Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Krimpenerwaard

Erfgoedverordening Krimpenerwaard 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKrimpenerwaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingErfgoedverordening Krimpenerwaard 2023
CiteertitelErfgoedverordening Krimpenerwaard 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling treedt in werking op de dag dat de Omgevingswet in werking treedt.

Deze regeling vervangt de Erfgoedverordening 2017 op de dag dat de Omgevingswet in werking treedt.

Hoofdstuk 7 Vangnet archeologie treedt in werking op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 3.16 van de Erfgoedwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

13-12-2022

gmb-2023-175054

Tekst van de regeling

Intitulé

Erfgoedverordening Krimpenerwaard 2023

Besluit van de raad van de gemeente Krimpenerwaard tot vaststelling van de Erfgoedverordening Krimpenerwaard 2023;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 oktober 2022;

 

gelet op artikel 149 Gemeentewet en artikel 3.16 van de Erfgoedwet;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Erfgoedverordening Krimpenerwaard 2023

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Definities

  • a.

    Archeologisch monument: archeologisch monument, als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.

  • b.

    Archeologisch onderzoek: werkzaamheden met betrekking tot het bodemarchief die ten behoeve van de archeologische monumentenzorg worden uitgevoerd volgens de eisen zoals gesteld door het college van burgemeester en wethouders en de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

  • c.

    Archeologisch veldonderzoek: inventariserend veldonderzoek en archeologische opgraving conform de eisen van het college en de KNA;

  • d.

    Archeologische waarden: waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die in de ondergrond zitten en die een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling;

  • e.

    Belanghebbende: stichting, vereniging of organisatie met als statutaire doelstelling het behoud van cultuurhistorisch erfgoed;

  • f.

    Bovengrondse cultuurhistorische waarden: waardering van bovengrondse sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar onderdeel uitmaken van de leefomgeving en een beeld geven van of herinneren aan een historische situatie of ontwikkeling;

  • g.

    Beschermd monument: (rijks)monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 / Erfgoedwet 2016;

  • h.

    Beschermd stads- of dorpsgezicht: beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988 / Erfgoedwet 2016;

  • i.

    Beschrijving: een beschrijving betreft een rapportage van de bouwhistorische, architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;

  • j.

    Bouwhistorisch onderzoek: rapportage waarin de bouw- en gebruiksgeschiedenis van een bouwwerk of structuur wordt vastgesteld, dat naar het oordeel van het college voldoet aan de ‘Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek’ uitgave Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;

  • k.

    Bovengronds cultuurhistorisch onderzoek: onderzoek naar bovengrondse sporen, objecten, patronen en structuren uit het verleden ten einde de cultuurhistorische waarden daarvan te kunnen bepalen/vaststellen;

  • l.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • m.

    Gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Krimpenerwaard: de commissie als bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet die naast Rijksmonumenten ook adviseert over gemeentelijke monumenten, (gemeentelijk) beschermde stads- of dorpsgezichten en omgevingsplanactiviteiten;

  • n.

    Cultuurgoed: roerende zaak die deel uit maakt van het cultureel erfgoed;

  • o.

    Cultureel erfgoed: sporen uit het verleden die in het heden zichtbaar en tastbaar aanwezig zijn, en die tot stand gekomen zijn door de mens;

  • p.

    Ensemble: Een samenstel van een of meerdere cultuurgoederen die een samenhang vertonen met een of meerdere gemeentelijke monumenten;

  • q.

    Gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • r.

    Gemeentelijk erfgoedregister: de lijst waarop zijn geregistreerd de in overeenstemming met deze verordening als gemeentelijk monument of gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling aangewezen zaken;

  • s.

    Gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 1;

  • t.

    Karakteristiek: een zaak die op basis van het omgevingsplan (voorheen: bestemmingsplan) als zodanig is aangeduid, dan wel een beeldondersteunend object;

  • u.

    Monument: een monument zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

  • v.

    Omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • w.

    Programma van eisen: programma waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek conform de eisen van het college en de KNA of voor de uitvoering van bovengronds cultuurhistorisch onderzoek conform de eisen van de gemeente;

  • x.

    Selectiebesluit: een gemotiveerd besluit van het college tot het al dan niet behouden van een bepaalde archeologische vindplaats. Het besluit leidt tot het al dan niet, of onder voorwaarden, vrijgeven van een terrein of het nemen van archeologische maatregelen;

  • y.

    Gemeentelijk beschermde verzameling: verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid;

  • z.

    Verzameling: cultuurgoederen die uit cultuurhistorisch of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen.

  • aa.

    Gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;

Artikel 2 Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Burgemeester en wethouders (verder: het college) houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door het college van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;

Hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

Artikel 3 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

  • 1.

    Het college kan besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.

  • 2.

    Het college kan besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.

  • 3.

    Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4.

    Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijk beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vraagt het college advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

    • b.

      cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 6.

    Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 4 Wijziging, intrekking of vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

  • 1.

    Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

    • b.

      beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 3.

    Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 3 Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 5 Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van de eigenaar, een monument of archeologisch monument aanwijzen als gemeentelijk monument, indien dit van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

  • 2.

    Een belanghebbende kan een suggestie doen aan het college om een monument of archeologisch monument aan te wijzen als gemeentelijk monument;

  • 3.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt zij advies aan de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Krimpenerwaard en stelt, voor zover mogelijk, de eigenaar en beperkt zakelijk gerechtigde in de gelegenheid te worden gehoord. In spoedeisende gevallen kan het college hiervan afwijken;

  • 4.

    In het geval zich de situatie als bedoeld in het eerste lid voordoet en de cultuurhistorische waarde van de betreffende zaak in het geding is, kan het verzoek worden opgevat als een spoedeisend geval als bedoeld in het derde lid, tweede volzin, van dit artikel;

  • 5.

    Het college laat een beschrijving opstellen door een deskundige. De eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde en gebruiker van het monument zijn desgevraagd verplicht mee te werken aan het opstellen van een beschrijving;

  • 6.

    Het college brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument;

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

Artikel 6 Aanwijzing als ensemble

  • 1.

    Het college kan ambtshalve besluiten een gemeentelijk monument tezamen met cultuurgoederen aan te wijzen als ensemble, indien het geheel van het monument en de cultuurgoederen in onderlinge samenhang van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis is;

  • 2.

    Het college registreert het ensemble in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • 3.

    De artikelen 3, 4 en 5 van de verordening zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, van de verordening wordt door het college schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 5.

    Voordat een monument wordt aangewezen, voert het college overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 7 Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een zaak de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 9 en 10 van deze verordening plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 13 tot en met 15 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    Op de voorbereiding van het besluit over aanwijzing als gemeentelijk monument is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing;

  • 2.

    Het college beslist binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag op een aanvraag voor aanwijzing gemeentelijk monument;

  • 3.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 9 Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1.

    De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staat in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 3.

    De voorbescherming of het aanwijzingsbesluit wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijke beperkingenregister zoals bedoeld in artikel 1, onder b, onderdeel 4 en 5, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb).

Artikel 10 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kan het college een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 5, derde lid van deze verordening wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Krimpenerwaard advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5, eerste lid van deze verordening.

  • 3.

    Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 9 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 11 Intrekken aanwijzing monument

  • 1.

    Het college kan de aanwijzing van een gemeentelijk monument en voorlopige gemeentelijk monument intrekken.

  • 2.

    Bij het intrekken van een gemeentelijk monument uit het gemeentelijk erfgoedregister is artikel 5 lid 3 van deze verordening van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft, is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat alvorens de aanwijzing van een gemeentelijk monument wordt ingetrokken, deze moet worden gedocumenteerd. De eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde en gebruiker zijn desgevraagd verplicht mee te werken aan de documentatie van het monument.

Artikel 12 Wijzigen van een aanwijzing gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan al dan niet op aanvraag van de eigenaar de aanwijzing wijzigen;

  • 2.

    Artikel 5, derde en vijfde lid van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit;

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing als bedoeld in het tweede lid, achterwege;

Hoofdstuk 4 Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 13 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 14 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

    • b.

      alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;

    • c.

      het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

      • 1˚.

        plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

      • 2˚.

        doen van begravingen of as bijzettingen, of

      • 3˚.

        ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

  • 3.

    Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 15 Weigeringsgronden

  • 1.

    De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

Hoofdstuk 5 Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Artikel 16 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Het college zendt het voorstel voor advies aan de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Krimpenerwaard, bedoeld in artikel 5, derde lid van deze verordening en betrekt hierbij in ieder geval de leden die deskundigheid hebben op het gebied van monumentenzorg en erfgoed. De commissie brengt binnen acht weken na verzending van het voorstel advies uit;

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het eerste lid;

  • 4.

    Een aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • 5.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 6.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt;

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 17 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 16, eerste lid van deze verordening, wijzigen of intrekken. Artikel 16, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.

  • 3.

    Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 18 Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van het college niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    Artikel 15 van deze verordening is overeenkomstige toepassing;

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Hoofdstuk 6 Handhaving en toezicht

Artikel 19 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 14, 18 of 21 van deze verordening of met het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 20 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast krachtens deze verordening aangewezen toezichthouders.

  • 2.

    Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat een pand of terrein wordt betreden in het belang van het handhaven van de bepalingen uit deze verordening. De rechthebbende, bewoner of gebruiker moet desgevraagd dulden dat dit pand of terrein wordt betreden, door krachtens deze verordening aangewezen toezichthouders.

Hoofdstuk 7 Vangnet archeologie

 

[Hoofdstuk 7 Vangnet archeologie treedt in werking op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.]

Artikel 21 Vangnet archeologie

Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:

  • a.

    voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

  • b.

    het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door het college vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

  • c.

    de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

  • d.

    met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

Artikel 22 Karakteristieke panden verbodsbepaling

Voor zaken welke in het omgevingsplan (voorheen: bestemmingsplan) de aanduiding waarde – Karakteristiek hebben, gelden naast de bepalingen in het omgevingsplan (voorheen: bestemmingsplan) de volgende bepalingen;

  • 1.

    Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een bouwwerk met de aanduiding ‘karakteristiek’ geheel of gedeeltelijk te slopen;

  • 2.

    Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 1 wordt een bouw- of cultuurhistorisch onderzoek gevraagd;

  • 3.

    Bij een aanvraag om omgevingsvergunning wordt de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Krimpenerwaard om advies gevraagd;

  • 4.

    Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23 Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels vast te stellen ten behoeve van een zorgvuldige bescherming en omgang met het boven- en ondergrondse erfgoed.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 24 Intrekking oude regeling

De Erfgoedverordening 2017 wordt ingetrokken op de dag dat de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 25 Overgangsrecht

  • 1.

    Een krachtens Erfgoedverordening 2017 aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening 2017.

Artikel 26 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de dag dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treedt onderdeel ‘Hoofdstuk 7 Vangnet archeologie’ in werking op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening Krimpenerwaard 2023.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op 13 december 2022‎.

de griffier,

dr. M.L. van Muijen

de voorzitter,

P.J. Bouvy-Koene