Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Borger-Odoorn

Beleidsregels gedragsaanwijzing ernstige woonoverlast Borger-Odoorn

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBorger-Odoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels gedragsaanwijzing ernstige woonoverlast Borger-Odoorn
CiteertitelBeleidsregels gedragsaanwijzing ernstige woonoverlast Borger-Odoorn
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp
Externe bijlageBeleidsregels gedragsaanwijzing ernstige woonoverl

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 2:79 van de Algemene Plaatselijke Verordening Borger-Odoorn 2022

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-04-2023Nieuwe regeling

31-10-2022

gmb-2023-173256

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels gedragsaanwijzing ernstige woonoverlast Borger-Odoorn

1. Algemeen

 

1.1 Aanleiding

Woonoverlast heeft grote gevolgen voor het woongenot en het dagelijkse leven van burgers, maar ook voor de gevoelens van veiligheid van burgers. Sommige burgers ervaren zodanig woonoverlast dat ze er soms zelfs voor kiezen om te verhuizen.

Momenteel zijn er grofweg twee opties om op te treden tegen woonoverlast door de gemeente, het geven van een bestuurlijke waarschuwing of het nemen van een besluit tot uithuisplaatsing van de overlastgever d.m.v. woningsluiting, bijv. op grond van art. 174a gemeentewet. De eerste optie is vaak te licht en de tweede optie te zwaar. Uit jurisprudentie blijkt daarnaast dat er aan hoge eisen voldaan moet worden vooraleer de burgemeester tot uithuisplaatsing mag overgaan. Er is behoefte aan een tussenvorm; het opleggen van een gedragsaanwijzing.

Deze tussenvorm is door een wetswijziging op 1 juli 2017 toegevoegd als artikel 151d aan de Gemeentewet. Deze bevoegdheid wordt de Wet aanpak woonoverlast genoemd.

1.2 Inleiding

Ook in de gemeente Borger-Odoorn komt woonoverlast voor. De aanpak is afhankelijk van de casus. Als er een handhavingsverzoek is ingediend tegen een overlastveroorzaker, kan dit leiden tot het opleggen van een last onder dwangsom en/of bestuursdwang om een einde aan de overlast te maken.

Als er sprake is van psychische problematiek, wordt geprobeerd om -samen met het Sociaal Team- een oplossing te vinden (meestal in de vorm van het vinden van een woonplek waar men de benodigde zorg krijgt en geen overlast voor anderen veroorzaakt). In het geval dat deze mensen een sociale huurwoning hebben, wordt er samengewerkt met de woningbouwcorporaties om, wanneer noodzakelijk, een ontbindingsprocedure van het huurcontract te starten bij de rechter.

Helaas zijn er zaken waar de aanpak van de woonoverlast niet het gewenste doel bereikt: het voorkomen of beëindigen van de woonoverlast. Dit kan aan de betrokkenen liggen die niet mee willen werken door bijvoorbeeld te weigeren om deel te nemen aan het bemiddelingsgesprek of zich niet te houden aan gemaakte afspraken. Het komt ook voor dat het hele traject wordt doorlopen, maar dat dit niet leidt tot het daadwerkelijk beëindigen van de woonoverlast. Dit kan verschillende oorzaken hebben.

Dit vergroot de behoefte aan de mogelijkheid om een gedragsaanwijzing op te leggen. Een gedragsaanwijzing is een ingrijpende maatregel en heeft het een ultimum remedium-karakter (laatste redmiddel).

De gedragsaanwijzing kunnen we pas opleggen als alle andere geschikte middelen zijn ingezet en niet hebben geleid tot een vermindering van de woonoverlast, of, zoals artikel 151d van de Gemeentewet het stelt, de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

 

1.3 Wettelijke grondslag

In artikel 151d van de Gemeentewet is bepaald wanneer een gedragsaanwijzing opgelegd kan worden.

 

 

De raad moet het bij verordening mogelijk te maken dat de burgemeester een gedragsaanwijzing kan opleggen. In Borger-Odoorn is dit vastgelegd in artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening Borger-Odoorn (APV). Verder geldt dat het moet gaan om gedragingen in of vanuit de woning of het erf, er moet sprake zijn van ernstige en herhaaldelijke hinder, welke redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Een gedragsaanwijzing kan ook een tijdelijk huisverbod inhouden.

Bij het uitoefenen van deze bevoegdheid is het belangrijk dat beleidsregels worden opgesteld. Zo maken we zichtbaar hoe deze bevoegdheid wordt uitgeoefend. Wanneer geen beleid is geformuleerd, is het opleggen van een gedragsaanwijzing weliswaar ook mogelijk, maar de motivering en onderbouwing van het besluit moet dan uitgebreider te zijn. Ook is in de memorie van toelichting bij artikel 151d van de Gemeentewet wordt benadrukt dat het raadzaam is om beleidsregels op te stellen. Het opleggen van een gedragsaanwijzing kan er immers ertoe leiden dat inbreuk wordt gemaakt op grondrechten van burgers, het is dan cruciaal dat de burger weet waar hij of zij aan toe is.

1.4 Grondrechten

Het opleggen van een gedragsaanwijzing, waarvan de nakoming kan worden afgedwongen via bestuurlijke maatregelen, kan een inbreuk maken op het recht op privacy en het recht op ongestoord genot van het eigendom. De veroorzaker wordt immers gedwongen zijn gedrag en zijn levensstijl aan te passen en de mogelijkheid bestaat dat tijdelijk de toegang tot de woning wordt ontzegd.

Welk grondrecht wordt aangetast hangt af van de inhoud van de gedragsaanwijzing. Beperking van grondrechten is mogelijk via een wet in formele zin. Met artikel 151d van de Gemeentewet wordt aan deze voorwaarde voldaan.

Wat betreft rechten die burgers ontlenen aan het Europees Verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), moet een beperking gebaseerd zijn op een voor burgers voldoende duidelijke en voorzienbare regeling. Dat betekent dat deze uitgewerkt moet zijn in gepubliceerde regelgeving, zoals verordeningen en beleidsregels.

Verder dient de beperking van rechten die worden ontleend aan het EVRM te voldoen aan een proportionaliteitseis; de beperking van een grondrecht moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Bij woonoverlast gaat het om de bescherming van rechten van andere burgers en het voorkomen van wanordelijkheden. Voor het kunnen opleggen van een gedragsaanwijzing betekent dit dat de burgemeester het recht op privacy en eventueel het recht op ongestoord genot van het eigendom van de veroorzaker van de hinder met een geschikte en proportionele maatregel mag beperken om zo de rechten van de omwonenden te beschermen.

Om te voldoen aan het proportionaliteitsvereiste is een checklist ontwikkeld, die daarvoor gebruikt kan worden. De checklist is toegevoegd aan deze beleidsregels als bijlage.

1.5 Checklist

Bij woonoverlast gaat het om klachten, deze klachten zijn subjectief van aard. Het is belangrijk dat deze klachten zoveel mogelijk worden geobjectiveerd voordat wordt overgegaan tot het opleggen van een maatregel. Om dit te kunnen doen is een checklist ontwikkeld. Deze is toegevoegd als bijlage aan deze beleidsregels.

Deze checklist maakt het mogelijk om de informatie te verwerken uit het dossier om vervolgens te beoordelen of een gedragsaanwijzing kan worden opgelegd, maar ook wat de inhoud van deze gedragsaanwijzing moet zijn. Er wordt met de checklist geprobeerd de subjectieve elementen van woonoverlast te objectiveren en te beoordelen wanneer de hinder ernstig en herhaaldelijk is.

Er wordt ook gekeken naar welke stappen zijn gezet door de personen die woonoverlast ervaren. Verder verplicht de checklist alle feiten en omstandigheden mee te nemen en een belangenafweging te maken alvorens wordt overgegaan tot het opleggen van een gedragsaanwijzing.

Omdat het gaat om een ingrijpend middel is ervoor gekozen om een advies omtrent de uitvoering van de gedragsaanwijzing op te nemen richting de overlastveroorzaker, zodat de overlastveroorzaker kan voldoen aan de inhoud van de gedragsaanwijzing.

Soms gaat het immers om overlastveroorzakers die bij het verminderen dan wel beëindigen van de woonoverlast behoefte hebben aan nadere instructies, zodat zij de last kunnen uitvoeren. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) eist immers dat iemand het in zijn macht moet hebben een last na te komen. Er zijn gevallen waar de overlastveroorzaker wellicht zelfstandig de last niet kan nakomen, maar met hulp door middel van een advies dit wel lukt.

Omdat de kans aanwezig is dat met het opleggen van een gedragsaanwijzing een inbreuk wordt gemaakt op grondrechten is het ook van belang om met de checklist te werken. De checklist eist dat wordt gekeken naar welke andere, minder ingrijpende, stappen zijn gezet om de woonoverlast tegen te gaan. En daaruit moet blijken dat deze niet het gewenste doel hebben bereikt.

1.6 De-escalatiemodel

Hoewel de huidige werkwijze nog niet formeel was vastgelegd, matcht het model daar wel grotendeels mee. Het opleggen van een gedragsaanwijzing is niet altijd de meest aangewezen vorm om woonoverlast tegen te gaan. Het is daarom van belang om afhankelijk van de omstandigheden van het geval de juiste weg te kiezen.

In het onderstaande model kan het probleem bij iedere stap zijn opgelost. Mocht dit niet zo zijn, dan volgt de volgende stap.

Uitgangspunten zijn als volgt:

  • 1.

    Betrokkenen proberen eerst zelf tot een oplossing te komen, door het gesprek met elkaar aan te gaan. Mocht dit niet tot een oplossing leiden, dan kunnen ze de klacht voorleggen aan de woningcorporatie (indien van toepassing), aan buurtbemiddeling (als de gemeente dit heeft) of aan de gemeente. In beginsel is er eerst een praatfase.

  • 2.

    Als het praten niet tot een oplossing lijdt, is via het huurrecht de woningcorporatie aan zet. Hiertoe behoort ook het starten van ontbindingsprocedure van het huurcontract bij de rechter, wanneer dit mogelijk is. Als het om een koopwoning gaat waar de overlast plaatsvindt, dan dient de zaak aan de civiele rechter te worden voorgelegd door de burgers die woonoverlast ervaren;

  • 3.

    De volgende stap kan zijn dat de burgemeester een bestuurlijke waarschuwing oplegt;

  • 4.

    Als blijkt dat de bestuurlijke waarschuwing geen effect heeft dan wordt getoetst of een gedragsaanwijzing opgelegd kan worden;

  • 5.

    In het uiterste geval kan een huisverbod (voor een periode van max. 4 weken) als gedragsaanwijzing worden opgelegd;

  • 6.

    Als het bovenstaande niet leidt tot een oplossing wordt door de gemeente gekeken naar de mogelijkheid om de woning te sluiten.

1.7 Handhavingsplicht

In beginsel geldt een plicht tot handhaving, hier kan onder omstandigheden van worden afgeweken als, bijvoorbeeld, handhaving onredelijk is. Artikel 4:84 is hierbij van toepassing.

De beleidsvrijheid om af te wijken wordt wel beperkt op het moment dat er belangen van derden in het geding zijn. De omstandigheid dat een overtreder het niet (meer) in zijn macht heeft een last uit toe voeren, is in beginsel geen beletsel om hem aan te schrijven. Uiteraard kunnen zich omstandigheden voordoen wanneer dit wel een beletsel vormt. Dit is afhankelijk van de situatie en dient dan ook per geval te worden beoordeeld.

 

1.8 Doelstellingen

Dit beleid kent de volgende doelstellingen:

  • 1.

    Inzichtelijk maken op welke manier en wanneer deze bevoegdheid wordt uitgeoefend;

  • 2.

    Woonoverlast beëindigen die met de reguliere aanpak woonoverlast niet is beëindigd;

  • 3.

    De verstoring van het woon- en leefklimaat herstellen;

  • 4.

    Samenwerking en afstemming tussen partners, waar nodig, verbeteren.

 

2. Voortraject: aanpak woonoverlast

 

 

2.1 Melding gemeente

De melding woonoverlast kan via verschillende ingangen bij de gemeente terechtkomen; via de burger die de woonoverlast ervaart, de woningcorporaties, het sociaal team, de politie of de zorgpartners. Vanaf het moment van de melding wordt een dossier opgebouwd, of aangevuld als het gaat om een bekend dossier.

In de actieve aanpak van overlastsituaties wordt gewerkt conform het de-escalatiemodel, daarbij is sprake van informatie-uitwisseling en wordt gewerkt conform een integrale aanpak. Het doel is de woonoverlast zo snel mogelijk te beëindigen. De casushouder 1 Binnen de gemeente is er sprake van een casushouder woonoverlast. De casushouder is het aanspreekpunt voor een bepaalde casus. van de gemeente zorgt dat de partners binnen de keten zo goed mogelijk naast elkaar functioneren, en dat er bij complexe woonoverlast-zaken over de grenzen van de keten heen wordt gekeken.

Afhankelijk van de aard van de problematiek is de casushouder een medewerker van de afdeling openbare orde en veiligheid of iemand van de afdeling Maatschappelijke Ondersteuning (MO). Bij ernstige gevallen kan er ook een zogenaamd PSHI-overleg (Psychosociale Hulpverlening bij Incidenten met maatschappelijke onrust) worden ingeroepen, dat dan wordt voorgezeten door iemand van de GGD, die als casusvoorzitter de regie heeft. De exacte procedure voor PSHI-overleggen staat beschreven in het “PSHi protocol Drenthe”.

 

2.2 Gegevensuitwisseling

Voor het vormen van een volledig dossier is van belang dat relevante informatie door de ketenpartners met elkaar wordt gedeeld. In het kader van de aanpak woonoverlast had de gemeente een convenant met de woningbouwcorporaties, maar door juridische problemen o.g.v. gewijzigde wetgeving van het ministerie van justitie, kon dit niet meer worden voortgezet. Op dit moment wordt gezocht naar een manier waarop gegevens op een correcte manier kunnen worden gedeeld met alle ketenpartners.

De casushouder woonoverlast is bevoegd namens de burgemeester gegevens in ontvangst te nemen. Deze gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt voor de aanpak van woonoverlast en ter ondersteuning van het eigen dossier bij eventuele bestuurlijke procedures. Mondelinge informatie-uitwisseling wordt schriftelijk vastgelegd en opgenomen in het dossier. Mondelinge informatiedeling staat immers gelijk aan schriftelijke informatiedeling en moet voldoen aan dezelfde privacyrichtlijnen.

 

2.3 Plan van aanpak woonoverlast

De aanpak woonoverlast bestaat uit een preventieve en een actieve aanpak. De inzet is de woonoverlast zo snel mogelijk te beëindigen door het inzetten van sociale, fysieke en juridische instrumenten.

In de meeste gevallen is het niet nodig om alle stappen van het overlastproces te doorlopen. Om dit te bepalen maakt de gemeente een analyse van de overlastsituatie en worden de instrumenten van de organisaties gecombineerd tot één samenhangende, op de situatie toegesneden, aanpak. De focus ligt op de gedragsverandering van de overlastgever in een zo vroeg mogelijk stadium.

Als bemiddelen tussen klager en overlastgever of doorverwijzen naar de hulpverlening niet helpt, kan de casushouder van de gemeente met de betrokken partners een integraal plan van aanpak opstellen. Dit vindt plaats in een zogenoemd incidentenoverleg. De integrale aanpak, waarbij relevante partners gezamenlijk werken aan de oplossing van het probleem, leidt tot versterking van de doorzettingskracht in multi-probleem overlastsituaties. Daarbij wordt het de-escalatiemodel gevolgd. In het de-escalatiemodel worden de in te zetten instrumenten zwaarder naarmate de overlast ernstiger wordt dan wel langer duurt. Het beëindigen van de woonoverlast is het primaire doel.

 

3. Voorwaarden opleggen gedragsaanwijzing

 

Artikel 151d van de Gemeentewet spreekt over gedragingen in of vanuit een woning of het erf (of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf) die geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden mogen veroorzaken. Artikel 151d van de Gemeentewet geeft echter geen definitie van wat onder deze termen verstaan moet worden. In deze beleidsregels staan kaders opgenomen waarbinnen het mogelijk is een gedragsaanwijzing op te leggen. Zo kan enkel een gedragsaanwijzing worden opgelegd als de aanpak woonoverlast (lees de-escalatiemodel) is doorlopen en dit niet heeft geleid tot een oplossing.

3.1 Ernstige en herhaaldelijke hinder

Het ervaren van hinder is zowel zeer feitelijk als subjectief. Wat de één als hinder ervaart, ziet de ander als vanzelfsprekend. Denk daarbij aan het wonen in het centrum van een stad. Het geluid dat door uitgaanspubliek wordt veroorzaakt, kan worden aangemerkt als hinder, maar dit hoort bij het wonen in een dergelijk gebied. Het komt dus voor dat er wel degelijk hinder is, maar dat deze hinder niet zodanig is dat dit gekwalificeerd wordt als ernstige hinder.

Van belang is echter om voor zover mogelijk te omschrijven wanneer een gedraging aangemerkt kan worden als ernstige en herhaaldelijke hinder, dit in het kader van de rechtszekerheid. De burger dient immers te weten waar hij aan toe is. Bij woonoverlast gaat het vaak om hinder tussen buren. De bepalingen omtrent burenrecht zijn opgenomen in Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In artikel 37 van Boek 5 BW is een kernbepaling opgenomen over hinder. Dit artikel moet in samenhang gelezen worden met artikel 162 van Boek 6, de onrechtmatige daad bepaling. Om te voldoen aan de eisen die worden gesteld, dient er dus sprake te zijn van onrechtmatige hinder.

De Hoge Raad heeft in een aantal arresten wel een leidraad gegeven hoe hiermee om te gaan. Of er sprake is van onrechtmatige hinder is afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval. Onder de omstandigheden van het geval worden onder andere de plaatselijke omstandigheden geschaard. Zo zal bijvoorbeeld vaak meer hinder moeten worden geduld door degene die in de stad woont, dan bij het wonen op het platteland.

Verder kijkt de rechter naar het tijdstip waarop de klagende partij zich op de plaats waar de hinder zich voordoet, heeft gevestigd. Is de hinder na de vestiging ontstaan, dan is er meer reden om de gedragingen als onrechtmatig aan te merken.

Verder speelt ook de noodzaak van de hinder toebrengende handeling een rol. Wanneer bepaalde activiteiten noodzakelijk zijn, zal de overlastgevende persoon niet snel een vordering tot beëindiging van onrechtmatige hinder ontvangen.

Er zijn veel vormen van overlast en hinder. Denk daarbij aan geur- en geluidsoverlast. Maar ook vernielingen van andermans eigendommen, pesten en discrimineren kunnen onder het begrip hinder worden geschaard. De verschillende belevingswereld van mensen zorgt ervoor dat ieder mens de aanwezigheid van storende factoren anders ervaart. Of er wel of geen sprake is van hinder en of deze hinder onrechtmatig is, is dus subjectief. Dit maakt het ook lastig om te bewijzen dat de hinder onrechtmatig is.

Artikel 151d van de Gemeentewet stelt echter niet de eis dat de hinder onrechtmatig moet zijn, de hinder moet ernstig en herhaaldelijk zijn. Deze twee bepalingen zijn niet nader gedefinieerd in artikel 151d van de Gemeentewet. Om die reden is het van belang om deze bepalingen te vertalen van het subjectieve naar het objectieve. Wat betreft de bepaling herhaaldelijk kan aansluiting gezocht worden bij hetgeen in het burenrecht is bepaald over de duur van de gedraging. Dit kan gekoppeld worden aan de herhaaldelijkheid van de gedraging die als voorwaarde is opgenomen in artikel 151d van de Gemeentewet.

Naar aanleiding van het bovenstaande kunnen we concluderen dat, ondanks het ontbreken van een definitie van de hinderbepaling in artikel 151d van de Gemeentewet, er andere wet- en regelgeving en richtlijnen voorhanden zijn die gebruikt kunnen worden om het begrip hinder te objectiveren. Het burenrecht biedt hierbij uitkomst. Per geval zal steeds opnieuw beoordeeld moeten worden of sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder.

Verder helpt het dat in sommige gevallen een klacht wordt onderbouwd door een rapport. Denk daarbij aan klachten van geluidsoverlast, een rapport hierover van de woningbouwvereniging, politie of gemeente draagt bij aan het objectiveerbaar maken van de klacht. De persoon die hinder ondervindt heeft zelf een verantwoordelijkheid om een dossier te vormen, denk daarbij aan het bijhouden van de momenten wanneer de overlast wordt ervaren. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacy van de buren, het is niet de bedoeling dat daar een inbreuk op wordt gemaakt door, bijvoorbeeld, het ophangen van camera's gericht naar de woning van de buren.

3.2 Andere geschikte wijze

In artikel 151d van de Gemeentewet is bepaald dat een gedragsaanwijzing pas kan worden opgelegd als de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Dit is conform het subsidiariteitsbeginsel, waar allereerst een minder ingrijpend middel ingezet dient te worden om de ernstige en herhaaldelijke hinder te doen verminderen dan wel te beëindigen. Hieronder worden ook andere middelen verstaan dan het inzetten van bestuursrechtelijke bevoegdheden. Andere middelen zijn bijvoorbeeld:

  • Gesprek(ken) tussen de overlastgever(s) en degene die overlast ervaart (dan wel ervaren);

  • Afspraken die de overlastgever(s) en degene die overlast ervaart (dan wel ervaren) zelf onderling maken over de overlast;

  • Gesprek(ken) en afspraken die worden gemaakt met professionals en overlastgever(s) en degene(n) die de overlast ervaart (dan wel ervaren) die ertoe moeten leiden dat de overlast vermindert dan wel eindigt;

  • Buurtbemiddeling dan wel mediation;

  • Bestuurlijke waarschuwing;

  • Toepassing van het huurrecht;

  • Het zelf starten van een civielrechtelijke procedure;

  • Strafrechtelijk optreden.

Pas als blijkt dat er redelijkerwijs geen andere passende wijze is om de ernstige en herhaaldelijke hinder tegen te gaan, of als de inzet van passende maatregelen niet doeltreffend is, zal beoordeeld moeten worden of een gedragsaanwijzing opgelegd kan worden.

3.3 Woning of een bij die woning behorend erf of in de onmiddellijke nabijheid

In deze beleidsregels wordt verstaan onder een woning, de ruimte die voor bewoning wordt gebruikt, zoals een eengezinswoning, appartement, woonwagen, woonschip, woonkeet en andere voor bewoning te gebruiken ruimte. Het bijbehorende erf wordt geacht daarvan deel uit te maken. De gezamenlijke ruimte horende bij een wooneenheid valt hier ook onder, denk daarbij aan een trappenhal portiek dan wel gezamenlijke kelderruimte. Gedragingen die in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf plaatsvinden, vallen ook onder de reikwijdte. Denk daarbij aan gedragingen op het trottoir en of op straat ter hoogte van of vlakbij de woning. Dit betekent dus ook dat de hond die steeds blaft in de straat tot ernstige en herhaaldelijke hinder kan leiden.

3.4 Degene die de woning gebruikt of tegen betaling in gebruik heeft

In beginsel gaat het om gebruikers, de personen die de woning feitelijk bewonen. Een gebruiker is ook degene die tegen betaling de woning in gebruik geeft aan iemand. Denk daarbij aan het concept van Airbnb. Een huurrechtelijke of eigendomsrechtelijke relatie is dan ook geen vereiste om gezien te worden als gebruiker, dit maakt dat een kraker ook valt onder de noemer gebruiker.

3.5 Gedragingen

Het gaat hier om gedragingen die leiden tot ernstige en herhaaldelijke hinder. Deze gedragingen kunnen worden gepleegd door de gebruiker van de woning zelf, maar het kan ook gaan om bezoekers dan wel diens huisdieren. Er dient een verbinding te zijn tussen de gedraging en de woning of het erf. Of een gedraging leidt tot ernstige en herhaaldelijk hinder is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. Er dient dus steeds per geval beoordeeld te worden of gedragingen ernstige en herhaaldelijke hinder opleveren.

3.6 Zorgplicht

Op de gebruiker van de woning of het erf rust een zorgplicht. De gebruiker draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

3.7 Omwonenden

Onder omwonenden worden de bewoners verstaan die woonachtig zijn in de directe nabijheid van de woning waar de overlast plaatsvindt dan wel vandaan komt. Deze omwonenden moeten daadwerkelijk de ernstige en herhaaldelijke hinder ervaren.

3.8 Verhouding huur – koop

Artikel 151d van de Gemeentewet maakt geen onderscheid tussen huur- en koopwoningen. Wel is het zo dat door de zinsnede uit het tweede lid van artikel 151d van de Gemeentewet, volgt dat 'slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan', ertoe kan leiden dat de gedragsaanwijzing sneller kan worden ingezet bij koopwoningen dan huurwoningen. Bij huurwoningen kan immers via een andere geschikte wijze door de verhuurder via het huurrecht de overlastgever worden aangepakt. Bij koopwoningen is die mogelijkheid afwezig. Dit neemt uiteraard niet weg dat bij een koopwoning buren middels het civiele recht wel zelf een procedure aanhangig kunnen maken bij de rechter.

4. Dossieropbouw

 

Uit het dossier moet blijken of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder, wie dit veroorzaakt en welke andere stappen zijn genomen om dit te verminderen dan wel te doen beëindigen. En of de feiten en omstandigheden ertoe leiden dat een gedragsaanwijzing het juiste middel is om in te zetten. Een volledig dossier is nodig voor een juiste analyse van de situatie. Dit dossier wordt voornamelijk gevormd in het voortraject. De meldingen worden vastgelegd en bewaakt in het werksysteem van de gemeente.

Het dossier bevat in ieder geval de volgende elementen:

  • Naam en adres van de melder;

  • Startdatum van de overlastzaak;

  • De adresgegevens van de woning waar de melding betrekking op heeft;

  • Gespreksverslagen (met datum) van gevoerde gesprekken met de veroorzaker van woonoverlast en de persoon (dan wel personen) die de woonoverlast ervaren;

  • Feitelijke waarnemingen (foto's, geluidsopnames, dan wel filmopnames);

  • Meldingen van de persoon dan wel personen die woonoverlast ervaren;

  • Logboeken van de persoon dan wel personen die woonoverlast ervaren;

  • Activiteiten, gemaakte afspraken en resultaten van acties;

  • De aard, duur en ernst van de woonoverlast;

  • Schriftelijke meldingen;

  • Betrokken organisaties;

  • Eventuele processen-verbaal, mutatierapporten en sfeerrapportages van de politie;

  • Stand van zaken aanpak melding;

  • Resultaten (buurt)bemiddeling of mediation;

  • De afgesproken acties met de partijen;

  • Buurtonderzoek.

5. Gedragsaanwijzing: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang

 

Als het gaat om ernstige en herhaaldelijke hinder dan is de burgemeester bevoegd om een gedragsaanwijzing op te leggen. De gedragsaanwijzing neemt de vorm aan van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. In de last wordt opgenomen welke gedragingen men moet vertonen of juist moet nalaten om ervoor te zorgen dat de ernstige en herhaaldelijke hinder stopt. Uiteraard wordt naar aanleiding van de ervaren overlast en de feiten en omstandigheden beoordeeld wat wordt opgenomen in de gedragsaanwijzing. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan:

  • Een beperkt aantal uren per dag boren;

  • Een beperkt aantal bezoekers per dag ontvangen;

  • Na een bepaald tijdstip geen bezoekers meer ontvangen;

  • Voorkomen dat de hond voortdurend blaft;

  • Geen 'wilde' dieren meer voeren door voer in de tuin of op het erf te gooien;

  • De portiek leefbaar houden;

  • Gedurende een bepaald tijdsbestek geen piano spelen;

  • Geurhinder en vervuiling veroorzakende spullen schoonmaken of opruimen, en dit niet opnieuw in zijn woning of op zijn erf verzamelen.

De bovenstaande gedragsaanwijzingen zijn slechts een indicatie. Er moet per geval beoordeeld worden welke gedragsaanwijzing opgelegd moet worden om het beoogde doel te bereiken. Dit geldt ook voor het bepalen van de hoogte van de last onder dwangsom, bij de vaststelling hiervan moet gekeken worden naar de redelijkheid en billijkheid hiervan en dit moet in verhouding staan tot het te bereiken doel.

Als uitgangspunt geldt dat, voordat een last wordt opgelegd, een bestuurlijke waarschuwing wordt uitgevaardigd.

Bij het vaststellen van de hoogte van de dwangsom dient gekeken te worden naar de omstandigheden van het geval. De financiële prikkel moet dermate zijn dat iemand wel wordt bewogen om de overtreding ongedaan te maken. Ditzelfde geldt ook voor het opleggen van een last onder dwangsom als het gaat om het voorkomen van een overtreding van de gedragsaanwijzing. De aanpak van woonoverlast is sterk afhankelijk van de ervaren overlast en van de feiten en omstandigheden van het geval. Er is behoefte aan maatwerk. Er dient per geval beoordeeld te worden of wordt voldaan aan de eisen van de subsidiariteit en de proportionaliteit.

Bij de daadwerkelijke besluitvorming is het dan ook van belang om alle feiten en omstandigheden die zich in het dossier voordoen mee te nemen, alleen dan kan een deugdelijke belangenafweging worden gemaakt. Dit zijn in beginsel alle feiten en omstandigheden die in het dossier zijn opgenomen, maar ook degene die blijken uit nader onderzoek en uit de eventuele zienswijze.

Een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom zijn besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen rechtsmiddelen ingezet kunnen worden, voorafgaand aan het definitieve besluit dient een voornemen kenbaar te zijn gemaakt en dient een zienswijze mogelijkheid te zijn geboden. Een bestuurlijke waarschuwing is geen besluit in de zin van de Awb. Een bestuurlijke waarschuwing geeft wel een signaal af, ondanks dat daar geen rechtsgevolgen aan zijn verbonden.

Het is gangbaar dat een begunstigingstermijn wordt geboden. Bij de vaststelling van de begunstigingstermijn geldt als uitgangspunt hoeveel tijd redelijkerwijs nodig is om de overtreding te beëindigen. Deze termijn mag niet langer zijn dan wat noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen en ook niet dermate onredelijk lang zijn dat het op gedogen lijkt. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval zal beoordeeld worden wat een redelijke begunstigingstermijn is, alvorens het besluit om een last onder bestuursdwang dan wel last onder dwangsom daadwerkelijk op te leggen. Na het verlopen van de begunstigingstermijn, als niet wordt voldaan aan het gestelde in de beschikking, wordt de bestuursdwang ten uitvoer gelegd of verbeurt de overtreder rechtens de opgelegde dwangsom.

6. Gedragsaanwijzing inhoudende een huisverbod

 

Als er een huisverbod als gedragsaanwijzing wordt opgelegd, mag iemand in beginsel gedurende 10 dagen de woning niet betreden, dit huisverbod kan worden verlengd met maximaal 18 dagen. In de Wet tijdelijk huisverbod zijn de regels opgenomen als er een huisverbod wordt opgelegd. Van belang is dat bij een huisverbod de bezwaarfase wordt overgeslagen, men kan direct in beroep bij de rechtbank tegen het besluit tot oplegging van het huisverbod.

7. Hulpaanbod

 

Het komt voor dat woonoverlast wordt veroorzaakt door personen met een psychiatrische aandoening, gedragsstoornis, verslavingsproblematiek, middelenmisbruik of andere psychische problemen. Vaak is het zo dat er sprake is van een problematiek die al langer bekend is en dat al een hulptraject wordt gevolgd. Er zijn ook gevallen waar burgers tussentijds stoppen dan wel de hulp helemaal niet aanvaarden.

In Nederland geldt als uitgangspunt dat de burger niet verplicht is om hulp te aanvaarden. In sommige situaties kan hierop een uitzondering worden gemaakt, denk daarbij aan een in bewaringstelling dan wel een rechterlijke machtiging die wordt opgelegd. Een ander instrument is het opleggen van een tijdelijk huisverbod in gevallen van huiselijk geweld. Via deze instrumenten kan verplichte opname worden afgedwongen. Bij een tijdelijk huisverbod kan het niet accepteren van hulp ertoe leiden dat wordt beslist het tijdelijke huisverbod te verlengen met maximaal 18 dagen. Uit de praktijk blijkt dat als iemand geen hulp accepteert, het voor de hulpverleners lastig is om in contact met deze persoon te komen. Dit leidt ertoe dat geen gepast hulpaanbod kan worden ontwikkeld.

Er zijn situaties waar het wenselijk is dat de veroorzaker van woonoverlast hulp accepteert, omdat dat ertoe leidt dat de woonoverlast vermindert of eindigt. Volgens de initiatiefnemer van de Wet aanpak woonoverlast, kan de gedragsaanwijzing een gebod inhouden om (psychische) hulp te aanvaarden. Bij de dossiervorming zal met zorgpartners onderzocht moeten worden wat de gesteldheid is van een overlastveroorzaker, en of deze persoon het in zijn macht heeft om een gedragsaanwijzing op te volgen en daarmee de woonoverlast te beëindigen. Het advies van de zorgpartners zal daarbij van essentieel belang zijn. Er zijn personen die de gedragsaanwijzing uit zichzelf niet kunnen opvolgen, zij hebben hierbij richting en begeleiding nodig. Met de juiste begeleiding zijn zij wellicht wel in staat om gemaakte afspraken na te komen.

In dergelijke gevallen geldt als voorwaarde dat als een gedragsaanwijzing wordt opgelegd er in een bijlage wordt opgenomen op welke manier de gedragsaanwijzing kan worden uitgevoerd. Dit is een hulpmiddel voor de overlastveroorzaker waarop hij of zij kan terugvallen. Op deze manier wordt getracht om de groep die het opvolgen van een gedragsaanwijzing als lastig ervaart, omdat zij bijvoorbeeld een psychische stoornis hebben, maar met de juiste handvatten het wel in zijn of haar macht heeft de gedragsaanwijzing op te volgen, ook een hulpmiddel te bieden. De bijlage wordt in overleg met de zorgpartners opgesteld.

8. Toezicht en handhaving

 

Om te weten te komen of de gedragsaanwijzing ook daadwerkelijk wordt nagekomen, zijn de gemeentelijke toezichthouders mede-afhankelijk van informatie van de buren, de woningcorporatie, politie, zorgpartners en andere relevante actoren. Per melding moet beoordeeld worden wat de stand van zaken is en welke behoefte er is om toezicht te houden. In het ene geval zal namelijk sneller geconstateerd kunnen worden of de gedragsaanwijzing wordt opgevolgd dan in het andere.

 

De last onder dwangsom of last onder bestuursdwang is een besluit in de zin van de Awb. De sanctie op het niet uitvoeren van een last onder dwangsom is de inning van de dwangsom. De sanctie op het niet uitvoeren van een last onder bestuursdwang is dat de gemeente de overtreding beëindigt of herhaling ervan voorkomt door zelf op kosten van de overtreder op te treden.

9. Binnentreden

 

Om te constateren wat er speelt kan het nodig zijn dat een toezichthouder de woning moet betreden. Dit kan vóór het opleggen van een gedragsaanwijzing zijn ten behoeve van dossieropbouw. Het kan ook voorkomen dat nadat een gedragsaanwijzing is opgelegd, het noodzakelijk is om de woning binnen te treden, omdat de buren bijvoorbeeld aangeven dat de gedragsaanwijzing niet wordt opgevolgd.

Omdat het hier gaat om een maatregel die wordt opgelegd op grond van de APV, geldt artikel 6:3 APV. Daarin is opgenomen dat de personen die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van voorschriften die gelden krachtens de APV die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, bevoegd zijn tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Verder gelden voor het binnentreden van woningen de regels van de Algemene wet op het binnentreden. Mocht een bewoner weigeren om toegang tot de woning te verlenen én de benodigde informatie kan op geen andere wijze worden vergaard, dan is het mogelijk dat de burgemeester een machtiging tot binnentreden afgeeft. Er kunnen zich situaties voordoen waar het nodig is dat de politie met een toezichthouder meegaat. Dit dient per geval beoordeeld te worden. Vaak zal uit de inhoud van de gedragsaanwijzing en het voortraject blijken welke behoefte er is.

10. Inwerkingtreding

 

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het gemeenteblad.

11. Citeertitel

 

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels gedragsaanwijzing ernstige woonoverlast Borger-Odoorn”

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Borger-Odoorn.

De burgemeester, J. Seton

1. Bijlage

 

1.1 Checklist

Als hulpmiddel bij het beoordelen of het wenselijk en mogelijk is om een gedragsaanwijzing op te leggen wordt gebruik gemaakt van de onderstaande checklist. In deze checklist zijn elementen opgenomen die van belang zijn bij de beoordeling of een gedragsaanwijzing kan worden opgelegd.

Onder de nummers 1 tot en met 9 is ruimte om, indien nodig, opmerkingen te plaatsen ter aanvulling. Verder wordt gewerkt volgens een puntensysteem (de kruisjes). Het aantal kruisjes zijn een indicatie of er sprake is van een sterk of zwak signaal. Nadat 1 tot en met 9 zijn ingevuld, worden alle kruisjes bij elkaar opgeteld. Bij 21 kruisjes of meer in totaal kan worden gesproken van een indicatie dat sprake is van een sterk signaal; samen met de andere feiten en omstandigheden van het geval is dan het advies om een gedragsaanwijzing op te leggen. Uiteraard kan hiervan worden afgeweken, dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bij minder dan 21 kruisjes in totaal wordt gesproken van een indicatie dat sprake is van een zwak signaal; in beginsel is het advies dan ook om nog geen gedragsaanwijzing op te leggen. Dit betekent overigens niet dat geen gedragsaanwijzing opgelegd kan worden, omdat de omstandigheden van het geval ook nog meegenomen dienen te worden.

De omstandigheden van het geval, andere relevante elementen en het advies van partners kunnen worden ingevuld onder 10 tot en met 13. Als wordt beslist om een gedragsaanwijzing op te leggen dan zal onder 14 ingevuld moeten worden wat de inhoud van de gedragsaanwijzing dan dient te zijn en voor hoe lang . Dit is uiteraard afhankelijk van de feiten en omstandigheden van een specifiek geval en de regels van de Awb. Onder 15 wordt de ruimte geboden om aan te geven wat het advies is omtrent het opvolgen van de gedragsaanwijzing. Er zijn situaties denkbaar waarbij de veroorzaker hulp nodig heeft bij de uitvoering van een gedragsaanwijzing, denk daarbij aan personen die verzamelwoede hebben. Het kan zijn dat zij alleen de gedragsaanwijzing niet kunnen uitvoeren, echter met ondersteuning van hulpverleners wel. In de gedragsaanwijzing wordt dan ook, in gevallen waar dit nodig blijkt te zijn, opgenomen op welke manier deze opgevolgd kan worden.

 

1. Registratie(s)

  • Registratie(s) woonoverlast bij de gemeente

  • Registratie(s) en mutatie(s) bij de politie

  • Registratie(s) dan wel melding(en) bij zorg

  • Registratie(s) dan wel melding(en) bij woningcorporatie

  • Registratie(s) dan wel melding(en) bij de brandweer

  • Registratie(s) dan wel melding(en) bij overige (bijvoorbeeld Bouw en Woningtoezicht)

Opmerking(en):

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal.

 

2. Dossiervorming

  • Meldingen dan wel incidenten zijn geregistreerd

  • Er is onderzoek gedaan naar de oorzaak van de hinder alsmede de woonsituatie (o.a. de technische staat van de woning) van de veroorzaker

  • Er zijn stappen ondernomen om in contact te komen met de veroorzaker

  • Er zijn stappen ondernomen om in contact te komen met degene(n) die de hinder ervaart/ervaren

  • Er is buurtbemiddeling/mediation voorgesteld dan wel ingezet

  • Er is vanuit de zorg een hulpaanbod gedaan

  • Er zijn gesprekken (individueel dan wel in aanwezigheid van professionals) gevoerd tussen de veroorzaker van hinder en degene die de hinder ervaart

  • Er zijn afspraken gemaakt tussen de veroorzaker van hinder en de persoon die de hinder ervaart

  • De gemaakte afspraken tussen de veroorzaker van hinder en de persoon die de hinder ervaart worden niet nagekomen

  • Er is handhavend opgetreden

  • Er is een evaluatiemoment geweest waarin de casus is geëvalueerd

  • In geval van huurwoningen zijn stappen gezet door de woningcorporatie

  • In geval van huurwoningen is een gedragsaanwijzing opgelegd door de woningcorporatie dan wel de verhuurder

  • In geval van huurwoningen heeft de woningcorporatie dan wel verhuurder andere stappen ondernomen om de woonoverlast te doen beëindigen dan wel te voorkomen, zoals bijv. het starten van een gerechtelijke ontbindingsprocedure van het huurcontract indien mogelijk.

  • Er is eerder een bestuurlijke maatregel getroffen in het kader van hinder vanuit de woning (bijvoorbeeld een bestuurlijke waarschuwing dan wel een gedragsaanwijzing)

Opmerking(en):

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

Beoordeling: 5 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal, er is dan sprake van voldoende dossiervorming en geconcludeerd moet worden dat de hinder niet op een redelijk andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Minder dan 5 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal, er kan nog niet worden geconcludeerd dat de hinder niet op een redelijk andere geschikte wijze is tegen te gaan.

 

3. Wie ervaart hinder?

  • Directe buren ervaren hinder

  • Buren in de straat ervaren hinder

  • Bovenburen ervaren hinder

  • Buren aan de overkant ervaren hinder

  • Meerdere buren in het complex/straat ervaren hinder

  • Andere belanghebbende (bijvoorbeeld de verhuurder) ervaren hinder

Opmerking(en):

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal.

 

4. Hinder bestaat uit

  • Geluidsoverlast

  • Intimidatie

  • Voederen, dan wel verwaarlozing, van dieren

  • Geuroverlast

  • Overlast die gevaarlijk kan zijn dan wel is voor de volksgezondheid

  • Toepassing van fysiek geweld

  • Misbruik van middelen

  • Gevaarzetting door bijvoorbeeld verzamelwoede, brandgevaar, explosiegevaar e.d.

  • Hinder bestaande uit:

.......................................................................................................................... ........................................................................................................................... ...........................................................................................................................

Opmerking(en):

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal.

 

5. Zorg – veroorzaker hinder

  • Veroorzaker van hinder veroorzaakt bewust hinder

  • Veroorzaker van hinder veroorzaakt geen hinder doordat benodigde medicatie niet wordt ingenomen

  • Veroorzaker van hinder veroorzaakt geen hinder doordat er sprake is van middelenmisbruik

  • Veroorzaker van hinder staat niet open voor hulpverlening

  • Veroorzaker van hinder staat niet open voor het volgen van een zorgtraject

Opmerking(en):

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. Aan de veroorzaker(s) van hinder kan een gedragsaanwijzing worden opgelegd.

Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal. De veroorzaker van hinder kan meer gebaat zijn bij het eerst volgen van een hulptraject voordat er een gedragsaanwijzing wordt opgelegd.

 

6. Zorg – persoon/personen die hinder ervaren

  • Persoon die hinder ervaart is niet bovenmatig gevoelig voor externe prikkels

  • Persoon die hinder ervaart, ervaart geen hinder door een aandoening

  • Persoon die hinder ervaart heeft geen hulpbehoefte

  • Persoon die hinder ervaart maakt zich niet schuldig aan middelenmisbruik of het niet innemen van vereiste medicatie

 

Opmerking(en):

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. De persoon of personen die de hinder ervaren zijn gebaat bij het opleggen van een gedragsaanwijzing aan de veroorzaker(s) van de overlast. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal. De persoon of personen die de hinder ervaren zijn wellicht gebaat bij het volgen van een hulptraject alvorens een gedragsaanwijzing wordt opgelegd.

 

7. Mate van medewerking door veroorzaker

  • Veroorzaker van hinder werkt niet mee aan bemiddeling

  • Veroorzaker van hinder wil niet meewerken aan vermindering van overlast

  • Veroorzaker van hinder wil geen afspraken maken

  • Veroorzaker van hinder houdt zich niet aan gemaakte afspraken

  • Veroorzaker van hinder wil geen gesprek voeren met de personen die overlast ervaren

  • Veroorzaker van hinder wil geen gesprek voeren met instanties (bijvoorbeeld gemeente, zorgpartijen, politie, brandweer)

  • In geval van een huurwoning wil de veroorzaker van hinder geen gesprek voeren met de verhuurder

Opmerking(en):

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. Dit houdt in dat geconcludeerd moet worden dat geen medewerking wordt verleend door de veroorzaker(s) van hinder. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal.

 

8. Mate van inzet van personen die overlast ervaren

  • De persoon/personen die de overlast ervaren hebben de veroorzaker van de hinder aangesproken op het gedrag

  • De persoon/personen die overlast ervaren hebben geprobeerd afspraken te maken met veroorzaker van de hinder

  • De persoon/personen die de overlast ervaren kunnen de frequentie van hinder aantonen, bijvoorbeeld door het bijhouden van een logboek

  • De persoon/personen die de overlast ervaren hebben zelf actie ondernomen door aan te tonen dat er ernstige hinder is. Denk daarbij aan een bureau dat geluidsmetingen verricht dan wel andere inzet gepleegd

  • De persoon/personen die de overlast ervaren hebben melding gemaakt van de overlast bij de gemeente dan wel bij de woningcorporatie

  • De persoon/personen die de overlast ervaren hebben een civielrechtelijke procedure opgestart

  • De persoon/personen die hinder ervaren komen gemaakte afspraken na

 

Opmerking(en):

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. Dit houdt in dat de persoon of personen die de overlast ervaren voldoende meewerken. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal. Bij minder dan twee kruisjes is er sprake van een zwak signaal. Dit houdt in dat de persoon of personen die de overlast ervaren onvoldoende meewerken.

 

9. Herhaaldelijk

  • 4 of meer meldingen dan wel incidenten gedurende een aaneengesloten periode van 1 maand

  • 8 of meer meldingen dan wel incidenten gedurende een aaneengesloten periode van 2 maanden

  • 12 of meer meldingen dan wel incidenten gedurende een aaneengesloten periode van 3 maanden

  • 16 of meer meldingen dan wel incidenten gedurende een aaneengesloten periode van 4 maanden

  • 20 of meer meldingen dan wel incidenten gedurende een aaneengesloten periode van 5 maanden

  • 24 of meer meldingen dan wel incidenten gedurende een aaneengesloten periode van 6 maanden

  • Er is een patroon (wat betreft de frequentie) merkbaar in het aantal meldingen dan wel incidenten

Opmerking(en):

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal, er is dan sprake van een mate van herhaaldelijkheid. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal, er kan nog niet worden geconcludeerd dat sprake is van herhaaldelijkheid.

10. Belangrijkste signalen die leiden tot de mogelijkheid om een gedragsaanwijzing op te leggen

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

11. Andere feiten en omstandigheden die van belang zijn

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

12. Wat is het advies van betrokken partners (o.a. zorgpartijen, politie, brandweer) over het opleggen van een gedragsaanwijzing

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

13. Belangenafweging

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

14. Inhoud van de gedragsaanwijzing (inclusief duur van de gedragsaanwijzing)

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

15. Advies omtrent de uitvoering van de gedragsaanwijzing aan veroorzaker (optioneel)

.............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................

 


1 Binnen de gemeente is er sprake van een casushouder woonoverlast. De casushouder is het aanspreekpunt voor een bepaalde casus.

Binnen de gemeente is er sprake van een casushouder woonoverlast. De casushouder is het aanspreekpunt voor een bepaalde casus.