Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oisterwijk

Verordening jeugdhulp gemeente Oisterwijk 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOisterwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening jeugdhulp gemeente Oisterwijk 2023
CiteertitelVerordening jeugdhulp gemeente Oisterwijk 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening jeugdhulp Oisterwijk 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  3. artikel 8.1.1 van de Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-2023nieuwe regeling

16-03-2023

gmb-2023-172110

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Oisterwijk 2023

De raad van de gemeente Oisterwijk,

 

gelezen het voorstel van het college d.d. 07-02-2023

afdeling Samenleving,

 

gelet op de artikelen 2.10, 2.12 en 8.1.1 van de Jeugdwet;

 

b e s l u i t :

 

de verordening jeugdhulp gemeente Oisterwijk 2023 vast te stellen.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • b.

    basisstructuur: het complete aanbod van diensten vanuit de vrije markt, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen, burgerinitiatieven, voorliggende voorzieningen, andere voorzieningen en vanuit particulier initiatief al dan niet vanuit het sociale netwerk;

  • c.

    nadere regels: nadere regels jeugdhulp gemeente Oisterwijk;

  • d.

    gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die een leefeenheid vormen;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk;

  • f.

    gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die ouders en/of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor jeugdigen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking;

  • g.

    gesprek: hierin worden alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag onderzocht;

  • h.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan hulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • i.

    individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening die via een besluit van het college wordt verstrekt;

  • j.

    plan van aanpak: plan waarin samen met de jeugdige en het gezin wordt bepaald welke resultaten worden bereikt, wie het resultaat behaald en wat wordt ingezet om dit resultaat te behalen. Een jeugdige en/of het gezin is formeel eigenaar van dit plan. Het plan van aanpak wordt ook wel Integraal Plan van Aanpak (IPA) genoemd;

  • k.

    integrale vraaganalyse (IvA): door middel van een gesprek wordt de situatie van het kind of het gezin in kaart gebracht. Er wordt gekeken naar alle leefgebieden en factoren die van belang zijn;

  • l.

    jeugdhulp: 1. Ondersteuning, hulp en zorg, met uitzondering van preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen; 2. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van het jeugdstrafrecht;

  • m.

    ouder/verzorger: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;

  • n.

    overige voorziening: voorziening die vrij toegankelijk is voor iedereen;

  • o.

    perspectiefplan 18+: in geval van (verwachtte) doorgaande hulpverlening na het 18e levensjaar, het plan dat door de jeugdhulpaanbieder wordt opgesteld ten aanzien van de verschillende leefgebieden: zorg, onderwijs, werk, vrije tijd, gezondheid en financiën

  • p.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • q.

    pleegouder: persoon die een jeugdige die niet zijn kind of stiefkind is, als behorende tot zijn gezin verzorgt en daartoe een pleegcontract als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, heeft gesloten met een pleegzorgaanbieder;

  • r.

    pleegoudervoogd: pleegouder die tevens belast is met voogdij als bedoeld in boek 1 Burgerlijk Wetboek;

  • s.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige een sociale relatie onderhoudt;

  • t.

    Sociale Verzekeringsbank (SVB); uitvoerder van verschillende wet- en regelgevingen omtrent sociale zekerheid, zoals persoonsgebonden budget (pgb)

  • u.

    toegangsteam Loket Wegwijs; op wijkniveau georganiseerd multidisciplinair team dat de hulpvraag van jeugdigen of hun ouders afhandelt;

  • v.

    Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet

  • w.

    wet: Jeugdwet, en

  • x.

    zorg in natura (ZIN): De ondersteuning of jeugdhulp die aan personen wordt geleverd door aanbieders die door de gemeente gecontracteerd zijn.

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2.1 Overige voorzieningen

De volgende overige voorzieningen zijn algemeen toegankelijk:

  • 1.
    • a.

      advies en informatie, mede ten behoeve van de mogelijk toegang tot individuele voorzieningen;

    • b.

      enkelvoudige, ambulante opgroei- en opvoedondersteuning anders dan specialistische ondersteuning

    • c.

      overige voorzieningen geboden door Veilig Thuis

    • d.

      zorg en begeleiding in onderwijs, georganiseerd vanuit het college

    • e.

      gespecialiseerde buitenschoolse opvang (BSO +)

  • 2.

    Ouders kunnen zich, met uitzondering van BSO +, rechtstreeks wenden tot een overige voorziening

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over welke voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn, wat ze inhouden, voor welke doelgroep ze gelden en onder welke voorwaarden ze beschikbaar zijn.

Artikel 2.2 Individuele voorzieningen

De volgende voorzieningen zijn beschikbaar:

  • 1.

    Zonder verblijf

    • a.

      Hoog specialistische jeugdhulp (ambulant)

    • b.

      Dagbegeleiding

    • c.

      Respijtzorg zonder overnachting

    • d.

      Specialistische ambulante jeugdhulp (waaronder behandeling, begeleiding, persoonlijke verzorging, GGZ, gehandicaptenzorg en opvoedondersteuning)

    • e.

      Vervoer naar en van een jeugdhulpaanbieder

  • 2.

    Met verblijf

    • a.

      Woonvormen (pleegzorg, gezinshuizen, kleinschalige woonvormen, kamer- en fasetraining)

    • b.

      Residentiele behandelvormen (waaronder specialistische geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen, zorg voor jeugdigen met een lichamelijke, verstandelijke en of zintuigelijke beperking en jeugd- en opvoedhulp)

    • c.

      Gesloten verblijf

    • d.

      Respijtzorg met overnachting

  • 3.

    Naast de genoemde voorzieningen in het eerste en tweede lid zijn er ook andere individuele voorzieningen (maatwerk) mogelijk als dit naar mening van het college bijdraagt aan een adequatere en/of goedkopere oplossing van de hulpvraag

  • 4.

    De jeugdige kan gebruik maken van zorg in natura en, indien de jeugdige dit wenst en hiervoor in aanmerking komt, van zorg middels een pgb

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de afweging voor welke voorzieningen in dit artikel de jeugdhulp wordt toegewezen en welke voorzieningen beschikbaar zijn

Artikel 2.3 Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp

  • 1.

    Een aanvraag voor een individuele voorziening vanuit de jeugdwet wordt in behandeling genomen indien de jeugdige valt onder de definitie van jeugdige (artikel 1.1. van de jeugdwet

  • 2.

    Een aanvraag voor een individuele voorziening vanuit de jeugdwet bevat te behalen resultaten binnen de termijn van de toe te kennen individuele voorziening

  • 3.

    Het college verstrekt uitsluitend de meest passende voorziening jeugdhulp die toereikend is voor het afgesproken resultaat

  • 4.

    Het college verstrekt geen voorziening jeugdhulp als het resultaat ook haalbaar is met inzet vanuit de basisstructuur

  • 5.

    Als er sprake is van een aanvraag voor een individuele voorziening voor een jeugdige van 16 jaar of ouder moet er door de jeugdconsulent, gecertificeerde instelling en/of de jeugdhulpaanbieder in het plan van aanpak expliciet worden vermeld hoe lang de ondersteuning nodig is. Indien naar verwachting ook vanaf het 18e jaar nog hulp nodig is, wordt in het plan van aanpak beschreven hoe dit opgepakt gaat worden. Uiterlijk bij de leeftijd van 17,5 jaar is duidelijk op welke wijze en via welke financieringsstroom (bijvoorbeeld WMO, WLZ, zorgverzekeringswet) dit geregeld wordt. Op deze manier wordt gewerkt aan een perspectiefplan 18+.

  • 6.

    De jeugdhulp voorziening dient te worden uitgevoerd door een in Nederland gevestigde jeugdhulpaanbieder.

Artikel 2.4 Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Als de jeugdige is aangewezen op jeugdhulp zorgen ouders in beginsel voor het vervoer van en naar de locatie van de jeugdhulpaanbieder en kent het college geen vervoersvoorziening toe.

  • 2.

    Het college kent slechts een vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 2.2 lid 1 sub e toe als:

    • a.

      de jeugdige is aangewezen op een individuele voorziening voor jeugdhulp en er sprake is van een medische noodzaak of een beperking in de zelfredzaamheid van de jeugdige die het zelfstandig reizen met het openbaar vervoer onmogelijk maakt;

    • b.

      bij de ouders en het netwerk sprake is van een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid waardoor deze de jeugdige niet kan vervoeren of met de jeugdige kan meereizen.

  • 3.

    Bij het beoordelen van de zelfredzaamheid worden de eigen mogelijkheden en eigen kracht van ouders en netwerk onderzocht.

  • 4.

    Een vervoersvoorziening is altijd tijdelijk. De voorziening wordt beëindigd op het moment dat de medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid van de ouders of jeugdige is opgeheven.

  • 5.

    Vervoerskosten worden niet met terugwerkende kracht toegekend.

  • 6.

    Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze van verstrekking en de uitbetaling van de vergoeding, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening en de hoogte van de vergoeding. Hierbij hanteert het college het principe van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening.

  • 7.

    Het college kan nadere regels stellen over de voorwaarden waaronder een vervoersvoorziening wordt toegekend.

Hoofdstuk 3 Toegang

Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag jeugdhulp melden bij het college.

  • 2.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening (zoals beschreven in artikel 2.1) zonder toestemming van het college.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken, een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp aan. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 4.6.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen over de toegang tot jeugdhulp via de gemeente.

Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via het medisch domein

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. Dit betreft een jeugdhulpaanbieder waarmee het college een subsidie- of contractrelatie heeft.

  • 2.

    Ter waarborging van een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening door een jeugdhulpaanbieder, kan het college bij een aanvraag door een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in dit artikel op basis van signalen of steekproefsgewijs een toets uitvoeren.

  • 3.

    De jeugdhulpaanbieder is bij de bepaling van de voorziening, vorm, voorwaarden en looptijd van de jeugdhulp gebonden aan het oordeel van het college op grond van de toets genoemd in het vorige lid.

  • 4.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de toegekende of afgewezen individuele voorziening, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 4.6.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de toeleiding van jeugdhulp via het medisch domein

Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via justitieel kader

  • 1.

    Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel. Dit betreft een maatregel die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instelling over de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van deze instelling. Ook worden er afspraken gemaakt hoe het college hiervan op de hoogte wordt gesteld.

  • 3.

    Voor toegekende voorzieningen via het justitieel kader verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in artikel 4.6.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen over de toeleiding tot jeugdhulp via een gecertificeerde instelling.

Hoofdstuk 4 Procedure toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 4.1 Algemeen

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe door middel van een beschikking, met een bepaalde geldigheidsduur, dat toegang geeft tot jeugdhulp.

  • 2.

    De jeugdhulpaanbieder van een individuele voorziening start de hulp slechts nadat de beschikking bedoeld in het eerste lid toegekend is.

  • 3.

    In situaties waar onmiddellijke uitvoering geboden is, kan afgeweken worden van het gestelde in het tweede lid. De beschikking dient echter ook in die gevallen zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen vier weken, na de start van de hulp verkregen te worden.

  • 4.

    Het college stelt bij nadere regels de vormen van specialistische jeugdhulp en de geldigheidsduur van de beschikking, zoals bedoeld in het eerste lid, vast.

Artikel 4.2 Aanvraag en vooronderzoek

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag jeugdhulp mondeling, telefonisch of schriftelijk melden bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag schriftelijk en informeert de jeugdige en/of ouders over de gang van zaken na de aanvraag, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 3.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt s zo spoedig mogelijk met hem en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek.

  • 4.

    In het kader van het vooronderzoek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 5.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 6.

    Als de jeugdige en/of zijn ouders onvoldoende medewerking verlenen aan het onderzoek zoals bedoeld in het vierde lid en/of artikel 4.8 kan hierdoor mogelijk de situatie van de jeugdige onvoldoende in kaart worden gebracht. Er kan dan geen individuele voorziening worden verstrekt.

  • 7.

    Het college kan nadere regels stellen over de in dit artikel beschreven procedure.

Artikel 4.3 Gesprek en onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige en/of zijn ouders voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouders, en;

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige en/of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze en de te volgen procedure.

  • 2.

    Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 3.

    Indien uit het gesprek en onderzoek blijkt dat de jeugdige en/of zijn ouders de hulpvraag zelf op kunnen lossen, of er is de mogelijkheid om gebruik te maken van een andere of overige voorziening, wordt een individuele voorziening niet toegekend.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de in dit artikel beschreven procedure.

Artikel 4.4 Verslag

  • 1.

    Het college zorgt na het gesprek voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek in de vorm van een integrale vraaganalyse (IvA) en een integraal plan van aanpak (IPA) aan de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 2.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het verslag (IvA en IPA) toegevoegd.

  • 3.

    Bij een aanvraag voor een individuele voorziening hoog specialistische jeugdhulp werkt het college samen met het samenwerkingsverband hoog specialistische jeugdhulp en komen zij gezamenlijk tot een plan van aanpak.

  • 4.

    De jeugdige en/of zijn ouders ondertekenen het verslag (IvA en IPA) voor gezien of akkoord en zorgen ervoor dat een getekend exemplaar wordt geretourneerd aan de toegangsprofessional waarmee hij/zij het gesprek hebben gehad. In het geval van jeugdigen onder de 12 jaar dienen beide gezaghebbende ouders het plan te ondertekenen. Bij jeugdigen in de leeftijdscategorie 12-16 jaar tekenen de jeugdige en de ouder(s). In de leeftijdscategorie 16-18 jaar mag de jeugdige alleen ondertekenen.

  • 5.

    Het college zendt de IvA en het IPA aan de jeugdige en/of zijn ouders, tenzij jeugdige of ouders hebben medegedeeld dit niet te wensen

  • 6.

    Het college kan een door de jeugdige en/of zijn ouders ondertekend verslag van het gesprek, het plan van aanpak, aanmerken als aanvraag als de jeugdige en/of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven

Artikel 4.5 Besluit

  • 1.

    Het college neemt een besluit op de aanvraag binnen acht weken, waarbij als startdatum het eerste contact als bedoeld in artikel 4.2 lid 1 geldt.

  • 2.

    De aanvrager wordt schriftelijk geïnformeerd als het niet lukt om binnen de termijn van acht weken een besluit te nemen. De beslissingstermijn kan eenmalig met maximaal acht weken worden verlengd.

  • 3.

    Het college legt een besluit op een aanvraag voor een individuele voorziening vast in een beschikking, met een bepaalde geldigheidsduur, die toegang geeft tot jeugdhulp.

Artikel 4.6 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden in de beschikking tevens de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd, zoals de in te zetten individuele voorziening en geldigheidsduur

Artikel 4.7 Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2.

    Het college verstrekt alleen PGB indien vastgesteld is dat ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen van de jeugdige en in staat zijn om de rechten en plichten die zijn verbonden aan het pgb op een verantwoorde manier uit te voeren.

  • 3.

    De jeugdige en/of zijn ouders stellen samen een budgetplan op waarin ze aangeven hoe het pgb besteed wordt. De toegangsprofessional beoordeelt of hiermee de doelen zoals beschreven in het plan van aanpak in voldoende mate behaald kunnen worden.

  • 4.

    De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de berekening en de hoogte van het pgb:

    • a.

      De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van een door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld budgetplan en de te behalen resultaten zoals beschreven in het plan van aanpak;

    • b.

      De hoogte van het pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen;

    • c.

      De hoogte van het pgb bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening in natura

    • d.

      Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van formele hulp of informele hulp

    • e.

      Bij de differentiatie van tarieven zoals genoemd in lid 4d wordt onderscheid gemaakt tussen reguliere jeugdhulpverlener die aan de kwaliteitseisen voldoen en jeugdhulp leveren (formele hulpverleners) enerzijds en personen uit het sociale netwerk van jeugdige en ouders (informele zorgverleners) anderzijds

    • f.

      De hoogte van het pgb bedraagt maximaal 85% van het tarief van de vergelijkbare door het college gecontracteerde maatwerkvoorziening in natura als de dienst wordt geleverd door een formele zorgverlener;

    • g.

      Jaarlijks vindt per 1 januari indexering plaats van de tarieven, met uitzondering van het kilometertarief en kostprijsvergoeding. De indexering voor formele zorg bedraagt hetzelfde percentage als de indexering van de tarieven voor zorg in natura die worden gebruikt voor de inkoop van jeugdhulp. De jeugdhulp geboden vanuit het sociale netwerk van jeugdige en ouders (informele zorgverleners) is gebaseerd op 125% van de Wet minimumloon (Wml). Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd, uitgaande van het indexeringspercentage van de Wml van 1 juli van het voorgaande jaar. het college kan hier gemotiveerd van afwijken indien aantoonbaar is dat het op basis hiervan vastgestelde budget niet toereikend is om veilige, en doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen;

    • h.

      De tarieven die gebruikt worden voor alle toe te kennen individuele voorzieningen in pgb worden genoemd in het daarvoor geldende besluit.

  •  

  • 5.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      het betreft persoonlijke verzorging en begeleiding;

    • b.

      bij de inzet van een persoon uit het sociale netwerk kan door het college advies opgevraagd worden bij een extern bureau over de passendheid van deze inzet, en

    • c.

      deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 6.

    Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant van de eerste of tweede graad van de jeugdige, is er altijd sprake van informele hulp

  • 7.

    Het college verstrekt alleen PGB indien gewaarborgd is dat de voorziening die met het pgb ingekocht wordt, van goede kwaliteit is;

  • 8.

    De jeugdhulpverlener dient te voldoen aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de wet

  • 9.

    De aanvraag voor een pgb omvat in ieder geval:

    • a.

      de te treffen individuele voorziening en het beoogde resultaat;

    • b.

      de vooringenomen uitvoering daarvan inclusief uitvoerder en kosten;

    • c.

      de kwalificaties van de uitvoerder;

    • d.

      een motivering waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde aanbieder (zorg in natura) niet passend is naar oordeel van de aanvrager, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 10.

    Om de afspraken tussen een jeugdhulpverlener en de jeugdige en/of zijn ouders vast te leggen wordt gebruikt gemaakt van een modelovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB)

  • 11.

    Het college kan een pgb weigeren indien aan de jeugdige en/of zijn ouders in de afgelopen jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een pgb is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden van het pgb;

  • 12.

    Tussenpersonen en belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald;

  • 13.

    Begeleidings- of administratiekosten mogen niet uit het pgb worden betaald.

  • 14.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s, en

  • 15.

    Het college stelt in nadere regels de pgb tarieven en andere nadere regels rondom pgb vast, waaronder regels onder welke voorwaarden jeugdhulp ingekocht kan worden bij formeel en informeel pgb.

  • 16.

    Het college kan nadere regels omtrent pgb vaststellen

Artikel 4.8 Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, advies te vragen aan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie indien het college dat gewenst vindt.

  • 2.

    Indien het college advies gaat inwinnen als bedoeld in lid 1 wordt de jeugdige en/of zijn ouders hiervan op de hoogte gebracht.

Hoofdstuk 5 Toezicht en handhaving

Artikel 5.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, controle, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige en/of zijn ouders op verzoek of uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening;

  • 2.

    Het college kan, al dan niet steekproefsgewijs, onderzoeken of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed aan het doel waarvoor ze verstrekt zijn;

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, en/of;

    • e.

      de jeugdige en/of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

    • f.

      De jeugdige en/of zijn ouders niet meewerken aan onderzoeken van de gemeente die betrekking hebben op het tweede lid

  • 4.

    Als er sprake is van een individuele voorziening in pgb kan het college de SVB gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb. Het college kan hiertoe overgaan als er ten aanzien van de budgethouder een vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als benoemd in het derde lid.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid heeft ingetrokken, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening in de vorm van Zorg in Natura of het ten onrechte genoten pgb.

Artikel 5.2 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

  • 1.

    Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college kan een toezichthouder aanwijzen die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

Artikel 5.3 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

    • e.

      de kosten voor bijscholing van het personeel

Hoofdstuk 6 Klachtregeling en vertrouwenspersoon

Artikel 6.1 Klachtregeling

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een behoorlijke en transparante procedure ten behoeve van de afhandeling van klachten van een jeugdige en/of ouders betreffende de overige en individuele voorzieningen zoals bedoeld in hoofdstuk 2 en de toekenningsprocedure als bedoeld in hoofdstuk 4.

  • 2.

    Jeugdhulpverleners stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van de jeugdige en/of zijn ouders ten aanzien van alle voorzieningen.

Artikel 6.2 Vertrouwenspersoon en clientondersteuning

  • 1.

    Het college wijst een onafhankelijke vertrouwenspersoon aan met volledige rechtsbevoegdheid en onafhankelijkheid waarop jeugdigen en ouders een beroep kunnen doen.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat de jeugdige en/of zijn ouders een beroep kunnen doen op kosteloze clientondersteuning, waarbij het belang van de client het uitgangspunt is

Hoofdstuk 7 Inspraak

Artikel 7.1 Betrekken ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval jeugdigen en/of hun ouders, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp, overeenkomstig in de Gemeentewet gestelde regels over de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste lid.

Hoofdstuk 8 Privacy

Artikel 8.1 Gegevensverwerking, privacy en toestemming

  • 1.

    Op de gegevensverwerking, privacy en toestemming op grond van deze verordening zijn de wettelijke bepalingen in de Jeugdwet en daaruit afgeleide regelgeving in de regeling Jeugdwet, de Algemene Wet Bestuursrecht en de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

  • 2.

    Het college maakt gebruik van het vastgestelde Privacy protocol verwerking persoonsgegevens bovenlokale Jeugdhulptaken en Privacy protocol verwerking persoonsgegevens Loket Wegwijs Oisterwijk.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot wegens bijzondere omstandigheden onevenredig tot onevenredig nadeel leidt.

Artikel 9.2 Voorwaarden voorziening

Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.

Artikel 9.3 Nadere regels

Het college stelt nadere regels jeugdhulp gemeente Oisterwijk vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening en over de omvang van de (financiële) verstrekkingen.

Artikel 9.4 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende besluit geldende bedragen indexeren. In de nadere regels is opgenomen voor welke bedragen dit geldt, welk prijsindexcijfer gehanteerd wordt en over welke periode van 12 maanden de index berekend wordt.

Artikel 9.5 Intrekking oude verordening

  • 1.

    De verordening jeugdhulp Oisterwijk 2020 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een jeugdige houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de verordening jeugdhulp Oisterwijk 2020, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de verordening jeugdhulp Oisterwijk 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de jeugdige worden afgeweken.

  • 5.

    Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de verordening jeugdhulp Oisterwijk 2020, geschiedt op grond van de verordening jeugdhulp Oisterwijk 2020 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 6.

    Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de jeugdige worden afgeweken.

Artikel 9.6 Inwerkingtreding Verordening jeugdhulp gemeente Oisterwijk 2023

  • 1.

    Deze verordening treedt een dag na bekendmaking in werking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Oisterwijk 2023.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oisterwijk op 16 maart 2023,

Griffier,

Daniëlle Robijns – van de Wiel,

de voorzitter,

Hans Janssen.