Organisatie | Sluis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels welstand |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Welstandnota gemeente Sluis 2022 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-04-2023 | nieuwe regeling | 23-03-2023 |
West Zeeuws-Vlaanderen heeft een interessante geschiedenis. Een geschiedenis die vaak gaat over de strijd tegen de zee en de strijd om indringers buiten de deur te houden. De vele polders met omringende dijken en de vestingwerken van Sluis en Retranchement getuigen nog van die geschiedenis. Uit de aanwezigheid van bouwwerken, plaats- en straatnamen blijkt dat veel plaatsen die nu kilometers van de zee verwijderd liggen in het verleden een directe relatie hadden met de zee. De historie gaat terug tot ca. 50 jr. v Chr. (komst van de Romeinen in ons gebied). Daarnaast zijn er ook bewoningssporen uit de pre-historie teruggevonden.
Geschiedenis staat in Nederland tegenwoordig weer in de belangstelling. Ook in de gemeente Sluis is dat merkbaar. Voorbeelden hiervan zijn het restaureren van delen van de Staats-Spaanse linies en de grote publieke belangstelling die ontstaat bij de voorgenomen sloop van historische gebouwen.
De wederopbouwplannen na de Tweede Wereldoorlog hebben ook in belangrijke mate bijgedragen aan de identiteit van het gebied. Het verder blootleggen van de cultuurhistorie vormt een onderdeel van het gemeentelijke cultuurbeleid.
Een groot deel van de beroepsbevolking (ca 40%) van de gemeente Sluis ontvangt direct of indirect inkomsten uit het toerisme. Naast zon, zee en strand heeft de gemeente een aantal interessante historische plaatsen. Het spreekt voor zich, dat deze historische plaatsen een belangrijk aandeel hebben in de aantrekkingskracht van de gemeente Sluis op de recreanten. Deze welstandsnota zoekt aansluiting bij het historisch verleden, het cultuurbeleid en de economie.
In november 1944 was in West Zeeuws-Vlaanderen 35% van het woningbestand geheel verwoest en was 15% zwaar beschadigd. Bijna alle boerderijen waren verwoest. Voor het ontwerp van stedenbouwkundige plannen voor de diverse kernen werden de volgende stedenbouwkundigen aangesteld:
- Ir. A. Rothuizen voor Breskens en Schoondijke;
- Ir. P.J. ’t Hooft voor Biervliet, Groede, Hoofdplaat, Nieuwvliet en IJzendijke;
- Ir. F.H. Klokke voor Aardenburg, Cadzand, Oostburg, Retranchement, Sluis, Waterlandkerkje en Zuidzande.
Ir. Klokke werd bovendien aangewezen als supervisor voor geheel Zeeland. Hij was een aanhanger van de zogenaamde Delftse school, te karakteriseren als traditioneel. Deze bouwstijl streefde naar architectuur die nederig was en niet te veel opviel. De functie van een gebouw moest tot uitdrukking komen in de vorm. Men maakte een groot onderscheid tussen woningen (eenvoudig en ingetogen) en publieke gebouwen als stadhuizen en kerken die juist monumentaal moesten zijn om uitdrukking te geven aan hun functie. Kenmerkend voor de Delftse School zijn het vrijwel uitsluitend gebruik van baksteen, zadeldaken afgedekt met dakpannen en het gebruik van natuursteen op constructief belangrijke punten. Een voorbeeld van deze stijl is bijvoorbeeld het rijkskantorengebouw aan het Ledelplein in Oostburg waarvan de hoofdbouw nog aanwezig is. Het is wel duidelijk dat de keuze van de stedenbouwkundige een enorme rol speelde bij het uiteindelijke resultaat van de wederopbouw van de afzonderlijke kernen, zeker als zo’n kern voor het grootste gedeelte verwoest was. De Delftse school is een eigentijdse bouwstijl, op een traditionele manier en met traditionele materialen vormgegeven.
* Bron:”Andermaal herrezen” aspecten van de wederopbouw van West Zeeuws-Vlaanderen (auteur Pauline van Roosmalen).
Toelichting gebiedsbeschrijvingen
Hierna volgt per kern en per gebied een korte gebiedsbeschrijving en een opsomming per kern van de straten die vallen binnen het welstandsniveau “historisch”. Daarnaast zijn ter verduidelijking kaarten in bijlage 2 bij deze nota gevoegd waarop de gebieden zijn weergegeven binnen de kernen die vallen binnen het welstandsniveau “historisch’’. Enkele straten zijn niet opgenomen op deze kaarten, namelijk Ringdijk Noord en Zuid te Cadzand en de Sint Annastraat in Sluis. Deze vallen onder lintbebouwing en behoren tevens tot het historisch welstandsniveau. Niet genoemde straten vallen automatisch binnen het welstandsniveau “nieuwbouw” (zie hoofdstuk 6.2 voor een toelichting op de welstandsniveaus). De plaatsnamen en straatnamen staan op alfabetische volgorde. Omdat ook het dialect behoort tot het cultureel erfgoed staat achter de plaatsnaam de West Zeeuws-Vlaamse uitspraak vermeld.
De kern Aardenburg kent een lange geschiedenis die teruggaat tot de Romeinse tijd. In de Romeinse tijd bevond zich hier een Castellum met de naam Rodanum. De naam Aardenburg verwijst mogelijk naar een riviertje met de naam Rudanna of Rodana.
Aardenburg heeft (restanten van) vestingwerken zoals de Kaaipoort op de kop van de Weststraat en het wallengebied. Daarnaast heeft Aardenburg een aantal waardevolle monumenten zoals bijvoorbeeld de St. Baafskerk. De meeste monumenten en andere bezienswaardige panden bevinden zich aan de Weststraat. Aardenburg profileert zich als cultuurstad.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: Brouwerijstraat, Busschieterstraat (gedeelte aan de Weststraat) Haven (gedeelte aan de Kaai), Herendreef (van Kaai tot ingang Gaaiperswei), Kaai, Kalverstraat (gedeelte aan de Weststraat) Korte Dreefje, Markt, Marktstraat, Ruiterskwartier, Sint-Bavostraat (gedeelte van de Marktstraat tot Het Ruiterskwartier), Tuimelsteenstraat, Westmolenstraat (gedeelte dat aansluit aan de Kaaipoort) en de Weststraat.
De kern Breskens is van oudsher een vissersdorp. In augustus vieren de Bressiaanders de visserijfeesten. De naam Breskens verwijst naar een uitgestrekt schorrengebied, genaamd Breskinzand. Naast de inkomsten uit de visserij en bedrijven heeft Breskens veel inkomsten uit het toerisme. Breskens is een militair strategische plaats geweest vanwege de ligging aan de monding van de Schelde. Het voormalig fort Frederik Hendrik aan de oostzijde van de plaats herinnert hieraan. Op het huidige Oranjeplein bevond zich het voormalige havenfort.
Breskens is in de Tweede Wereldoorlog voor 80% verwoest of zwaar beschadigd. De wederopbouwplannen hebben het huidige karakter van de hoofdstraten en het centrum sterk bepaald. Na de wederopbouw is Breskens sterk in omvang toegenomen door de aanleg van grote planmatige uitbreidingen. Aan de oostzijde van Breskens bevindt zich een groot bedrijventerrein. Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: 1e Zandstraat, 2e Zandstraat, 3e Zandstraat, Boulevard, Dorpsstraat, Haven Westzijde, Oesterput, Scheldestraat, Spuiplein, Strandstraat.
De wijk Roode Polder is welstandsvrij.
Cadzand is een middeleeuws kerkringdorp in het centrum van het voormalige eiland van Cadzand. De polders op het eiland van Cadzand behoren tot de oudste van Noordwest-Europa. De eerste inpolderingen vonden plaats omstreeks 1100. De naam Cadzand verwijst naar die inpolderingen door het aanleggen van lage dijkjes (kades van zand). Cadzand heeft diverse monumenten waaronder de Mariakerk in het midden van de kerkring en de korenmolen “Nooitgedacht”. De kern van Cadzand is kleinschalig van opzet en de bebouwing is in hoofdzaak vooroorlogs.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: Lambertusstraat, Keuvelstraat, Mariastraat, Prinsestraat, Ringdijk Noord en Ringdijk Zuid vallen onder lintbebouwing en vallen tevens binnen het historisch welstandsniveau.
Cadzand-Bad is een toeristische badplaats. De gemeente Sluis bereidt een nieuw bestemmingsplan met beeldkwaliteitseisen voor. Cadzand-Bad kent geen historische bebouwing.
Draaibrug is een buurtschap op een kruispunt van wegen. Draaibrug ontleent zijn naam aan de aanwezigheid van een draaibrug over het kanaaltje dat Aardenburg verbond met het Zwin. In Draaibrug staan diverse rijksmonumenten waaronder de voormalige woningen voor het trampersoneel. Geheel Draaibrug ,voor zover de bebouwing deel uitmaakt van de lintbebouwing, valt binnen welstandsniveau “historisch”.
De naam van het grensdorp Eede (842 inwoners) verwijst naar het riviertje de Ee en het dorp dankt zijn ontstaan aan de aanwezigheid van een brug over deze rivier. De loop van dit riviertje is nog herkenbaar in de noord-zuidontwikkeling van het Dorpsplein. De eerste naam voor het dorp was Coensdike.
De Eedenaren hebben een sterke binding met het aangrenzende België. Dit uit zich niet alleen in het taalgebruik maar ook in de wijze van bebouwen.
De ruimtelijke structuur van de kern Eede wordt bepaald door het Dorpsplein en een aantal haaks op elkaar staande linten. Aan de noordzijde van het dorp ligt een groot bedrijventerrein. Door de verwoestingen van de Tweede wereldoorlog kent Eede geen historische bebouwing. Het Dorpsplein is herkenbaar als het oudste gedeelte van het dorp. Aan dit plein liggen de openbare gebouwen. Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: Dorpsplein.
Groede is een historisch kerkringdorp ( 1070 inwoners). De oudste vermelding van de naam dateert uit het begin van de 12e eeuw. De naam van het dorp verwijst naar het werkwoord groeien. Het dorp bleef in de Tweede Wereldoorlog gespaard vanwege de functie die het had als Rode Kruisdorp. Groede heeft dertien beschermde monumenten. In het museumstraatje “ Slijkstraat” bevindt zich het “ Vlaemsch Erfgoed”: een verzameling van ouderwetse winkeltjes. In het midden van de Markt staan de protestantse kerk en de dorpspomp. De tuin rondom de kerk is onlangs heringericht. Groede is verbonden met Jacob Cats. De volksdichter en bestuurder zorgde tijdens het Twaalfjarig Bestand van de Tachtigjarige Oorlog voor de herdijkingen van de polders rondom Groede. Groede is een aantrekkelijke plaats voor toeristen vanwege de zichtbaarheid van het verleden.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: Blekestraat, Brouwerijstraat, Ellenstraat , Markt, Molenstraat, Nieuwstraat, Noordstraat, Schuitvlotstraat, Slijkstraat, Traverse, Voorstraat, Walenstraat.
Groenevelt is een woonwijk aan de oostzijde van Sluis. Het is de eerste woonwijk buiten de wallen van Sluis. De woonwijk, die bestaat uit villa-achtige woningen, is nog in ontwikkeling. De gemeenteraad heeft naast het bestemmingsplan ook een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan vormt het welstandsbeleid.
Heille kent een sterke verweving met het buitengebied. De bebouwingsstructuur bestaat uit een drietal linten. Heille valt voor het welstandsbeleid onder het buitengebied (buurtschap=welstandsniveau historisch).
Hoofdplaat bestaat uit twee elkaar kruisende linten en een planmatige uitbreiding. Belangrijkste punt is het centrale kruispunt. Naast het dorp ligt een recreatiepark. De oudste bebouwing bevindt zich aan de Dorpstraat en de Schoolstraat.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: Dorpsstraat en Schoolstraat.
Nieuwvliet bestaat uit overwegend lintbebouwing en een kleine planmatige uitbreiding. Nieuwvliet heeft een klein inwoneraantal maar in de zomerperiode neemt vanwege de aanwezigheid van campings in de omgeving het “ inwoneraantal” explosief toe.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: de St. Bavodijk, de Mettenijedijk en de verbindende Dorpsstraat daartussen.
Oostburg ligt centraal in de gemeente Sluis. De meeste regionale functies van de gemeente zijn hier gevestigd. De naam Oostburg is ontleend aan de ringwalburg (omstreeks 10e eeuw) waarvan de verhoging nog zichtbaar is in het gebied rondom de straat Molenberg. Oostburg kreeg stadsrechten in 1237. Oostburg heeft vestingwerken gehad waarvan een klein gedeelte is hersteld ter plaatse van de Kroonwijksingel. Het meest opvallende bouwwerk is de watertoren aan het begin van de Bredestraat. Voor het centrum van Oostburg heeft de gemeente recentelijk een herstructureringsplan opgesteld.
Oostburg is in de Tweede Wereldoorlog voor 70% verwoest of zwaar beschadigd. De wederopbouwplannen hebben het huidige karakter van het centrum en de hoofdstraten sterk bepaald. Het gebied Oude Stad is grotendeels gespaard gebleven. Na de wederopbouw is Oostburg sterk in omvang toegenomen door de aanleg van grote planmatige uitbreidingen.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: Achternieuwstraat, Bredestraat (vanaf de Trageldam/Zandstraat), Brouwerijstraat, Burchtstraat, Burgemeester Gratamastraat, Molenberg Nieuwstraat, Noordwal, Oude Stad, Prins Mauritsstraat, Raadhuisstraat, Schoolstraat, Sint Michielstraat, ‘t, pompje Volderstraat, Walstraat en Weststraat.
Retranchement is een verschansing tussen twee forten (“Oranje” en “Nassau”) langs het voormalige Zwin. Het dorpspleintje is de voormalige excecitieplaats van de militairen. Het dorp is ontstaan in de Tachtigjarige Oorlog. Terhofstede is een buurtschap die door de Braamdijk en Killedijk ruimtelijk is verbonden met Retranchement. Beide plaatsjes kennen een structuur van overwegend lintbebouwing. In Retranchement is een kleine planmatige uitbreiding aanwezig. Op de kop van de Noordstraat heeft eind jaren negentig nieuwbouw plaatsgevonden. De vestingwerken van Retranchement zijn nog grotendeels intact. Retranchement heeft drie beschermde monumenten: de kerk, de molen en de voormalige school. Naast monumenten kent Retranchement nog veel historische bebouwing, vooral langs de Dorpsstraat. In het hart van het dorp bevinden zich de horecavoorzieningen. Vooral in de zomer vormt Retranchement een stopplaats voor fietsrecreanten. In november is Retranchement de laatste stopplaats van de Canadese bevrijdingsmars. Rondom Retranchement zijn recentelijk gronden aangekocht en ingericht als natuurgebied.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: Achterweg, Braamdijk, Contre Escarpe Dorpsstraat, Killedijk, Markt, Molenstraat, Noordstraat, Oranjehoeve, Terhofstede en Zwinstraat.
Het huidige Schoondijke is ontstaan na herdijking omstreeks 1650 van een van de grootste polders van Zeeland: Generale Prins Willempolder. Schoondijke is in de Tweede Wereldoorlog voor 54% verwoest of zwaar beschadigd. De wederopbouwplannen hebben het huidige karakter van de hoofdstraten sterk bepaald. Twee elkaar kruisende wegen vormen de bebouwingsstructuur van Schoondijke. Planmatige uitbreidingen vormen de inwendige hoeken van het assenstelsel. Aan de rand van Schoondijke bevindt zich het Technopark (bedrijventerrein). De molen aan de zuidzijde van het dorp is een monument.
Gebied dat valt binnen welstandsniveau “historisch” is: de Dorpsstraat en Dorpsplein.
Sasput, Nummer Een en Slijkplaat
St. Anna ter Muiden is een klein plaatsje met ca. 50 inwoners in de meest westelijke punt van Nederland. Het naamdeel Muiden is afgeleid van Mude dat verwijst naar de vroegere monding van het Zwin. De heilige St. Anna is de patrones van de zeelieden. Mude was in de 13e eeuw een welvarende Vlaamse Hanzestad gelegen aan de monding van het Zwin. In 1242 kreeg Mude stadsrechten. Het enige bouwwerk dat nog aan die bloeitijd herinnert is de vieringtoren van de 14e eeuwse kerk. Deze toren deed ooit dienst als vuurtoren. Het huidige uiterlijk dateert grotendeels uit de 18e en 19e eeuw. Het plaatsje valt in zijn geheel onder de Monumentenwet als beschermd dorpsgezicht. Aan het bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan gekoppeld. Dit beeldkwaliteitsplan vormt ook het welstandsbeleid. Voor ieder bouwplan in St. Anna ter Muiden vraagt de gemeente advies aan de Rijksdienst en monumentencommissie.
Het dorp St. Kruis ligt op een pleistocene zandrug evenals Heille en Aardenburg. Op een aantal plaatsen van deze zandrug nabij St. Kruis hebben archeologen grote aantallen vuurstenen gevonden uit de midden-steentijd. Kenmerkend voor St. Kruis is de toren, bijgenaamd de Peperbus. Deze toren deed in vroeger tijd dienst als vuurbaken voor de scheepvaart. St. Kruis ligt op de grens tussen het open polderlandschap en het meer gesloten dekzandlandschap. De St. Pietersdijk accentueert deze grens.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: het gebied direct rondom de kerk (Dorpsstraat, Roeselaerestraat en Schoolpad)
Sluis kreeg stadsrechten in 1290. Sluis kwam in de 14e en 15e eeuw tot grote economische bloei als voorhaven van Brugge. De bebouwingsstructuur is nog steeds gebaseerd op het Middeleeuwse stratenpatroon. Een belangrijk deel van de vestingwerken is nog intact. In het centrum staat het enige Belfort van Nederland.
Sluis lag vroeger aan het Zwin. Aan de rand van het centrum ligt nog de oude haven.
Sluis is in de Tweede Wereldoorlog voor 58% verwoest of zwaar beschadigd. De wederopbouwplannen hebben het huidige karakter van de hoofdstraten en het centrum sterk bepaald. Sluis is nu vooral bekend als gezellige winkelstad. Sluis’ meest bekende inwoner was Johan Hendrik van Dale, naamgever van het Groot woordenboek der Nederlandse taal.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: Beestenmarkt, Dinsdagstraat, Garenmarkt, Geldelozestraat (aan de Nieuwstraat), Geweldigerstraat, Groote Markt, Hoogstraat, J.H. van Dalestraat, Julianastraat, Kaai, Kalkboei, Kapellestraat, Korte Wolstraat, Lange Wolstraat, Meerminnestraat, Nieuwe weg, Nieuwstraat (tot Ridderstraat), 1 novemberstraat, 11 octoberstraat, Oude Kerkstraat, Plompe toren, Smeestraat, St. Annastraat valt onder lintbebouwing en valt tevens binnen het historisch welstandsniveau, St. Jacobstraat, Vrijstraat, Walplein, Zuiddijkstraat (aan de Grote Markt en oneven zijde), Het Rondeel, Schaliestraat, Rentjes, s’Heerenboudewijnstraat
Voor villapark Groenevelt zie Groenevelt
Het dorp Waterlandkerkje bleef in de Tweede Wereldoorlog gespaard. Landelijk bekendheid kreeg Waterlandkerkje door als tweede te eindigen in de wedstrijd bij de verkiezing van ’de mooiste plaatsnaam van Nederland’. In het wapen van Waterlandkerkje staat een zeemeermin afgebeeld, naar een aan het dorp verbonden legende. Het dorp viert elk jaar de Meerminnefeesten.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: Cathalijnestraat, Molenstraat, Redouteplein en P.C. Boutenstraat;
Het historische stadje IJzendijke kent een lange geschiedenis. In de 13e eeuw was het een welvarend handelsstadje dat was aangesloten bij de Londense Hanze. In 1127 kreeg het stadsrechten. Het middeleeuwse IJzendijke is in de 14e en 15e eeuw als gevolg van diverse stormvloeden verzwolgen door de zee. Ongeveer twee kilometer ten zuidwesten van het oude IJzendijke bouwde de hertog van Parma in 1587 een nieuw fort dat ook IJzendijke werd genoemd. In 1604 werd fort IJzendijke door Prins Maurits veroverd en ingrijpend verbouwd. Hoewel de vestingwerken in de 19e eeuw zijn ontmanteld is de vestingbouwkundige grondvorm van IJzendijke nog goed herkenbaar. Ter plaatse van de boulevard is een ravelijn hersteld. De molen staat op een restant van de omwalling. In het oude stadhuis aan de Markt is het museum ‘Het Bolwerk’ gevestigd. In het museum is onder meer veel aandacht voor de Staats-Spaanse linies. IJzendijke werd in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd. IJzendijke kent, dankzij een historisch verantwoorde wederopbouw, een historische sfeer en een sterke identiteit. IJzendijke heeft 17 monumenten waarvan het merendeel ligt rondom de Markt.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: Barakkenstraat, Beursstraat, Biestraat, Blindehoek, Blindewijk, Bolwerk, Boulevard, Doel Bastion, Gouverneurstraat, Hoogstraat, Karnemelkstraat, Kazernestraat, Kerkstraat, Koninginnestraat, Lakenstraat, Landbouwstraat, Landpoortstraat, Markt, Minnepoortstraat, Molenstraat, Nassaustraat, Noordstraat, Oranjestraat (gedeelte vanaf Vestingweg), 17 Oktoberplein, Prinsessenstraat, Ravelijnstraat, Rozemarijnstraat, Slachthuisstraat, Slijpstraat, Tivoli, Trapstraat, Varkensmarkt, Verlengde Molenstraat, Walplein, Walstraat en Waterpoortstraat.
Zuidzande ontstond, net als Cadzand, op een eiland. Het dorp is net als Cadzand maar heel beperkt gegroeid in de laatste eeuw.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: Dorpsplein, Dorpsstraat, Mariastraat, Molenweg, Oostburgsestraat, Sluissestraat en Smidsweg.
Het buitengebied van de gemeente Sluis kenmerkt zich door de grote openheid. Boerenbedrijven (met name akkerbouw), dijken, dijklintbebouwing, kreken, buurtschappen en vestingwerken bepalen het karakter van het buitengebied. De gemeente biedt steeds meer mogelijkheden om het buitengebied te ontsluiten voor de toeristische sector. Hierbij kan aan de combinatie van landbouw en minicamping of logiesverblijven gedacht worden. Het is dus zaak de waardevolle elementen te behouden en te versterken. Daarnaast is het duidelijk dat de schaal van agrarische bedrijven toeneemt vanwege de internationale concurrentie. Dit resulteert in de bouw van extra opslagloodsen, werktuigbergingen, mestopslag en sleufsilo’s etc. Hierbij staat functionaliteit voorop. In overleg met agrariërs zal de Commissie ruimtelijke kwaliteit bespreken welke mogelijkheden er zijn voor een logische situering, het aanplanten van erfbeplanting, het afstemmen van dakvorm en materiaal- en kleurgebruik. Belangrijk is dat de onderlinge samenhang behouden blijft. Opvallend aan de inrichting van een (voormalig) agrarisch complex is de onderlinge situering van gebouwen. De bedrijfswoning ligt veelal dichter naar de weg dan de bedrijfsgebouwen.
Opvallend aan de richting van dijkwoningen is dat de nok veelal evenwijdig loopt met de richting van de dijk.
Bij agrarische bedrijven die vallen binnen het welstandsniveau “nieuwbouw” zal het welstandstoezicht zich slechts richten op het handhaven van de samenhang en het voorkomen van excessen. Bij agrarische bedrijven staat de functionele kwaliteit voorop.
Gebieden die vallen binnen welstandsniveau “historisch” zijn: landschapscampings, historische boerderijen, bedrijfswoningen van een agrarisch bedrijf, buurtschappen en dijklintbebouwing.
De gemeente Sluis heeft tien bedrijventerreinen. Op bedrijventerreinen gaat de functionele kwaliteit boven de belevingswaarde. Daarom zal het welstandstoezicht zich hier slechts richten op het handhaven van de samenhang van de bebouwing en op het voorkomen van excessen. Middelen hiervoor zijn afstemming van materiaal- en kleurgebruik en het streven naar enige uniformiteit in hoofdvormen. De Commissie stimuleert en helpt opdrachtgevers die een hogere kwaliteit nastreven. Bedrijven gelegen langs de openbare wegen (zichtlocaties) moeten een representatieve uitstraling hebben. Een representatieve uitstraling houdt in dat er sprake is van een goede afstemming tussen de gebouwen wat betreft kleur- en materiaalgebruik en hoofdvorm. De beelden moeten prikkelen en de nieuwsgierigheid opwekken. De gemeente adviseert voor de vormgeving van de gebouwen op zichtlocaties een deskundig ontwerper in te schakelen.
Hieronder vallen de campings en bungalowparken. De gemeente Sluis kent veel recreatiegebieden. Per jaar vinden er ca. 3 miljoen overnachtingen plaats. De grote recreatiegebieden liggen gesitueerd langs de kust. De bebouwing op de bungalowparken is veelal seriematig en daardoor vergelijkbaar met de planmatige uitbreidingen in de kernen. Uitbreidingsterreinen dienen integraal onderdeel uit te maken van het betreffende landschap. Sommige bungalowparken hebben een combinatie van zomerwoningen en kampeerterrein. Bij de beoordeling van bouwplannen is het bestaande karakter en totaalbeeld van het gebied het uitgangspunt. Het welstandsniveau van deze gebieden is “nieuwbouw”.
De gemeenteraad kan op grond van artikel 12, lid 2 van de Woningwet gebieden of categorieën bouwwerken uitsluiten van welstandstoezicht.
Volgens artikel 12a van de Woningwet stelt de gemeenteraad een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het college van burgemeester en wethouders toepassen bij hun beoordeling:
Onderdeel a. is van toepassing bij de beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunning. Zie hiervoor hoofdstuk 6 van de welstandsnota.
Onderdeel b. is van toepassing op bestaande bouw (dus ook vergunningsvrij gebouwde bouwwerken of werken). Zie hiervoor hoofdstuk 7 van de welstandsnota.
6.1 Algemene welstandscriteria
De beoordeling van een bouwwerk vindt plaats aan de hand van een aantal te beoordelen aspecten: het gebouw in zijn omgeving, het gebouw op zichzelf, de detaillering en het kleur- en materiaalgebruik. De algemene kwaliteitsprincipes geven inzicht in de inhoudelijke kant van deze aspecten en vormen een belangrijke basis voor de kwaliteitsbeoordeling van bouwplannen.
De principes richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp. In bijzondere situaties wanneer de in deze nota gestelde criteria ontoereikend zijn, kan worden teruggegrepen op deze algemene principes.
Dit kan het geval zijn als een bouwplan past binnen de criteria voor objecten of gebieden en toch duidelijk onder de maat blijft of als het afwijkt van de omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet.
De algemene kwaliteitsprincipes zijn gebaseerd op de notitie 'Architectonische kwaliteit: een notitie over architectuurbeleid' van de voormalig Rijksbouwmeester ir. Tjeerd Dijkstra. In bijlage 3 is een volledige uitwerking opgenomen. Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat:
Een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand als:
6.2 Gebiedsgerichte criteria en welstandsniveaus
Het is in het belang van de toeristische sector en dus in het belang van de toekomst van de gemeente Sluis om vooral de historische bebouwing te behouden en waar mogelijk te verbeteren. In nieuwbouwwijken treedt het welstandstoezicht terughoudender op. Het beleid voor de nieuwbouwwijken is erop gericht om de basiskwaliteit te behouden. Verder zal de Commissie ruimtelijke kwaliteit meer een stimulerende dan een dwingende rol dienen te spelen in deze gebieden.
De gemeente Sluis onderscheidt twee welstandsniveaus met bijbehorende richtlijnen:
1. Welstandsniveau “historisch”
De gebieden die vallen binnen het historisch welstandsniveau kenmerken zich door bebouwing die voornamelijk dateert van voor de Tweede Wereldoorlog. Ook algemeen gewaardeerde architectuur uit de wederopbouwplannen valt binnen dit niveau. Trefwoorden voor de beoordeling en het ontwerpen van bouwplannen zijn: behoud, versterking, traditionele vormen en materialen. Vanwege de hoge cultuurhistorische waarde vallen alle monumenten en het beschermde stadsgezicht Sint Anna ter Muiden onder dit welstandsniveau.
traditioneel materiaalgebruik toepassen: gebakken pannen met gegolfd profiel, baksteen en houten kozijnen; gebakken pan met vaak een sterk gegolfd profiel (zogenaamde Hollandse pan) of een klein vlak profiel met gegolfde aansluiting (Tuile du Nord) of een kruispan; in geval van kunststof kozijnen een profiel toepassen dat is afgeleid van een traditioneel houtprofiel ;
Ook binnen de gebieden met een historisch welstandsniveau kunnen onder voorwaarden zonnepanelen worden aangebracht. Panelen op achterdakvlakken van niet monumentale panden waarvan het dakvlak niet naar de openbare ruimte is gekeerd, kunnen vergunningsvrij worden aangebracht mits voldaan wordt aan Bijlage II artikel 2 lid 6. Voor alle andere locaties of indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, is een omgevingsvergunning nodig.
In de praktijk is er een spanningsveld tussen erfgoedbeleid en de duurzaamheidsopgave. De eigenaren van gemeentelijke monumenten moeten de ruimte krijgen om hun woning te verduurzamen. Als concrete richtlijn voor het plaatsen van zonnecollectoren op gemeentelijke monumenten wordt de leidraad van Rijksdienst voor cultureel erfgoed gevolgd (bijlage 4). In sommige gevallen is het door omstandigheden echter niet mogelijk om op basis van deze leidraad zonnecollectoren te plaatsen.
Het college van burgemeester en wethouders krijgt voor deze gevallen ingevolge artikel 2.10 lid 1d Wabo de mogelijkheid om bij strijd van een bouwplan met de redelijke eisen van welstand, toch de vergunning te verlenen indien het college van oordeel is dat daarvoor andere redenen zijn. Indien het technisch niet mogelijk is om de zonnepanelen op het achterdakvlak te plaatsen, er geen reële alternatieven zijn en de wezenlijke kenmerken en waarden niet in grote mate onevenredig worden aangetast, kan gemotiveerd afgeweken worden van de leidraad van de Rijksdienst voor cultureel erfgoed gevolgd (bijlage 4). De zonnepanelen dienen hierbij aan de volgende zaken te voldoen
2. Welstandsniveau “ nieuwbouw”
De gebieden die vallen binnen het “nieuwbouw” welstandsniveau, kenmerken zich door bebouwing die voornamelijk dateert van na de Tweede Wereldoorlog. Trefwoorden voor de beoordeling van bouwplannen zijn: behoud en stimulering. De hieronder genoemde richtlijnen hanteren de Commissie ruimtelijke kwaliteit en de ontwerper altijd in samenhang met de algemene welstandscriteria en de omgeving waar het bouwwerk is gesitueerd.
Toelichting op de sneltoetscriteria
Als uitwerking van de algemene criteria zijn sneltoetscriteria vastgesteld voor:
De criteria betreffen uitsluitend de plaatsing, de maatvoering, de vorm, het materiaalgebruik en de kleur. Een plan dat voldoet aan de sneltoetscriteria voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Aan de hand van de sneltoetscriteria kan de aanvrager dus op een snelle en eenvoudige manier bepalen of het ontwerp voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Een bouwplan dat niet voldoet aan de sneltoetscriteria is niet per definitie in strijd met redelijke eisen van welstand. De commissie toetst het bouwplan aan de overige criteria van hoofdstuk 6. De Commissie ruimtelijke kwaliteit wijkt alleen gemotiveerd af van de sneltoetscriteria.
In bijzondere situaties kan het voorkomen dat de sneltoetscriteria niet toepasbaar zijn (denk bijvoorbeeld aan monumenten). Ook dan legt de gemeente het bouwplan voor advies voor aan de Commissie ruimtelijke kwaliteit.
Bij de sneltoetscriteria maakt de gemeente onderscheid tussen een voor- of achterkant situatie.
Het begrip achterkant houdt in:
De nadruk van de criteria ligt op de voorkantsituaties omdat bouwen aan de voorkant meer invloed heeft op de openbare ruimte dan aan de achterkant.
Het begrip “bijbehorend bouwwerk” wordt gehanteerd als verzamelterm voor uitbreidingen van een hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en andere soorten bouwwerken met een dak. Kort gezegd gaat het om bouwwerken die leiden tot een uitbreiding van het bouwvolume van of bij een hoofdgebouw.
Een dakkapel is een (bescheiden) uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar vloeroppervlak te vergroten. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. Later toegevoegde dakkapellen zijn zelden een verrijking van het straatbeeld. Indien mogelijk zal de Commissie ruimtelijke kwaliteit adviseren de dakkapel op/in het achterdakvlak te situeren.
De volgende criteria zijn ook richtinggevend als de dakkapel deel uitmaakt van een aanvraag om vergunning (nieuwbouw woning) of in het geval van een beschermd monument of beschermd dorpsgezicht. Voor deze dakkapellen vraagt de gemeente altijd advies aan de welstands- en/of monumentencommissie.
Van een kozijnwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn. Met name kozijnwijzigingen in de voorgevel of zijgevel als deze gekeerd is naar de openbare weg of het openbaar toegankelijk groen vragen om een zorgvuldige vormgeving.
De volgende criteria zijn ook richtinggevend in het geval van een beschermd monument of beschermd dorpsgezicht. Voor deze kozijnwijzigingen vraagt de gemeente altijd advies aan de welstands- en/of monumentencommissie.
Antennemasten hebben een vrij grote invloed op het aanzien van gebouwen of op de omgeving. Dit heeft te maken met hun forse afmetingen en afwijkende vormgeving ten opzichte van bijvoorbeeld woningen in een woonomgeving. Vooral de keuze voor de locatie van de antenne speelt hierbij een belangrijke rol.
binnen de bebouwde kom, gebieden met welstandsniveau ‘historisch’, in woongebieden, nabij begraafplaasten, in of nabij landschappelijk gevoelige gebieden, beschermde dorpsgezichten, nabij kleinschalige dorpskernen of langs waardevolle dorpsrandzones dient een grote mate van terughoudendheid te worden betracht bij de plaatsing van nieuwe installaties.
Onder het buitengebied worden de gebieden buiten de bebouwde kom verstaan, ook wel aangeduid als landelijk gebied. Hieronder vallen gebieden met een agrarisch karakter, maar ook natuur- en recreatiegebieden. De gemeente streeft naar een zo gunstig mogelijke landschappelijke inpassing waarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden of natuurwaarden in de directe omgeving. Antenne-installaties dienen op zo´n manier en op zo’n locatie gerealiseerd te worden, dat ze de minste verstoring van de horizon opleveren. Voorwaarden voor plaatsing in het buitengebied zijn:
Het college van burgemeester en wethouders krijgt ingevolge artikel 2.10 lid 1d Wabo de mogelijkheid om bij strijd van een bouwplan met de redelijke eisen van welstand, toch de vergunning te verlenen indien het college van oordeel is dat daarvoor andere redenen zijn. Indien de maatschappelijke behoefte een bepaalde locatie rechtvaardigt, er geen reële alternatieven zijn en de wezenlijke kenmerken en waarden niet in grote mate onevenredig worden aangetast, kan gemotiveerd afgeweken worden van het gestelde in de algemene en specifieke criteria.
Een dakopbouw is een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of de dakrand van het dak, waardoor het silhouet van het oorspronkelijke dak wijzigt.
De woonruimtebehoefte is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. Dit betekent dat de nieuwe woningen steeds groter worden, maar het betekent ook dat de druk om de bestaande woningen te vergroten toeneemt. Sommige woningtypen lenen zich minder goed voor de meest voor de hand liggende uitbreiding. Een dakkapel is niet voor ieder woning geschikt. Voor dergelijke woningen is het creëren van extra woningoppervlak binnen het bestaande vloeroppervlak soms wel mogelijk door het bouwen van een dakopbouw.
Een dakopbouw is veel groter van schaal en heeft veel meer invloed op het profiel, beeld en aanzicht van de bebouwing. Een dakopbouw is daarom alleen geschikt voor een eenvoudige kapvorm en uitsluitend acceptabel op het dakvlak gekeerd naar het achtererf.
Een dakopbouw is een vergunningplichtig bouwwerk. Over deze bouwplannen vraagt het college altijd advies aan de Commissie ruimtelijke kwaliteit.
Utiliteitsgebouwen zoals horecabedrijven (waaronder strandpaviljoens), kantoren, winkels, bakkerijen etc. beschikken vaak over installaties. Het gaat hierbij om airco’s en rookgasafvoeren die men veelal op een plat dak plaats. De Commissie ruimtelijke kwaliteit beoordeelt deze installaties positief als deze visueel zijn weggewerkt (ver van de dakrand, onopvallend kleurgebruik) of bouwkundig zijn geïntegreerd in het gebouw. De situering van het gebouw ten opzichte van de gebouwen in de omgeving en de locatie speelt hierbij ook een rol. Bij voorkeur wordt voor de plaatsing van een warmtepomp gekozen voor plaatsing op de begane grond, in het achtererfgebied en tegen de woning.
Bedrijven maken reclame om de naamsbekendheid te vergroten. Aandacht trekken van de consument en de herkenbaarheid van het bedrijf spelen hierbij een grote rol. In het straatbeeld heeft reclame ook een oriënterende functie voor het publiek. Naast deze functionele aspecten kan reclame, mits goed ontworpen, ook een positieve bijdrage leveren aan het straatbeeld.
Bedrijven hebben de neiging tegen elkaar op te bieden. Het risico bestaat dat bedrijven de reclames steeds groter en meer schreeuwend uitvoeren. Het doel van de criteria voor reclame-uitingen is het bieden van spelregels met duidelijke grenzen.
Reclamezuilen zijn vergunningplichtig op grond van de Woningwet, gevelreclame is vergunningplichtig op grond van de Woningwet of vergunningplichtig op grond van de APV.
Een plan dat voldoet aan de criteria voor reclame-uitingen voldoet aan redelijke eisen van welstand. De gemeente vraagt in dat geval geen advies meer aan de Commissie ruimtelijke kwaliteit.
Een bouwplan dat niet voldoet aan de criteria legt de gemeente voor advies voor aan de Commissie ruimtelijke kwaliteit. De commissie toetst het bouwplan verder aan de criteria van hoofdstuk 6.1.
Welstandscriteria voor reclame-uitingen
Bij het onderdeel plaatsing, aantal en afmeting is een splitsing gemaakt tussen drie veel voorkomende reclames. Andere vormen zoals zuilen op de grond, reclames op zonneschermen of terrasschotten beoordeelt de Commissie ruimtelijke kwaliteit aan de hand van de algemene Commissie ruimtelijke kwaliteit (hoofdstuk 6.1)
Plaatsing, aantal en afmetingen:
Vormgeving, kleur en materiaalgebruik:
Aanvullende criteria of opmerkingen voor reclame per gebied:
een bedrijventerreinen is grootschaliger dan een winkelgebied. Hier zijn in overleg met de Commissie ruimtelijke kwaliteit grotere reclame-uitingen mogelijk. Het verdient aanbeveling te streven naar eenduidigheid bij verzamelgebouwen en naar een centrale bewegwijzering aan de ingang van een terrein.
Prefab units gebruikt men veelal om in een tijdelijke behoefte te voorzien bijvoorbeeld als tijdelijke uitbreiding aan een school- of kantoorgebouw. Zogenaamde tijdelijke bouwwerken (maximaal voor een periode van 5 jaar) zijn op grond van de Woningwet uitgesloten van een welstandstoets. Voor het plaatsen van permanente prefab units vraagt het college advies aan de Commissie ruimtelijke kwaliteit.
Prefab units zijn vaak vormgegeven als rechthoekige doosvorm met wanden van kunststof in een lichte kleur. Prefab units passen daarom vaak niet in de omgeving wat betreft vorm, materiaal- en kleurgebruik en detaillering. De Commissie ruimtelijke kwaliteit beoordeelt deze units in de meeste gevallen negatief.
Zeecontainers zijn bedoeld als opslagmogelijkheid tijdens het transport van goederen. Een zeecontainer is erg goedkoop en in functioneel opzicht bruikbaar als bijvoorbeeld bergruimte bij openbare gebouwen, agrarische bedrijven, bedrijventerreinen, sport- en recreatieparken. De zeecontainers passen wat betreft vorm, materiaal en detaillering niet in de bebouwde kom of het landelijk gebiedbij de bestaande bebouwing. De gemeente Sluis staat afwijzend tegenover de plaatsing van zeecontainers voor alle gebieden en in alle situaties.
Nissenhutten en Romneyloodsen zijn loodsen met een halfcirkelvormige doorsnede, opgebouwd uit stalen spanten en dunne staalplaten. De bouwwerken zijn relatief goedkoop. De bouwwerken zijn snel op te bouwen en weer af te breken. Ze zijn bedoeld als tijdelijk bouwwerk. De bouwwerken worden veelal toegepast op bouwterreinen of fabrieksterreinen waarbij ze een tijdelijke functie van opslag of werkplaats vervullen. Nissenhutten en Romneyloodsen zijn niet geschikt voor een permanente plaatsing. Ze zijn samengesteld uit minder duurzame materialen waardoor ze al snel een armoedige uitstraling hebben. De nissenhutten passen wat betreft vorm, materiaal en detaillering meestal niet goed in gebouwde omgeving. De gemeente Sluis staat in principe afwijzend tegenover nissenhutten en Romneyloodsen.
Een dakpanprofielplaat is een plaatmateriaal dat meestal is gemaakt van metaal waarin een dakpanmotief aanwezig is. De platen zijn verkrijgbaar in diverse uitvoeringen. Vooral in de detaillering en uitstraling is duidelijk waarneembaar dat het om imitatie gaat. Dakpanprofielplaten zijn daarom alleen toegestaan als het gebouw waarop het wordt toegepast op grote afstand van de openbare weg is gelegen, bijvoorbeeld bij de vervanging van asbestgolfplaten van een landbouwschuur. In de bebouwde kom zijn dakpanprofielplaten alleen toegestaan als zij worden toegepast op dakvlakken van bestaande woningen met een helling van maximaal 15°. Deze daken zijn in de oorspronkelijke situatie vaak afgedekt met bitumen. De vervanging van bitumen door dakpanprofielplaten is dan een verbetering. Bovendien zijn de daken nauwelijks zichtbaar vanaf straatniveau. Een andere toepassing is op lage bijgebouwen op het achtererf. In alle andere gevallen staat de gemeente Sluis afwijzend tegenover de toepassing van dakpanprofielplaten.
Damwandprofielplaat is een geprofileerde stalen plaat die loodsenbouwers veel toepassen voor wand- en dakbeplating van loodsen op bedrijventerreinen en bij agrarische bedrijven. Dit materiaal heeft een industriële uitstraling. De gemeente Sluis staat in principe afwijzend tegenover het gebruik van deze platen in een woonomgeving (bebouwde kom), tenzij het een architectuur ondersteunende functie heeft.
Een nadeel van geglazuurde pannen is dat ze wat betreft textuur sterk afwijken van de veel toegepaste dakpannen. Geglazuurde pannen hebben een erg glad oppervlak in tegenstelling tot gewone gebakken pannen. De reflectie van zonlicht wordt door omwonenden bovendien vaak als hinderlijk ervaren. De gemeente Sluis staat in principe afwijzend tegenover het gebruik van geglazuurde dakpannen.
Prefab beton is een materiaal dat loodsenbouwers veel toepassen als wandbekleding van loodsen op bedrijventerreinen en bij agrarische bedrijven. Dit materiaal heeft een industriële uitstraling. Deze uitstraling past in principe niet in een woonomgeving (bebouwde kom), tenzij het een architectuur ondersteunende functie heeft. Naast prefab beton wandelementen bestaan er ook prefab betonnen bouwwerken zoals garages, bergingen en dierenverblijven. De gemeente Sluis staat in principe afwijzend tegenover het gebruik van prefab beton. In de volgende gevallen is prefab beton welstandshalve voorstelbaar:
Ook bestaande (omgevingsvergunningvrije) bouwwerken moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Volgens artikel 19 van de Woningwet kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Volgens datzelfde wetsartikel kan het college alleen aanschrijven als de gemeenteraad hiervoor criteria heeft vastgesteld.
Een exces betreft altijd een bouwwerk of een aspect daarvan dat omgevingsvergunningvrij is. Voor omgevingsvergunningplichtige bouwwerken zijn in de welstandsnota al welstandscriteria opgenomen die de gemeente op de reguliere wijze kan handhaven.
De gemeente Sluis hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Het uiterlijk van een bouwwerk is in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand als:
Deze nota vervangt de Welstandsnota gemeente Sluis 2012 die de raad heeft vastgesteld op 27 oktober 2011. Wanneer de raad nieuwe bestemmingsplannen vaststelt, gelden de bijbehorende beeldkwaliteitseisen voor het betreffende ontwikkelingsgebied in plaats van de welstandsnota. Indien de raad expliciet vaststelt dat een ontwikkelingsgebied welstandsvrij is dan gelden er in dat gebied geen welstandseisen.