slijterijen en horecabedrijven moesten voldoen. De meeste van die eisen zijn geschrapt of overgeheveld naar het Bouwbesluit 2012. In de Alcoholwet staan nog slechts enkele eisen, namelijk in artikel 10.

 

Artikel 10 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    Een slijtlokaliteit staat niet rechtstreeks in verbinding met een neringruimte.

  • 2.

    Een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, heeft ten minste één horecalokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 35 m2. (…)

  • 3.

    Een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend heeft ten minste één slijtlokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 15 m2.

  • 4.

    Bij ministeriële regeling [= Alcoholbesluit] worden eisen gesteld aan de minimale verbindingsruimte tussen een slijtlokaliteit en een neringruimte.

  • 5.

    De bij of krachtens dit artikel gestelde eisen gelden in aanvulling op hetgeen is geregeld bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet.

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 11a.

    Als onderdeel van de behandeling van een vergunningaanvraag wordt (per direct) in alle gevallen gecontroleerd of aan artikel 10 Alcoholwet wordt voldaan. De vergunning wordt slechts verleend als aan dat artikel wordt voldaan.

  • 11b.

    Nadat een vergunning is verleend, is de controle op het voldoen aan de bouwkundige eisen (artikel 10 Alcoholwet) onderdeel van de periodiek uit te voeren check op de actualiteit en dekkendheid van de vergunning. Als, bijvoorbeeld als gevolg van een verbouwing, niet meer wordt voldaan aan de bouwkundige eisen, betekent dat dat de Alcoholwetvergunning niet (meer) dekkend is. Zie verder het gestelde ten aanzien van het toezicht op naleving van art. 3 Alcoholwet (paragraaf 5.6).

5.12 Verbod op blurring (combinatie horeca en detailhandel)

Onder andere door middel van de Alcoholwet worden er regels gesteld aan bedrijven waar alcoholhoudende drank wordt verstrekt of verkocht. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de verstrekking van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse (horeca) en verkoop van alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse (slijterij). De regels voor beide bedrijfstakken zijn verschillend. Voor de overzichtelijkheid is het van belang de scheiding tussen de bedrijfstakken zo duidelijk mogelijk te houden. Hoe scherper de grenzen zijn, hoe minder grijs gebied er is en dat komt de duidelijkheid van regelgeving ten goede.

Het werken met scherpe grenzen heeft echter ook nadelen: men ervaart de regels dan vaak als star en onnodig betuttelend. Regelmatig wordt er dan ook (vanuit verschillende kanten) gekozen voor meer flexibele regels met minder “harde” grenzen. Het Engelse woord voor “vervaging” is “blurring”. In relatie tot de Alcoholwet wordt met blurring gedoeld op het vervagen van de grenzen tussen verschillende bedrijfsmodellen zoals horeca, detailhandel en slijterij. Voorbeelden van blurring zijn een boekwinkel die tijdens een boekprestatie een hapje en drankje aanbiedt, de kapper waar je een glas wijn bij een knipbeurt kunt krijgen en een bierproeverij organiseren in een supermarkt.

 

In de Alcoholwet is (net zoals dat het geval was in de Drank- en Horecawet) bepaald dat er een strikte scheiding moet zijn tussen het verstrekken/verkopen van alcoholhoudende drank en detailhandel. Waarschijnlijk is de oorsprong daarvan gelegen in het verleden, toen handige verkopers de kroegen langsgingen om bijvoorbeeld voor veel geld prullaria te verkopen aan personen die te dronken waren om de waarde van de producten goed in te kunnen schatten.

Maar het is ook logisch dat, als er enerzijds aan bijvoorbeeld de horeca strenge eisen worden opgelegd waaraan men moet voldoen bij het verstrekken van alcoholhoudende drank, het niet eerlijk zou zijn als anderzijds bijvoorbeeld boekverkopers alcoholhoudende drank zouden mogen verstrekken zonder aan de horecaregels te hoeven voldoen.

 

Aan de andere kant zien veel ondernemers het verbod op blurring onnodig belemmerend: waarom zou een wachtende klant in een kledingwinkel geen glaasje wijn mogen drinken om daarmee het wachten te veraangenamen? De wens van (een deel van de) ondernemers heeft er toe geleid dat er zelfs In het regeerakkoord is opgenomen, dat er gewerkt zal worden aan het toestaan van blurring. Er is echter dermate veel weerstand tegen gekomen, dat aan dat voornemen tot op heden geen invulling is gegeven.

De uitdaging om regels op te stellen die én voor een ieder duidelijk zijn én voldoende flexibel zijn om in te spelen op wisselende maatschappelijke wensen, zal er voor zorgen dat er op korte termijn waarschijnlijk geen nieuwe regels komen waarmee blurring wordt mogelijk gemaakt.

 

Vooralsnog moet dus worden voldaan aan hetgeen in artikel 14 van de Alcoholwet is bepaald en is blurring niet toegestaan.

 

Artikel 14 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    Het is verboden een slijtlokaliteit gelijktijdig in gebruik te hebben voor het verrichten van andere bedrijfsactiviteiten dan die welke tot het slijtersbedrijf behoren dan wel toe te laten dat daarin zodanige activiteiten worden uitgeoefend.

  • 2.

    Het is verboden een horecalokaliteit of een terras tevens in gebruik te hebben voor het uitoefenen van de kleinhandel of zelfbedieningsgroothandel of het uitoefenen van een van de in het derde lid genoemde activiteiten, dan wel toe te laten dat daarin zodanige handel wordt of zodanige activiteiten worden uitgeoefend, tenzij het betreft de verkoop van etenswaren die voor consumptie gereed zijn.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde activiteiten zijn:

    • a.

      het bedrijfsmatig aan particulieren verkopen van goederen in het kader van een openbare verkoping, als bedoeld in artikel 1 van de Wet ambtelijk toezicht bij openbare verkopingen;

    • b.

      het bedrijfsmatig aanbieden van diensten, uitgezonderd diensten van recreatieve en culturele aard;

    • c.

      het bedrijfsmatig verhuren van goederen;

    • d.

      het in het openbaar bedrijfsmatig opkopen van goederen.

  • 4.

    Onder diensten van recreatieve aard als bedoeld in het derde lid, onder b, wordt niet verstaan het aanbieden van kansspelen, met uitzondering van dit aanbod in inrichtingen als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de Wet op de kansspelen en het aanwezig hebben van speelautomaten als bedoeld in Titel Va van de Wet op de kansspelen.

Artikel 15 Alcoholwet (N.B.: geen letterlijke weergave)

Het is verboden de kleinhandel, met uitzondering van de kleinhandel in condooms en damesverband, of de zelfbedieningsgroothandel of een in artikel 14, derde lid, genoemde activiteit, uit te oefenen in een lokaliteit behorende tot een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, indien het publiek uitsluitend toegang heeft tot die lokaliteit door een lokaliteit te betreden waar alcoholhoudende drank aanwezig is.

 

Voor de Noordwijkse praktijk is vooral het gestelde in artikel 4, lid 3 onder c van de Alcoholwet van bijzonder belang. Op grond daarvan is het bijvoorbeeld niet toegestaan om op een horecaterras waar alcoholhoudende drank wordt verstrekt, tevens goederen (bijvoorbeeld strandstoelen) te verhuren. Het is op grond van deze bepaling dus niet toegestaan om op de strandgedeelten waar strandstoelen en -schermen worden verhuurd alcoholhoudende drank te verstrekken.

 

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 12.

    Bij constatering van blurring zal in elk geval worden opgetreden.

5.13 Verbod bezit van alcohol 18-minners

Onder andere via de Alcoholwet worden er regels gesteld aan de verstrekking van alcoholhoudende drank. Veel regels hebben betrekking op de wijze van verstrekking binnen horecabedrijven. De beperkingen die zodoende worden opgelegd aan de verstrekking van alcoholhoudende drank aan jongeren kunnen ervoor zorgen dat jongeren op zoek gaan naar andere plaatsen waar ze alcohol kunnen nuttigen, bijvoorbeeld thuis of ergens in de openbare ruimte. Het tegengaan van alcoholgebruik door jongeren in de thuissituatie valt buiten de reikwijdte van de voorliggende nota. (Bij de preventie-aanpak op basis van de Wet publieke gezondheid wordt daar wel op ingegaan.) Maar het voorkomen van drankgebruik door jongeren in de publieke ruimte is wel onderdeel van de bepalingen van de Alcoholwet. In artikel 45 is bepaald, dat personen onder de 18 jaar in de publieke ruimte geen alcoholhoudende drank mogen nuttigen. Ze mogen het zelfs niet bij zich hebben.

 

Artikel 45 (N.B.: geen letterlijke weergave)

  • 1.

    Het is personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, verboden op voor publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig te hebben of voor consumptie gereed te hebben, met uitzondering van plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      personen van 16 of 17 jaar die dienst doen in een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, waaronder begrepen het zijn van barvrijwilliger in een inrichting in beheer bij een paracommerciële rechtspersoon;

    • b.

      personen van 16 of 17 jaar die handelen in opdracht van een toezichthouder als bedoeld in artikel 41;

    • c.

      personen als bedoeld in artikel 24, vijfde lid.

  • 3.

    Overtreding van het eerste lid wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 4.

    De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Te behalen resultaat binnen planperiode:

  • 13a.

    Bij het in de publieke ruimte aantreffen van jongeren onder de 18 jaar die (in strijd met artikel 45 Aw) in bezit zijn van alcoholhoudende drank zal altijd handhavend opgetreden worden.

  • 13b.

    Gestreefd wordt naar een nalevingspercentage van 100 % vanaf 1 januari 2024.

6. Overzicht te behalen resultaten

Voor de overzichtelijkheid zijn de in het voorgaande hoofdstuk te behalen resultaten hieronder op een rijtje gezet.

 

Te behalen resultaten binnen planperiode:

 

  • 1.

    In 2023 wordt artikel 2:34b APV door 75 % van de paracommerciële rechtspersonen nageleefd. Dat nalevingspercentage moet in 2026 zijn gegroeid naar 90 %.

  • 2a.

    Uiterlijk 1 januari 2024 moeten alle paracommerciële rechtspersonen die een horecabedrijf exploiteren zijn gecontroleerd op de aanwezigheid (binnen de inrichting) van een actueel, geldend bestuursreglement. Bij elk geconstateerd gebrek zal handhavend worden opgetreden in die zin, dat alsnog een (nieuw) bestuursreglement moet worden aangeleverd, al dan niet in combinatie met een nieuw aangevraagde Alcoholvergunning.

  • 2b.

    Op 1 januari 2025 moeten alle paracommerciële rechtspersonen die een horecabedrijf exploiteren beschikken over een actueel, geldend bestuursreglement.

  • 3a.

    De naleving van het minimaal vloeroppervlak is per 1 januari 2024 100 %.

  • 3b.

    Er worden geen proeverijen in slijterijen gehouden.

  • 4.

    Geen enkele lokale stunt-actie mag ongestoord voortgang vinden. Dat betekent dat bij constatering van een lokale stunt-actie altijd melding gemaakt wordt bij de NVWA. Bij landelijke stunt-acties wordt zoveel mogelijk melding gemaakt bij de NVWA.

  • 5.

    Geen happy hours waarbij korting wordt gegeven van meer dan 40%. Bij elke constatering van overtreding van het verbod wordt handhavend opgetreden.

  • 6a.

    Eind 2023 is de registratie van Alcoholvergunningen geactualiseerd en inzichtelijk.

  • 6b.

    Eind 2025 heeft 90% procent van alle horecabedrijven een juiste, actuele Aw-vergunning.

  • 6c.

    Jaarlijks wordt minimaal 25 % van alle verleende Alcoholwetvergunningen (art. 3 Aw) door middel van een bedrijfsbezoek gecontroleerd op actualiteit en dekkendheid. Zodoende wordt elke 4 jaar het hele bestand doorgelicht. Bij de controle wordt onder andere gecontroleerd op naleving van de bouweisen zoals opgenomen in artikel 10 Alcoholwet.

  • 7.

    Vanaf 1 januari 2024 moet het nalevingspercentage voor wat betreft de aan vergunningen en ontheffingen verbonden voorschriften en beperkingen groter zijn dan 80 %. Dat houdt in dat in 8 van de 10 op gemeentelijk initiatief uitgevoerde controles (waarbij controles n.a.v. een ingediende klacht dus buiten beschouwing worden gelaten) geen overtreding wordt geconstateerd.

  • 8a.

    Uiterlijk vanaf 1 januari 2025 moet de situatie zijn bereikt dat er per jaar maximaal 2 personen onder de 18 jaar en maximaal 20 personen van 18 jaar of ouder in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg worden aangetroffen waarbij uit verklaringen of uit omstandigheden valt af te leiden, dat (een deel van) de alcoholhoudende drank is genuttigd in een horecalokaliteit in Noordwijk.

  • 8b.

    Gestreefd wordt naar 90% naleving van het verbod op wederverstrekking. Tegen elke geconstateerde overtreding van het verbod op wederverstrekking wordt handhavend opgetreden.

  • 9.

    Bij de controle op naleving van de bepalingen betreffende de aanwezigheid van leidinggevenden en geïnstrueerde barmedewerkers wordt gestreefd naar 70 % naleving per 1 januari 2024. Dat betekent dat bij 7 van de 10 uitgevoerde controles wordt voldaan aan de verplichte aanwezigheid. Dat percentage wordt gaandeweg verhoogd tot 90 % per 1 januari 2026.

  • 10a.

    van alle evenementen waarbij sprake is van het verstrekken van alcoholhoudende drank wordt bij ten minste 50% een controle op de naleving van alcoholregels uitgevoerd;

  • 10b.

    90% naleving van de alcohol-gerelateerde regels tijdens gecontroleerde evenementen. Dat betekent dat bij 9 van de 10 gecontroleerde evenementen waarbij sprake is van het verstrekken van alcoholhoudende drank, geen overtreding van de alcohol-gerelateerde regels wordt geconstateerd.

  • 11a.

    Als onderdeel van de behandeling van een vergunningaanvraag wordt (per direct) in alle gevallen gecontroleerd of aan artikel 10 Alcoholwet wordt voldaan. De vergunning wordt slechts verleend als aan dat artikel wordt voldaan.

  • 11b.

    Nadat een vergunning is verleend, is de controle op het voldoen aan de bouwkundige eisen (artikel 10 Alcoholwet) onderdeel van de periodiek uit te voeren check op de actualiteit en dekkendheid van de vergunning. Als, bijvoorbeeld als gevolg van een verbouwing, niet meer wordt voldaan aan de bouwkundige eisen, betekent dat dat de Alcoholwetvergunning niet (meer) dekkend is. Zie verder het gestelde ten aanzien van het toezicht op naleving van art. 3 Alcoholwet (paragraaf 5.6).

  • 12.

    Bij constatering van blurring zal in elk geval worden opgetreden.

  • 13a.

    Bij het in de publieke ruimte aantreffen van jongeren onder de 18 jaar die (in strijd met artikel 45 Aw) in bezit zijn van alcoholhoudende drank zal altijd handhavend opgetreden worden.

  • 13b.

    Gestreefd wordt naar een nalevingspercentage van 100 % vanaf 1 januari 2024.

7. Jaarlijks uitvoeringsplan

In het voorgaande hoofdstuk is aangegeven welke resultaten er behaald dienen te worden in de door het plan bestreken periode. Daartoe zullen (handhavings-) acties moeten worden ondernomen. Die acties zullen per jaar worden beschreven in handhavingsuitvoeringsplannen.

 

Een jaarlijks handhavingsuitvoeringsplan bevat ten minste de volgende onderdelen.

 

  • Overzicht te behalen resultaten vóór 1 januari 2027 ➨ over te nemen uit het voorliggende plan.

  • Evaluatie Uitvoeringsplan vorig jaar ➨ wat is er gedaan en wat is de voortgang bij het behalen van de beoogde resultaten?

  • Bijstelling nodig? ➨ gewijzigde omstandigheden kunnen noodzaken tot aanpassing van de geformuleerde resultaatdoelstellingen.

  • Te behalen resultaten dit jaar ➨ benoemen van deelresultaten als stappen naar de einddoelstelling. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een prioritering, bij voorkeur gebaseerd op een probleem- en/of risico-analyse. Bijvoorbeeld bij de planning van uit te voeren controles of bij de aanpak van achterstand bij vergunningverlening. Bij de prioritering zullen allerlei aspecten meegewogen moeten worden. In ieder geval zal een zwaar gewicht moeten worden toegekend aan de landelijk aan te houden focus op het verminderen van alcoholgebruik door jongeren.

  • Aanpak ➨ wat gaat er gedaan worden? Door wie? Op welke wijze? Met welke (handhavings-) middelen? (Handhavingsstrategie).

    Daarbij is het van belang dat continu wordt getoetst aan de doelstellingen van dit handhavingsbeleid, namelijk het bevorderen van de naleving van hetgeen in of bij de Alcoholwet is bepaald, met als subdoelen:

    • het leveren van een bijdrage aan de preventie van negatieve gevolgen van alcoholgebruik, met name onder jongeren;

    • het leveren van een bijdrage aan het behalen van de doelen zoals verwoord in het Nationaal Preventieakkoord;

    • het voorkomen van verstoringen van de openbare orde als gevolg van (overmatig) alcoholgebruik.