Organisatie | Waterschap Zuiderzeeland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Legesverordening Waterschap Zuiderzeeland 2023 |
Citeertitel | Legesverordening Waterschap Zuiderzeeland 2023 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Legesverordening |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | Legesverordening Waterschap Zuiderzeeland | 14-02-2023 |
De Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland;
gelezen het bestuursvoorstel d.d. 24 januari 2023, nummer BOVS-02017;
gelet op artikel 115, eerste lid, onder b en c van de Waterschapswet en artikel 131a, lid 1 en lid 3 van het Omgevingswetbesluit;
vast te stellen de: Legesverordening Waterschap Zuiderzeeland 2023
Artikel 6 Hoe worden de leges in rekening gebracht?
De leges worden geheven door middel van een schriftelijke, gedagtekende kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van een schriftelijke kennisgeving aan de belastingplichtige bekendgemaakt.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland van 14 februari 2023 te Lelystad.
de secretaris,
ing. W. Slob MSc.
De voorzitter,
ir. H.C. Klavers
Bijlage 1 Tarieventabel, Legesverordening Waterschap Zuiderzeeland 2023
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2 Tarieven voor het in behandeling nemen van aanvragen voor een vergunning- en ontheffingverlening
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning op grond van de Omgevingswet, de Waterschapsverordening of andere wet- en regelgeving bedraagt voor
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit hoofdstuk wordt een definitie gegeven van de begrippen aanleg-, bouw- en sloopkosten.
Voor de definities is aangesloten bij het VNG-model tarieventabel leges behorende bij het VNG-model legesverordening. Deze definities verwijzen weer naar de gehanteerde begrippen in de Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV).
Hoofdstuk 2 Tarieven voor het in behandeling nemen van aanvragen voor omgevingsvergunningverlening
In dit hoofdstuk zijn tarieven opgenomen voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning op grond van de Omgevingswet, de Waterschapsverordening of andere wet- en regelgeving.
De tarieven gelden voor het aanvragen van een omgevingsvergunning, maar ook aanvragen tot wijziging van een bestaande omgevingsvergunning of verlengen van een omgevingsvergunning. Voor het verlengen van een omgevingsvergunning kan -afhankelijk van de werkzaamheden- worden aangesloten bij het tarief voor werkzaamheden van zeer eenvoudige aard.
Het tarief voor de behandeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning is opgebouwd uit de som van de verschuldigde rechten voor de verschillende activiteiten waarop een aanvraag betrekking heeft.
Hoofdstuk 2 van de tarieventabel is opgebouwd vanuit de categorieën en activiteiten waarvoor omgevingsvergunningen kunnen worden verleend, namelijk:
Handelingen waterstaatswerken en beschermingszones
Handelingen met betrekking tot oppervlaktewaterlichamen of zuiveringstechnisch werk
Grondwateronttrekkingen en infiltraties
2.1 Handelingen waterstaatswerken en beschermingszones
Artikel 2.1.1, 2.1.2, 2.1.3 en 2.14 Werkzaamheden waterstaatswerken en beschermingszones
Voor een standaardvergunning (aanvraag voor werkzaamheden of handelingen waterstaatswerken en beschermingszones, met aanleg, bouw- of sloopkosten tot € 5.000,00) wordt een tarief van € 495 euro in rekening gebracht. De achterliggende gedachte hiervan is dat de meest eenvoudige (vaak particuliere) voorzieningen onder dit bedrag blijven.
Voor het plaatsen van bouwwerken of kunstwerken waterstaatswerken en beschermingszones waarvan de aanleg-, bouw- of sloopkosten € 5.000,00 of meer bedragen wordt een bedrag aan leges in rekening gebracht die afhankelijk is van de aanleg-, bouw- of sloopkosten.
Deze werkzaamheden en handelingen zijn meer complex van aard. Dit vraagt een grotere tijdinzet voor het beoordelen en afhandelen van de vergunningaanvraag. Voor het afhandelen van deze aanvragen wordt dus een tarief berekend op basis van de aanleg-, bouw- of sloopkosten.
Om te voorkomen dat de legeskosten onevenredig hoog worden, is een plafond van € 30.000,00 ingebouwd. Dit bedrag is vastgesteld op de vooronderstelling dat ook de kosten van vergunningverlening voor de grootste projecten met dit bedrag zullen worden gedekt.
Als een omgevingsvergunning wordt gevraagd voor een bouw- of kunstwerk dat voor een deel in, op, boven, over en onder een waterstaatswerk en/of beschermingszones zal worden geplaatst en indien het bouw- of kunstwerk zonder omgevingsvergunning niet op de voorgenomen locatie kan worden gebouwd, worden voor de legesberekening de volledige aanleg-, bouw- of sloopkosten gehanteerd. Het gaat erom of een gedeelte van een bouwwerk zonder al te veel moeite en blijvende schade kan worden afgescheiden van het restant en slechts één van die delen daadwerkelijk op het waterstaatswerk en/of beschermingszones staat. Als kan worden aangetoond, dat de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft op een fysiek op zichzelf staand deel van een groter geheel (bijvoorbeeld een garage bij een woning of een compartiment van een kas), worden voor de legesberekening de aanleg-, bouw- of sloopkosten van dat onderdeel gehanteerd.
Artikel 2.1.5 Werkzaamheden van zeer eenvoudige aard
Voor werken of werkzaamheden van zeer eenvoudige aard (bijvoorbeeld een eenvoudig trapje op de dijk of een tuinhekje) wordt een apart tarief € 100,00 gehanteerd, zodat de legeskosten de kosten van de voorziening niet overstijgen. Dit om te voorkomen dat de legeskosten buitenproportioneel hoog zijn in relatie tot de voorziening. Onder werkzaamheden van zeer eenvoudige aard worden werkzaamheden begrepen waarvan de aanleg-, bouw of sloopkosten én minder bedragen dan € 500,00 én waarbij een eenvoudige toets van de werkzaamheden kan volstaan. Er moeten bijvoorbeeld geen stabiliteitsberekeningen en dergelijke en/of eventuele aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om de aanvraag te kunnen beoordelen. Ook moet geen sprake zijn van een aanvraag waarbij een afwijking van de van toepassing zijnde beleidsregels beoordeeld moet worden.
Artikel 2.1.6 Het oprichten van kleinschalige objecten door stichtingen, verenigingen of comités
Voor het oprichten van vergunningplichtige kleinschalige objecten en het houden van evenementen door stichtingen, verenigingen of comités wordt onder een drietal voorwaarden een apart tarief van € 100,00 gehanteerd. Op de eerste plaats moeten zij hun inkomsten nagenoeg geheel uit giften en/of subsidies verwerven. Dit betekent dat de inkomsten voor 90% of meer uit giften en/of subsidies moeten bestaan. Op de tweede plaats moeten zij zich (blijkens hun statuten) de uitoefening van activiteiten van maatschappelijke, culturele of historische aard ten doel stellen. Op de derde plaats moeten de activiteiten volledig worden verricht door vrijwilligers. Er is sprake van cumulatieve voorwaarden. Onder kleinschalige objecten worden relatief eenvoudige werken verstaan, zoals bijvoorbeeld herdenkingspanelen en informatiepanelen, waarbij een eenvoudige toets volstaat.
2.2 Handelingen met betrekking tot oppervlaktewaterlichamen
Artikel 2.2.1 Lozen in een oppervlaktewaterlichaam of op een zuiveringstechnisch werk
Er is een tarief opgenomen voor de omgevingsvergunningen voor directe lozingen van stoffen op oppervlaktewater of een zuiveringstechnisch werk. Onder de Omgevingswet wordt dit benoemd als een lozingsactiviteit. Onder het regiem van de Waterwet worden voor de activiteiten geen leges geheven.
Voor het legestarief wordt onderscheid gemaakt tussen complexe activiteiten en eenvoudige activiteiten. De afhandeling van de vergunningaanvraag voor complexe activiteiten vraagt een grotere tijdinzet ten opzichte van de eenvoudige activiteiten. Dit komt in het legestarief tot uitdrukking.
Artikel 2.2.2 Lozen of afvoeren van hemelwater nieuw verhard oppervlak
Onder nieuw verhard oppervlak kunnen alle oppervlakken worden verstaan die voor nieuwbouwwoningen, wegen etc. verhard worden Hierdoor kan het hemelwater ter plaatse niet langer in de (voorheen onverharde) grond infiltreren. Daardoor treedt er een versnelde afvoer van het hemelwater op. Deze 'extra' afvoer van hemelwater kan worden geneutraliseerd door het vergroten van de bergingscapaciteit van het watersysteem.
De compensatiemaatregelen moeten zo dicht mogelijk bij het nieuw verhard oppervlak worden gemaakt en in ieder geval in hetzelfde peilvak als waar de verharding wordt aangebracht.
Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes, en een enkele woning moeten compenseren, geldt er een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht van 750 m² voor stedelijk gebied en 2.500 m² voor landelijk gebied. Voor kleinere oppervlaktes hoeft dus niet te worden gecompenseerd.
Voor de leges betekent dit dat voor de lozingen van verhard oppervlak een legestarief van € 275,00 wordt gehanteerd vermeerderd met € 22,00 per 100 m².
Het bedrag van € 22,00 wordt berekend per volle 100 m² en niet per deelhoeveelheden. Voor de berekening van de leges wordt uitgegaan van de feitelijke verharding en wordt de vrijgestelde oppervlakte niet in mindering gebracht.
Artikel 2.2.3 Maximum bedrag leges
In dit artikel wordt bepaald dat het tarief op grond van zowel de activiteiten in 2.1 (Handelingen waterstaatswerken en beschermingszones) als in 2.2.2 (het lozen of afvoeren van hemelwater van nieuw verhard oppervlak) beperkt is tot een maximum van € 30.000. Dit om te voorkomen dat de legeskosten voor deze activiteiten onevenredig hoog worden.
Bij de combinatie van activiteiten in de overige gevallen geldt het maximum van € 30.000 niet.
Artikel 2.3.1 Grondwateronttrekking en infiltratie bij bouwwerkzaamheden, infrastructurele werken en saneringen
Deze categorie heeft betrekkingen op grondwateronttrekkingen die uitsluitend bedoeld zijn om de grondwaterstand tijdelijk te verlagen om bouwwerkzaamheden of infrastructurele werken in het droge uit te kunnen voeren. Deze worden ook wel bronneringen genoemd. Daarnaast heeft deze categorie betrekkingen op grondwateronttrekkingen ten behoeve van het saneren van verontreinigde grond en/of grondwater.
Artikel 2.3.2 Agrarische, industriële en overige grondwateronttrekking en infiltratie
Deze categorie heeft betrekking op alle overige onttrekkingen voor industriële doelen, zoals koelwater en proceswater en agrarische doelen zoals continue beregening, gietwater en veedrenking en eventuele andere doelen.
TOELICHTING BIJ DE LEGESVERORDENING WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 2023
Deze toelichting bestaat uit een algemeen deel en een artikelsgewijze toelichting bij de verordening. Bij de tarieventabel zit een aparte toelichting.
In de verordening zijn de materiële en formele belastingbepalingen opgenomen. In een afzonderlijke tarieventabel bij de verordening wordt de omschrijving van de heffingsmaatstaven en tarieven vermeld. Zo'n tweedeling ligt voor de hand als een groot aantal heffingsmaatstaven en tarieven moet worden omschreven en heeft als voordeel dat wijziging van de tarieven betrekkelijk gemakkelijk kan plaatsvinden.
Het waterschap mag leges heffen op grond van artikel 115 Waterschapswet. De Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Invorderingswet zijn van toepassing.
Het legaliteitsbeginsel en het beginsel van de rechtszekerheid brengen met zich mee dat de belastingverordening in ieder geval de volgende elementen moet bevatten:
het voorwerp van de belasting;
de datum van inwerkingtreding.
Deze vereisten waaraan een belastingverordening moet voldoen zijn ook opgenomen in artikel 111 van de Waterschapswet.
Oorspronkelijk werden onder de benaming 'leges' schrijfkosten in rekening gebracht als vergoeding voor door de overheid verstrekte diensten. Geleidelijk is hierin verandering gekomen. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 115 van de Waterschapswet. Dit artikel voorziet niet alleen in de bevoegdheid tot het heffen van rechten voor het genot van door of vanwege het bestuur van het waterschap verstrekte diensten. Maar ook biedt dit artikel de mogelijkheid rechten te heffen voor het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen.
Het legesbegrip is vooral tot ontwikkeling gekomen in de sfeer van de legesheffing door de gemeenten. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt een ruime uitleg van het begrip leges. In de visie van de Hoge Raad geeft de wettekst noch de wetsgeschiedenis aanleiding tot de opvatting dat legesheffing beperkt zou moeten blijven tot de kosten verbonden aan het op schrift stellen van bij bepaalde administratieve diensten behorende stukken. Het gaat om heffingen welke op de vergoeding van die diensten zelf zijn gericht (HR 1 juli 1969, nr. 16165, BNB 1969/185). Voor de verschuldigdheid van leges voor het verlenen van een vergunning is niet vereist dat door of vanwege de gemeente meer of andere diensten worden verricht dan de administratieve dienst, bestaande uit de enkele verlening van de vergunning. Zo oordeelde de Hoge Raad. Zij baseert dit standpunt op de overweging dat de wetgever geen rechtstreeks verband tussen de hoogte van de leges en de omvang van de van gemeentewege verrichte dienst heeft willen eisen (HR 4 maart 1981, nr. 20037, BNB 1981/142). In latere uitspraken, zoals in Hof 's Gravenhage van 10 september 1997, nr. 95/2750-E-7, wordt herhaald dat een rechtstreeks verband tussen de hoogte van de leges en de omvang van de verstrekte dienst niet is vereist.
Kort samengevat kan worden gesteld dat alle kosten die rechtstreeks samenhangen met de dienstverlening voor verhaal door middel van legesheffing in aanmerking komen. Er hoeft echter geen rechtstreeks verband te bestaan tussen de hoogte van de leges die in een individueel geval worden geheven en de kosten die de overheid in dit individuele geval heeft moeten maken.
Bij het voorgaande moet worden opgemerkt dat de heffing van leges op een tweetal punten beperkt wordt:
Een aantal kosten is nadrukkelijk van legesheffing uitgesloten. Dit betreft:
Aangenomen mag worden dat de mogelijkheid tot legesheffing een begrenzing vindt in het begrip dienst. Aan dit begrip wordt wel nader inhoud gegeven door te spreken van activiteiten die gericht zijn op de bevordering van het individuele belang van de aanvrager (HR 9 december 1987, nr. 24892, BNB 1988/117).
Artikel 115, lid 1, onder c, van de Waterschapswet spreekt uitdrukkelijk over het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen. Dat wil zeggen dat legesheffing niet mogelijk is voor het verlenen of wijzigen van een vergunning zonder dat daaraan een verzoek van de aanvrager van de vergunning ten grondslag ligt.
Legesheffing onafhankelijk van het resultaat van de behandeling, dus bijvoorbeeld in het geval de omgevingsvergunning wordt geweigerd, is echter wel toegestaan. Het heffen van leges in die gevallen waarin ambtshalve omgevingsvergunningen worden verleend of gewijzigd valt dus niet binnen de reikwijdte van de verordening. Het is ook niet mogelijk voor straf een extra opslag op de leges in rekening te brengen. Een verschil in tarief kan alleen gerechtvaardigd worden door een andere vorm van dienstverlening en een daarmee samenhangend afwijkend kostenverloop.
Bij het heffen van leges geldt als voorwaarde dat de tarieven zodanig worden vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake. Om te bepalen wat deze lasten zijn, biedt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vanaf 2010 een Handreiking kostentoerekening leges en tarieven aan, welke handreiking bij de onderhavige legesverordening met bijbehorende tarieventabel als uitgangspunt is gehanteerd. Niet toerekenbaar zijn de kosten van meldingen; beleidsvoorbereiding en algemene inspraakprocedures; handhaving, toezicht en controle; en bezwaar- en beroepsprocedures.
Artikel 1 Aard van de leges en belastbare feit
Dit artikel bevat de aanduiding van het belastbare feit: het in behandeling nemen van de aanvraag. In het kader van de omgevingsvergunningverlening is in deze tarieventabel gekozen voor de verschuldigdheid van de leges bij het in behandeling nemen van de aanvraag en niet voor de verschuldigdheid in het kader van de afgifte van de omgevingsvergunning.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
In artikel 2 onder b en c worden de ambtenaar belast met de heffing en de ambtenaar belast met de invordering nader omschreven. De heffings- en de invorderingsambtenaar zijn de functionarissen die op grond van de Waterschapswet door het dagelijks bestuur als respectievelijk ambtenaar belast met de heffing van waterschapsbelastingen en ambtenaar belast met de invordering van waterschaps-belastingen zijn aangewezen. De Waterschapswet bepaalt dat een aantal bevoegdheden op grond van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen (AWR) rechtstreeks aan deze ambtenaar wordt toegekend (attributie).
Artikel 3 Wie moet leges betalen en wanneer ontstaat de plicht om te betalen?
Deze bepaling bevat de aanwijzing van de belastingplichtige. Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, vergunning of ontheffing dan wel degene ten behoeve van wie de omgevingsvergunning dienst, vergunning of ontheffing is verleend.
Artikel 4 Maatstaf en tarieven
Voor een toelichting op maatstaf en tarieven wordt verwezen naar de bij deze legesverordening behorende tarieventabel met toelichting.
In dit artikel worden de vrijstellingen van de legesheffing geregeld.
Sub a) Er worden geen leges in rekening gebracht voor het behandelen van aanvragen waarvan de activiteit een direct gevolg is van de uitvoering van een werk door het waterschap.
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om omgevingsvergunningplichtige werken die derden moeten uitvoeren als direct gevolg van werkzaamheden van het waterschap. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij verlegging van kabels of leidingen door nutsbedrijven wegens wegreconstructies die door of in opdracht van het waterschap worden uitgevoerd.
Sub b) Ook is er een vrijstelling voor de aanvragen die betrekking hebben op werkzaamheden die door derden worden uitgevoerd in het kader van stimuleringsregelingen van het waterschap.
In het tweede lid is bepaald, dat de ambtenaar belast met de heffing ook beslist over de toepassing van de hardheidsclausule. De hardheidsclausule als zodanig is niet opgenomen in de Legesverordening.
Een vergunningaanvrager kan beroep doen op de hardheidsclausule als de regeling een onbedoeld gevolg voor hem/haar heeft. Het moet dan wel gaan om een uitzonderlijke situatie. De toepassing van de regeling moet onbillijke gevolgen hebben.
Een vergunningaanvrager kan tegen de opgelegde leges in verweer gaan door middel van en bezwarenprocedure. Zodra een vergunningaanvrager als gevolg van deze legesverordening onbedoeld kosten krijgt opgelegd die onbillijk en niet redelijk zijn, dan kan de ambtenaar belast met de heffing hierop in redelijkheid beslissen.
Er zijn geen richtlijnen beschikbaar op grond waarvan de heffingsambtenaar een besluit kan nemen. Het toepassen van de hardheidsclausule moet een uitzondering blijven. Het is feitelijk maatwerk. Het gelijkheidsbeginsel speelt een belangrijke rol in de belastingregelgeving en de jurisprudentie over belastingheffing. De hardheidsclausule mag daarom niet lichtvaardig worden toegepast, omdat daarmee ongelijke behandeling van belastingplichtigen dreigt.
Artikel 6 Hoe worden de leges in rekening gebracht?
Ingevolge artikel 125 van de Waterschapswet kunnen waterschapsbelastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. Heffing bij wege van afdracht op aangifte is voor waterschapsbelastingen niet toegestaan.
In de belastingverordening moet worden aangegeven op welke wijze de heffing plaatsvindt. In deze verordening is gekozen voor de mogelijkheid van zowel de heffing bij wege van aanslag, als voor de heffing op andere wijze.
Hiervoor is gekozen, omdat er in de praktijk behoefte kan bestaan aan een werkwijze waarin de leges voor relatief eenvoudige handelingen en voor verzoeken waaraan min of meer direct gevolg kan worden gegeven (bijvoorbeeld het verstrekken van exemplaren van stukken) ook direct en op eenvoudige wijze in rekening kunnen worden gebracht (vormvrijheid), terwijl in andere gevallen (te denken valt aan vergunningen/ontheffingen) een aanslagbiljet wordt verzonden.
De formulering van dit artikel verwoordt de keuze voor zowel “heffing bij wege van aanslag” als “heffing op andere wijze”. Op basis van artikel van artikel 125a, lid 2, van de Waterschapswet worden de op andere wijze geheven belastingen voor de toepassing van de Algemene wet aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen. De dagtekening van de kennisgeving is onder meer van belang voor de termijn waarbinnen bezwaar kan worden gemaakt.
De hoofdregel voor de betalingstermijnen is opgenomen in artikel 9 van de Invorderingswet 1990. Deze regeling is ook van toepassing op de invordering van waterschapsbelastingen (artikel 123, tweede lid en artikel 138, eerste lid, Waterschapswet). In een belastingverordening kan een hiervan afwijkende regeling worden opgenomen (artikel 139, eerste lid, Waterschapswet).
In de aanhef van artikel 7 is dit tot uitdrukking gebracht. In de legesverordening is ervoor gekozen om, afhankelijk van de wijze waarop de legesheffing plaatsvindt, de regeling voor de betalingstermijnen vorm te geven. In artikel 7,lid 1, is bepaald dat de betaling van de leges, indien deze worden geheven bij wege van aanslag of schriftelijke kennisgeving, moet gebeuren binnen een termijn van twee weken ná dagtekening.
Omdat de belastingplicht ontstaat op het moment dat de aanvrager een dienst aanvraagt, is ook leges verschuldigd indien een aanvraag tot vergunning wordt geweigerd of indien de aanvraag wordt ingetrokken. Omdat het in een dergelijk situatie niet redelijk is om het hele legesbedrag in rekening te brengen, wordt slechts 50% van de leges in rekening gebracht.
Er worden geen leges in rekening gebracht als de aanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard of buiten behandeling wordt gelaten.
Van leges wordt geen kwijtschelding verleend. Leges houden rechtstreeks en in overheersende mate verband met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang (bestaande uit het indienen van een verzoek of aanvraag). Het betreft als zodanig een vermijdbare heffing. Kwijtschelding ligt daarom niet in de rede.
Artikel 10 Nadere regels door het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur kan nadere regels geven op het gebied van de heffing en de invordering van de leges. Deze bepaling is in de verordening opgenomen om er geen misverstanden over te laten bestaan dat er op het gebied van de heffing en de invordering van leges ook op andere plaatsen dan in de verordening zelf relevante regels kunnen zijn opgenomen.
Het gaat hierbij met name om regels in het kader van de invorderingsrente en nadere regels in het kader van de heffing op andere wijze. Voor dit laatste wordt ook verwezen naar artikel 125a, eerste lid, tweede volzin, Waterschapwet. De bevoegdheid van het dagelijks bestuur om nadere regels te stellen strekt zich uit tot de bevoegdheden die in de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan de Minister van Financiën, het bestuur van de Rijksbelastingen en de directeur zijn toegekend.
Artikel 11 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel
In het eerste lid is bepaald dat de Legesverordening Waterschap Zuiderzeeland 2004 met bijbehorende tarieventabel met ingang van de datum van de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt ingetrokken. De oude verordening blijft echter gelden voor de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Voor die feiten kan dus nog leges worden geheven op basis van de oude verordening.
In het tweede lid is opgenomen dat de Legesverordening 2023 inclusief de daarbij behorende tarieventabel met ingang van de datum van de inwerkingtreding van de Omgevingswet van kracht wordt en dat deze datum tevens de ingangsdatum van de heffing is.
Op basis van het derde lid wordt de verordening voorzien van een citeertitel.
In het vierde lid is opgenomen dat het in de tarieventabel genoemde normblad en de UAV 2012 bekend worden gemaakt door terinzagelegging op het kantoor van Waterschap Zuiderzeeland, gelegen aan Lindenlaan 20 te Lelystad.