Organisatie | Woensdrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2023 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen.
Bij de Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2023 horen de:
* Subsidieregeling maatschappelijk welzijn Woensdrecht
* Subsidieregeling eenmalige subsidies Woensdrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-03-2023 | 24-03-2023 | 24-03-2023 | Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2023 | 23-03-2023 | |
24-03-2023 | 24-03-2023 | Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2023 | 23-03-2023 | ||
24-03-2023 | Algemene subsidieverordening gemeente Woensdrecht 2023 | 23-03-2023 |
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daar voor in de plaats tredende Europese regelgeving;
De-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);
Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);
Subsidie: een financiële tegemoetkoming voor activiteiten die aangeboden worden aan inwoners van de gemeente Woensdrecht welke jaarlijks of meerjarig voor maximaal vier jaren wordt verstrekt. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in budget- (hoger dan 50.000 euro), waarderings- (hoger dan 500 euro en lager dan 50.000) en eenmalige subsidies;
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):
b. openbare orde en veiligheid;
c. verkeer, vervoer en waterstaat;
g. sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;
j. ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.;
Het college stelt bij nadere regeling vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
Hoofdstuk 2 SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD
Artikel 6 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.
Hoofdstuk 3 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE
Artikel 8 Bij de aanvraag in te dienen gegevens
Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:
a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
b. de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;
c. een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
d. als de aanvrager een onderneming is:
1°. een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
2°. een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);
e. als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.
Hoofdstuk 4 WEIGERING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 11 Weigerings-, intrekkingsgronden
Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:
a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of
b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.
Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:
a. subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of
b. de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.
Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:
a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente Woensdrecht of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente Woensdrecht of haar ingezetenen;
b. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;
c. als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;
d. als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;
e. als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;
f. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.
Hoofdstuk 7 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 14 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Bij subsidies hoger dan € 50.000 verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.
Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.
Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.
Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
Bij subsidies hoger dan 50.000 euro kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.
Artikel 15 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.
Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:
a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;
b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;
c. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;
d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.
Hoofdstuk 8 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 17 Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tot en met 50.000 euro
Als bij verlengingsbeschikking de subsidieaanvrager wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.
Artikel 18 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000 euro
Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:
a. in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;
b. in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk 12 weken na afloop van het betrokken kalenderjaar;
c. in andere gevallen uiterlijk 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.
a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;
b. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);
c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en
d. een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.
Artikel 19 Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 50.000
Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kan worden overgegaan tot ambtshalve vaststelling.
Hoofdstuk 9 EIGEN VERMOGEN EN RESERVES SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 20 Eigen vermogen en Reserves subsidies vanaf 50.000 euro
De hoogte van de algemene reserve van een aanvrager mag niet meer bedragen dan 10% van de totale exploitatielasten van de aanvrager in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de aanvraag wordt gedaan. Indien de algemene reserve het genoemde percentage overschrijdt, wordt het meerdere verrekend met, dus in mindering gebracht op de te verlenen subsidie.
Hoofdstuk 10 OVERIGE BEPALINGEN
Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 1, 2 en 3, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of – ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.