Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening erfgoed gemeente Utrecht |
Citeertitel | Verordening erfgoed gemeente Utrecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting Verordening Erfgoed |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-05-2023 | Verordening erfgoed gemeente Utrecht | 06-04-2023 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
gemeentelijk kerkelijk monument: gemeentelijk monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het belijden van de godsdienst of levensovertuiging dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;
Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten
Paragraaf 2.1 Aanwijzing en registratie
Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op voordracht van een belanghebbende, besluiten een gemeentelijk monument, een gemeentelijk archeologisch monument, een gemeentelijk kerkelijk monument of een gemeentelijk groen monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Artikel 7 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit
De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijk monument, het gemeentelijk kerkelijk monument, het gemeentelijk groen monument, of het gemeentelijk archeologische monument, de datum van de aanwijzing de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het het gemeentelijk monument, het gemeentelijk kerkelijk monument, het gemeentelijk groen monument, of het gemeentelijk archeologische monument.
Artikel 9 Voorlopige aanwijzing bij spoed
In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument, een gemeentelijk archeologisch monument, een gemeentelijk kerkelijk monument of een gemeentelijk groen monument, aanwijzen als voorlopig monument. In afwijking van artikel 6 wordt in dat geval aan de commissie Welstand en Monumenten advies gevraagd over de voorlopige aanwijzing.
Artikel 10 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk monument, het gemeentelijk kerkelijk monument, of het gemeentelijk archeologisch monument, waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of erfgoedregister van de provincie Utrecht als bedoeld in artikel 3.17, derde lid van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt zo spoedig mogelijk bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 11 Instandhoudingsplicht
Het is verboden een gemeentelijk monument of een gemeentelijk kerkelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daar aan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 12 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument of een gemeentelijk kerkelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling op het verbod, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 13 Vergunningverlening
In geval de aanvraag omgevingsvergunning een gemeentelijk kerkelijk monument betreft wordt het besluit in overeenstemming met de eigenaar genomen, indien en voor zover het een besluit betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening of de uitoefening van de levensovertuiging in het monument in het geding zijn.
Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten
Artikel 16 Advies omgevingsvergunning rijksmonument
Burgemeester en wethouders zenden zo spoedig mogelijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een beschermd rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de commissie Welstand en Monumenten.
Hoofdstuk 4 Gemeentelijke beschermde stads- of dorpsgezichten
Artikel 17 Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
Dit artikel is niet van toepassing op beschermd stads- of dorpsgezichten die zijn aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een verordening van de provincie Utrecht als bedoeld in artikel 2.2 eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 18 Registratie in het erfgoedregister
Een aangewezen beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt zo spoedig mogelijk ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 19 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
De raad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 17, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 17, tweede lid en derde lid, is overeenkomstig van toepassing op het wijzigen of intrekken van de aanwijzing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgedaan.
Artikel 24 Overgangsbepalingen
Een krachtens Monumentenverordening Utrecht 2010 aangewezen en geregistreerd gemeentelijk monument, gemeentelijk kerkelijke monument, gemeentelijk groen monument of geregistreerd beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht, wordt geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 april 2023.
De burgemeester,
Sharon A.M. Dijksma
De griffier,
Merel van Hall
Bijlage bij Verordening erfgoed gemeente Utrecht
Toelichting bij Verordening erfgoed gemeente Utrecht
De Verordening erfgoed draagt bij aan het beschermen van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Utrecht. Daarom worden in deze verordening de volgende onderwerpen geregeld:
De Erfgoedwet integreert en vervangt verschillende wet- en regelgevingen op het gebied van cultureel erfgoed en anticipeert op de invoering van de Omgevingswet door overgangsrecht als gevolg waarvan delen van de Monumentenwet 1988 van kracht blijven. Daarom is deze verordening gebaseerd op zowel de Erfgoedwet als de Monumentenwet 1988. Daarnaast heeft het Rijk in de huidige Wet algemene bepalingen omgevingsrecht enkele werkzaamheden vergunningsvrij gesteld voor rijksmonumenten. In deze verordening wordt deze vrijstelling ook voor de gemeentelijke monumenten geregeld. Tevens wordt in deze verordening met de vrijstelling voor het plaatsen van zonnepanelen op een achterdakvlak of een plat dak bij een gemeentelijk monumenten niet zichtbaar vanaf de openbare weg tegemoetgekomen aan de doelstelling van het coalitieakkoord Ruimte voor iedereen, om verduurzaming van monumenten eenvoudiger te maken.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De wettelijke definities uit artikel 1.1 van de Erfgoedwet gelden onverkort voor de definities die gebruikt worden in deze verordening, nu deze berust op artikel 3.16 van de Erfgoedwet en daarom in samenhang met de Erfgoedwet moet worden gelezen. Artikel 1 bevat daarom uitsluitend begrippen “gemeentelijk”, “omgevingsvergunning”, en “stads- en dorpsgezichten” waarvan de definitie moet worden omschreven of die niet al in artikel 1.1 van de Erfgoedwet zijn genoemd.
Artikel 2 Gemeentelijk erfgoedregister
Dit artikel geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 3.16, derde lid, van de Erfgoedwet en is daarmee van toepassing op al het cultureel erfgoed, ongeacht of het om een roerende of onroerende zaak gaat, dat is aangewezen op grond van deze verordening.
Dit artikel regelt de toekenning van de status gemeentelijk monument, gemeentelijk kerkelijk monument, gemeentelijk groen monument, of gemeentelijk archeologisch monument archeologisch monument (tuinaanleg, parkaanleg vallen binnen dit begrip van monument). Het eerste lid maakt duidelijk dat een aanwijzingsprocedure alleen gestart kan worden door burgemeester en wethouders. Belanghebbenden kunnen geen aanwijzingsprocedure starten, zij kunnen burgemeester en wethouders wel verzoeken de procedure te starten. Omdat de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op deze verordening moeten belanghebbenden worden gehoord voordat tot aanwijzing wordt besloten.
De aanwijzingsprocedure is ook van toepassing op de aanwijzing van gemeentelijke archeologische monumenten.
Aan de voordracht kunnen criteria gekoppeld worden die bijvoorbeeld aangeven dat een voordracht voorzien moet zijn van een cultuurhistorische onderbouwing. Bij de afweging tot aanwijzing dienen alle belangen die daarbij een rol spelen, (dus ook die van het gebruik) uitdrukkelijk en gemotiveerd naar voren komen.
Overigens, zo blijkt uit jurisprudentie, geeft enkel de aanwijzing tot gemeentelijk monument geen recht op nadeelcompensatie. De aanwijzing wijzigt immers niet het huidige gebruik van het monument.
Artikel 4 Voornemen tot aanwijzing
Indien de aanwijzing een kerkelijk monument betreft wordt hiermee bewerkstelligd dat de aanwijzing geen nadelige gevolgen heeft voor de uitoefening van het geloof, of de levensovertuiging. Opnemen van dit lid is noodzakelijk omdat overleg meer behelst dan het horen van een belanghebbende of het indienen van een zienswijze bij de besluitvorming.
Het is wenselijk ook bij gemeentelijke monumenten, gemeentelijke kerkelijke monumenten, voorbescherming te regelen. Met dit artikel wordt het formele moment van de voorbescherming, dat ingaat bij het voornemen een beschermd monument aan te wijzen, vastgelegd.
Artikel 6 Advies commissie Welstand en Monumenten
Artikel 15 van de Monumentenwet 1988 blijft van kracht tot de invoering van de Omgevingswet. Dat artikel maakt het inschakelen van een commissie op het gebied van de monumentenzorg mogelijk. De commissie heeft elk geval de taak te adviseren over aanvragen om vergunning waar artikel 2.1, eerste lid, onder f van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op van toepassing. Binnen de commissie dienen enkele leden deskundig te zijn op het gebied van de monumentenzorg.
Artikel 8 Bekendmaking aanwijzingsbesluit
De verplichting in dit artikellid geldt naast de algemene verplichting tot bekendmaking van besluiten op basis van de Algemene wet bestuursrecht. Ontvangst van de aanwijzing en verdere besluitvorming is ook van belang voor de zakelijk gerechtigden, zie ook artikel 1, onder a, onderdeel 1, jo. artikel 1, onder b, onderdeel 5, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.
De registratie van de aanwijzing wordt op grond van artikel 1, onder c, en e, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken ingeschreven in het kadaster.
Artikel 9 Voorlopige aanwijzing bij spoed
In situaties die ernstige gevolgen kunnen hebben voor het aan te wijzen monument, kan de spoedprocedure bewerkstelligen dat binnen korte tijd de betrokken zaak of het betrokken terrein kan worden aangewezen als gemeentelijk monument, gemeentelijk kerkelijk monument, gemeentelijk groen monument of gemeentelijk archeologisch monument. De verbodsbepaling van de verordening is dan van toepassing. In geval van een voorlopige aanwijzing wordt de commissie Welstand en Monumenten achteraf advies gevraagd.
Een voorlopige aanwijzing kan niet voorkomen dat werkzaamheden aan een pand of terrein alsnog worden stilgelegd. Een aanwijzingsprocedure of spoedprocedure heeft geen effect voor een omgevingsvergunning die onherroepelijk is.
Artikel 10 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing
Deze bepalingen maken het mogelijk om ondergeschikte wijzigingen, waaronder het wijzigen van straatnamen, huisnummers, splitsing etc., zonder verdere procedure te verwerken in het gemeentelijk erfgoedregister. Voor omvangrijkere wijzigingen (bijvoorbeeld grotendeels sloop, het verloren gaan ten gevolge van brand, en dergelijke) geldt de procedure overeenkomstig de gewone aanwijzing.
Een gemeentelijk beschermd monument wordt zonder verdere procedure uit het gemeentelijk erfgoedregister geschrapt zodra het is aangewezen als rijksmonument of provinciaal monument. Hiermee wordt dubbelbescherming voorkomen.
Artikel 11 Instandhoudingsplicht
Dit artikel komt overeen met artikel 10.18 van de Erfgoedwet en bewerkstelligt dat een eigenaar verplicht kan worden het beschermd gemeentelijk monument in stand te houden in geval van ernstige aantasting als gevolg van het achterwege laten van het plegen van goed onderhoud.
Artikel 12 Omgevingsvergunning
Het verbodsartikel is oorspronkelijk gebaseerd op artikel 2.2, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In het Besluit Omgevingsrecht (Bor) is in artikel 3a van bijlage II opgenomen, dat voor rijksmonumenten gewoon onderhoud en inpandige wijzigingen die uit oogpunt van monumentenzorg geen waarde hebben er een vrijstelling op de vergunningplicht geldt. In het tweede lid onder a, b en c wordt deze vrijstelling op de vergunningplicht ook voor gemeentelijke monumenten en gemeentelijke kerkelijke monumenten geregeld.
Bij twijfel of bepaalde onderdelen cultuurhistorische waarde hebben uit oogpunt van monumentenzorg of wanneer er sprake is van werkzaamheden die het gewone onderhoud overschrijden voorziet afdeling Erfgoed in de mogelijkheid voor eigenaren of gebruikers om met de afdeling in contact te komen om informatie te krijgen over de cultuurhistorische waarde van hun beschermde monument en de vergunningplicht. Voor gewoon onderhoud wordt gebruik gemaakt van de toelichting in het Bor: ‘met gewoon onderhoud worden werkzaamheden bedoeld die erop gericht zijn om te behouden wat er is.’
Op grond van onderdeel d is voor het plaatsen van zonnepanelen geen omgevingsvergunning nodig mits dat gebeurt in lijn met artikel 6 van de Beleidsregel zonne-energie voor beschermde monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten in de gemeente Utrecht 2021. Het gaat dan om zonnepanelen geplaatst op een achterdakvlak of een plat dak dat niet zichtbaar is vanaf de openbare weg. Het op deze manier vergunningvrij plaatsen van zonnepanelen geldt alleen voor gemeentelijke monumenten en gemeentelijke kerkelijke monumenten.
Artikel 13 Vergunningverlening
In dit artikel wordt geregeld dat bij het nemen van een besluit op een aanvraag om vergunning naast het belang van de monumentenzorg ook andere belangen bij de aanvraag meegewogen moeten worden. Het tweede lid bewerkstelligt dat bij een kerkelijk monument overeenstemming met de eigenaar bereikt moet worden, in analogie met artikel 3.2a van de Wabo.
Dit artikel komt overeen met artikel 2.22, derde lid onder c, van de Wabo waar voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden gesteld in het belang van de monumentenzorg. Dit artikel heeft tot doel om zo nodig ondergeschikte uitvoeringswijzigingen op te nemen waardoor de vergunning verleend kan worden.
Het tweede lid heeft tot doel te voorkomen dat er voorschriften worden gesteld die tot een weigeringsgrond kunnen leiden voor een andere activiteit. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat een kleinere afmeting van een doorbraak wordt voorgeschreven waardoor niet meer aan de eisen voor vluchtwegen kan worden voldaan.
Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten
Artikel 16 Advies omgevingsvergunning rijksmonumenten
Artikel 1.1. van de Wabo regelt de vergunningprocedure voor de activiteit ‘wijzigen monument' voor rijksmonumenten. Op grond van artikel 15 van de Monumentenwet 1988 is het verplicht om bij advies over de aanvraag een commissie met deskundigheid op gebied van monumentenzorg in te schakelen.
Hoofdstuk 4 Gemeentelijk beschermde stads- of dorpsgezichten
Artikel 17 Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
Dit artikel geeft de raad de mogelijkheid om gemeentelijke beschermde stads- of dorpsgezichten aan te wijzen, die vervolgens krachtens een bestemmingsplan moeten worden beschermd. Dit is vergelijkbaar met de op dit moment nog geldende artikelen 35 en 36 van de Monumentenwet 1988; echter zonder de plicht de minister te horen. Artikel 36 zal komen te vervallen bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het aanwijzen van beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezichten zal dan via het omgevingsplan gaan.
Artikel 20 Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning
Artikel 2.2, eerste lid onder c van de Wabo geeft de gemeente de mogelijkheid om op basis van hun verordening het slopen in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht aan een omgevingsvergunningplicht te onderwerpen. Totdat het omgevingsplan is aangepast, kan het verbod in de Erfgoedverordening blijven staan, in aanvulling op het overgangsrecht ten aanzien van de activiteiten als bedoeld in artikel 2.2 van de Wabo.
Hier wordt de functieaanduiding ‘waarde cultuurhistorie’ geïntroduceerd om op te nemen in het bestemmingsplan. Deze functie-aanduiding kan toegekend worden aan groepen van gebouwen, structuren en gebieden.
Hoofdstuk 5 Handhaving en toezicht
De strafbepaling is alleen van toepassing op de instandhoudingsplicht van artikel 11. De strafbaarstelling van handelen zonder of in strijd met de voorschriften van de omgevingsvergunning is via de Wabo geregeld.
Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5.1 Awb). Toezichthouders kunnen zowel individueel als categoraal worden toegewezen. In de artikelen 5.15 tot en met 5.19 van de Awb worden bevoegdheden aan toezichthouders toegekend.
Op grond van artikel 5.15 van de Awb is een toezichthouder bevoegd elke plaats te betreden, met uitzondering van woningen zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 24 Overgangsbepalingen
Dit artikel bewerkstelligt dat de in het register ingeschreven monumenten direct onder deze verordening komen te vallen en dat lopende aanwijzingsprocedures, aanvraagprocedures en bezwaarprocedures onder de oude verordening worden afgehandeld.