Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westerkwartier

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Westerkwartier 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWesterkwartier
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels leerlingenvervoer gemeente Westerkwartier 2023
CiteertitelBeleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Westerkwartier 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Westerkwartier 2022

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-04-2023nieuwe regeling

04-04-2023

gmb-2023-168760

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Westerkwartier 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier;

 

gelet op het bepaalde in de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Westerkwartier 2022;

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen de Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Westerkwartier 2023.

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 0 definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Cluster scholen: scholen op grond van de Wet Expertise Centra

Cluster 1: blinde, slechtziende leerlingen;

Cluster 2: dove, slechthorende leerlingen of met een taal-spraakontwikkelingsstoornis;

Cluster 3: lichamelijk gehandicapte en/of verstandelijk gehandicapte en langdurige zieke leerlingen (somatisch)

Cluster 4: kinderen met psychische stoornissen en gedragsproblemen.

Hoofdverblijf: structurele verblijfsplaats van een leerling

leerlingenvervoer: tegemoetkoming in de kosten van vervoer tussen het hoofdverblijf van een leerling en de school (kilometervergoeding, vergoeding voor openbaar vervoer of aangepast vervoer).

Logeerhuis: een plek waar kinderen met een beperking of gedragsproblematiek logeren.

Opvangadres: een kinderopvang of gastouderlocatie

Statushouder: asielzoeker die een verblijfsvergunning heeft en deel uitmaakt van de Nederlandse samenleving

Verordening: Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Westerkwartier 2022

Zorgboerderij: instelling voor dagbesteding voor mensen die zorg of begeleiding nodig hebben

Artikel 1 Algemeen

Het vervoer van de leerling van huis naar school en terug en de begeleiding van de leerling hierin is primair een verantwoordelijkheid van de ouders. Het leerlingenvervoer is niet bedoeld om ouders te ontlasten van hun verantwoordelijkheid voor een goede schoolgang van hun kinderen. Het leerlingen-vervoer is een tegemoetkoming in de vervoerskosten of aangepast vervoer tussen het hoofdverblijf van de leerling en de school. De vorm van bekostiging van leerlingenvervoer sluit zoveel mogelijk aan op de mogelijkheden en eventuele beperking van de leerling. De gemeentelijke verantwoordelijkheid is vastgelegd in de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs. Hoe de gemeente haar taak vormgeeft is vastgelegd in de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Westerkwartier 2022 (vastgesteld door de gemeenteraad) en in deze Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Westerkwartier 2023 (vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders).

Artikel 2 Aanvraag

  • 1.

    Leerlingenvervoer kan worden aangevraagd bij het college door het invullen van een digitaal aanvraagformulier. Dit aanvraagformulier is te vinden op de gemeentelijke website (https://www.westerkwartier.nl). Volledige aanvragen worden binnen acht weken afgehandeld.

  • 2.

    Formulieren die onjuist of onvolledig zijn ingevuld, worden door het college beschouwd als een niet ontvankelijke aanvraag. De aanvrager wordt dan in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken te corrigeren of aan te vullen. Wanneer hier geen gebruik van wordt gemaakt, wordt de aanvraag zonder de bewijsstukken buiten behandeling gesteld. Het college stelt de aanvrager hiervan op de hoogte.

  • 3.

    Heeft de aanvrager moeite met de digitale aanvraag dan biedt het college hiervoor ondersteuning aan. Dit kan middels een schriftelijke aanvraag of door ondersteuning vanuit de bibliotheken bij de digitale aanvragen.

  • 4.

    Ieder voorjaar stuurt het college een herinneringsmail over de aanvraag voor het daaropvolgende schooljaar aan de ouders van de leerling die op dat moment een vervoersvoorziening heeft. Als bekend is dat een leerling van school gaat of er is een meerjarige beschikking verstrekt, dan wordt er geen herinneringsmail verzonden.

  • 5.

    De aanvraag voor het daaropvolgende schooljaar dient voor een tijdige afhandeling voor 1 juni compleet bij het college te zijn ingediend. Aanvragen die na deze datum zijn ingediend, kunnen mogelijk niet bij de start van het schooljaar gebruik maken van aangepast vervoer.

  • 6.

    De verantwoordelijkheid voor de aanvraag ligt bij de ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling. Zonder schriftelijke aanvraag wordt geen leerlingenvervoer verstrekt. Leerlingenvervoer wordt niet met terugwerkende kracht verstrekt.

Artikel 3 Alleen onderwijs

  • 1.

    Een vervoersvoorziening is alleen voor vervoer van huis naar school en terug en vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. Indien er gewerkt wordt met lesroosters, wordt er uitgegaan van het structurele lesrooster zoals verstrekt aan het begin van het schooljaar. In alle andere situaties zijn ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling zelf verantwoordelijk voor het vervoer naar en van school.

  • 2.

    Indien het lesrooster van een leerling verandert gedurende het schooljaar (bijvoorbeeld elk kwartaal of half jaar), dan geldt het nieuwe lesrooster, mits het structurele veranderingen zijn.

    Voorbeelden wanneer ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling zelf verantwoordelijk zijn voor het vervoer:

    • a.

      het vervoer naar medische of paramedische behandelingen, zoals arts, therapeut, tandarts of ziekenhuis;

    • b.

      het vervoer naar een sportdaglocatie of schoolzwemles;

    • c.

      het vervoer bij afwijkende schooltijden, zoals bij lesuitval, ziekte, schoolreisje, sportdag, uitstapjes of tijdens de examens.

  • 3.

    Vervoer onder schooltijd is alleen mogelijk indien de structurele handicap van de leerling noodzaakt tot het volgen van slechts een deel van het onderwijsprogramma. De school verstrekt de onderbouwing voor het aangepaste onderwijsprogramma aan het college. Taxivervoer op afroep is niet mogelijk.

Artikel 4 Woning

  • 1.

    Onder ‘woning’ wordt in de verordening verstaan: de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Hierbij is het niet relevant in welke gemeente de leerling staat ingeschreven.

  • 2.

    Wanneer de leerling tijdelijk in een andere gemeente verblijft, bijvoorbeeld in verband met noodzakelijke opvang, dient een aanvraag voor een vervoersvoorziening bij die gemeente ingediend te worden. Vakantie van de ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling geldt overigens niet als reden voor noodzakelijke opvang van de leerling elders.

  • 3.

    Het adres waar de leerling een bepaalde tijd vóór aanvang en/of na afloop van de schooldag wordt opgevangen (de buitenschoolse opvang) valt niet onder het begrip ‘woning’.

Artikel 5 Twee woningen

  • 1.

    Een leerling kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake, doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling.

  • 2.

    Om aanspraak te maken op leerlingenvervoer moet iedere ouder afzonderlijk, een aanvraag indienen bij de gemeente waar de ouder woonachtig is.

  • 3.

    De gemeente toetst de aanvraag aan de eigen verordening bekostiging leerlingenvervoer, waarbij onder meer wordt bekeken of er sprake is van een woning in de zin van de verordening, of de school de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens. Het komt voor dat slechts in één van beide gemeenten aanspraak op leerlingenvervoer bestaat.

Artikel 6 Tweede opstap- of afzetadres

Het college kan vervoer vanaf of naar maximaal één ander opvangadres anders dan de woning toestaan, zoals bijvoorbeeld een buitenschoolse opvang of gastouderopvang. Aan de volgende voorwaarden moet dan worden voldaan:

  • a.

    er is sprake van een vast patroon, dat wil zeggen het vervoer vindt plaats op vaste dagen per week. Er kan geen sprake zijn van steeds wisselende dagen;

  • b.

    het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere schooltijden van de school volgens de schoolgids of het lesrooster;

  • c.

    het opvangadres ligt op de bestaande schoolroute van de leerling;

  • d.

    de vervoerder stemt in met vervoer vanaf of naar het tweede opstap- of opvangadres en brengt hiervoor geen meerkosten bij ouders, de meerderjarige handelingsbekwame leerling of het college in rekening;

  • e.

    vervoer vanaf het opvangadres naar het thuisadres behoort in geen enkel geval tot de mogelijkheden. Hiervoor zijn de ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling zelf verantwoordelijk.

Artikel 7 Vervoer naar zorgboerderij of logeerhuis

  • 1.

    Het komt steeds vaker voor dat een leerling, bijvoorbeeld ter ontlasting van het gezin, tijdelijk voor één of meerdere dagdelen verblijft in een logeerhuis of zorgboerderij. Is het verblijf in de instelling structureel en is de leerling er langer dan één nacht per week, dan zijn de voorwaarden genoemd onder artikel 5 “Twee woningen” van toepassing. Verblijft de leerling korter dan de genoemde periode in de instelling, dan is de verordening bekostiging leerlingenvervoer niet van toepassing.

  • 2.

    In de situatie dat een leerling geen recht heeft op een vervoersvoorziening van zijn woning naar school en tijdelijk (deels) om andere redenen dan onderwijs in een zorgboerderij of logeerhuis verblijft, is de verordening bekostiging leerlingenvervoer niet van toepassing.

Artikel 8 Tijdelijk verblijf

  • 1.

    Wanneer de leerling tijdelijk in een andere gemeente verblijft, bijvoorbeeld in verband met crisisopvang, dient een aanvraag leerlingenvervoer bij die gemeente ingediend te worden. Dit geldt alleen indien de periode langer is dan zes weken (zie artikel 4).

  • 2.

    Als vooraf vaststaat dat een leerling gedurende een korte periode (niet meer dan zes weken) in een andere gemeente (B) verblijft en zijn oude school blijft bezoeken, dan wordt dit verblijf aangemerkt als verblijf in de oorspronkelijke gemeente (A). Deze gemeente (A) zal dan ook de kosten voor het leerlingenvervoer dragen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de leerling naar zijn eigen school blijft gaan. Is de afstand van het tijdelijk verblijf van de leerling naar school kleiner dan de kilometergrens die gemeente A hanteert, dan zal uiteraard (tijdelijk) geen aanspraak op bekostiging van leerlingenvervoer bestaan.

Artikel 9 Drempelbedrag

  • 1.

    Voor het vervoer naar het basisonderwijs (bo) en het speciaal basisonderwijs mag het college een drempelbedrag in rekening brengen. Het drempelbedrag wordt per leerling in rekening gebracht.

  • 2.

    Het drempelbedrag wordt niet in rekening gebracht voor leerlingen die recht hebben op een vervoersvoorziening naar het speciaal basisonderwijs (SBO).

  • 3.

    In het geval de ouders duurzaam gescheiden leven, wordt voor de vaststelling van het drempelbedrag als bedoeld in artikel 14 van de verordening alleen rekening gehouden met het inkomen van de verzorgende ouder(s).

Artikel 10 Vaststellen drempelbedrag

Het drempelbedrag wordt jaarlijks bepaald op grond van de vastgestelde tarieven voor een twee ster-abonnement Noord-Nederland (jaarabonnement gereduceerd tarief), zoals op 1 januari voorafgaand aan het nieuwe schooljaar is gepubliceerd.

Artikel 11 Advisering omtrent het soort onderwijs dat nodig is

  • 1.

    Het college oordeelt niet over het soort onderwijs dat de leerling nodig heeft. Uitgangspunt is dat het onderwijs een professionele afweging maakt in de beoordeling of de school de leerling een passend aanbod kan bieden.

  • 2.

    Wanneer er een ondersteuningsbehoefte is geconstateerd, onderzoekt het onderwijs of met extra ondersteuning er alsnog een passend aanbod geboden kan worden. Wanneer er sprake is van een extra ondersteuningsbehoefte, dan wordt door de school altijd een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) opgesteld. Uit het OPP kan volgen dat de school voor de leerling een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) voor het speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs aanvraagt. Een toelaatbaarheidsverklaring is een wettelijke verklaring. Deze verklaring is vereist als een leerling naar het speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs gaat.

  • 3.

    In de situatie dat het speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs niet passend is, maar een andere basisschool dan is er sprake van een basisonderwijs-basisonderwijs verwijzing (baobao verwijzing). In samenwerking met de ouders gaat de school op zoek naar een passende plek op een basisschool van het eigen schoolbestuur of van een ander schoolbestuur in het eigen samenwerkingsverband. Aan de bao-bao verwijzing ligt altijd een OPP ten grondslag en een schooladvies van het bovenschools ondersteuningsteam. Het bovenschools ondersteuningsteam onderzoekt of de leerling op de beoogde school terecht kan.

  • 4.

    Indien de ouders bij een bao-bao verwijzing leerlingenvervoer aanvragen, moet bij de aanvraag het schooladvies van het bovenschools ondersteuningsteam worden overgelegd. Indien ook aan de overige voorwaarden van de verordening en de beleidsregels leerlingenvervoer van de gemeente Westerkwartier wordt voldaan kan de leerling voor leerlingenvervoer naar de door het bovenschools ondersteuningsteam geadviseerde school in aanmerking komen. Het college van Burgemeester en wethouders bepaalt het recht op het leerlingenvervoer en welke vervoersvoorziening wordt verstrekt.

Artikel 12 Toegankelijke school

  • 1.

    Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school van de gewenste richting.

  • 2.

    Ouders maken altijd zelf de afweging welke school zij kiezen, met dien verstande dat alleen een vergoeding wordt verstrekt voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de gewenste richting van de soort waarop de leerling is aangewezen.

  • 3.

    Is er voor de leerling een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) afgegeven voor een speciale school voor basisonderwijs of speciaal onderwijs en kiezen ouders zelf voor een verder weg gelegen school dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de soort van de gewenste richting, dan wordt alleen de afstand vergoed naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de gewenste richting. In deze situatie moeten de ouders zelf zorgdragen voor het vervoer van de leerling en ontvangen zij een financiële vergoeding.

  • 4.

    Is er sprake van een bao-bao verwijzing, dan komt de leerling in aanmerking voor leerlingenvervoer naar de school zoals genoemd in het advies van het bovenschools ondersteuningsteam, mits aan alle overige voorwaarden van de verordening en beleidsregels wordt voldaan.

Artikel 13 Hoogbegaafde leerlingen

Steeds vaker wordt door ouders een beroep op leerlingenvervoer gedaan naar een verder weg gelegen school. De leerlingen krijgen daar veelal voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs middels een aangepast lesprogramma dat aansluit op hun kennis en interesses. Hoogbegaafdheid alleen is echter nooit een reden voor bekostiging van vervoer naar een verder weg gelegen school voor primair onderwijs. Of een leerling voor leerlingenvervoer naar een andere school in aanmerking komt, gelden de regels zoals genoemd onder artikel 11 “Advisering omtrent het soort onderwijs dat nodig is” en artikel 12 “Toegankelijke school”. Daarnaast moet ook aan de overige voorwaarden van de verordening en de beleidsregels worden voldaan om voor leerlingenvervoer in aanmerking te komen.

Artikel 14 Richting

Als erkende richtingen binnen het bijzonder onderwijs gelden het (rooms) katholiek onderwijs, protestants-christelijk onderwijs (gereformeerd, hervormd), onderwijs naar de leer van de Gereformeerde kerk (vrijgemaakt), reformatorisch onderwijs en het evangelisch onderwijs; voorts het joods onderwijs, (orthodox) islamitisch onderwijs en het hindoe onderwijs, en ten slotte het algemeen bijzonder of neutraal bijzonder onderwijs en het onderwijs op antroposofische grondslag (vrijescholen). Een bepaalde onderwijskundige methode wordt niet tot het begrip ‘richting’ gerekend. Hiermee worden onder andere bedoeld: Jenaplanscholen, Montessorischolen, Iederwijsscholen, Leonardoscholen, gepersonaliseerd onderwijs etc.

Artikel 15 Taalklas

  • 1.

    Er kan een bekostiging leerlingenvervoer toegekend worden aan een kind van statushouder(s), een alleenstaande minderjarige vreemdeling of een anderstalige die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen om onderwijs te kunnen volgen op de dichtstbijzijnde school.

  • 2.

    De school waar de taalklas wordt aangeboden wordt aangemerkt als de voor de leerling dichtstbijzijnde toegankelijke school.

  • 3.

    De bekostiging leerlingenvervoer voor de leerling als bedoeld in het eerste lid wordt gedurende maximaal 200 schooldagen verzorgd naar de school waar de taalklas wordt aangeboden. Deze school wordt aangemerkt als de voor de leerling dichtstbijzijnde toegankelijke school.

Artikel 16 Advisering omtrent vervoershandicap

  • 1.

    Voor leerlingenvervoer is het belangrijk om te weten wat de mogelijkheden en de belemmeringen zijn van de leerling, zodat er gekozen kan worden voor de meest passende vorm van vervoer. Het reizen met de fiets, per auto of met het openbaar vervoer, indien nodig onder begeleiding van een volwassene, heeft de voorkeur boven aangepast vervoer met een taxi. Doel is dat de leerling waar mogelijk zelfstandig leert deelnemen aan de samenleving. Een handicap betekent niet dat er vanzelfsprekend sprake is van een vervoershandicap.

  • 2.

    De school adviseert het college over de ondersteuningsbehoefte van de leerling met betrekking tot reizen. Wat kan de leerling zelf en wat heeft de leerling nodig om veilig naar school te reizen? Dat kan per leerling verschillen, ook als leerlingen in dezelfde straat wonen en naar dezelfde school gaan. De school stelt een gemotiveerd advies op (hierna te noemen: vervoersadvies) waarin informatie staat over de (on)mogelijkheden van een leerling in het reizen naar school. De ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling zijn verantwoordelijk voor het aanleveren van een vervoersadvies indien de leerling op de peildatum, 1 augustus van het schooljaar, negen jaar of ouder is.

  • 3.

    Het vervoersadvies moet de volgende gegevens bevatten:

    • 1.

      naam en geboortedatum van de leerling;

    • 2.

      voor welk schooljaar het advies geldt;

    • 3.

      wat de ondersteuningsbehoefte van de leerling is (op grond van het OPP);

    • 4.

      welke invloed de ondersteuningsbehoefte heeft op het reizen naar school;

    • 5.

      of de leerling gedurende het schooljaar waarover het vervoersadvies is verstrekt het reizen per fiets of openbaar vervoer kan gaan oefenen;

    • 6.

      de gegevens van de school en de opsteller van het vervoersadvies vervoer;

    • 7.

      het vervoersadvies staat op schrift en is bij indiening niet ouder dan drie maanden.

  • 4.

    Ook kunnen ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling verklaringen overleggen van andere deskundigen, zoals een behandelend medisch specialist (geen huisarts), de ambulante begeleider, Jeugdgezondheidszorg.

  • 5.

    Met toestemming van de ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling kan het college nader informatie vragen bij instanties waarvan de ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling een verklaring hebben bijgevoegd aangaande de (on)mogelijkheden van een leerling in het reizen naar school. Indien noodzakelijk kan het college ook een onafhankelijk onderzoek instellen. Deze kosten zullen door het college worden gedragen.

Artikel 17 Structurele of tijdelijke vervoershandicap

  • 1.

    Om te bepalen of een leerling een vervoershandicap heeft gaan wij uit van de in de verordening opgenomen kenmerken. Een vervoershandicap als bedoeld in dit artikel, betreft een leerling die door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken;. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een structurele en tijdelijke vervoershandicap.

  • 2.

    Bij een tijdelijke vervoershandicap, bijvoorbeeld als een leerling een gebroken been heeft, verzorgt het college geen vervoer. Ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling hebben hier zelf een verantwoordelijkheid in. In sommige gevallen vergoedt de ziektekostenverzekeraar een gedeelte. Echter, in sommige gevallen kan hierop een uitzondering worden gemaakt. Daarbij hanteert het college de volgende regels:

    • a.

      bij een tijdelijke vervoershandicap tot drie maanden bestaat geen aanspraak op leerlingenvervoer;

    • b.

      bij een tijdelijke vervoershandicap die langer duurt dan drie maanden bekijkt het college of de leerling in aanmerking komt voor leerlingenvervoer. Het college geeft een beschikking af voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op leerlingenvervoer

Artikel 18 Uitzondering vervoersadvies

  • 1.

    In uitzondering op lid 2 van het voorgaande artikel wordt er geen vervoersadvies gevraagd wanneer:

    • a.

      de leerling naar speciaal onderwijs (SO) gaat;

    • b.

      de leerling naar voortgezet speciaal onderwijs (VSO) gaat en cluster 1 of cluster 3 onderwijs volgt;

    • c.

      de leerling naar speciaal basisonderwijs (SBO) gaat en op de peildatum 9 jaar oud is maar de fietsafstand voor een enkele reis tussen de woning en de school meer dan 7 kilometer is;

    • d.

      de leerling naar speciaal basisonderwijs (SBO) gaat en op de peildatum 10 jaar oud is maar de fietsafstand voor een enkele reis tussen de woning en de school meer dan 8 kilometer is;

    • e.

      de leerling naar speciaal basisonderwijs (SBO) gaat en op de peildatum 11 jaar oud is maar de fietsafstand voor een enkele reis tussen de woning en de school meer dan 9 kilometer is;

    • f.

      de leerling naar speciaal basisonderwijs (SBO) gaat en op de peildatum 12 jaar oud is maar de fietsafstand voor een enkele reis tussen de woning en de school meer dan 10 kilometer is.

  • 2.

    De fietsafstanden zoals genoemd in het eerste lid kunnen worden verdubbeld als er gebruik gemaakt kan worden van een e-bike.

  • 3.

    Wanneer de leerling op de peildatum jonger is dan 9 jaar of wanneer de leerling onder de uitzonderingssituaties in lid 1 van dit artikel valt kan leerlingenvervoer voor meerdere jaren toegekend worden.

Artikel 19 Meerjarige beschikkingen

  • 1.

    Een meerjarige beschikking kan worden afgegeven op initiatief van het college.

  • 2.

    Het college geeft een meerjarige beschikking af op basis van een inschatting van de waarschijnlijkheid dat de leerling in de opvolgende jaren een gelijkluidende beschikking zal ontvangen. Deze inschatting wordt gemaakt op basis van een veelheid van factoren, waaronder de school, de leeftijd, de afstand, de aard van de beperking, de beschikbaarheid van passend openbaar vervoer, de kosten van eventueel aangepast vervoer en meer.

  • 3.

    Ouders blijven daarnaast op grond van artikel 7 van de Verordening verplicht om () wijzigingen, wanneer deze zich voordoen, schriftelijk en onverwijld mee te delen aan het college.

  • 4.

    Een meerjarige beschikking stopt altijd bij de overgang naar voortgezet (speciaal) onderwijs, of een andere wisseling van school, of een verhuizing van de leerling of de school, zodat op dat moment naar aanleiding van de wijziging een nieuwe beoordeling kan worden gedaan.

  • 5.

    Indien er sprake is van bekostiging van het vervoer per fiets, OV of eigen auto wordt per schooljaar uitbetaald.

Artikel 20 Enkeljarig of meerjarig toekennen vervoersvoorziening aangepast vervoer

  • 1.

    Het college kan aangepast vervoer voor meerdere jaren toekennen als:

    • a.

      de leerling een school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra bezoekt. Het aangepast vervoer kan worden toegekend tot de einddatum van de geldigheid van de toelaatbaarheidsverklaring die door het samenwerkingsverband voor scholen van cluster 3 en 4 of door de commissie van onderzoek voor scholen van cluster 1 en 2 wordt afgegeven;

    • b.

      de leerling een school voor speciaal basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs bezoekt, de leerling een handicap heeft als bedoeld artikel 16 van deze beleidsregels en op voorhand aannemelijk is dat deze handicap gedurende de geldigheid van de toelaatbaarheidsverklaring zal blijven voortduren. Het aangepast vervoer kan worden toegekend tot de einddatum van de geldigheid van de toelaatbaarheidsverklaring die door het samenwerkingsverband voor scholen voor primair onderwijs wordt afgegeven.

  • 2.

    Voor een leerling die de leeftijdsgrens van 12 jaar heeft bereikt en een school bezoekt als genoemd in het eerste lid, wordt jaarlijks een vervoersvoorziening toegekend, tenzij uit ingewonnen medisch advies blijkt dat aangepast vervoer voor een langere periode kan worden toegekend. Dit is uitsluitend het geval als uit het medisch advies blijkt dat het zeer waarschijnlijk is dat de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap blijvend is aangewezen op aangepast vervoer

Artikel 21 Tussentijdse wijziging/intrekking (meerjarige)beschikking

Een beschikking of meerjarige beschikking kan tussentijds gewijzigd of ingetrokken worden wanneer de verordening, de voorwaarden in deze beleidsregels en/of de omstandigheden hier aanleiding toe geven.

 

Paragraaf 2 Afstand, opstapplaats en reiskostenvergoeding

Artikel 22 Afstand

Om de afstand te bepalen gebruikt het college de ANWB-route planner (http://www.anwbrouteplanner.nl). Hierbij wordt uitgegaan van de kortste route auto/fiets.

Artikel 23 Gebruik opstapplaatsen

  • 1.

    Voor een efficiënte uitvoering van het leerlingenvervoer, kan voor leerlingen die aangepast vervoer aangeboden krijgen, gebruik gemaakt worden van centrale opstapplaatsen.

  • 2.

    Het college bepaalt in overleg met de vervoerder de ligging van de opstapplaatsen.

  • 3.

    Het college bepaalt welke leerlingen gebruik maken van opstapplaatsen.

  • 4.

    Het is de verantwoordelijkheid van ouders:

    • a.

      dat de leerling tijdig op de opstapplaats is en de leerling daar veilig kan wachten en geen overlast veroorzaakt

    • b.

      om de leerling indien nodig op te halen op de opstapplaats (bij de terugrit) en naar huis of elders te begeleiden.

  • 5.

    De maximale afstand tussen het verblijfsadres en de opstapplaats is twee kilometer.

  • 6.

    De reistijd van het aangepast vervoer is exclusief de reistijd van het woonadres naar de opstapplaats

Artikel 24 Vergoeding van eigen vervoer

De vergoeding voor eigen vervoer wordt berekend over 200 schooldagen of, wanneer het vervoer niet direct start bij aanvang van het schooljaar, het daadwerkelijke aantal schooldagen.

Artikel 25 Vaststellen kosten openbaar vervoer

Het vaststellen van vergoeding van de kosten van openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep BV beschikbaar gestelde informatie via 0900 – 92 92 of www.9292.nl op het moment van toetsing. Voor het vaststellen van de kosten voor openbaar vervoer wordt er uitgegaan van de goedkoopste optie.

 

Paragraaf 3 Schooltijden en wachttijden

Artikel 26 Doorgeven periodieke roosters

  • 1.

    De bepalingen in deze paragraaf hebben uitsluitend betrekking op aangepast vervoer.

  • 2.

    Ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling geven aan het begin van het schooljaar het voor de leerling geldende periodieke rooster door aan de vervoerder.

  • 3.

    Als tijdens het schooljaar de school een nieuw periodiek rooster hanteert, geven de ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling dit minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de inwerkingtreding van het rooster door aan de vervoerder.

  • 4.

    Als niet wordt voldaan aan de verplichtingen in het derde lid, is het de vervoerder toegestaan de leerling voor maximaal de eerste vijf schooldagen na ingang van het nieuwe periodieke rooster te vervoeren volgens het voorafgaande periodieke rooster.

Artikel 27 Maximale wachttijd bij verschillende lesroosters

Als er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters kan de vervoerder in zijn planning voor leerlingen een maximale wachttijd opnemen van één lesuur, om zodoende aan te sluiten op het reguliere leerlingenvervoer.

 

Paragraaf 4 Stagevervoer

Artikel 28 Stagevervoer

  • 1.

    Op het moment dat de stage onderdeel is van het onderwijsprogramma (opgenomen in de school-gids) en de leerling dagelijks leerlingenvervoer krijgt naar de school, dan bestaat er onder voorwaarden aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres (hierna te noemen: stagevervoer).

  • 2.

    Een verzoek om stagevervoer dient voor vastlegging van de stage met het college besproken te worden en moet na goedkeuring vergezeld gaan met een door de school en de organisatie waar de stage plaatsvindt ondertekende stageovereenkomst. In deze overeenkomst zijn ten minste het stageadres, de duur van de stage en de dagen en uren waarop stage wordt gelopen vermeld.

  • 3.

    De stage moet op de bestaande schoolroute van de leerling liggen.

  • 4.

    De stagetijden moeten aansluiten op de reguliere schooltijden zoals aangeven is in de schoolgids. Op die manier kan het stagevervoer worden gecombineerd met het reguliere schoolvervoer. Voor stage in het weekend of tijdens schoolvakanties wordt geen vervoersvoorziening verstrekt.

  • 5.

    Wanneer het uitstroomprofiel van de leerling dagbesteding is, is stagevervoer niet mogelijk.

 

Paragraaf 5 Zelfstandigheid en zelfredzaamheid

 

Het college zet in op het zelfstandig leren reizen van de leerling om de zelfredzaamheid van de leerling te stimuleren. Wij kunnen dit doen door een leerling die gebruik maakt van aangepast vervoer een oefenbeschikking te verstrekken. Hiermee stimuleren wij dat ouders het zelfstandig reizen van hun kind met het openbaar vervoer of fiets naar school gaan oefenen. Een leerling die vanuit het speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs uitstroomt naar een praktijkschool of andere school voor voortgezet of voortgezet speciaal onderwijs komt op grond van de schoolsoort niet in aanmerking voor een vervoersvoorziening. De school voor voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs zelf geeft namelijk geen recht op leerlingenvervoer. Alleen de leerling die vanwege een structurele vervoers-handicap in het geheel niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken kan recht hebben op een vervoersvoorziening.

Artikel 29 Oefenbeschikking

  • 1.

    Een oefenbeschikking houdt in dat de leerling die gebruik maakt van aangepast vervoer oefent met het zelfstandig reizen met het openbaar vervoer. De vervoerskosten voor het oefenen worden voor een bepaalde tijd vergoed. Ook de vervoerskosten voor een eventuele begeleider. De kosten voor de inzet van een begeleider zijn voor rekening van de ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling. Welke afspraken er worden gemaakt omtrent het oefenen is maatwerk. Dit kan per leerling verschillen. De kosten voor het oefenen kunnen tot uiterlijk 1 augustus na afloop van het schooljaar waarvoor de beschikking is afgegeven bij het college worden gedeclareerd.

  • 2.

    Aan een leerling die vanuit de omgeving Leek, Tolbert of Zevenhuizen onderwijs volgt aan SBO ’t Hoge Holt in Roden, kan een oefenbeschikking voor zelfstandig reizen met de fiets worden verstrekt. De oefenbeschikking kan vanaf de leeftijd van negen jaar ingezet worden. Dit is afhankelijk van de afstand tot de school. Zie hiervoor het bepaalde in artikel 18.

  • 3.

    Daarnaast kan het college ook andere middelen inzetten om de leerling in het zelfstandig leren reizen te ondersteunen. De kosten die voortvloeien uit de inzet van de oefenbeschikking of andere in te zetten middelen zijn voor rekening van het college.

  • 4.

    Indien het oefenen met zelfstandig reizen succesvol is kan een beschikking voor aangepast vervoer omgezet worden naar bekostiging van het reizen met het openbaar vervoer of de fiets voor de periode waarvoor de beschikking is afgegeven. Daarna zijn de kosten voor rekening van de ouders.

Artikel 30 Gedragsregels

  • 1.

    Een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, is verplicht de aanwijzingen betreffende de orde, rust en veiligheid op te volgen. De regels zijn door de vervoerder duidelijk kenbaar gemaakt. Alle regels staan in de folder Publiek Vervoer Leerlingenvervoer. Deze wordt aan het begin van het seizoen aan de leerling/ouders verstrekt.

  • 2.

    Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen. Het ontzeggen van het vervoer vindt plaats als is gebleken dat de leerling door zijn gedrag of anderszins de orde in het vervoermiddel verstoort of de veiligheid van het vervoermiddel en inzittenden in gevaar brengt. De ouders hebben de plicht om de leerling dan zelf naar school te brengen.

  • 3.

    Voordat overgegaan wordt tot een ontzegging, worden de volgende stappen ondernomen:

    • a.

      indien er sprake is van meerdere klachten dan wel aanhoudende klachten maakt de vervoerder melding van de klachten bij het college;

    • b.

      het college zal in gesprek gaan met de ouders van de leerling en, als hier aanleiding voor bestaat ook met de vervoerder, de chauffeur of de school;

    • c.

      indien blijkt dat een leerling de (verkeers)veiligheid in gevaar brengt, en/of andere inzittenden pest of intimideert en/of vernielingen in het voertuig aanricht, volgt er een eerste waarschuwingsbrief aan de ouders en wordt er in overleg gekeken naar mogelijke oplossingen om herhaling te voorkomen;

    • d.

      indien het gedrag aanhoudt volgt er een tweede waarschuwingsbrief. Tevens kan er in overleg met de vervoerder in deze fase een extra zitplaats in het leerlingenvervoer georganiseerd worden voor begeleiding van de leerling. Als er een begeleider meegaat anders dan een ouder en hier (loon)kosten aan verbonden zijn, zijn de kosten voor de ouders;

    • e.

      indien het gedrag aanhoudt wordt de leerling de toegang tot het leerlingenvervoer ontzegd voor ten minste twee volle schoolweken;

    • f.

      indien na hervatting van het leerlingenvervoer het gedrag aanhoudt kan de leerling worden uitgesloten van het leerlingenvervoer tot het einde van het schooljaar met een minimum van één maand (exclusief schoolvakanties).

  • 4.

    Het college kan één of meerdere stappen als bedoeld in het derde lid overslaan als de ernst van gedragingen hier volgens het college aanleiding toe geeft.

 

Paragraaf 6 Slotbepaling

Artikel 31 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 5 april 2023.

  • 2.

    Deze beleidsregels kunnen aangehaald worden als Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Westerkwartier 2023.

Aldus besloten in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier, d.d. 4 april 2023.

A. van der Tuuk,

burgemeester

E. Paré,

loco-secretaris